Geen excuses meer. Mijn bureau staat. En wat voor een bureau! He crossed thousands of miles to find me. Zoals Dracula zou zeggen. De dag dat mijn piano verhuisde vond ik hem in een tweedehandswinkel. Vermomd als bed, stond hij daar verwaarloosd te grienen, wachtend om ontdekt te worden. Het was liefde op het eerste gezicht. Een prachtig stuk ambacht.
Het ding bij mij krijgen was andere koek. Mijn partner moest er voor uit bed op zijn enige zieke dag van het jaar, om te helpen. Op de terugweg is de hele handel, in volle vaart van onze wagen gedonderd. Machteloos keken we toe hoe de ijzeren staven van de port bagage als raketten in de lucht schoten. Als bij wonder bleven de autos achter ons ongedeerd. Het tweede wonder was dat het bed zelf vrijwel onbeschadigd bleef. Waarschijnlijk was het voorval peanuts voor dit art deco stuk dat oorlogen heeft doorstaan.
Met succes hebben Mark en ik het transformatieproces van bed naar bureau voleindigd. Stephen King waarschuwt voor een al te dominant Tyrannosaurus Rex-bureau. Mijn nieuwe werkplek oogt niet bepaald bescheiden. Of het in evenredigheid is met mijn potentieel schrijverstalent zal gauw blijken. (ik kan hem altijd nog kleiner maken : )
Op een paar details na, kan ik beginnen schrijven. Eerst nog een boekenplank voor inspirerende spullen en een degelijke verstelbare bureaustoel, die ik ga overtrekken met een barokke stof. Wie had dat gedacht dat ik toch nog in een directiezetel ging terecht komen?!
Het leven is er niet voor de kunst, maar omgekeerd, beweert Stephen King echter. En ik dreig weer te blijven vasthangen in uiterlijke vorm. Hoog tijd om me op inhoud te concentreren. Een paar dagen geleden sprak Phoebe uit Friends me persoonlijk aan: Are you a Monican, or a Moni-cant?
Duty calls. Mijn camino gaat vandaag naar Gingelom voor een sessie klachtenbehandeling met verzorgenden. Drie volle uren klagen we steen en been. Vroeger 'zweerde' men steen en been...op het graf van je grootmoeder bv. Oorspronkelijk gebeurde dit bij een stenen altaar waarin botten van een heilige werden bewaard. Zou de uitdrukking naar 'jammeren' zijn geevolueerd, omdat de mensen hun eigen beloftes misschien niet konden houden, en zichzelf bekloegen?
Tegen valavond rijd ik naar Leuven. Ik voel me in een nieuwe-kleren-stemming. Verheugd ontdek ik dat een vroeger lievelingsadres, Profiel, nog bestaat. Maar ik vind mijn ding niet. De winkel hangt nochtans vol met monica stoffen: wol,fluweel, satijn, glans. In de auto, starend naar de lucht vraag ik me af wat ik wil. Grijze wolken waar het zonlicht achter schijnt, geven een lamé gouden schijn af. Het contrast met de heldere Mariablauwe kleur is prachtig. Dat is wat ik wil: kleren in kleuren zoals de lucht op deze moment. Moest ik nu een collectie ontwerpen, zou ik figuren scheppen als geesten en heiligen. Rijke stoffen overneveld met een glanslaag die als door de tijd dof is geworden. Kleuren bedekt met een poederlaag waardoor ze mysterieus worden en verleiden tot melancholie. Mijn tocht naar Santiago heeft een sterke indruk nagelaten. Ik denk er elke dag aan. Zucht, mijn goesting en stemming steken schril af tegen de huidige 'back-to-the-eighties trend'. Not my cup of tea.
Een eigen schrijfplek laat op zich wachten. Mijn woning wordt voller ipv leger. De piano heeft haar verhuis uitgesteld en blijft zoals late gasten, gezellig plakken. Onze mini slaapkamer is overdonderd geworden met een grotere slaapplek. Ik kan nu wel meer ademen in bed, maar de muren van de kamer staan bol, alsof de boel elk moment kan ontploffen. Ondertussen staat het oude bed, uit elkaar, te pruilen in de woonkamer, naast de piano. De klimplant van vorig jaar heeft de hele veranda overwoekerd en houdt alle licht tegen. Het is allemaal overvloed, maar zoals in de jungle. Ik heb het gevoel dat ik erin ga stikken. En ik weet niet waar ik het kapmes moet in zetten om mezelf een weg naar buiten te banen. Is dit een metafoor voor wat er met mij binnenin aan de gang is? Zitten de woorden in mij te bulken om eruit te mogen? Misschien zal het schrijven er straks als diarree uitspuiten haha. Is dit het werk van Stephen King?
Nu het eerste deel van mijn project afgerond is, zit ik vast in een oud patroon: het 'eerst-dit-en dan-dat..' patroon. Ik kan niet beginnen aan mijn boek want ik moet eerst een schrijfplek hebben. Daarvoor moet eerst mijn piano weg, want dat is de enige hoek in huis waar ik een bureau kan zetten. Dan moet ik natuurlijk eerst een 'monica'-bureau hebben. Maar voor ik begin te schrijven, moet ik misschien eerst nog wat voorbereidend werk doen: een collage maken met foto's en schrijfsels van ideetjes. Die collage moet dan ergens zichtbaar hangen, dus moet ik eerst een wand maken die als prikbord kan dienen. En dan kan ik misschien ineens eerst mee heel de woonkamer aanpakken en bv een wand met een bloemenprint behangen, voor de bohemiensfeer die me in de juiste kunstenaarsmood brengt. Misschien moet ik eerst ook nog wat uiteenlopende genres lezen van verschillende schrijvers?....
Een collega-schrijfster herkent het patroon en gooit een gele pijl in mijn mailbox: 'Over leven en schrijven' van Stephen King. Hoewel ik niet kan plaatsen hoe een horrorspecialist mij zou kunnen inspireren, volg ik de pijl en koop het boek. Maar eerst koop en lees ik Geronimo Stilton, Fantasia. Als bron doet het me echter geen dienst.
Ik zoek de buitenlucht op om me over te geven aan King, de misschien wel verst-van-mijn-bed-auteur. Op een nog niet binnen gehaald terrasje in Borgerhout deel ik een herfst ontbijt met griezelraad. Tegen mijn verwachting lepelt het binnen als honing. Ik herken dingen, zoals een gewenning aan pijn, die al vroeg begonnen is. Het maakt mensen rijp, maar doet ook rare dingen met een persoonlijkheid. King heeft dit terrein als een akker gebruikt. Ik ben gevlucht in de ideale wereld van Tiny. Is dit een uitnodiging voor Tiny om haar alter ego eens aan te spreken en door deze deur, out-of-the-box te stappen? Interressant.... Eerst dit boek uitlezen....
Als ik mijn appartement binnen stap voel ik me plots kilo's zwaarder: klusjes die liggen te wachten, werk dat moet gedaan worden, kortom de verantwoordelijkheden die horen bij materie. Niet dat ik eeuwig zou willen zwerven. Het valt me alleen des te meer op hoe we onszelf overladen met spullen, en daarmee, met werk. Het is alsof mijn woonst meteen anticipeert. Het licht in de badkamer springt stuk. De droogkast beslist om te verhuizen naar het stort. De kachel bromt, maar het is een schijnbeweging. Met wat geluk blijft die nog een winter. De auto zeurt om een opknapbeurt.
Zonder het te beseffen beledig ik mijn wachtende kleren de volgende ochtend. Terwijl Mark nog slaapt, glip ik, uit gewoonte in het donker, in mijn pelgrimskleren en rijd naar de garage en de bakker. Na ontbijt en bad erna, duurt het me uren om me aan te kleden. Ik verschijn in jeans met een witte t shirt. De speciale gevallen in mijn kleerkast keren me verontwaardigd de rug toe. Zucht, ik heb tijd nodig om terug te wennen aan dit soort overvloed.
Ik voel het kriebelen vanbinnen om dingen te veranderen in huis. Mijn woning is het al gewend. De laatste jaren volgen de grote opruimbeurten steeds korter op mekaar. Mijn doel is nu: meer licht en een schrijfplek. Mijn piano zucht begrijpend en bereidt zich voor op haar camino.
