Als
je mooi valt, word je gefotografeerd. Als je eindelijk
valt, dankt de boer de Heer. Als je toch valt, dan ben je
een kwelling. Als je te veel valt, ben je een ramp.
In
mijn glas ben je een welkome gast, in mijn bad mag je me
omhelzen. In mijn keuken mag je je met alles moeien. In mijn
tuin mag je leven brengen.
Als je stolt, ben je mijn
incognito vriend: dan koel je het drankje op de tafel. Dan
toon je de piste waarop ik glijd, dan stuur je
zelf
alles wat rijden kan.
Als men je mist, ben je een
redder. Als men je vreest, ben je een vijand. Als men je
heeft, ben je de helper. Als men je roept, roept men om
water.