In Brussel, op de
tentoonstelling van Frida Khalo, ben ik besmet geraakt. Thuis gaf ik me over
aan een verkleedpartij en toen Mark terug kwam van de winkel stond hij oog in
oog met de reïncarantie van dit icoon van lijdende kunstenaars: monikhalo. En
wie de naam past, trekke hem aan. Ik heb meer overeenkomsten gevonden dan me
lief zijn (snor incluis : ) Ja, ik schilder ook, al is het dan met woorden
en zit ik nog op schetsniveau. (ik citeer een fan : 1 beeld zegt meer dan
1000 woorden, maar in dit geval zegt 1 juist woord meer dan 1000 beelden :
) En ja, ik zie af en ik geniet.
Afgelopen week
kreeg ik een smartlap van formaat. Voor de tweede helft van de paasvakantie
werden de twee kinderen van mark weer in ons mini huisje geperst. Nog even en
we hebben een schoenlepel nodig om Sebastiaan, de oudste, binnen te krijgen. Ik
zie hem zoals Alice in Wonderland tegen het plafond groeien en er misschien
zelfs wel doorgaan, en zo bij de bovenbuur terecht komen : ) Hallo, mag
ik hier mijn hoofd te rusten leggen meneer ? : ) Ik voer hem koekjes,
waar hij van zou moeten krimpen volgens de film, maar die werken
averechts.Hij zegt dat ik hem
paddestoelen moet geven, zoals in het oorspronkelijk verhaal. Is dat de versie
uit de psychedelische jaren 70 misschien?
Ik wist niet waar
te kruipen om een beetje privacy te hebben. Elk plekje dat ik uitzocht namen de
kids met hun groeiende ledematen in beslag. Mijn pijnlichaam kon zijn pret niet
op. In de profeet schrijft Gibran heel poetisch dat kinderen als pijlen zijn
en wij de boog. In gedachten schoot ik ze af , onverbloemd en zonder poëzie, naar
de andere kant van de wereld. Maar wat kan een strontvlieg weghouden van een
pak smeulende verse shit ? En ik was blijkbaar die aantrekkelijke stront
voor hen. Om de vijf tellen kwamen ze me pootjes geven, terwijl ik hen stiekem telepatisch
aan het wegvoodooen was. Waarom is een mens aantrekkelijk als hij dat niet wil
zijn ? En waarom is hij alleen als hij gezelschap wil ? : omdat
hij het wil. Die verdomde wil is misschien wel mijn grootste frustratie. En afgelopen
week wou ik alles wat er niet was : rust, stilte, ruimte, het hele huis
voor mij alleen, lege kamers zonder rommel of mensen! Ik wou leegte en kreeg
vulling. Het werd zo vol, dat al wat er niet bij kon zich opstapelde in mij. Op
die ene week zette ik zoveel uit dat ik nu niet meer in mijn galajurk pas, die
ik aan moet op het einde van de week.
Ik probeerde te
ventileren door jammerende emails te sturen naar mijn trouwe vriendin. Zij vond
het amusant. Zwaar als een olifant, schreef ik blijkbaar lichte humoristische
schilderijen. Zo ontdekte
ik : In miserie ben ik op mijn best. Miseronica was geboren. Leve de zelfspot !
de verlossende leegte of is het de lege verlossing?
Mijn boek schrijft zich makkelijker bij kerstmuziek. Het helpt me in de spirit van Santiago te komen waar ik ook in kerststemming was ondanks het foute siezoen. Al weken neurie ik 'jingle bells, white christmas, rudolph the red-nosed reindeer' mee achter de computer. Het moet als een soort sneeuwdans gewerkt hebben, want afgelopen week viel de sneeuw met pakken uit de lucht. En terwijl ik mij uit de chaos van mijn gedachten schrijf en het verhaal vorm krijgt, hoopt de chaos rond mij zich op. Mijn woning heeft gisteren zijn topdag aan wanorde beleefd en overleefd. Het begon met een vriendendienst: 'even' 3 hostessenpakjes maken in fluogele stof, voor een theaterproduktie. Meters uitgerolde stof op de vloer van de woonkamer (die moet ik nu eigenlijk 'suite' noemen, vermits we er ook slapen), stikken op de keukentafel, daarbij 100 keer over 2 spelende kinderen stappend die op hun buik de playstation verkrachtten, de strijkplank en paspop in het kleine kamertje waar de kids slapen, overal uitgepakte kleren van hen, patronen, stukken stof , spelden en draadjes van mij. En of dat nog niet genoeg was, kwam de kleinste in de namiddag met een gigantische legodoos binnen, om een schip te bouwen. Ik vroeg me af of ons gesprek tijdens de lunch daar iets mee te maken had. We hadden gepraat over de da vinci code, het boek dat Mark nu leest, en Opus Dei, het apparaat dat de rol van de vrouw heeft weggemoffeld, en dat ik had gelezen dat het vrouwelijke de wereld kon redden. Niet de vrouw, maar het vrouwelijke. 'Vernietigen,' had ik gezegd, 'is een mannelijke eigenschap. Opbouwen is een vrouwelijke eigenschap.' Wat later, lag de woonkamer helemaal vol met stukken lego, uitgetrokken truien en sokken doordat ze het warm kregen van al die 'vrouwelijke activiteit', het opbouwen. Voor het avondeten werd er ook nog eens een extra tafel bijgeperst omdat de keukentafel vol lag en ik niet wou dat ze frietjes aten aan mijn bureau of op ons bed of in de zetel, en ook nog extra stoelen want mijn schrijfstoel mag niet als eetstoel gebruikt worden. Om middernacht, toen de vuilbak uitpuilde, alle verknipte stof in een vrouwelijke vorm weer in elkaar was gestikt en het schip pronkte op de kast, kwam de verlossing toen mijn vriendin de fluo pakjes kwam ophalen. De kids sliepen, Mark lag platgevouwen als een papieren mannetje naast zijn jongste in bed, en ik voelde ipv verlossing: leegte.