Wachtend op Mark spendeer ik de hele ochtend, mijn ziel schoon schrobbend, in de kathedraal, het spirituele beautysalon van Santiago. Daarna dwaal ik dromend door het aangrenzende museum. Ik lees momenteel het boek `Jakobus`van de Spaanse schrijfster Matilde Asensi. Het verhaal speelt zich al in de Middeleeuwen, op de camino en gaat over het Christendom en de Tempeliers. Het doet me anders kijken. Zoveel oude kennis die open en bloot ons de ogen uit prikt, en zo weinig dat we ervan begrijpen. Dit zijn niet het soort dingen die onderwezen worden op school. Ik zou aan de leraar zijn lippen hangen moest de leer over symboliek doorgegeven worden. Wanneer mijn laatste sprankel hoop wegvalt op een last minute inwijding, belt Mark me van om de hoek. Op de trappen van het klooster pikt hij me op. Na koffie met tarte de santiago, komt le moment suprême: "lets`s get out a hie."
In de auto dringt pas door hoe goed het doet om langs de camino terug naar huis te rijden. Alle herinneringen komen terug. Het doet me beseffen wat een prestatie het is geweest. Aan Leon nemen we een hotel langs de weg. Een dubieuze plek, maar het is laat en de pelgrim´s attitude omhult me nog: niet eisen, maar dankbaar zijn. Het hotel is volboekt. Enkel een suite is nog vrij. "Estoy peregrino." stamel ik. Met Franse maniertjes heft de man zijn handen in de lucht: " No albergue aqui senorina, 3 estrella hotel!", alsof zijn hotel een paleis is en ik dat niet zie. Dit had iets voor `les 5 etoiles françaises`geweest. En dan doet hij een geste: als we cash betalen, krijgen we de suite voor 60 . Ik onderdruk een lach wanneer hij trots de kamer toont. We stappen in een spiegelpaleis van de jaren 70, met zwart gelakte meubels. Flatterend werkt de plek niet echt. Ik voel me een kermisattractie als ik mijn ribben in veelvoud weerspiegeld zie en Mark zijn voeten mogen niet mee in bed vannacht want dat meubel is op Spaanse maat gemaakt.
De volgende ochtend nemen we ontbijt in de stad. Ik geniet als een kind van de verdere terugrit. Vooral wanneer we pelgrims zien stappen onderweg, jubel ik van herkenning. Ik voel mee wat ze doormaken, en geniet als ingewijde van het weten wat nog komt. Ik ken een stukje hun toekomst. Mijn lichaam onstpant zich van opluchting dat het voorbij is. Maar de pelgrims filosofie wil ik houden en mijn camino monica gaat gewoon door. Ook zonder sterrenroute en lei lijnen gebeuren er dagelijks kleine wondertjes. De tijd zal tonen wat ik heb geleerd en in hoeverre er een blijvende verandering is.
Onze volgende stop is San Sebastiaan. Mama Mia, wat een stad. Ik had er geen weet van hoe mooi deze Baskische plek is. Het verbaast me niet dat de stad kandidaat is voor de volgende culturele hoofdstad van Europa. En net wanneer ik denk dat de camino voorbij is, zie ik een pijl met een schelp. Ha, de pelgrims zijn hier ook geweest. Mijn voeten zoeken gretig de lei lijnen bodem om nog even te dribbelen in melancholie.
Waarom een verhaal verzinnen als `reality`aan je mouw komt trekken? Deze ochtend belt Mark me op met het leuke nieuws dat hij gisteravond al is vertrokken naar mij. Ik jump uit bed, om als een veer terug neer te komen wanneer ik de rest van zijn zin hoor: dat hij terug in Antwerpen is. Blijkbaar was mijn autootje niet klaar voor een pelgrimstocht. Verstrooid heeft het benzine gedronken ipv diesel. Het moest weggesleept worden van Brussel naar Antwerpen om zijn maag te laten leegpompen.
Hoe mooi de geste ook is, misschien zijn Mark en ik te oud om nog prinses en reddende ridder te spelen? Hulpeloos ben ik in ieder geval niet. Ik heb de afgelopen 800 km zowat alle mannen voorbijgestoken van mijn startersgroep. Door nu te blijven hangen in Santiago, zie ik ze 1 voor 1 arriveren. Gisteren kwam de Duitse reus aan. Hij vond me veranderd, meer yin. Hij was vol van zijn camino experience en stopte niet met praten. Eindelijk bevond hij zich met de 2 voeten op de grond, beweerde hij, met ogen die `high` stonden. Hij werkt als magnetiseur en deed een demonstratie op mijn hand. Ik moest erbij denken aan een confirmatie uit een workshop over geld, die we als een mantra moesten herhalen: Ìk ben een geldmagneet`. Het binnenpretje gaf me de slappe lach...de Duitser dacht dat het zijn energie was. Waar zou mijn hand nu magnetisch voor zijn? Ik hoop niet voor misverstanden en oponthoud! Een vriendin merkte op dat ik net in 1 van mijn eigen verzonnen sprookjes leef. Schrijven over imperfecte dingen is volgens mij grappiger. Maar mijn eigen leven moet perfect zijn en alles dient te lopen zoals ik het wil! Het scenario van deze ochtend past daar niet in. Ik beslis van het lot weer in eigen handen te nemen en zoek bij Ryan Air de eerstvolgende vlucht naar België. Wanneer mijn vinger naar de toets `boeken`gaat, telefoneert Mark zich ertussen. Hij is onderweg, voor goed, deze keer, maar heeft zijn gsm vergeten in de garage. Dus niet te bereiken. Ik weet niks zinnig uit te brengen en stamel maar wat...vooral `ja, maar...`.
In de koelte van de kerk ga ik bezinnen en woon voor de 3e keer het wierookritueel bij. We krijgen wat we vragen in het leven en tegelijk ook niet helemaal. Er is een soort trechter die alles filtert. Is het een hogere macht/ kracht? Of is het puur kwestie van evenwicht en wiskunde? Ik vind het moeilijk en blijf vol interesse volgen wat ik zelf allemaal mee creëer. Ik hoop dat het mijn laatste kloosternacht wordt. Ik sta ervan te kijken hoeveel verschillende geluiden er uit een mens kunnen komen, in de slaapzaal, op het toilet... Weinigen zijn stil. Ik ben het beu het allemaal te aanhoren. En als ik nog 1 foute (mannen)onderbroek zie rond paraderen ga ik gillen!
Waar ik hardop van droom is om volgende zin te kunnen zeggen, zodra Mark is gearriveerd: " Let`s get out a hiee." (Gepikt uit een film met Hugh Grant, waar zijn beschaafd Engels, `ver-Amerikaansd` wordt door een maffiaman.)
Ramon en Viola gingen trouwen. De 2 vormden, meer uit toeval dan uit passie, een paar. Hun ouders waren vrienden. Van in de wieg al, deelden ze dezelfde nanny. Ze liepen dezelfde scholen en werkten nu ook samen op het bedrijf van Viola`s vader. Beide families waren gelovig en kozen voor de strenge hand van Bernadette, een voormalige kloosternon, om de juiste begeleiding te geven aan hun oogappels. Jaren geleden had de vrouw haar gelofte gebroken omwille van een slippertje met een pelgrim. Het avontuur duurde slechts enkele uren. De man slaagde er zelfs niet in, uit zattigheid, om haar te ontmaagden. In theorie was ze dus nog ongeschonden. Maar de kerk vergaf haar de misstap niet en stond haar slechts toe, in de schaduw van het klooster, de rest van haar dagen in boetedoening door te brengen. Ze deed allerlei klusjes voor de gemeenschap, gaf bijles aan kinderen en fungeerde als kinderopvang. Dus ook haar positie was eerder door toeval dan passie, gebonden aan de families van Ramon en Viola. Met de jaren had ze Ramon met grote interesse zien opgroeien. Ze koesterde meer dan gewone gevoelens voor hem. Ze maakte zich geen illusies over de hopeloosheid van de situatie. Het was haar geheim dat ze zou meenemen in haar graf. Maar de dag dat ze over het naderende huwelijk hoorde, knakte er iets in haar. In blinde pijn beraamde ze een plan om de 2 uit elkaar te halen. De zoete belofte van een wraakaktie was het enige lichtpunt dat ze kon bedenken om verder te kunnen. Ze overtuigde de families, om de kinderen op bedevaartstocht te zenden. Het zou hun ziel zuiveren en hen, als engelen van God, voor het altaar herenigen. Zelf zou ze zich terugtrekken om te bidden voor hen, zo beweerde ze.
