KERK & TOERISME BRUSSEL v.z.w. wil het Brusselse in hoofdzaak religieuze kunstpatrimonium beter bekend en toegankelijk maken door informatie, animatie, onthaal en vorming, in een christelijk en kunsthistorisch perspectief.
MB Maria Bogaert PW Paul Wieërs GvE Guido van Eeden LF Luk Faems MG Michel Govaerts JPVB Jean-Pierre Van Binnebeek
Beoordeel dit blog
KERK EN TOERISME BRUSSEL
03-01-2023
Drie Koningen 3
DE AANBIDDING VAN DE WIJZEN, alias DE HEILIGE DRIE KONINGEN - 3
Verwerking door de traditie
Zo zie je maar, hoe vanuit de letterlijke bijbeltekst over vrome interpretaties en (para-)liturgische gebruiken, de Wijzen uit het Oosten via grootse en volkse kunst ons ingeprent werden als de Drie Koningen en als zodanig verder leven.
Maar de Wijzen lenen zich tot nog veel meer ..
naamgeving
Steeds vaker worden de Wijzen met name genoemd: Caspar (Gaspar, Kasper), Balthasar en Melchior; zo reeds in een geschrift uit Alexandrië van ca. 500. Dankzij de populariteit van de Legenda aurea van Jacobus de Voragine kwamendeze namen in zwang.
verdere levensloop
Later zouden zij door de apostel St.-Thomas (de Ongelovige) op diens doorreis in het Oosten gedoopt zijn en met hem meegetrokken zijn tot in Indië waar ze als bisschoppen werkzaam zouden geweest zijn.
de vierde koning
Om de betekenis van Jezus zoeken te actualiseren heeft zich op het verhaal van de Drie Wijzen, het verhaal van de vierde koning geënt.
Devotie
a) Keulen
In 1164 worden hun relieken vanuit Milaan naar de dom van Keulen overgebracht, waar ze vele bedevaarders aantrekken. Het thema van de wereldjongerendagen aldaar, met Paus Benedictus in 2005, was erdoor geïnspireerd: Volg de ster.
In Duitsland is het de gewoonte dat de misdienaars rond 6 januari op de deurlijst links de twee eerste en rechts de twee laatste cijfers van het nieuwe jaartal met krijt komen schrijven en in het midden de initialen van de drie Koningen. Dit tijdelijke opschrift 20 C+M+B 08 moet dan in het Latijn gelezen worden als: Christus mansionem benedicat (moge Christus dit huis zegenen in het jaar 2008). Ten voordele van de Duitse missieactie Misereor gaan de misdienaars, verkleed als Drie Koningen, bij de parochianen ster-zingen ten voordele van de arme kinderen aan wie Jezus zich nog des te meer (dankzij ons toedoen) kan tonen.
b) Rome, Vaticaan
Omwille van hun terugkeer naar hun land na Jezus erkend te hebben (Mt.2,12b) gaan zij door voor de eerste zendelingen / geloofsverkondigers. Zij staan dan ook model voor de missionering de katholiciteit van de Kerk. Daarom dat jaarlijks op 6 januari door de paus te Rome een aantal bisschoppen van verschillende continenten en culturen gewijd worden. De Wijzen gaan dan ook door als patroonheiligen van de missionering.
c) Antwerpen
O.-L.-Vrouwekerk, het altaar van de magistraatskapel (alias Besnijdeniskapel, nu St.-Antoniuskapel) was hen toegewijd, net als begrijpelijk - het altaarschilderij van de kleermakers@@.
Huis (nu Museum) van Plantin-Moretus: de zonen van Johannes Moretus waren genoemd naar de Drie Wijzen: Balthasar, Caspar en Melchior. Hun leuze stella duce (onder leiding van de ster) duidt op de goddelijke inspiratie die de Wijzen op hun tocht begeleidt. De ster die met deze leuze op de consoles in de grote vertrekken staat; geeft aan dat men ook in dit intellectuele centrum van de boekdrukkunst rekent op Gods inspiratie.
Als kerkelijke feestdag stond Driekoningen voor een dag vrijaf en indachtig het grote bezoek stond het ook voor een groot familiefeest. Erg populair was ook de gewoonte om op 6 januari iemand van de familie koning te laten zijn, wat zeer levendig in beeld werd gebracht door het schilderij van Jacob Jordaens: De koning drinkt (Brussel, KMSK). Rond een tafel gedekt met brood, wafels en een taart, maakt een vrolijk gezelschap plezier. Er wordt getoost op de nieuwe koning, terwijl men zingt en musiceert. Vooral door de luidkeels zingende man op de voorgrond die opspringt met een drinkkan in de ene en zijn hoed in de andere hand, wordt het een uitbundige scène.