De song 'what if God was one of us', van Joan Osborn, heeft me altijd aangesproken. Vandaag passeerde hij op de autoweg. Een wagen met de nummerplaat GOD ... reed voor mijn wielen. Het was een gewone auto. Zo gewoon, dat ik me het merk zelfs niet meer herinner, noch de kleur. Ik ergerde me omdat hij me niet liet voorbijsteken. Maar toen merkte ik dat hij me gered had van geflitst te worden. Ik dankte God. Al snel was mijn dankbaarheid op, en wou ik weer doorrijden. Maar God bleef tergend voor mijn wielen hangen, op de linker rijstrook. Ik reed dichter bij om hem te laten merken dat ik voorbij wou. En toen zag ik dat het niet GOD was, maar GQD. Hoe 1 letter verschil een wereld van verschil kan maken. Hoeveel van zulke illusies komen we misschien tegen per dag? En toen vroeg ik me af: maakt het werkelijk zo'n verschil uit? Als de illusie ons op het rechte pad houdt? of ons de kracht geeft om te doen wat we moeten doen? of ons ervan weerhoudt om geflitst te worden? Is het niet gewoon de betekenis die wij zelf geven aan de dingen, dat het verschil uitmaakt? Dus wat mij betreft reed God vandaag voorbij, met de nummerplaat GQD : )
Schrijven is creepy. Dingen komen tot leven. Nu snap ik de goede raad van Stephen King, dat je de eerste versie van je verhaal best met de deur dicht schrijft. Het is alsof die deur niet goed afsluit bij mij en allerlei dingen over en weer reizen. Tot 4 maal toe betrapte ik een naam van 1 van mijn personages in een ander verhaal. Vermits ik absolute trouw verwacht van die verzinsels, was het dus iedere keer een andere naam kiezen, waardoor het karakter van dat figuur veranderde. What's in a name! Eergisteren beschreef ik een kledingstuk dat één van de sterren in mijn boek draagt, de dag erna vind ik het ding in een tweedehandszaak in Maastricht. Exact zoals ik het me had voorgesteld. Ik voelde me dan ook gedwongen om het te kopen...poor me Ik schrijf over een ladder die een doorgang blokkeert, waardoor je gedwongen bent eronder door te lopen, ik kom op straat diezelfde middag en moet op een gegeven moment onder een ladder doorlopen. 5000 woorden ben ik gevorderd momenteel. Als ik evenveel woorden zou moeten schrijven als dat ik stappen zette naar Santiago, dan ben ik nog ver van huis. Dan heb ik er nog 995 000 te gaan. Een nul minder zal ook wel goed zijn zeker? Gisteren was Santiago even terug dichtbij: een quiz voor pelgrims. Had ik geluk met een infosorter in de ploeg te zitten die ons naar de overwinning trok : ) En deze morgen kwam Spanje nog dichter bij, toen ik churros ontdekte op de vogeltjesmarkt, mijn dagelijks ontbijt in de pelgrimsstad. Qua beleving winnen de Spaanse donuts het van de quiz gisteren. Liefde gaat door de maag.
Stephen King heeft me geïnspireerd. Op vrijdag de dertiende ben ik officieel aan mijn boek begonnen. Daarmee wil ik niet zeggen dat het een thriller wordt. Alles wat zich vanaf nu in mijn realiteit aandient, kan in het verhaal terecht komen. De eerste schrijfdag krijg ik iets meer dan 1000 woorden op papier. De intro valt me moeilijker dan ik dacht. Ineens duiken er allerlei technische vragen op over het hoe: vertel ik mijn verhaal in de verleden tijd? Laat ik het afspelen in het nu? Wat precies vertel ik? Wat laat ik de lezer zelf ontdekken via de dialoog van de personages? Wanneer laat ik bepaalde informatie los? Ik kauw en herkauw. Ik schrijf als een slak. Heb ik daarvoor leren blind typen? Om de snelheid van mijn gedachten te kunnen volgen? Maar, langzaamaan begint de verhaallijn te vlotten in mijn hoofd, (of in de lucht, of waar ook al die ideëen zich verenigen in het onzichtbare). De personages krijgen vorm en durven zelfs hun oorspronkelijke gedaante te veranderen. Voor het eerst ervaar ik geen schuldgevoel wanneer ik ronddwaal in de kerkers van mijn fantasie. Integendeel zelfs. Het voelt alsof ik nu pas die onbekende zone, waar ik al jaren mijn toevlucht in zoek, leer kennen. In een paar dagen tijd ben ik getransformeerd van bedenker naar volger. Tegelijk met het schrijven ben ik beginnen lezen in een nieuwe roman. Een boek over 'seks en liefde', dat zichzelf introduceert met het volgende sublieme citaat van Woody Allen: Liefde is het antwoord. Maar terwijl je op het antwoord wacht, stelt seks je een paar leuke vragen. Ik kan het niet laten me af te vragen hoe de schrijfster haar research heeft gedaan. Schrijvers kunnen fantaseren zoveel ze willen, toch laten ze in de kaarten van hun onderbewuste kijken. Het is zoals improvisatietheater. Improviserend komen dieper liggende waarheden naarboven, verborgen onder dat topje van de ijsberg dat bewustzijn heet.
Het boek van Stephen King ben ik aan het opsnoepen als een exclusieve praline, waarvan je het zonde vindt om ze in 1 keer in je mond te steken.
De schrijfoefening die hij geeft is de eerste steen geworden van mijn boek. Gewaarschuwd om niet te wachten op het bezoek van de Muze, was ik beginnen breien aan zijn opdracht, zonder nadenken. Na duizend woorden ben ik gestopt en in de auto gestapt om me te trakteren op een koffie. Al rijdend werd ik overvallen door een energie die mijn haar rechtop zette. In grote lijnen zag ik een verhaal voor mij, voortbordurend op wat ik die middag had geschreven. Alleen, het hoofdthema, mijn oorspronkelijk uitgangspunt ontbrak. Sneller dan ik kon denken was er een soort uitwisseling met de energie rond mij die me de sleutel aanreikte om mijn thema toch in het verhaal te laten passen. Mijn ogen schoten vol tranen. Ik voelde de ontroering die ik zou voelen als dit verhaal af zou zijn. En toen besefte ik dat de veelbesproken muze bij mij in de auto zat. Was het een man, een vrouw? Geen idee. Ik vond het beeld van Stephen King wel grappig, van een vent met een dikke sigaar, die lui achterover in zijn stoel hangt. Mijn vader rookte vroeger sigaren, soms zelfs in de auto. Het waren de enige momenten die ik mij herinner dat hij een aangename rust uitstraalde. Misschien daardoor dat ik de geur ervan koesterde.
Ik zie een weg van hard werken voor mij, minstens zo lang als de camino. De timing overvalt me. Volgende week is er weinig schrijfruimte met het kinderfilmfestival waar ik van de partij zal zijn. Het is dus zaak om het beeld te ankeren en water te geven als een plant (en die vergeet ik constant). Ik hoop dat het zoals de camino zal verlopen: eens vertrokken, gewoon de pijlen volgen, zonder nadenken en in vraag stellen, doorgaan tot het einde.
Geen excuses meer. Mijn bureau staat. En wat voor een bureau! He crossed thousands of miles to find me. Zoals Dracula zou zeggen. De dag dat mijn piano verhuisde vond ik hem in een tweedehandswinkel. Vermomd als bed, stond hij daar verwaarloosd te grienen, wachtend om ontdekt te worden. Het was liefde op het eerste gezicht. Een prachtig stuk ambacht.
Het ding bij mij krijgen was andere koek. Mijn partner moest er voor uit bed op zijn enige zieke dag van het jaar, om te helpen. Op de terugweg is de hele handel, in volle vaart van onze wagen gedonderd. Machteloos keken we toe hoe de ijzeren staven van de port bagage als raketten in de lucht schoten. Als bij wonder bleven de autos achter ons ongedeerd. Het tweede wonder was dat het bed zelf vrijwel onbeschadigd bleef. Waarschijnlijk was het voorval peanuts voor dit art deco stuk dat oorlogen heeft doorstaan.