Ramon en Viola werden op verschillende plekken afgezet door hun familie, met als enige richtlijn en uitleg: `volg de gele pijlen´ tot in de kerk van Santiago de Compostela en wacht in de kerk tot de andere arriveert. En zo gingen de 2 jongeren, voor de 1ste keer in hun leven, hun eigen weg. Hij vanuit St Jean pied de port, zij vanuit Valencia. Wat niemand wist was dat Bernadette incognito meereisde in Ramon´s schaduw. Hoe ze het klaarspeelde was een raadsel maar ze goochelde met valse bordjes en wegwijzers, zodat Ramon op heel andere plekken terecht kwam dan de andere pelgrims en zijn toekomstige bruid. Terwijl Viola overnachtte in kloosters, kerken, abdijen en refugio`s, loodste de non haar pupil van het ene bordeel naar het andere. Groen en onwetend, gaf Ramon zich over aan de inwijdingsrituelen die hem te beurt vielen. Volgens plan begon hij er zo van te genieten dat hij het doel van zijn reis langzaam vergat. Steeds later op de dag verliet hij de obscure plekken, met een steeds groter wordende glimlach op zijn gezicht. Bernadette begaf het bijna van smart, maar haar doel hield haar staande. Ze verheugde zich op de naderende breuk. Een leven van sex zou zijn honger niet stillen, zo wist ze. En dan zou zij opduiken om hem in haar liefdevolle armen op te vangen (met de nadruk op `vangen`) en nooit meer te laten gaan. Iets wat kleiner was dan het oog van Bernadette kon voorzien, wrong zich , bij toeval, tussen haar plan. Ramon liep een mysterieuze geslachtsziekte op en Viola werd bijna gelijktijdig overvallen door een vorm van bedluizen.
Van toen af ging alles snel. De 2 jongeren haastten zich naar Santiago, bekeerd voor altijd. Geen van beiden wilden ooit nog in een ander bed slapen dan dat van elkaar. Als bij wonder arriveerden ze gelijktijdig aan het altaar. Hij krabbend aan zijn kruis, zij krabbend overal. Onwetend prijsde Viola haar bruidegom een gelukzak dat hij slechts op 1 plek jeuk had. Hij zweeg wijs. Als boetedoening wijdde Ramon zich zijn verdere leven, met volledige overgave, al zijn kennis en ervaring, aan het liefhebben van zijn vrouw. Met zulk een minnaar kreeg Viola het geschenk dat haar eeuwig jong hield en deed stralen....en wat Bernadette, als enige die daar het fijne van wist, vermorzelde vanbinnen.
Esmeralda was lelijk. Haar vader kon zijn dochter aan niemand koppelen, hoe groot hij de bruidsschat ook maakte. Om de naam van de familie te redden, zond hij haar, ten einde raad, naar het klooster. Daar kon ze tenminste God dienen. Maar God wilde ook niet van haar weten. Hij was het beu van alle afdankertjes te krijgen. Hij sloot zich op in zijn hemel en liet zich niet zien. Esmeralda deed haar beklag bij moeder overste. Die verzekerde haar dat ze moest blijven bidden en dat God dan wel zou verschijnen. Jaren gingen voorbij zonder openbaring. De nonnen gingen 1 voor 1 dood, zonder dat er nieuwe bijkwamen. Het klooster werd stilaan een spookgebouw. Op een dag arriveerde een groep pelgrims in de stad. Ze zochten onderdak maar de herberg was volzet. Moeder overste die van geen hout pijlen meer kon maken, stemde toe om de mannen bij hen te laten overnachten. Ze stelde de bovenste verdieping ter beschikking met een streng toegangsverbod voor de zusters. Enkel Esmeralda, nu 33 en nog steeds aartslelijk, mocht de volgende ochtend het ontbijt brengen. De arme meid wist niet wat ze zag toen ze de kerels half naakt betrapte na hun douche. Het waren niet meteen de knapste lichamen, maar de eenzame non wist niet beter en alles was interessanter dan een God die zich niet liet zien. De pelgrims vertelden honderduit over hun avonturen en de kleine wonderen op de weg. God was overal op de camino, beweerden ze. Esmeralda werd furieus toen ze dit hoorde. Ze besliste geen dag langer in het klooster te blijven en haar tijd te besteden aan bidden. Ze pakte een zakmes dat op het bed lag. Onder gefluit en gejoel, sneed ze een grote slip in het midden van haar kleed. Met 2 touwen bond ze de stof om elk van haar benen. Haar kap gooide ze achterover. Als 1 van de mannen, trok ze mee op pad. En inderdaad, God was overal. Maar die negeerde ze als de pest, boos dat ze was. God overlaadde haar met geschenken. Als ze moe was, zette hij een bank voor haar neer. Als ze honger had, zorgde hij voor een braamstruik. Als ze het te warm kreeg, zette hij een wolk voor de zon. Haar haren groeiden, krulden en glansden. Haar wangen bloosden. Haar huid werd bruin en ze kreeg sproeten. Haar lichaam werd rond en gespierd en wulps. Ze was als een klaproos, niet te plukken. God aanbad zijn wilde rebelse engel. Op een dag werd ze het gepaai van God beu. "Wat wil je van me?!" brulde ze uitdagend. "Ik word nog liever een meisje van plezier, dan terug in het klooster te gaan!" "Plezier!" klonk het als een echo. En zo geschiedde. Esmeralda werd prostituee op de camino. Haar wilde schoonheid doofde en ze werd ongelukkiger dan ooit. God zuchtte om het misverstand. Maar hij kon er verder ook niks aan doen en trok zich terug, wachtend op haar volgende rebelsheid.
Ik ben helemaal uit het pelgrimsritme, maar niet uit de spirit. Een bende Duitsers, wiens reis erop zit, maakt in de ochtend zoveel kabaal dat ik er een opmerking over maak. "Alle pelgrims staan nu op." klinkt het. "Klopt," boemerang ik terug, "In stilte...zoals je weet als pelgrim."
Vol verwachting stap ik de kerk binnen voor mijn afspraak. Een groep dokters uit Florida hebben betaald om het wierookritueel (butafumeiro) uit te voeren. In vroegere tijden wasten de pelgrims zich amper. Wanneer ze aan het einde van hun latijn de kerk binnenkwamen, brachten ze een luchtje mee. Meneer pastoor gebruikte vandaar, een x-large wierookbrander, om niet van zijn stokje te gaan en de stank te verdrijven. Als ik het ding zie hangen vind ik dat Lourdes heeft overdreven. Maar eens het ritueel start word ik gegrepen. 6 mannen brengen de brander in beweging. Ze weten precies hoe ze de vele koorden moeten bedienen om de juiste schommeling te bekomen. Lourdes en ik zitten aan de zijflank op de eerste rij en zien het ding vervaarlijk over onze hoofden slingeren. De geur verspreidt zich over de hele kerk. Het is spectaculair. Een vrouw naast mij neemt foto`s. Hoewel niet verboden, voelt het niet juist. Maar ze heeft het blijkbaar nodig om de herinnering vast te leggen op deze manier. Toen ik gisteren in het klooster aankwam, merkte ik dat de kalabas en het geluksbrengertje verdwenen waren van mijn staf. Mijn 1ste reactie was: die persoon heeft het meer nodig dan ik. Ik was zelf verrast door deze gedachte. Zou ik zo blijven? Of zal de stad me weer harden? Vele pelgrims kunnen de druk niet aan in Santiago, en reizen daarom door naar zee, omwille van de oude traditie, om de reismicrobe te laten doorstromen en om terug in de natuur te zijn. Vroeger werd Finestere als het einde van de wereld bezien, waar de reizigers toen hun kleren verbrandden (door de stank niet meer schoon te krijgen) en waar ze een schelp op het strand zochten als symbool van hun tocht.
Ik heb in ieder geval geen probleem met aanpassen. Ik heb al kei leuke plekken ontdekt. Cafe Casino is een echt schrijvershol. Het is een prachtig grote Monica-ruimte, met roodbruine meubeltjes en barokke makkelijke fauteuils, lekkere koffie met een koekje, een pianist en een apparte rokersruimte. (In Spanje mag nog overal gerookt worden in bars en restaurants.)