Het Latijnse opschrift NIL.SIMILIUS.INSANO.QUAM.EBRIUS (niets lijkt meer op een krankzinnige dan een dronkeman). Tekst : Rudy Mannaerts - Toerismepastoraal Antwerpen Afbeelding Internet
Op 2 februari is algemeen geweten dat er pannenkoeken gegeten worden. Maar het is ook een christelijk feest. Dan worden er kaarsen gewijd, op sommige plaatsen gaan er processies uit en pasgeborenen worden gezegend in de kerk. Sinds 1969 heet het feest het feest van de opdracht van de Heer.
Maria-Lichtmis herdenkt het zuiveringsritueel van Maria na haar bevalling. In het Frans heet het feest trouwens nog altijd la fête de la Purification de la Vierge. In Israël waren vrouwen als onrein beschouwd tot 40 dagen na de bevalling van een jongen en 80 dagen na de bevalling van een meisje. Tijdens die periode mochten de vrouwen de tempel niet betreden.
In de volksmond was de kerkgang dan het eerste kerkbezoek van de moeder na de bevalling. Zij en het kindje werden dan gezegend door de priester.
Op de veertigste dag moesten de rijken een lam offeren
zodat ze wettelijk gereinigd zouden zijn. Maria en Jozef offerden twee duiven,
omdat ze arm waren en ze zich geen lam konden veroorloven. Volgens de toen geldende Wet van Mozes
trokken Jozef en Maria 40 dagen na de geboorte van Jezus naar de tempel om hun
zoon op te dragen aan God. Daar werden ze ontvangen door de oude man Simeon,
die in Jezus de Messias herkende en hem beschreef als Licht van de nieuwe
wereld. Daarom spreekt men over Lichtmis.
In het Frans wordt ook nog altijd la fête de la chandeleur gezegd, (lachandeleur = het feest van de kaarsen). Op vele plaatsen worden nog op die dag
kaarsen gewijd en lichtprocessies in de kerk gehouden. De cantate van Johann Sebastian Bach, Ich habe genug, (Cantate
BWV 82) heeft het Feest van de Opdracht van de Heer als onderwerp. Ze is
geschreven voor een bas-stem, vanuit het standpunt van de oude Simeon die
voldaan is na het zien van Jezus in de tempel.
In de rooms-katholieke kerk werd het feest ingesteld in
494 door de toenmalige paus Gelasius. De gewoonte om de kaarsen te wijden in de
kerk dateert uit de elfde eeuw.In vele
landen (bv. Frankrijk, Teneriffe, Peru) wordt Lichtmis uitvoerig gevierd.Bij ons is dit het geval niet meer.Voor velen is de betekenis van het feest dan
ook onbekend.
Maar wat nog altijd in ere gehouden wordt, dat is het
eten van pannenkoeken op die dag. Waarom is dat zo ?
2 februari was vroeger
één van de twee dagen waarop de bevolking op het platteland vanwerk of hoeve kon veranderen de andere dag was 11 november
(Sint-Maarten). Dat werd ÿs avonds gevierd met een soort haardkoeken, die later
evolueerden naar pannenkoeken. De vorm en kleur van de pannenkoeken worden ook
gezien als een verwijzing naar de zon enhet licht. De traditie zegt dat wie met Lichtmis
pannenkoeken eet een voorspoedig jaar zal hebben. We hebben er ook een spreekwoord van
overgehouden : Er is geen vrouwke zo arm, of ze maakt op Lichtmis haar panneke
warm.
Jean-Pierre Van
Binnebeek
Bronnen:
Heiligen en tradities in Vlaanderen. 2018. Davidsfonds.
In 1880 wou Koning Leopold II op de hoogte van Koekelberg een pantheon laten bouwen, maar hij ondervond hiervoor weinig steun. In de buurt verwijzen de Pantheon- en Landsroemlaan hiernaar. Ter gelegenheid van 75 jaar België greep in 1905 de eerste-steenlegging van een nationaal heiligdom plaats, naar het voorbeeld van de Parijse Sacré-Coeur. Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog waren alleen de funderingen voor het neo-gotische gebouw gerealiseerd. Na de oorlog werd het project om financiële redenen volledig herzien. Een nieuw ontwerp in art deco (1925) van architect Albert Van huffel werd aanvaard en in 1929 werden de bouwwerken heropgestart. Na het overlijden van Van huffel (1935), nam ir. Paul Rome zijn taak over. Ook de tweede wereldoorlog bracht vertraging mee. In 1951 werd het reeds afgewerkte gedeelte van de kerk ingewijd en haar de titel van 'basilica minor' verleend. Het duurde nog tot 1970 eer de basiliek, na het plaatsen van de grote koepel, volledig was afgewerkt.