Met succes hebben Mark en ik het transformatieproces van bed naar bureau voleindigd. Stephen King waarschuwt voor een al te dominant Tyrannosaurus Rex-bureau. Mijn nieuwe werkplek oogt niet bepaald bescheiden. Of het in evenredigheid is met mijn potentieel schrijverstalent zal gauw blijken. (ik kan hem altijd nog kleiner maken : )
Op een paar details na, kan ik beginnen schrijven. Eerst nog een boekenplank voor inspirerende spullen en een degelijke verstelbare bureaustoel, die ik ga overtrekken met een barokke stof. Wie had dat gedacht dat ik toch nog in een directiezetel ging terecht komen?!
Het leven is er niet voor de kunst, maar omgekeerd, beweert Stephen King echter. En ik dreig weer te blijven vasthangen in uiterlijke vorm. Hoog tijd om me op inhoud te concentreren. Een paar dagen geleden sprak Phoebe uit Friends me persoonlijk aan: Are you a Monican, or a Moni-cant?
Duty calls. Mijn camino gaat vandaag naar Gingelom voor een sessie klachtenbehandeling met verzorgenden. Drie volle uren klagen we steen en been. Vroeger 'zweerde' men steen en been...op het graf van je grootmoeder bv. Oorspronkelijk gebeurde dit bij een stenen altaar waarin botten van een heilige werden bewaard. Zou de uitdrukking naar 'jammeren' zijn geevolueerd, omdat de mensen hun eigen beloftes misschien niet konden houden, en zichzelf bekloegen?
Tegen valavond rijd ik naar Leuven. Ik voel me in een nieuwe-kleren-stemming. Verheugd ontdek ik dat een vroeger lievelingsadres, Profiel, nog bestaat. Maar ik vind mijn ding niet. De winkel hangt nochtans vol met monica stoffen: wol,fluweel, satijn, glans. In de auto, starend naar de lucht vraag ik me af wat ik wil. Grijze wolken waar het zonlicht achter schijnt, geven een lamé gouden schijn af. Het contrast met de heldere Mariablauwe kleur is prachtig. Dat is wat ik wil: kleren in kleuren zoals de lucht op deze moment. Moest ik nu een collectie ontwerpen, zou ik figuren scheppen als geesten en heiligen. Rijke stoffen overneveld met een glanslaag die als door de tijd dof is geworden. Kleuren bedekt met een poederlaag waardoor ze mysterieus worden en verleiden tot melancholie. Mijn tocht naar Santiago heeft een sterke indruk nagelaten. Ik denk er elke dag aan. Zucht, mijn goesting en stemming steken schril af tegen de huidige 'back-to-the-eighties trend'. Not my cup of tea.
Een eigen schrijfplek laat op zich wachten. Mijn woning wordt voller ipv leger. De piano heeft haar verhuis uitgesteld en blijft zoals late gasten, gezellig plakken. Onze mini slaapkamer is overdonderd geworden met een grotere slaapplek. Ik kan nu wel meer ademen in bed, maar de muren van de kamer staan bol, alsof de boel elk moment kan ontploffen. Ondertussen staat het oude bed, uit elkaar, te pruilen in de woonkamer, naast de piano. De klimplant van vorig jaar heeft de hele veranda overwoekerd en houdt alle licht tegen. Het is allemaal overvloed, maar zoals in de jungle. Ik heb het gevoel dat ik erin ga stikken. En ik weet niet waar ik het kapmes moet in zetten om mezelf een weg naar buiten te banen. Is dit een metafoor voor wat er met mij binnenin aan de gang is? Zitten de woorden in mij te bulken om eruit te mogen? Misschien zal het schrijven er straks als diarree uitspuiten haha. Is dit het werk van Stephen King?
Nu het eerste deel van mijn project afgerond is, zit ik vast in een oud patroon: het 'eerst-dit-en dan-dat..' patroon. Ik kan niet beginnen aan mijn boek want ik moet eerst een schrijfplek hebben. Daarvoor moet eerst mijn piano weg, want dat is de enige hoek in huis waar ik een bureau kan zetten. Dan moet ik natuurlijk eerst een 'monica'-bureau hebben. Maar voor ik begin te schrijven, moet ik misschien eerst nog wat voorbereidend werk doen: een collage maken met foto's en schrijfsels van ideetjes. Die collage moet dan ergens zichtbaar hangen, dus moet ik eerst een wand maken die als prikbord kan dienen. En dan kan ik misschien ineens eerst mee heel de woonkamer aanpakken en bv een wand met een bloemenprint behangen, voor de bohemiensfeer die me in de juiste kunstenaarsmood brengt. Misschien moet ik eerst ook nog wat uiteenlopende genres lezen van verschillende schrijvers?....
Een collega-schrijfster herkent het patroon en gooit een gele pijl in mijn mailbox: 'Over leven en schrijven' van Stephen King. Hoewel ik niet kan plaatsen hoe een horrorspecialist mij zou kunnen inspireren, volg ik de pijl en koop het boek. Maar eerst koop en lees ik Geronimo Stilton, Fantasia. Als bron doet het me echter geen dienst.
Ik zoek de buitenlucht op om me over te geven aan King, de misschien wel verst-van-mijn-bed-auteur. Op een nog niet binnen gehaald terrasje in Borgerhout deel ik een herfst ontbijt met griezelraad. Tegen mijn verwachting lepelt het binnen als honing. Ik herken dingen, zoals een gewenning aan pijn, die al vroeg begonnen is. Het maakt mensen rijp, maar doet ook rare dingen met een persoonlijkheid. King heeft dit terrein als een akker gebruikt. Ik ben gevlucht in de ideale wereld van Tiny. Is dit een uitnodiging voor Tiny om haar alter ego eens aan te spreken en door deze deur, out-of-the-box te stappen? Interressant.... Eerst dit boek uitlezen....
Als ik mijn appartement binnen stap voel ik me plots kilo's zwaarder: klusjes die liggen te wachten, werk dat moet gedaan worden, kortom de verantwoordelijkheden die horen bij materie. Niet dat ik eeuwig zou willen zwerven. Het valt me alleen des te meer op hoe we onszelf overladen met spullen, en daarmee, met werk. Het is alsof mijn woonst meteen anticipeert. Het licht in de badkamer springt stuk. De droogkast beslist om te verhuizen naar het stort. De kachel bromt, maar het is een schijnbeweging. Met wat geluk blijft die nog een winter. De auto zeurt om een opknapbeurt.