Lourdes trakteert me op lunch in een visrestaurant, een beetje weg van de toeristen en van betere kwaliteit. Ze bestelt ´pimientos de Pádron`als aperitiefhapje: groene baby pepers met zeezout. Sommige pepers zijn lekker zoet, maar er zitten vurig pikante tussen ook. Het is als een bord russische roulette. De managers weten precies wat ze doen en zorgen dat er altijd een paar sterke tussen zitten. Laf proef ik aan het staartje en krijg meteen op mijn donder. Ik moet zonder aarzelen ze in 1 keer in mijn mond steken, als een echte vent. Wat een originele manier om je angst te overwinnen ik vind het schitterend.
In een boekwinkel spendeer ik 2h op zoek naar een makkelijk leesbaar spaans boek. De eigenaar is een apparte figuur. Ik mag hem wel. Toen hij me gisteren uitdaagde iets te vragen dat hij niet had, zette ik hem schaakmat met `flamenka?` Als ik nu naar Coelho informeer, duikt de baas geveinsd dramatisch in elkaar van belediging. `Èen man die over de camino schrijft maar hem zelf niet gelopen heeft, is niet waardig om verkocht te worden` is zijn strenge mening. Mm, dan heb ik vanaf nu een streepje voor , in deze winkel althans. Ik glimlach breed naar de man wanneer ik betaal, hopend, dromend, wish`end, dat hij mijn foto zal herkennen op mijn debuutexemplaar
Na 23 dagen stappen als de kerels, is het tijd om me terug wat verfijnder te gedragen. Ik belis te wachten op mijn ridder die me wil komen halen, voor de deur van mijn residentie. Tot die tijd trek ik in het klooster. Hopelijk laat God me nog buiten na 5 dagen. Hoe lang zou je er te paard over doen? Ik mag in dezelfde kamer blijven met het mooie uitzicht, maar ik moet wel 3 keer van bed verhuizen in die 5 dagen???
De dag begint met een schijnbeweging. Op weg naar het toilet kom ik Mauro tegen. Hij zet een overtuigingsoffensief in om mee te vertrekken naar Finestere. Ik begin te twijfelen. Maar ik slaapwandel nog. Ik doe teken dat ik dadelijk zal bellen. Terug in mijn kamer, ben ik ineens klaar wakker en zie 5 dagen van verveling voor me. In een roes pak ik mijn spullen en half aangekleed ren ik de trap af. Het is een strijd met het licht, want Mauro zou vertrekken als het niet meer schemert. Zijn gsm staat af. Als ik beneden ben, is de zon arrivo, en Mauro partido.
Ik voel opluchting bij het ontbijt. Het was een paniekaanval. Angst voor de confrontatie ik alleen en de stad. Op de trappen van de kathedraal luister ik naar een zacht klinkend orkest van 3 instrumenten: een fluit, gitaar en een soort mandoline. De mannen spelen heel gevoelig. Een combi stopt. 4 beren van agenten pakken brutaal een vrouw op. Ze wordt hysterisch. Het kost hun alle moeite om haar in de auto te krijgen. Haar rauw geschreeuw gaat door merg en been. Het pakt me. Achter elk moeilijk gedrag zit pijn. Is het de muziek, het stil zitten, de stad, dit tafereel, of de mengelmoes van contrasten?...ineens rollen de tranen over mijn wangen. Mijn hart gaat uit naar alle mensen die een beetje warmte nodig hebben. Ijdel veeg ik mijn gezicht droog met mijn kanten zakdoek en glimlach. 1-0 voor Santiago die wint met een thuismatch. Onverwacht heeft de stad me pootje lap gezet, ga ik onderuit en houdt ze me vast in een judogreep. Nu ben ik aangekomen. Nieuwe pelgrims stromen toe. Het is grappig om zien hoe ze allen een beetje gehaast stappen, alsof ze hun kaart in de prikklok van de kerk moeten steken. Het orkest speelt Ave Maria. Zo is het leven, vol contrasten, nauwelijks te bevatten.
De stad laat niet toe dat ik haar heilig verklaar en toont me haar schaduwkant: Bedelaars die bijna op je schoot komen zitten, overwerkte obers, gestresseerde verkopers. In een tapasbar zie ik een ober, in een onbewaakt moment, een heel glas wijn door zijn keel gieten. Ik denk aan 1 van de regels van het hotel: ´never consume before the consumer`. Zonde van de wijn. Hij had er beter van genoten wat mij betreft. In een chocoladewinkel vraagt een dame of ze me kan helpen. "No, just smelling." probeer ik grappig te zijn. Voor ik de winkel leegkoop, word ik naarbuiten getrokken door 2 opera stemmen. Hun stem doet de stad daveren. Al mijn zintuigen staan op scherp. Eindelijk geniet ik! En dan verschijnt Lourdes, de Spaanse grappige vrouw, als boodschapper van goed nieuws en bevestiging dat ik niet met Mauro mee moest vertrekken. Ze brengt me een gouden tip die ze heeft van de kerkbrigade. Afspraak morgen om 1130h in de kathedraal voor `butafumeiro´. rara
Ik kom pas van mijn berg af om 8h. Santiago is dichter dan ik dacht. Het enige magische aan de afdaling naar de stad is een soort witte nevelachtige regenboog in de lucht. Ik concentreer me op de grond, het pelgrimspad dat naar de kerk leidt. Het is alsof ik onzichtbaar ben als ik erover loop. Nogmaals, pelgrims zijn van een andere tijd dan werkende mensen.
Jezus zelf passeert: een lookalike draagt een kruis, zo groot als hem zelf, op zijn buik. Hij kijkt met een meelijwekkende lijdende blik, alsof hij zijn eigen kruisiging tegemoet gaat. Te gek zou zijn, dat hij een gewone kerkdief is, die net zijn slag heeft geslagen. Schatten verberg je best open en bloot.
Ik bloed als ik de stad binnenkom...niets spectaculair ...ik ben blijkbaar ongesteld. Wat een begin! Ik stap de hele tijd op dezelfde mantra: CA-MI-NO ; MO-NI-CA.......Jawel, mijn naam monica, is een annagram van camino. Ik ben gemaakt om te ´weg´gen´, niet om te ´doel´en. Dat merk ik als ik voor de kathedraal sta: ik voel niets. Mijn getuigschrift afhalen doet me ook al niets. Ik wist wel dat dit project niet om Compostela ging, maar een beetje kippevel of iets, had ik toch graag gewillen.
Ik ga naar de traditionele verwelkomingsmis om 12h. De kerk is prachtig monumemtaal oud. Een jongen naast me valt uit emotie op zijn knieën. Zijn hele lichaam schokt. Ik mis duidelijk iets. Terwijl er gebeden wordt, maak ik een ommetje in de kerk. Het is er het moment voor nu iedereen neerzit. Ik zie een groen lichtje, aan een doorgang. Groen betekent dat je binnen mag. Ik loop door een tunneltje en kom ineens achter de prekende priesters. Mijn hoofd verschijnt achter smeedijzeren tralies voor een hele biddende kerk. Dit zou een scène zijn voor Mr. Bean: de hele kerk die schokt van het lachen bij het zien van zijn idiote hoofd achter meneer pastoor. Ik moet me inhouden met mijn binnenpretje dat niet overeenstemt met al die ernstige gezichten. Gelukkig ben ik er niet alleen. Anderen volgen me. We komen uit achter het beeld van Jakobus, waar je je handen op zijn schouders kunt leggen. Wanneer ik daar sta, in de nok van de kerk, met al die mensen beneden, voel ik een rilling. Oef. Ik heb het altijd groot voor gehad, maar dit had ik niet verwacht
Na de misdienst stroomt de kerk leeg. Iedereen valt in elkaars armen. Overal gekliek van foto apparaten. Ik voel me verloren. Ik zie de Italianen maar het is niet meer hetzelfde. Ze gaan met andere Italianen eten en ik wil alleen zijn om fatsoenlijk aan te komen in deze stad en alles op een rijtje te zetten.
Ik check in in een oud klooster. `Seminario Menor de Belvis`. Een gigantisch gebouw met eindeloze gangen. Grumpy arriveer ik op mijn zaal, die helemaal aan het uiteinde op de bovenste verdieping ligt. En dan volgt er `Wauw`. De kamer is kleiner dan de andere zalen, met maar 8 bedden, en biedt een prachtig uitzicht over de hele stad. Het hoge plafond en 3 openstaande ramen tot op de grond nodigen uit tot genieten. Dit is wat ik nodig had. En zo zit ik weer een beetje op mijn berg, met de stad aan mijn voeten. Het enige vervelende is dat ik door alle zalen moet om naar buiten te gaan. De Belgische jongeren zijn ook net aangekomen. Wanneer ik beneden aan een prieeltje opgelucht adem haal dat ik ongemerkt ben kunnen passeren langs al die potentiële tv kijkers, klinkt het: "He, ik ken u."