Gebruikt materiaal
De basiliek, 164 m lang, 108 m breed en 93 m hoog, behoort tot de grootste kerken ter wereld. Het buitenzicht wordt bepaald door Hollandse baksteen en witte steen uit Bourgondië. Daken en koepels zijn bekleed met koper uit Kongo. Binnenin zorgen verschillende soorten marmer samen met de okergele terracottabekleding voor een warm gevoel.
Interieur
Het Sacramentskoor (aan de westzijde) wordt gebruikt door de parochie. Op het Sacramentsaltaar zien wij het Heilig-Hartbeeld van Georges Minne en het reliekschrijn van de H. Albertus van Leuven.
De zijkapellen zijn toegewijd aan Onze Lieve Vrouw en Sint Jozef, patroonheilige van België.
Het hoogkoor bevindt zich op de kruising.
De Sint-Jorisbidkapel is de middenste kranskapel van de noorderdwarsbeuk.
Ontdek de talrijke glasramen geschonken door katholieke organisaties, congregaties en particulieren. Enkele behandelde onderwerpen: ordestichters, verering van het Heilig Hart door heiligen, de zaligsprekingen. Het grootste glasraam Het Laatste Oordeel en de Verheerlijking van het Lam bevindt zich op de galerij, boven het hoofdportaal aan de oostzijde.
In de ondergrondse ruimte bevinden zich vergaderzalen, een toneelzaal en een restaurant.
Vanop de buitengalerij onderaan de koepel, op een hoogte van 52,8 m, kan je genieten van een prachtig panorama op Brussel en omgeving ( 5).
Met het toegangsbewijs van het panorama, kan je ook gratis de twee in de basiliek ondergebrachte musea bezoeken (beperkte openingstijden of op afspraak) :
Museum van Moderne Religieuze Kunst van het Bisdom Brugge met 250 kunstwerken, o.m. van Albert Servaes, Constant Permeke, Gustave van de Woestyne en Joan Miró.
Museum Zwartzusters Brussel met kunst- en religieuze voorwerpen uit het voormalige klooster : schilderijen, beelden, kant, vaatwerk en meubilair.
In de basiliek is ook de vrije katholieke zender Radio Spes gevestigd. Te beluisteren 24 uur op 24 in Brussel op FM 105.0 of wereldwijd via www.radiospes.com.
Info over vieringen, evenementen, rondleidingen en openingsuren van de musea : www.basilicakoekelberg.be.
De Begijnhofkerk is geen parochiale kerk en heet Sint-Jan-de-Doper zoals de kerk van
Molenbeek waarvan ze afhangt. De kerk van Molenbeek heeft trouwens een ambigue rol
in de parochiegeschiedenis.
Parochiale geschiedenis is geschreven door Placide Lefevre (oud-archivaris van Sint-
Goedele, Despy, Bonenfant, Guillaume Demarez, jonge vorsers van de ULB en BVNH.
De stelling van Placide Lefevre zou zijn dat er in Brussel één voorname moederkerk zou
zijn geweest, waarvan latere parochies zijn afgesplitst. Dat is ook wat het Sint-
Goedelekapittel vanaf de 12e eeuw wil laten verstaan. Dat kan opgemaakt worden uit het
oprichtingsdocument van het Sint-Goedelekapittel uit 1047, dat een vervalsing uit latere
tijd blijkt te zijn.
Oprichtingsaktes van de Kapellekerk dateert van 1210, van Sint-Gorik van 1540, Sint-
jacob 17e eeuw, Sint-Katelijne 15e eeuw, Sint-Niklaas 17e eeuw. Demarez zoekt de oorsprong eerst bij Anderlecht, daarna Molenbeek.Despy heeft een voorkeur voor Ukkel.
Verbesselt gaat van de these van Lefevre naar die van Despy.
In de 12e eeuw zijn er reeds meerdere parochies want in een document (?) wordt reeds
verwezen naar parochiegrenzen. In de 13e eeuw zijn "Huisarmen" of "Tafels van
Barmhartigheid (bramhartigheid -grapje) of van de Heilige Geest" expliciet verbonden
aan parochies. Giften van rijkere burgers worden via die instellingen uitgedeeld aan de
armen vanuit de kerk.
Sint-Goedele is daadwerkelijk de moederkerk van Brussel vanaf de 15e eeuw. Er wordt
geen onderscheid gemaakt tussen kerken of kapellen, het zijn alle "ekkleisia"'s.