Zonder het te beseffen beledig ik mijn wachtende kleren de volgende ochtend. Terwijl Mark nog slaapt, glip ik, uit gewoonte in het donker, in mijn pelgrimskleren en rijd naar de garage en de bakker. Na ontbijt en bad erna, duurt het me uren om me aan te kleden. Ik verschijn in jeans met een witte t shirt. De speciale gevallen in mijn kleerkast keren me verontwaardigd de rug toe. Zucht, ik heb tijd nodig om terug te wennen aan dit soort overvloed.
Ik voel het kriebelen vanbinnen om dingen te veranderen in huis. Mijn woning is het al gewend. De laatste jaren volgen de grote opruimbeurten steeds korter op mekaar. Mijn doel is nu: meer licht en een schrijfplek. Mijn piano zucht begrijpend en bereidt zich voor op haar camino.
Wachtend op Mark spendeer ik de hele ochtend, mijn ziel schoon schrobbend, in de kathedraal, het spirituele beautysalon van Santiago. Daarna dwaal ik dromend door het aangrenzende museum. Ik lees momenteel het boek `Jakobus`van de Spaanse schrijfster Matilde Asensi. Het verhaal speelt zich al in de Middeleeuwen, op de camino en gaat over het Christendom en de Tempeliers. Het doet me anders kijken. Zoveel oude kennis die open en bloot ons de ogen uit prikt, en zo weinig dat we ervan begrijpen. Dit zijn niet het soort dingen die onderwezen worden op school. Ik zou aan de leraar zijn lippen hangen moest de leer over symboliek doorgegeven worden. Wanneer mijn laatste sprankel hoop wegvalt op een last minute inwijding, belt Mark me van om de hoek. Op de trappen van het klooster pikt hij me op. Na koffie met tarte de santiago, komt le moment suprême: "lets`s get out a hie."
In de auto dringt pas door hoe goed het doet om langs de camino terug naar huis te rijden. Alle herinneringen komen terug. Het doet me beseffen wat een prestatie het is geweest. Aan Leon nemen we een hotel langs de weg. Een dubieuze plek, maar het is laat en de pelgrim´s attitude omhult me nog: niet eisen, maar dankbaar zijn. Het hotel is volboekt. Enkel een suite is nog vrij. "Estoy peregrino." stamel ik. Met Franse maniertjes heft de man zijn handen in de lucht: " No albergue aqui senorina, 3 estrella hotel!", alsof zijn hotel een paleis is en ik dat niet zie. Dit had iets voor `les 5 etoiles françaises`geweest. En dan doet hij een geste: als we cash betalen, krijgen we de suite voor 60 . Ik onderdruk een lach wanneer hij trots de kamer toont. We stappen in een spiegelpaleis van de jaren 70, met zwart gelakte meubels. Flatterend werkt de plek niet echt. Ik voel me een kermisattractie als ik mijn ribben in veelvoud weerspiegeld zie en Mark zijn voeten mogen niet mee in bed vannacht want dat meubel is op Spaanse maat gemaakt.
De volgende ochtend nemen we ontbijt in de stad. Ik geniet als een kind van de verdere terugrit. Vooral wanneer we pelgrims zien stappen onderweg, jubel ik van herkenning. Ik voel mee wat ze doormaken, en geniet als ingewijde van het weten wat nog komt. Ik ken een stukje hun toekomst. Mijn lichaam onstpant zich van opluchting dat het voorbij is. Maar de pelgrims filosofie wil ik houden en mijn camino monica gaat gewoon door. Ook zonder sterrenroute en lei lijnen gebeuren er dagelijks kleine wondertjes. De tijd zal tonen wat ik heb geleerd en in hoeverre er een blijvende verandering is.
Onze volgende stop is San Sebastiaan. Mama Mia, wat een stad. Ik had er geen weet van hoe mooi deze Baskische plek is. Het verbaast me niet dat de stad kandidaat is voor de volgende culturele hoofdstad van Europa. En net wanneer ik denk dat de camino voorbij is, zie ik een pijl met een schelp. Ha, de pelgrims zijn hier ook geweest. Mijn voeten zoeken gretig de lei lijnen bodem om nog even te dribbelen in melancholie.
Waarom een verhaal verzinnen als `reality`aan je mouw komt trekken? Deze ochtend belt Mark me op met het leuke nieuws dat hij gisteravond al is vertrokken naar mij. Ik jump uit bed, om als een veer terug neer te komen wanneer ik de rest van zijn zin hoor: dat hij terug in Antwerpen is. Blijkbaar was mijn autootje niet klaar voor een pelgrimstocht. Verstrooid heeft het benzine gedronken ipv diesel. Het moest weggesleept worden van Brussel naar Antwerpen om zijn maag te laten leegpompen.
Hoe mooi de geste ook is, misschien zijn Mark en ik te oud om nog prinses en reddende ridder te spelen? Hulpeloos ben ik in ieder geval niet. Ik heb de afgelopen 800 km zowat alle mannen voorbijgestoken van mijn startersgroep. Door nu te blijven hangen in Santiago, zie ik ze 1 voor 1 arriveren. Gisteren kwam de Duitse reus aan. Hij vond me veranderd, meer yin. Hij was vol van zijn camino experience en stopte niet met praten. Eindelijk bevond hij zich met de 2 voeten op de grond, beweerde hij, met ogen die `high` stonden. Hij werkt als magnetiseur en deed een demonstratie op mijn hand. Ik moest erbij denken aan een confirmatie uit een workshop over geld, die we als een mantra moesten herhalen: Ìk ben een geldmagneet`. Het binnenpretje gaf me de slappe lach...de Duitser dacht dat het zijn energie was. Waar zou mijn hand nu magnetisch voor zijn? Ik hoop niet voor misverstanden en oponthoud! Een vriendin merkte op dat ik net in 1 van mijn eigen verzonnen sprookjes leef. Schrijven over imperfecte dingen is volgens mij grappiger. Maar mijn eigen leven moet perfect zijn en alles dient te lopen zoals ik het wil! Het scenario van deze ochtend past daar niet in. Ik beslis van het lot weer in eigen handen te nemen en zoek bij Ryan Air de eerstvolgende vlucht naar België. Wanneer mijn vinger naar de toets `boeken`gaat, telefoneert Mark zich ertussen. Hij is onderweg, voor goed, deze keer, maar heeft zijn gsm vergeten in de garage. Dus niet te bereiken. Ik weet niks zinnig uit te brengen en stamel maar wat...vooral `ja, maar...`.
In de koelte van de kerk ga ik bezinnen en woon voor de 3e keer het wierookritueel bij. We krijgen wat we vragen in het leven en tegelijk ook niet helemaal. Er is een soort trechter die alles filtert. Is het een hogere macht/ kracht? Of is het puur kwestie van evenwicht en wiskunde? Ik vind het moeilijk en blijf vol interesse volgen wat ik zelf allemaal mee creëer. Ik hoop dat het mijn laatste kloosternacht wordt. Ik sta ervan te kijken hoeveel verschillende geluiden er uit een mens kunnen komen, in de slaapzaal, op het toilet... Weinigen zijn stil. Ik ben het beu het allemaal te aanhoren. En als ik nog 1 foute (mannen)onderbroek zie rond paraderen ga ik gillen!