Dus dit is mijn eindpunt? Zo voelt het niet. Zou de overgang naar de dood ook zo saai en ongemerkt gaan? Morgen concentreer ik me op wat de stad me influistert. In ieder geval houdt mijn schrijven hier niet op. Misschien volgt Finestere nog, met de bus dan. En misschien start hier wel mijn fictieve verhaal?
De laatste 40 km naar Santiago zijn als een geboortekanaal. Soms schermen gekromde bomen de weg helemaal af, zodat je de lucht niet meer ziet en een tunneleffect krijgt. De pelgrim krijgt geen vrijbrief voor klim-en daal inspanningen. Het blijft tanden bijten en doorzetten. Een prachtig eucalyptusbos is het beautysalon van de camino. Ik absorbeer met al mijn poriën de geur. Dit stuk krijgt een gedeelde eerste plaats naast het rode schommel moment. Ik loop alsof ik vleugels heb. Mijn rugzak heeft benen en voeten gekregen en stapt mee. We zijn een tandem samen. Het is druk. Maar ik slaag erin van tussen de gaten van opeenvolgende ploegenstelsels te lopen, zodat ik af en toe toch even alleen ben. Ik steek heel wat waggelende achterwerken voorbij. Mijn theorie van gisteren over de broeken klopt niet. De meesten zitten strak in de broek. Ik snap nochthans niet hoe je hier niet kunt vermageren. Een gedenkplek volgt voor een 69 jarige man die hier de geest liep, op 1 dag van de finish. Ik speel met de gedachte of ik het orgasme van aankomen zou uitstellen. In Pedrouzo bots ik op de Italianen. Ze hebben een 3e musketier gevonden. Ze zijn alle 3 gekwetst. Vittorio lijkt opgetogen van me te zien, alsof hij het verwachtte. Maar, na een korte pauze, zet ik er de pas weer in. Ik beslis kordaat van door te stappen naar de stad. Ik wil alleen aankomen in Santiago, niet in gezelschap. De laatste 15 km wordt het heet. De zon daagt uit. Ik hoor sleebelletjes en kom weer in kerststemming. Het blijken wielrenners te zijn. Schitterend. Een vrouw heeft het ook gehoord en neuriet jingle bells. Een gigantische groep uitgelaten jongeren stapt op de weg. Ik vlucht weg in een bar om hen voor te laten. De hele weg blijven ze zichtbaar als een donkere mierenhoop. Het blijken Belgen te zijn. Op Monto do Gozo, ook wel de vreugdeberg genoemd, doordat pelgrims hier van vreugde op hun knieën vielen toen ze de stad zagen in de diepte, krijg ik een onverwacht tantramoment. Ik beslis mijn vreugde toch uit te stellen. Ik neem een bed op slechts een uur stappen van de stad. Zo kan ik morgen in alle rust aankomen. Ik ben apetrots op mezelf. In de douches krjig ik even een anti climax moment. Ik zie mezelf in de spiegel en ben mijn borsten en bips kwijt. Geen vlees te bespeuren op mijn botten. Ik kom precies uit Auschwitz. Het wordt helemaal een karrikatuur wanneer ik een proper slipje wil aantrekken. In mijn handen bengelt een extra large uitvoering van het mijne. Verdorie, ik heb de verkeerde van de waslijn getrokken in de vorige herberg. Ik glip, zonder slip, in mijn lange broek en spurt naar de cafetaria, waar ik mezelf trakteer op chocolade. Een mens is ook nooit content.
Ik verlaat mijn paarse slaapkamer iets na 7h. Het was een fijne herberg en ik had een leuke avond gisteren. Pas na het ontbijt, 2h later in Palas de Rei, en mijn blog op internet, ben ik klaar voor de nieuwe dag. Het is gedaan met de eenzaamheid en privacy onderweg. Er volgen weer heerlijk geurende sprookjesbossen, maar het is vechten voor een boom om een plasje te doen. De voorspelling van de X-large eiken gisteren wordt zichtbaar: de eerste grote maten verschijnen op de weg. Ik kom wobbelende Amerikanen tegen. Alles aan hen is ´big´, zelfs hun stemgeluid, behalve het minirugzakje. Een man komt met een rood hoofd uit de bosjes. "We know what you`ve been up to." klinkt het sappig plat. Waarop de man super schattig antwoordt in beschaafd Engels: "I had to remove a stone from my shoe." "Yeah, yeah." wiebli wobli verder haha.
Via de outfit is nu wel makkelijk onderscheid te maken tussen de verschillende soorten pelgrims. Diegenen met de grootste rugzak en te grote kleren, zijn het langst onderweg. Diegenen met nog een strak kontje in een goed aanpassende broek, zijn pas vertrokken : ) In Coruna kom ik in een nederzetting van jongeren terecht. Er zijn straatartiesten bij die instrumenten en tools bijhebben voor hun kunstjes straks in Santiago. Gisteravond hadden we het aan tafel nog over de verschillende vormen van pelgrimstochten. De formules waarbij de bagage met de bus meereist, kende ik al. En dat mensen een paar kilometers voor een dorp worden gedropt om slechts het laatste stuk te wandelen, wist ik ook. Maar deze formule kende ik nog niet: wielrenners kunnen hun fiets met een soort bus, de berg laten oprijden, zodat ze de camino enkel bergafwaarts moeten rollen Ook bekend is dat mensen de camino aanwenden als een soort datingsite. `Vind een partner, doe de camino; camino for amor.` Een dominante Amerikaan vroeg zich af waarom hij zoveel alleenreizende vrouwen zag op de weg. "Om een keer niet voor een ander te moeten zorgen." klonk het onmiddellijk in koor. "Voor de vrijheid, om alleen met jezelf te moeten rekening houden." De man zijn vrouw, die er bijna onzichtbaar bijzat in zijn schaduw, keek steels naar de onafhankelijke madammen. Ze zag eruit alsof ze van kamp wilde verhuizen, maar dat zou haar haar huwelijk kosten vermoed ik.
In een gehucht, na een koffiestop, ben ik even het spoor kwijt. Ik draai in het rond op zoek naar een pijl. "Abajo." klinkt een stem brutaal diep. Ik zie niemand. Terwijl ik lachend abajo stap, merk ik ineens een klein gepermanent kopje haar, achter een struik in een tuin.
Ik kies voor een herberg in Ribadiso da Baixo, die volgens mijn gids een oase van rust is en aan een bergrivier ligt. Zo blijkt het ook. Ik heb onderweg goed doorgestapt en weer een nieuwe shift ingehaald, en dat wordt nu beloond: ik krijg het voorlaatste bed. Iedereen is hier ontspannen. Mensen hangen, liggen, luieren in het gras...pootje baden in het water... Iedereen lacht. Geen stress maakt mensen vrolijk. Het is een geweldig complex. In de vroegere stallen zijn de douches ondergebracht. Ik ben dankbaar dat er zoveel moeite wordt gedaan voor de pelgrims. Veel hospita`s doen dit werk als vrijwilliger. De hele dag houden ze de wacht om vermoeide reizigers op te vangen. Tot 22h blijven ze aanwezig, met vaak niks omhanden. Sommige mensen zijn van mening dat een pelgrimstocht primitief moet zijn, zoals het vroeger was en dat comfort niet past. Zelf zoek ik niet echt luxe op, maar ik heb er geen kritiek op. Onze tijden hebben hun eigen wreedheden. De struikrovers die zich vroeger verscholen in de bossen, zijn nu verhuisd naar `thuis`, de strijd in de maatschappij, het werk. Voor de wilde dieren hebben we `stress`in de plaats gekregen.
Een hele tijd heb ik op een clownsdeuntje ´ik ben het zo zat, zo zat, zo zat....`lopen zingen. Ik ben het echt beu: het in-en uitpakken elke dag en steeds weer verhuizen naar een ander bed... Maar nu is het weer ok. Schrijven aan de beek kikkert me helemaal op. Ik ben op 40 km van Santiago. Mijn knie heeft geen kik durven geven vandaag. Ik liep weer even lichtvoetig als in het begin, en dat toch weer 35 km.