Wat is een parochiekerk?
Het is een kerk die essentiële kerkelijke sacramenten mag uitvoeren, doop, huwelijk en
begrafenis. Een parochiekerk heeft bijgevolg altijd een kerkhof. De kerk houdt de
cijnsregisters bij zowel van armen als hertogen. De stad is onderverdeeld in zones, in de
14e eeuw zijn dat de parochies. Die zones komen ook voor in de hertogelijke
documenten. Bedienaars zijn de prebaan, parochianen, terwijl de kerkmeester behoort
tot de kerkfabriek.
Is Sint-Gorik de wieg van Brussel? Met als datum 977? Tijdens de 19e eeuw zijn er
opgravingen geweest op het Sint-Gorikseiland.. Slechts resten van de 16e-eeuwse kerk
zijn gevonden. Van de kerk ervoor bestaan maar 2 kleine schetsen. Er is de legende
over het bestaan van een castrum en de kerk waarin de relieken van Sint-Goedele in
985 door Karel van Frankrijk zijn ondergebracht, om in 1047 overgebracht te worden
naar de Sint-Michiel. De benedenstad zou verdedigd zijn geweest door een wal die tot de Sint-Niklaaskerk (Serhuyghskintssteen) zou gelopen hebben. Die gegevens komen uit de Vita van Sint-Goedele, die 2 à 300 jaar na de feiten is geschreven.
De parochie van Sint-Gorik is gesticht in de 16e eeuw omdat wegens wateroverlast de
gelovigen niet ter kerke konden in de Sint-Michiel-en-Sint-Goedelekapittelkerk.
Volgens B. is een belangrijk gegeven in de interpretatie van gegevens over parochies
is de drooglegging in de 12e eeuw. Tijdens die eeuw zijn in de hele streek lage zones
afgewaterd, waarom zou dat fenomeen zich niet in dezelfde tijd in het Brussels broek
hebben voorgedaan? In de streek zijn er in de 12e eeuw veel nieuwgestichte dorpen.
Zowel Sint-Gorik als Sint-Niklaas zijn rond het midden van de 12e eeuw gebouwd. In die
tijd zijn de Zenne-armen rechtgetrokken, zijn molens gebouwd, komt er een portus.
Placide LEFEVRE , Philippe GODDING et Françoise GODDING-GANSHOF , éds, Chartes du chapitre de Sainte-Gudule de Bruxelles, 1047- 1300. Louvain-la-Neuve, College Érasme et Bruxelles, Nauwelaerts, 1993 (Université de Louvain). Recueil de travaux dHistoire et de Philologie, 6ème s., fasc. 45).
Georges DESPY, "Un dossier mystérieux : les origines de Bruxelles", dans Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences Morales et Politiques (de l') Académie Royale de Belgique, 1997, p. 241 -303.
Placide LEFEVRE, L'organisation ecclésiastique de la ville de Bruxelles au Moyen Age. Louvain, 1942 (Université de Louvain. Recueil de travaux dHistoire et de Philologie, 3ème s., fasc. 11)., surtout p. 13- 34.
Deze tekst is samengesteld door Mw. M.-C. Van Grunderbeek (musea stad Brussel - Broodhuis) en baseert zich op een doctoraatswerk over de geschiedenis van de parochies in Brussel. Zij gaat uit van een wandeling die door de doctorant geleid werd op 25 april 2009. Marie-Claude.VanGrunderbeek@brucity.be
Wandeling
van Sint-Gorik via Borgwal, over Anspachlaan, via Steenstraat, Zuidstraat tot
de
Sint-Niklaaskerk. Sint-Katelijne en Kapellekerk worden links gelaten want te
ver.
Sint-Niklaas was
een parochiale kerk. Als patroonheilige van handelaars en schippers wordt,
Sint-Niklaas geassocieerd met de haven, annex handelsnederzetting, annex oude kerk
van Sint-Gorik. De Steenstraat die we doorliepen was één van de parochiegrenzen
tussen Sint-Gorik- en Sint-Niklaasparochies (tegen argumenten Lefevre). Dat
zien we op de kaart van Brusselse parochies van Philippe Godding. Sint-Niklaas
is, net als Sint-Gorik gelegen in de beemden of drassige gronden van Brussel,
die pas in de 12e eeuw bewoonbaar werden gemaakt. Er is sprake van een
"portus" zonder juiste bepaling van wat het is of waar het lag.
Er was een Romaanse
donjontoren, ongeveer 50 m
hoog, die verbonden was met de kerk (raakte de kerk niet). Die toren zou er
volgens de legende vóór de kerk gestaan hebben.