Waar ik hardop van droom is om volgende zin te kunnen zeggen, zodra Mark is gearriveerd: " Let`s get out a hiee." (Gepikt uit een film met Hugh Grant, waar zijn beschaafd Engels, `ver-Amerikaansd` wordt door een maffiaman.)
Ramon en Viola gingen trouwen. De 2 vormden, meer uit toeval dan uit passie, een paar. Hun ouders waren vrienden. Van in de wieg al, deelden ze dezelfde nanny. Ze liepen dezelfde scholen en werkten nu ook samen op het bedrijf van Viola`s vader. Beide families waren gelovig en kozen voor de strenge hand van Bernadette, een voormalige kloosternon, om de juiste begeleiding te geven aan hun oogappels. Jaren geleden had de vrouw haar gelofte gebroken omwille van een slippertje met een pelgrim. Het avontuur duurde slechts enkele uren. De man slaagde er zelfs niet in, uit zattigheid, om haar te ontmaagden. In theorie was ze dus nog ongeschonden. Maar de kerk vergaf haar de misstap niet en stond haar slechts toe, in de schaduw van het klooster, de rest van haar dagen in boetedoening door te brengen. Ze deed allerlei klusjes voor de gemeenschap, gaf bijles aan kinderen en fungeerde als kinderopvang. Dus ook haar positie was eerder door toeval dan passie, gebonden aan de families van Ramon en Viola. Met de jaren had ze Ramon met grote interesse zien opgroeien. Ze koesterde meer dan gewone gevoelens voor hem. Ze maakte zich geen illusies over de hopeloosheid van de situatie. Het was haar geheim dat ze zou meenemen in haar graf. Maar de dag dat ze over het naderende huwelijk hoorde, knakte er iets in haar. In blinde pijn beraamde ze een plan om de 2 uit elkaar te halen. De zoete belofte van een wraakaktie was het enige lichtpunt dat ze kon bedenken om verder te kunnen. Ze overtuigde de families, om de kinderen op bedevaartstocht te zenden. Het zou hun ziel zuiveren en hen, als engelen van God, voor het altaar herenigen. Zelf zou ze zich terugtrekken om te bidden voor hen, zo beweerde ze.
Ramon en Viola werden op verschillende plekken afgezet door hun familie, met als enige richtlijn en uitleg: `volg de gele pijlen´ tot in de kerk van Santiago de Compostela en wacht in de kerk tot de andere arriveert. En zo gingen de 2 jongeren, voor de 1ste keer in hun leven, hun eigen weg. Hij vanuit St Jean pied de port, zij vanuit Valencia. Wat niemand wist was dat Bernadette incognito meereisde in Ramon´s schaduw. Hoe ze het klaarspeelde was een raadsel maar ze goochelde met valse bordjes en wegwijzers, zodat Ramon op heel andere plekken terecht kwam dan de andere pelgrims en zijn toekomstige bruid. Terwijl Viola overnachtte in kloosters, kerken, abdijen en refugio`s, loodste de non haar pupil van het ene bordeel naar het andere. Groen en onwetend, gaf Ramon zich over aan de inwijdingsrituelen die hem te beurt vielen. Volgens plan begon hij er zo van te genieten dat hij het doel van zijn reis langzaam vergat. Steeds later op de dag verliet hij de obscure plekken, met een steeds groter wordende glimlach op zijn gezicht. Bernadette begaf het bijna van smart, maar haar doel hield haar staande. Ze verheugde zich op de naderende breuk. Een leven van sex zou zijn honger niet stillen, zo wist ze. En dan zou zij opduiken om hem in haar liefdevolle armen op te vangen (met de nadruk op `vangen`) en nooit meer te laten gaan. Iets wat kleiner was dan het oog van Bernadette kon voorzien, wrong zich , bij toeval, tussen haar plan. Ramon liep een mysterieuze geslachtsziekte op en Viola werd bijna gelijktijdig overvallen door een vorm van bedluizen.
Van toen af ging alles snel. De 2 jongeren haastten zich naar Santiago, bekeerd voor altijd. Geen van beiden wilden ooit nog in een ander bed slapen dan dat van elkaar. Als bij wonder arriveerden ze gelijktijdig aan het altaar. Hij krabbend aan zijn kruis, zij krabbend overal. Onwetend prijsde Viola haar bruidegom een gelukzak dat hij slechts op 1 plek jeuk had. Hij zweeg wijs. Als boetedoening wijdde Ramon zich zijn verdere leven, met volledige overgave, al zijn kennis en ervaring, aan het liefhebben van zijn vrouw. Met zulk een minnaar kreeg Viola het geschenk dat haar eeuwig jong hield en deed stralen....en wat Bernadette, als enige die daar het fijne van wist, vermorzelde vanbinnen.
Esmeralda was lelijk. Haar vader kon zijn dochter aan niemand koppelen, hoe groot hij de bruidsschat ook maakte. Om de naam van de familie te redden, zond hij haar, ten einde raad, naar het klooster. Daar kon ze tenminste God dienen. Maar God wilde ook niet van haar weten. Hij was het beu van alle afdankertjes te krijgen. Hij sloot zich op in zijn hemel en liet zich niet zien. Esmeralda deed haar beklag bij moeder overste. Die verzekerde haar dat ze moest blijven bidden en dat God dan wel zou verschijnen. Jaren gingen voorbij zonder openbaring. De nonnen gingen 1 voor 1 dood, zonder dat er nieuwe bijkwamen. Het klooster werd stilaan een spookgebouw. Op een dag arriveerde een groep pelgrims in de stad. Ze zochten onderdak maar de herberg was volzet. Moeder overste die van geen hout pijlen meer kon maken, stemde toe om de mannen bij hen te laten overnachten. Ze stelde de bovenste verdieping ter beschikking met een streng toegangsverbod voor de zusters. Enkel Esmeralda, nu 33 en nog steeds aartslelijk, mocht de volgende ochtend het ontbijt brengen. De arme meid wist niet wat ze zag toen ze de kerels half naakt betrapte na hun douche. Het waren niet meteen de knapste lichamen, maar de eenzame non wist niet beter en alles was interessanter dan een God die zich niet liet zien. De pelgrims vertelden honderduit over hun avonturen en de kleine wonderen op de weg. God was overal op de camino, beweerden ze. Esmeralda werd furieus toen ze dit hoorde. Ze besliste geen dag langer in het klooster te blijven en haar tijd te besteden aan bidden. Ze pakte een zakmes dat op het bed lag. Onder gefluit en gejoel, sneed ze een grote slip in het midden van haar kleed. Met 2 touwen bond ze de stof om elk van haar benen. Haar kap gooide ze achterover. Als 1 van de mannen, trok ze mee op pad. En inderdaad, God was overal. Maar die negeerde ze als de pest, boos dat ze was. God overlaadde haar met geschenken. Als ze moe was, zette hij een bank voor haar neer. Als ze honger had, zorgde hij voor een braamstruik. Als ze het te warm kreeg, zette hij een wolk voor de zon. Haar haren groeiden, krulden en glansden. Haar wangen bloosden. Haar huid werd bruin en ze kreeg sproeten. Haar lichaam werd rond en gespierd en wulps. Ze was als een klaproos, niet te plukken. God aanbad zijn wilde rebelse engel. Op een dag werd ze het gepaai van God beu. "Wat wil je van me?!" brulde ze uitdagend. "Ik word nog liever een meisje van plezier, dan terug in het klooster te gaan!" "Plezier!" klonk het als een echo. En zo geschiedde. Esmeralda werd prostituee op de camino. Haar wilde schoonheid doofde en ze werd ongelukkiger dan ooit. God zuchtte om het misverstand. Maar hij kon er verder ook niks aan doen en trok zich terug, wachtend op haar volgende rebelsheid.