Als we opstaan is het buiten net een aangedampte badkamer, alsof de hele bosbevolking tegelijk heeft gedoucht. Iedereen aarzelt om naar buiten te gaan. Het is gewoon niet uitnodigend. Op m`n zondags ga ik de deur uit. We hebben gisteren met een aantal vrouwen een wasmachine gedeeld. Eindelijk heb ik nog eens propere kleren. Ook al was ik elke dag, mijn handenwasjes kunnen niet tippen aan een machine. Ik loop tussen 2 muurtjes, opgetrokken uit grote grillige keien, die zo uit de steengroeve van Fred Flintstone kunnen komen. Een dekentje van mos houdt de stenen warm. Ik wil er mee onder kruipen. Het is koud en vochtig. Het belooft drukker te worden op de weg. Veel mensen starten vanaf het laatste 100km punt. Een kudde X-large eiken verwelkomt alvast de pelgrims met een maatje meer voor een plasje in hun schaduw. Mijn rugzak voel ik nog amper. Als ik terug moet komen als een dier na dit leven, kies ik misschien wel voor huisjesslak. Het is best wel handig je eigen handeltje altijd bij te hebben.
De beruchte 100km paal loop ik bijna voorbij. Hij is zo volgekrabbeld dat je amper de cijfers ziet. Wat verder staat een geïmproviseerde kapel. Een Mariahoofd hangt aan de muur in een soort vogelenkooi. Het altaar ligt vol met briefjes, geschenken, foto`s. Ook de muur hier is volgeschreven. Mensen zijn erger dan katten in het nalaten van hun sporen.
Het einde van mijn reis is nabij. Mijn potjes crème en kleren, blinken zich al op voor mijn thuiskomst. De meeste mensen vragen zich na een reis af wat ze eerst gaan eten als ze terug thuis komen. Ik fantaseer wat ik ga aandoen. Ik hoop dat ik nog iets heb in een maatje kleiner. Ik begin een beetje op een streep te lijken, hoe veel ik ook eet.
Vanuit een herberg klinkt esoterische muziek, Het past wel in deze omgeving. Steeds meer plekken worden aangepakt en gerenoveerd. In Portomarin wil ik de trap opklimmen naar de stad. Maar mijn rechterkant houdt het been stijf. Mijn beenspieren krijgen sterallures. Rechts wil niet meer klimmen en nog minder afdalen. Mijn rechterkant is altijd al zwakker geweest. Een achterstand van mijn geboorte, die niet in te halen is denk ik. Ik begin mijn geduld te verliezen, terwijl ik wel zie wat er gaande is. De Camino is bezig mijn ego op de knieën te dwingen. Voorlopig wil het nog niet plooien. Na de stad moet ik over een verjaarde verroeste ijzeren brug. De platen buigen onder mijn voeten. Indiana Jones toestanden zijn niet aan mij besteed. Daarna loop ik weer langs prachtige bossen met alle vormen van bomen. Sommige hebben zelfs een holle rug: hun buik buigt over het pad, terwijl hun kruin achterover leunt. Ik krijg er rugpijn van van ernaar te kijken. Er klinken protjes in de lucht. Iemand speelt met vuurwerk, of het bos heeft last van winderigheid van de vele pelgrims dat het moet verteren. Zouden er pelgrims verdwijnen? Naar het schijnt is er een misdaadroman verschenen over moorden op de camino. De omgeving inspireert inderdaad niet alleen tot sprookjes. De fameuze wilde honden waar ik over gelezen heb, zijn nergens meer te bespeuren. Ik heb al wel onappetijtelijke honden gezien die op wolven lijken. Maar het zijn poesies. Ze doen geen vlieg kwaad. Ik steek een paar Oosterse mensen voorbij en draai me 2 keer om. Het is alsof ik Michael Jackson zie in Chinese opa uitvoering. Misschien is hij meteen geïncarneerd in deze bejaarde versie om zo van een rustige oude dag te kunnen genieten? Het wordt tijd dat ik naar huis ga, want ik begin zo wacko als jacko zelf te klinken. Als de Camino symbolisch onze levensweg voorstelt, dan zit ik nu in de herfst, de oude dag. Wat zal er gebeuren als ik in Santiago aankom? egoloos naar huis, of kreupel? haha (mijn koppige geest heeft het vandaag gewonnen van mijn spieren) Binnen 3 dagen zal ik het weten. Ik stop in Ligonde, na 35 km.
Om mijn knie te sparen kies ik voor de alternatieve route langs de autoweg. Regelmatig zie ik andere pelgrims, als mollen, even bovenklauteren op het asfalt, om 100m verder weer af te dalen langs een zandweg. In Samos, naast het prachtige bendictijnenklooster, drink ik koffie met 2 Duitse jongeren. Hij is bakker en studeert nu iets socio-economisch op de univ. Op mijn vraag, en daarna?, antwoordt hij met een brede glimlach: terug bakker. Hij blinkt als hij praat. Het liefst bakt hij pretsels. Ik maak een bah-grimas bij de herinnering aan New York. Op elke hoek van de straat waren ze te koop, maar ik vond ze niet lekker. Maar de zijne zijn lekker wordt me gegarandeerd. Ik geloof hem graag. Zij is kapster, maar ze ziet eruit alsof ze nog niet het juiste kapsel heeft gevonden. Haar ogen staan even dof als haar gebleekte haren.
Na Samos loopt het pad een heel stuk naast het water. Deze keer stromen we in dezelfde richting en dat vind ik prettig. De hele weg naar Sarria laat ik me meevloeien met het water, de camino, mijn gedachten, mijn verhaal. Ik arriveer in de stad voor ik het weet. Ik vergeet zelfs mijn blessure. Wanneer ik aan de volgende klimetappe begin, word ik teruggefloten. 5 km verder, in Barbadelo, trekken mijn spieren aan de teugels. Het laatste 100km punt naar Santiago, lonkt op slechts 10 km. Maar er kan geen meter meer bij. Ik voel me met de haren binnengesleurd in een herberg waar ik niet wil zijn. Het lijkt een gehucht van niks. Maar humor loert om de hoek. De herberg huist in een schoolgebouw en ruikt fris. De kamer kijkt uit over de hele vallei. De Spaanse vrouw die gisteren mijn rugzak even droeg valt binnen met hetzelfde gezicht als ik. We zien elkaars spiegel en liggen in een deuk van het lachen om zoveel slachtoffer allure. Het weer sympatiseert met ons melodrama en petst druppels naar beneden. Mijn nieuw gekochte regencape springt bijna uit zichzelf uit haar hoes van blijdschap om eindelijk van nut te zijn. Het enige winkeltje in het dorp is een caravan op een wei. De man is om op te eten. Hij geeft 4 sterrenbediening met het weinige dat hij heeft. Krakend in mijn cape, nip ik aan hete koffie in een knalblauwe open tent naast de caravan en kijk tv. Surrealistisch. Al gauw stroomt de open living vol met schuilende mensen. Het is koud en het giet. Maar de sfeer is hartverwarmend, tropisch. (op mijn tenen na : ) mooinica
Ik wil vroeg vertrekken. Met mijn knie stap ik trager. Ik zit met de zalf van de Deen aan mijn been. Ik laat de tube achter bij de diva en muis ertussenuit. Het is nog 5 km klimmen en dan ben ik ervan af voor vandaag. Het gaat goed. De sterren staan zo dichtbij dat ik ze kan plukken als appels. Ik sta onder een den en kijk omhoog. Een snoer van licht omringt ons. Samen zijn we even kerstboom. Bij het opkomende licht lijk ik wel een wegwandelende maan. Mijn witte kleren geven licht af. Een mus trippelt naast me als een schoothondje. Het dorp dat volgt ruikt naar mest. Ik ben blij dat ik een etage lager heb geslapen.
In O Cebreiro neem ik ontbijt en vul ik mijn blog aan op internet. Een uur later stopt een bus met bejaarden. Ik spurt naar het toilet om de invasie voor te zijn. Het wordt mijn eerste en enige spurt van de dag. Als ik buiten kom is het dorp veranderd in een shoppingcenter. Amper 50 m verder kreunt mijn knie. Het is eigenlijk de spier boven mijn knie die pijn doet. Ik besef dat het niet beter zal worden. De natuur probeert me af te leiden met haar schoonheid. In de diepte hangt de dauw nog tussen de bergen. De heksen zijn daar aan het koken. Konden ze maar een brouwseltje maken voor mij. Aan de autoweg zie ik de Duitse deerne (met rugzak) liften. Ze heeft haar voet bezeerd. "Shall I carry your lugage this time?" vraag ik hinkelend als ene gehandicapte aan de andere. "You`re funny." lacht ze. De hele dag steken mensen me voorbij. Ik vind het vreselijk. Om het uur wrijf ik mijn knie in met tijgerbalsem maar het helpt niet. Ik besef wat ik aan mijn lichaam vraag en krijg diep respect voor wat het allemaal voor me doet. Ik vraag vergiffenis. Als bij wonder houdt de pijn ineens op. Voorbijgangers denken tranen te zien van de pijn maar het is uit dankbaarheid.