Ik ben helemaal uit het pelgrimsritme, maar niet uit de spirit. Een bende Duitsers, wiens reis erop zit, maakt in de ochtend zoveel kabaal dat ik er een opmerking over maak. "Alle pelgrims staan nu op." klinkt het. "Klopt," boemerang ik terug, "In stilte...zoals je weet als pelgrim."
Vol verwachting stap ik de kerk binnen voor mijn afspraak. Een groep dokters uit Florida hebben betaald om het wierookritueel (butafumeiro) uit te voeren. In vroegere tijden wasten de pelgrims zich amper. Wanneer ze aan het einde van hun latijn de kerk binnenkwamen, brachten ze een luchtje mee. Meneer pastoor gebruikte vandaar, een x-large wierookbrander, om niet van zijn stokje te gaan en de stank te verdrijven. Als ik het ding zie hangen vind ik dat Lourdes heeft overdreven. Maar eens het ritueel start word ik gegrepen. 6 mannen brengen de brander in beweging. Ze weten precies hoe ze de vele koorden moeten bedienen om de juiste schommeling te bekomen. Lourdes en ik zitten aan de zijflank op de eerste rij en zien het ding vervaarlijk over onze hoofden slingeren. De geur verspreidt zich over de hele kerk. Het is spectaculair. Een vrouw naast mij neemt foto`s. Hoewel niet verboden, voelt het niet juist. Maar ze heeft het blijkbaar nodig om de herinnering vast te leggen op deze manier. Toen ik gisteren in het klooster aankwam, merkte ik dat de kalabas en het geluksbrengertje verdwenen waren van mijn staf. Mijn 1ste reactie was: die persoon heeft het meer nodig dan ik. Ik was zelf verrast door deze gedachte. Zou ik zo blijven? Of zal de stad me weer harden? Vele pelgrims kunnen de druk niet aan in Santiago, en reizen daarom door naar zee, omwille van de oude traditie, om de reismicrobe te laten doorstromen en om terug in de natuur te zijn. Vroeger werd Finestere als het einde van de wereld bezien, waar de reizigers toen hun kleren verbrandden (door de stank niet meer schoon te krijgen) en waar ze een schelp op het strand zochten als symbool van hun tocht.
Ik heb in ieder geval geen probleem met aanpassen. Ik heb al kei leuke plekken ontdekt. Cafe Casino is een echt schrijvershol. Het is een prachtig grote Monica-ruimte, met roodbruine meubeltjes en barokke makkelijke fauteuils, lekkere koffie met een koekje, een pianist en een apparte rokersruimte. (In Spanje mag nog overal gerookt worden in bars en restaurants.)
Lourdes trakteert me op lunch in een visrestaurant, een beetje weg van de toeristen en van betere kwaliteit. Ze bestelt ´pimientos de Pádron`als aperitiefhapje: groene baby pepers met zeezout. Sommige pepers zijn lekker zoet, maar er zitten vurig pikante tussen ook. Het is als een bord russische roulette. De managers weten precies wat ze doen en zorgen dat er altijd een paar sterke tussen zitten. Laf proef ik aan het staartje en krijg meteen op mijn donder. Ik moet zonder aarzelen ze in 1 keer in mijn mond steken, als een echte vent. Wat een originele manier om je angst te overwinnen ik vind het schitterend.
In een boekwinkel spendeer ik 2h op zoek naar een makkelijk leesbaar spaans boek. De eigenaar is een apparte figuur. Ik mag hem wel. Toen hij me gisteren uitdaagde iets te vragen dat hij niet had, zette ik hem schaakmat met `flamenka?` Als ik nu naar Coelho informeer, duikt de baas geveinsd dramatisch in elkaar van belediging. `Èen man die over de camino schrijft maar hem zelf niet gelopen heeft, is niet waardig om verkocht te worden` is zijn strenge mening. Mm, dan heb ik vanaf nu een streepje voor , in deze winkel althans. Ik glimlach breed naar de man wanneer ik betaal, hopend, dromend, wish`end, dat hij mijn foto zal herkennen op mijn debuutexemplaar
Na 23 dagen stappen als de kerels, is het tijd om me terug wat verfijnder te gedragen. Ik belis te wachten op mijn ridder die me wil komen halen, voor de deur van mijn residentie. Tot die tijd trek ik in het klooster. Hopelijk laat God me nog buiten na 5 dagen. Hoe lang zou je er te paard over doen? Ik mag in dezelfde kamer blijven met het mooie uitzicht, maar ik moet wel 3 keer van bed verhuizen in die 5 dagen???
De dag begint met een schijnbeweging. Op weg naar het toilet kom ik Mauro tegen. Hij zet een overtuigingsoffensief in om mee te vertrekken naar Finestere. Ik begin te twijfelen. Maar ik slaapwandel nog. Ik doe teken dat ik dadelijk zal bellen. Terug in mijn kamer, ben ik ineens klaar wakker en zie 5 dagen van verveling voor me. In een roes pak ik mijn spullen en half aangekleed ren ik de trap af. Het is een strijd met het licht, want Mauro zou vertrekken als het niet meer schemert. Zijn gsm staat af. Als ik beneden ben, is de zon arrivo, en Mauro partido.
Ik voel opluchting bij het ontbijt. Het was een paniekaanval. Angst voor de confrontatie ik alleen en de stad. Op de trappen van de kathedraal luister ik naar een zacht klinkend orkest van 3 instrumenten: een fluit, gitaar en een soort mandoline. De mannen spelen heel gevoelig. Een combi stopt. 4 beren van agenten pakken brutaal een vrouw op. Ze wordt hysterisch. Het kost hun alle moeite om haar in de auto te krijgen. Haar rauw geschreeuw gaat door merg en been. Het pakt me. Achter elk moeilijk gedrag zit pijn. Is het de muziek, het stil zitten, de stad, dit tafereel, of de mengelmoes van contrasten?...ineens rollen de tranen over mijn wangen. Mijn hart gaat uit naar alle mensen die een beetje warmte nodig hebben. Ijdel veeg ik mijn gezicht droog met mijn kanten zakdoek en glimlach. 1-0 voor Santiago die wint met een thuismatch. Onverwacht heeft de stad me pootje lap gezet, ga ik onderuit en houdt ze me vast in een judogreep. Nu ben ik aangekomen. Nieuwe pelgrims stromen toe. Het is grappig om zien hoe ze allen een beetje gehaast stappen, alsof ze hun kaart in de prikklok van de kerk moeten steken. Het orkest speelt Ave Maria. Zo is het leven, vol contrasten, nauwelijks te bevatten.
De stad laat niet toe dat ik haar heilig verklaar en toont me haar schaduwkant: Bedelaars die bijna op je schoot komen zitten, overwerkte obers, gestresseerde verkopers. In een tapasbar zie ik een ober, in een onbewaakt moment, een heel glas wijn door zijn keel gieten. Ik denk aan 1 van de regels van het hotel: ´never consume before the consumer`. Zonde van de wijn. Hij had er beter van genoten wat mij betreft. In een chocoladewinkel vraagt een dame of ze me kan helpen. "No, just smelling." probeer ik grappig te zijn. Voor ik de winkel leegkoop, word ik naarbuiten getrokken door 2 opera stemmen. Hun stem doet de stad daveren. Al mijn zintuigen staan op scherp. Eindelijk geniet ik! En dan verschijnt Lourdes, de Spaanse grappige vrouw, als boodschapper van goed nieuws en bevestiging dat ik niet met Mauro mee moest vertrekken. Ze brengt me een gouden tip die ze heeft van de kerkbrigade. Afspraak morgen om 1130h in de kathedraal voor `butafumeiro´. rara
Ik kom pas van mijn berg af om 8h. Santiago is dichter dan ik dacht. Het enige magische aan de afdaling naar de stad is een soort witte nevelachtige regenboog in de lucht. Ik concentreer me op de grond, het pelgrimspad dat naar de kerk leidt. Het is alsof ik onzichtbaar ben als ik erover loop. Nogmaals, pelgrims zijn van een andere tijd dan werkende mensen.
Jezus zelf passeert: een lookalike draagt een kruis, zo groot als hem zelf, op zijn buik. Hij kijkt met een meelijwekkende lijdende blik, alsof hij zijn eigen kruisiging tegemoet gaat. Te gek zou zijn, dat hij een gewone kerkdief is, die net zijn slag heeft geslagen. Schatten verberg je best open en bloot.
Ik bloed als ik de stad binnenkom...niets spectaculair ...ik ben blijkbaar ongesteld. Wat een begin! Ik stap de hele tijd op dezelfde mantra: CA-MI-NO ; MO-NI-CA.......Jawel, mijn naam monica, is een annagram van camino. Ik ben gemaakt om te ´weg´gen´, niet om te ´doel´en. Dat merk ik als ik voor de kathedraal sta: ik voel niets. Mijn getuigschrift afhalen doet me ook al niets. Ik wist wel dat dit project niet om Compostela ging, maar een beetje kippevel of iets, had ik toch graag gewillen.
Ik ga naar de traditionele verwelkomingsmis om 12h. De kerk is prachtig monumemtaal oud. Een jongen naast me valt uit emotie op zijn knieën. Zijn hele lichaam schokt. Ik mis duidelijk iets. Terwijl er gebeden wordt, maak ik een ommetje in de kerk. Het is er het moment voor nu iedereen neerzit. Ik zie een groen lichtje, aan een doorgang. Groen betekent dat je binnen mag. Ik loop door een tunneltje en kom ineens achter de prekende priesters. Mijn hoofd verschijnt achter smeedijzeren tralies voor een hele biddende kerk. Dit zou een scène zijn voor Mr. Bean: de hele kerk die schokt van het lachen bij het zien van zijn idiote hoofd achter meneer pastoor. Ik moet me inhouden met mijn binnenpretje dat niet overeenstemt met al die ernstige gezichten. Gelukkig ben ik er niet alleen. Anderen volgen me. We komen uit achter het beeld van Jakobus, waar je je handen op zijn schouders kunt leggen. Wanneer ik daar sta, in de nok van de kerk, met al die mensen beneden, voel ik een rilling. Oef. Ik heb het altijd groot voor gehad, maar dit had ik niet verwacht
Na de misdienst stroomt de kerk leeg. Iedereen valt in elkaars armen. Overal gekliek van foto apparaten. Ik voel me verloren. Ik zie de Italianen maar het is niet meer hetzelfde. Ze gaan met andere Italianen eten en ik wil alleen zijn om fatsoenlijk aan te komen in deze stad en alles op een rijtje te zetten.
Ik check in in een oud klooster. `Seminario Menor de Belvis`. Een gigantisch gebouw met eindeloze gangen. Grumpy arriveer ik op mijn zaal, die helemaal aan het uiteinde op de bovenste verdieping ligt. En dan volgt er `Wauw`. De kamer is kleiner dan de andere zalen, met maar 8 bedden, en biedt een prachtig uitzicht over de hele stad. Het hoge plafond en 3 openstaande ramen tot op de grond nodigen uit tot genieten. Dit is wat ik nodig had. En zo zit ik weer een beetje op mijn berg, met de stad aan mijn voeten. Het enige vervelende is dat ik door alle zalen moet om naar buiten te gaan. De Belgische jongeren zijn ook net aangekomen. Wanneer ik beneden aan een prieeltje opgelucht adem haal dat ik ongemerkt ben kunnen passeren langs al die potentiële tv kijkers, klinkt het: "He, ik ken u."
Dus dit is mijn eindpunt? Zo voelt het niet. Zou de overgang naar de dood ook zo saai en ongemerkt gaan? Morgen concentreer ik me op wat de stad me influistert. In ieder geval houdt mijn schrijven hier niet op. Misschien volgt Finestere nog, met de bus dan. En misschien start hier wel mijn fictieve verhaal?