Een kwikke zestiger jogt me voorbij. Ik vergeet mijn dankbaarheid en ben stikjaloers. Ik word gestraft met weer een pijnscheut. Misschien ben ik toch niet helemaal tot inkeer gekomen en toch nog een beetje gehaast? Waarom wil ik superwoman zijn? Ik wil dat mijn boek juist gaat over die heerlijke imperfectie die ons zo grappig en mooi maakt. Eigenlijk ben ik stronteigenwijs. En daar mag ik letterlijk de hele dag tussen lopen. De dorpen die volgen worden steeds boerser. Overal ligt stront op de grond. Vroeger noemden freaken op school me kakmadame. Nu ik tussen de shit dab, zie ik de link niet. Of is dit misschien mijn grote bruine blinde velk haha? Mijn geduld raakt op en ik word boos. Ik wil perse in Triacastela overnachten en niet nog eens in een gehucht. Het laatste dorp voor mijn doel, draagt een vrouw weer even mijn bagage. Een andere vrouw vraagt of ze kan helpen. Redbull misschien voor vleugels? Een Finse vrouw tapet mijn been en geeft me een reiki behandeling. Het is de hele weg bergaf en het doet moordend pijn. Maar het is een tocht met een vieuw. Een prachtig panorama krijg ik cadeau. Tenslotte leidt een dreef met kastanjebomen me naar de stad. Die biedt zich aan als op een zilveren plateau. De reeds lang aangekomen pelgrims zien me aanstrompelen en applaudiseren. Ik loop door naar de laatste herberg voor rust en privacy. En daar ziten: de Deen en de diva. Ik weet niet wat morgen brengt. Ik heb in ieder geval tape en zalf gekocht zodat ik me kan oplappen indien nodig. Ik vond het een strontvervelende dag en ben blij dat hij over is.
De hele dag loopt de weg langs een rivier. Soms komt het pad samen met een autobaan, maar het water aan de linkerkant maakt het goed. Het voelt alsof ik 2 sporen volg. Mijn benen zwalmen stroomopwaarts. Mijn gedachten, gefocussed op mijn boek, kabbelen mee met de flow stroomafwaarts. Flarden verhaal botsen tegen een denkrots, spatten uiteen en voegen zich weer samen. Ik Geniet met een grote G. Dit is Winnie de Poeh terrein. Ik zie hem al spelen met zijn vrienden aan het water. De dorpjes die ik passeer zijn schilderijtjes en de fantasie in mijn hoofd past erin. Een rode draad wordt zichtbaar: ik maak voortdurend associaties met sprookjeselementen, een wereld waar ik altijd al makkelijk toegang tot had. Is dit de richtlijn waarop de Camino me wil wijzen voor mijn verhaal? Het wijkt af van mijn oorspronkelijk idee, maar het past wel bij mij. Sprookjes die ik vroeger schreef voor vrienden, met henzelf in de hoofdrol, duiken op. Allemaal stukjes camino. Ben ik aan een synthese toe?
Nu ik aan een gematigd tempo stap, kom ik geregeld dezelfde mensen tegen. Ik ben er nog niet uit of ik dit prettig vind. De meest opvallende figuren zijn een Australische ex-diva (ze is vroeger mooi geweest, maar een facelift verraadt dat ze moeite heeft om haar jeugdschoonheid los te laten) en een Deense man. Ze reizen samen. Ik verdenk haar ervan dat ze, net als Vittorio, haar jongere chapperone, ergens onderweg heeft gegijzeld voor gezelschap. Ik vraag me af of ze iets hebben. Gisteren deelden ze dezelfde kast. Telkens als onze paden kruisen, is zij aan het woord, Ik voel haar nieuwsgierigheid naar mij. Ze ziet me zitten. Hij ook. Pas nadat ik haar gegroet heb, volgt een compliment op mijn kleren. Hij zoekt constant banale excuses om me aan te spreken. Ik voel zijn blik priemen. Ik doe of ik het niet merk. Gisteren, gapend naar mij aan de overkant, liep hij tegen een paal. Daarna stuikelde hij, waarop zijn lichaam een circuskronkel maakte en hem redde van een tandencrash op een smeedijzeren balustrade. Ik heb hem gered van gezichtsverlies, door zogezegd nietsvermoedend verder te trippelen.
Ik kom langs prachtige gigantische kastanjebomen. Een eekhoorn nadert dapper tot aan mijn voeten. Net als deze kleine verzamelaar, spaar ik dingen op: voedsel voor de geest om straks iets mee te doen.
Op Ambasmestas word ik verliefd. De naam betekent: beide stromen. Op deze plek komen 2 rivieren samen: de Balboa ewn de Valcarce. Ik ben ontroerd door de synchronisiteit, net nu ik ook op 2 sporen loop en die probeer die door elkaar te laten vloeien. In het verlaten dorp staat een eenzaam kraampje. Een oude vrouw verkoopt er wandelstokken en pelgrimssouvernirs. Op dit moment heb ik gewacht om een kalebas te kopen. Van deze plek wil ik mijn geluksbrenger die een trigger wordt voor het samenkomen van mijn werkelijke tocht en de verhaallijn die ik volg. Ik aarzel om te blijven, maar het is nog te vroeg en ik wil weer als Heidi in de bergen slapen.
In hetvolgende dorp kom ik langs onverschillige koeien in een prachtige wei. Ze staan in een schilderij, maar ze zien er niet uit alsof ze het beseffen. Het geeft me een idee voor mijn verhaal. Zou ik hen de fair witness positie kunnen aanleren? Het rare koppel passeert weer. Ik duik letterlijk ineen, door een pijnscheut in mijn knie. Ik moet lachen om mijn lichaamstaal. Maar wat later vergaat me het lachen. De pijn wordt erger. Ik maak mijn passen steeds kleiner om te voorkomen dat ik door mijn knie ga. De weg kronkelt omhoog, mijn lichaam omlaag. Een forse Duitse deerne, wiens bagage met de bus reist, biedt aan van mijn rugzak tot boven te dragen waar een herberg wacht. Ze geeft me tranen in de ogen. De berggeit in mij kan niet uitpakken met haar kunstjes. Ik ben even een hulpeloze gebrekkig vrouwtje. Ik voel mee met alle oudjes wiens lichaam niet meer mee wil, maar wiens geest in brand staat. Boven, in het dorp La Faba, geeft de Duitse mijn rugzak door, als met een estafette aan....de Deense man.Camino nee! Mijn knie crasht bij deze onverwachte wending van het lot. Ik kan enkel machteloos toekijken. Als met een verjaardagscadeau wandelt hij, glunderend de herberg binnen. Ik krijg de laatste plek in de refugio, het bed boven de...diva! Wat is hier aan de hand? De Deen wordt verbannen naar een bijgebouw, zonder deuren, dat nog in verbouwing is. Ik wil mijn plek afstaan, zodat ik niet meer tussen hen in ben, en dat ze samen kunnen zijn. Maar de manager wil er niet van weten. "Es lo camino. Estan peregrino`s." Hij stelt me gerust met mijn knie en geeft me een beter bed, laag bij de grond, zodat ik niet meer moet klimmen. Terwijl de hele meute zijn eigen potje kookt in de keuken van de herberg, vlucht ik uiteten. Net wanneer ik in mijn handen wrijf omdat ik het restaurant voor mij alleen heb, stappen.....de diva en de deen binnen. "May we join you?" Ik kies voor de korte pijn, zet mijn beste glimlach op en onderga mijn lot. Het is uiteindelijk ´not so bad´. Na een hele avond geschiedenisles, weet ik nog niet wat de boodschap is van deze ontmoeting. De vrouw werkt als psychiater voor het gerecht. Ze luistert voor haar werk zoveel naar mensen, dat ze nu op de camino haar praatvaardigheid loslaat. Ze doet het met flair. Volgens mij heeft ze een fascinatie voor bloed. Misschien is dit haar rode draad?
Mijn dag begint met een spookhuistrip, die ik halverwege afbreek. De gele pijlen leiden naar een pad zwarter dan zwart. De weg kronkelt naar beneden tussen grillige bomen die me willen pakken. Mijn voeten worden in zompige grond opgezogen. Geen gegriezel op een nuchtere maag. Ik keer terug om op anderen te wachten. Verdwalen en sterven doe je beter in gezelschap.
Ik overleef het avontuur en vind in het volgende dorp internet. Terwijl ik helemaal opga in mijn blog valt de regen uit de hemel. Ik merk er niets van. Terug in de realiteit, zie ik regencapes paseren. De eigenaar ziet mijn vraagtekens. "You are a very lucky lady!" Met de slappe lach huppel ik onder een stralende zon naar Ponferrado. De stad verwelkomt me met een regenboog. Ik denk aan ieder die ik ken, en gooi al hun wensen, wat die ook zijn, in de kleurencirkel. Aan het kasteel van de kloosterridders ontdek ik een trendy koffie-chocoladehuis. Nippend van een taartje consulteren collega pelgrims hun gids. Ik lees de cosmopolitan. Ik moet geen schrik hebben dat de natuur me in een bosmens gaat veranderen. De stad zit in mijn bloed. Vandaag ga ik me verwennen. Ik stap een supermarkt binnen om lekkere voorraad op te slaan voor onderweg. De rekken komen op me af. Mijn rugzak wil terug maar buiten. Met een stuk kaas en een stuk zeep kom ik aan de kassa. Ik wil geen voorraad. Ik wil terug naar de primitieve bars waar ik moet eten wat de pot schaft. Ik wil pipi en popo in de bosjes en niet op een zwart lederen toilet met zilveren vergulde spiegel. O jee, is het erg dokter?
Als ik de stad uistap is mijn batterij plat. De streek is mooi. Ik loop langs Anton Pieck huisjes uit hout en leem gemaakt en langs wijngaarden. De druiven worden volop geplukt door kleurige arbeiders. Naast een oranje huis met roze pilaren liggen kolossen van pompoenen. Die kunnen zo in de sprookjeswereld aan de slag. Wat verder zie ik een vogelverschrikker. Ik denk aan the Wizard of Ozz. Mauro is geknipt voor de rol. Vottorio is de leeuw. Zou ik blikkenman nog tegen komen? Ik heb de Italianen gerust gesteld met een sms: I walk like a turtle, but write like a train.
Met de cosmo in te kijken is mijn romanpersonage verschenen. Sindsdan voel ik een aanwezigheid in mijn schrijversfantasie, die probeert recht te krabbelen als een pasgeboren veulen. Ik mag niet helpen. Niets forceren. Niets bedenken. Ik ben benieuwd welk verhaal wil geboren worden door mijn pen.
In Cacabelos slaap ik in een kleerkast. Rond de kerk is een gang met kleine 2 persoonskabines opgetrokken. Het belooft koud te worden. 28 km vandaag.
De dag begint onder geklaag van `les 5 etoiles français`. Sinds deze mensen in een 5 sterrenherberg hebben verbleven vinden ze niets meer goed. De douches zouden gescheiden moeten zijn, meer plaats naast de bedden, en langs de camino in Frankrijk staan veel meer kruisen dan in Spanje. Ze doen de weg naar Santiago in etappes, elk jaar een week. Wanneer ze met hun negativiteit een jong meisje angst aanjagen, onderbreek ik hen bruusk. Ik zeg dat het dak boven hun hoofd, wijzend op de hemel, veel meer dan 5 sterren heeft vandaag. Geen gehoor daarvoor. het is een prachtige heldere hemel. In de diepte zie ik Astorga fonkelen als het spiegelbeeld van het sterrenplafond. Mijn twijfel omtrent mijn verblijfplaats verdwijnt meteen. Was ik in de stad gebleven had ik dit gemist. Sommige dingen hebben afstand nodig om hun schoonheid te tonen. Ik klim omhoog in het gouden licht van de ochtendzon. Grassen worden struiken, struiken worden bomen. Een dennenbos volgt, daarna een eikenbos met een omheining vol met kruisen. ´Specialement pour les FranÇais´. Leunend tegen een 100 jarige pelgrimseik, noteer ik de eerste woorden van de dag. Ik klim hoger de berg op langs de bottanikenhof van de Camino. Varens en grassen hier in alle verschillende tinten groen. Halfweg de berg, verscholen onder een boom, hangt een vuurrode touter. Pure poëzie. Ik schommel en kijk over de hele vallei, alsof ik in de wolken hang. Ik voel me ongelooflijk gelukkig. Als kind wou ik in een sprookje leven. Dit is het, en het is echt. Mijn gevoelens zijn op de camino intens zonder dat er grootse dingen gebeuren. Een vriend vroeg naar `straffe verhalen`die ik al had meegemaakt. Ik kon niets opnoemen. Mijn film bestaat uit fellinibeelden met een Amelie Poulain gehalte. Zachte ontroering die dieper raakt dan de kracht van passie. Een Italiaans meisje maakt kirrende geluidjes wanneer ze me ontdekt op de schommel, en neemt foto`s. Ik laat het haar zelf voelen en stap op. Een km verder hoor ik haar nog lachen en blij zijn. Wat zouden we doen zonder onze voelsprieten. het zijn de toegangspoorten tot genieten. Ik denk aan de film ´City of Angels´waar Nicolas Cage zijn engelenstatus opgeeft om de liefde te kunnen proeven van Meg Ryan. Ook al kent hij dat geluk slechts kort, toch heeft hij achteraf, wanneeer hij pijn heeft, geen spijt. De pijn weegt niet op tegen het mooie dat hij nu kent. Hierop voortbordurend krijg ik een nieuwe kijk op het Christusverhaal en de rol van lijden daarin. Pijn hebben is voelen, wat denk ik een lagere frequentie is dan geluk. In die mate dat we erin slagen van pijn toe te laten vanuit dankbaarheid om het voelen, kunnen we stijgen naar hogere en subtielere niveaus van gelukzaligheid.
Net wanneer ik ben geklommen naar de spirituele top van de dag, val ik bij de geografische top, La cruz de Hierro, met een benji sprong naar beneden. Het kruis dat op 1500 m staat, het hoogste punt op de Camino, is een mesthoop. Vroeger legden mensen stenen onder het kruis, voor geluk. Nu laten pelgrims objecten achter. De interactie tussen de mens en de natuur kan poëtisch zijn, zoals de schommel, en soms is het ronduit beschamend. Hemel en hel zijn elkaars buren en staan in elkaars schaduw.
Een sms van een jarige vriendin komt binnen. Ik kom erdoor in feeststemming en krijg zin in taart. Het klinkt absurd in de omgeving waar ik ben. In hetvolgende dorp, waar 5 huizen staan, geen winkel en 1 bar, vind ik taart. En ze is nog lekker ook! Een andere vriendin durft de bergen in hun middagdutje te storen. Ik kraam uit dat ik heeelemaal alleen op de top van een berg sta. Wat verder zitten 2 figuren. Hm, niet helemaal.( maar dat ziet ze niet aan de telefoon). In de bar met de taart, kom ik het jonge paar tegen. " Heeelemaal alleen." herhalen ze grinnikend. Het blijken Belgen te zijn haha. Mijn kleine overdrijving wordt zonder pardon onderuit gehaald op de camino.
De tocht door de bergen werkt verkwikkend. Het doet me goed dat de berggeit in mij nog eens van stal kan. Ongeveer een kilometer voor het dorp waar ik ga logeren, stopt een bus en stoot een sliert licht bepakte wandelaars uit. Ik moet er het fijne van weten. Het blijkt een toeristenformule te zijn: de camino in 10 dagen, met gids erbij en logeren in hotels. Zelfs de camino gaat mee met de tijd.
In de bergen zie je dat de aarde vrouwelijk is: overal boobies en bevallige derrières Ik zak met mijn derrière in de herberg van Riego de Ambros, na 36 km. De plek lijkt wel een far west spookstadje. Ik spaar de grote stad, Ponferrado voor morgen. Ik moet nog papier kopen, want mijn schrift is vol. Blijkbaar schrijven er in de bergen niet veel mensen. (Tenzij ze nog uitkappen op steen).