De laatste 40 km naar Santiago zijn als een geboortekanaal. Soms schermen gekromde bomen de weg helemaal af, zodat je de lucht niet meer ziet en een tunneleffect krijgt. De pelgrim krijgt geen vrijbrief voor klim-en daal inspanningen. Het blijft tanden bijten en doorzetten. Een prachtig eucalyptusbos is het beautysalon van de camino. Ik absorbeer met al mijn poriën de geur. Dit stuk krijgt een gedeelde eerste plaats naast het rode schommel moment. Ik loop alsof ik vleugels heb. Mijn rugzak heeft benen en voeten gekregen en stapt mee. We zijn een tandem samen. Het is druk. Maar ik slaag erin van tussen de gaten van opeenvolgende ploegenstelsels te lopen, zodat ik af en toe toch even alleen ben. Ik steek heel wat waggelende achterwerken voorbij. Mijn theorie van gisteren over de broeken klopt niet. De meesten zitten strak in de broek. Ik snap nochthans niet hoe je hier niet kunt vermageren. Een gedenkplek volgt voor een 69 jarige man die hier de geest liep, op 1 dag van de finish. Ik speel met de gedachte of ik het orgasme van aankomen zou uitstellen. In Pedrouzo bots ik op de Italianen. Ze hebben een 3e musketier gevonden. Ze zijn alle 3 gekwetst. Vittorio lijkt opgetogen van me te zien, alsof hij het verwachtte. Maar, na een korte pauze, zet ik er de pas weer in. Ik beslis kordaat van door te stappen naar de stad. Ik wil alleen aankomen in Santiago, niet in gezelschap. De laatste 15 km wordt het heet. De zon daagt uit. Ik hoor sleebelletjes en kom weer in kerststemming. Het blijken wielrenners te zijn. Schitterend. Een vrouw heeft het ook gehoord en neuriet jingle bells. Een gigantische groep uitgelaten jongeren stapt op de weg. Ik vlucht weg in een bar om hen voor te laten. De hele weg blijven ze zichtbaar als een donkere mierenhoop. Het blijken Belgen te zijn. Op Monto do Gozo, ook wel de vreugdeberg genoemd, doordat pelgrims hier van vreugde op hun knieën vielen toen ze de stad zagen in de diepte, krijg ik een onverwacht tantramoment. Ik beslis mijn vreugde toch uit te stellen. Ik neem een bed op slechts een uur stappen van de stad. Zo kan ik morgen in alle rust aankomen. Ik ben apetrots op mezelf. In de douches krjig ik even een anti climax moment. Ik zie mezelf in de spiegel en ben mijn borsten en bips kwijt. Geen vlees te bespeuren op mijn botten. Ik kom precies uit Auschwitz. Het wordt helemaal een karrikatuur wanneer ik een proper slipje wil aantrekken. In mijn handen bengelt een extra large uitvoering van het mijne. Verdorie, ik heb de verkeerde van de waslijn getrokken in de vorige herberg. Ik glip, zonder slip, in mijn lange broek en spurt naar de cafetaria, waar ik mezelf trakteer op chocolade. Een mens is ook nooit content.
Ik verlaat mijn paarse slaapkamer iets na 7h. Het was een fijne herberg en ik had een leuke avond gisteren. Pas na het ontbijt, 2h later in Palas de Rei, en mijn blog op internet, ben ik klaar voor de nieuwe dag. Het is gedaan met de eenzaamheid en privacy onderweg. Er volgen weer heerlijk geurende sprookjesbossen, maar het is vechten voor een boom om een plasje te doen. De voorspelling van de X-large eiken gisteren wordt zichtbaar: de eerste grote maten verschijnen op de weg. Ik kom wobbelende Amerikanen tegen. Alles aan hen is ´big´, zelfs hun stemgeluid, behalve het minirugzakje. Een man komt met een rood hoofd uit de bosjes. "We know what you`ve been up to." klinkt het sappig plat. Waarop de man super schattig antwoordt in beschaafd Engels: "I had to remove a stone from my shoe." "Yeah, yeah." wiebli wobli verder haha.
Via de outfit is nu wel makkelijk onderscheid te maken tussen de verschillende soorten pelgrims. Diegenen met de grootste rugzak en te grote kleren, zijn het langst onderweg. Diegenen met nog een strak kontje in een goed aanpassende broek, zijn pas vertrokken : ) In Coruna kom ik in een nederzetting van jongeren terecht. Er zijn straatartiesten bij die instrumenten en tools bijhebben voor hun kunstjes straks in Santiago. Gisteravond hadden we het aan tafel nog over de verschillende vormen van pelgrimstochten. De formules waarbij de bagage met de bus meereist, kende ik al. En dat mensen een paar kilometers voor een dorp worden gedropt om slechts het laatste stuk te wandelen, wist ik ook. Maar deze formule kende ik nog niet: wielrenners kunnen hun fiets met een soort bus, de berg laten oprijden, zodat ze de camino enkel bergafwaarts moeten rollen Ook bekend is dat mensen de camino aanwenden als een soort datingsite. `Vind een partner, doe de camino; camino for amor.` Een dominante Amerikaan vroeg zich af waarom hij zoveel alleenreizende vrouwen zag op de weg. "Om een keer niet voor een ander te moeten zorgen." klonk het onmiddellijk in koor. "Voor de vrijheid, om alleen met jezelf te moeten rekening houden." De man zijn vrouw, die er bijna onzichtbaar bijzat in zijn schaduw, keek steels naar de onafhankelijke madammen. Ze zag eruit alsof ze van kamp wilde verhuizen, maar dat zou haar haar huwelijk kosten vermoed ik.
In een gehucht, na een koffiestop, ben ik even het spoor kwijt. Ik draai in het rond op zoek naar een pijl. "Abajo." klinkt een stem brutaal diep. Ik zie niemand. Terwijl ik lachend abajo stap, merk ik ineens een klein gepermanent kopje haar, achter een struik in een tuin.
Ik kies voor een herberg in Ribadiso da Baixo, die volgens mijn gids een oase van rust is en aan een bergrivier ligt. Zo blijkt het ook. Ik heb onderweg goed doorgestapt en weer een nieuwe shift ingehaald, en dat wordt nu beloond: ik krijg het voorlaatste bed. Iedereen is hier ontspannen. Mensen hangen, liggen, luieren in het gras...pootje baden in het water... Iedereen lacht. Geen stress maakt mensen vrolijk. Het is een geweldig complex. In de vroegere stallen zijn de douches ondergebracht. Ik ben dankbaar dat er zoveel moeite wordt gedaan voor de pelgrims. Veel hospita`s doen dit werk als vrijwilliger. De hele dag houden ze de wacht om vermoeide reizigers op te vangen. Tot 22h blijven ze aanwezig, met vaak niks omhanden. Sommige mensen zijn van mening dat een pelgrimstocht primitief moet zijn, zoals het vroeger was en dat comfort niet past. Zelf zoek ik niet echt luxe op, maar ik heb er geen kritiek op. Onze tijden hebben hun eigen wreedheden. De struikrovers die zich vroeger verscholen in de bossen, zijn nu verhuisd naar `thuis`, de strijd in de maatschappij, het werk. Voor de wilde dieren hebben we `stress`in de plaats gekregen.
Een hele tijd heb ik op een clownsdeuntje ´ik ben het zo zat, zo zat, zo zat....`lopen zingen. Ik ben het echt beu: het in-en uitpakken elke dag en steeds weer verhuizen naar een ander bed... Maar nu is het weer ok. Schrijven aan de beek kikkert me helemaal op. Ik ben op 40 km van Santiago. Mijn knie heeft geen kik durven geven vandaag. Ik liep weer even lichtvoetig als in het begin, en dat toch weer 35 km.