Zeker is dat de Sint-Niklaaskerk dateert van de 12e eeuw (afwaterings-
en kanaliseringsoperatie). Er is een donjon, zoals Sint-Goedele een "westbouw"
heeft.
---
Wandeling
terug langs de Steenstraat terug om via de Violetstraat op het Sint-Jansplein
te
geraken.
Op de kaart van
Philippe Godding, die René Laurent gebruikt, staan de parochies uit de
15e eeuw aangetekend.
Sommige van die parochies gaan wel over de omwallingen.
Vaststellingen
zijn dat er grote en kleine parochies zijn en dat ze zeer onregelmatig zijn.
Het Sint-Jansplein
is een knooppunt van de parochies St.-Goedele, St.-Gorik, St.-Niklaas.
Sint-Goedele is
de enige parochie die volledig binnen de eerste omwalling is gelegen.
Registers
vermelden gegevens van de verschillende parochies en .'omtrent het Sint-
Jansgasthuis.
Deze plaats is de grens tussen de droge helling en het drassige gebied
van de Zenne.
Logisch zou zijn dat Sint-Goedele, Sint-Jakob en Kapellekerk de oudste
parochies zouden
zijn, in het droge gedeelte, terwijl Sint-Gorik, Sint-Niklaas en Sint-
Katelijne in het
overstromingsgebied pas later ingesteld worden. De Sint-Jansgasthuiskerk uit de
13e eeuw is in Romaanse stijl.
Woeste gronden
zijn van de heer. De graaf (Boudewijn), later de hertog (Hendrik), zal in
de 12e eeuw het
natte land in concessie geven tot drooglegging, kanalisering en bouw van
watermolens.
---
Wandeling
van het Sint-Jansplein via de Duquesnoystraat, Steenweg, Grasmarkt, Bergstraat
naar het Sint-Goedelevoorplein.
Sint-Goedelekerk
is voor Placide Lefevre de enige hoofdkerk, moederkerk en tevens oudste kapel,
bij een Merovingische nederzetting. Na de brand is begonnen aan de Romaanse
kerk, begin 13e eeuw, ongeveer dezelfde tijd als de Ceure werd toegekend.
Volgens Lefevre
zou pas na de middeleeuwen de andere parochies afgesplitst zijn.
Volgens een
document van 1047, dat een vervalsing uit de 2e helft van de 12e eeuw zou
zijn, gebeurde
dan van alles: stichting van het Sint-Goedelekapittel en de bouw van de
stenen kerk.
Onbetwist echt is
het document van 1073 dat bevestigt in een compromis tussen Kamerijk en
Sint-Goedele, dat er in de 11e eeuw een kapittel van kanunniken werd ingesteld
(seculiere organisatie, de kanunniken woonden zelfstandig waar ze het wilden).
Dertig jaar later, en nog eens 15 jaar later vinden we in teksten de vermelding
en bevestiging van dat compromis om rechten te bevestigen of te geven, en dat
er bouwwerken worden gedaan, o.a. de westbouw. (heb ik dat allemaal wel goed begrepen?)
De archeologie
vindt een crypte en gebouwen uit het midden van de 11e eeuw.
In de 2e helft
van de 12e eeuw vinden we teksten:
een vervalsing op zoek naar
legitimatie zogezegd uit 1047;
uit 1074 een akte van de bisschop van
Kamerijk die de rechten van Sint-Michiel-en-Sint-Goedele bevestigd als
officiële hoofdkerk;
bevestiging door de hertog
(document?) door hertog Godfried dat de parochies belasting te betalen
hebben aan de hoofdkerk;
er wordt een vita Sancti Gudulae
opgesteld, een nazaat van Karel de Grote. De relieken worden naar een
waardige plaats (Sint-Michielskerk) overgeheveld, want de relieken van
Sint-Goedele zijn in Sint-Gorik zomaar tentoongesteld, wat niet mag, en de
hertog heeft ze zelfs mogen aanraken. Ze worden er verwaarloosd
(negligenter)
Waarom is Sint-Gorik ineens niet goed
genoeg meer? In die 12e eeuw wordt de
benedenstad aangelegd (haven,
kanalisering, molens, handel), boomt die wijk en wordt een oord van
verderf in contrast met de integritei van de bovenstad waar ook handel en
ambachten zijn, en zelfs markten met een naam (veemarkt, houtmarkt,
paardenmarkt, ...
De Kapellekerk is
officieel ingesteld in 1210 met bevestiging van een reeds bestaande situatie.
Het zou kunnen dat de graven van Leuven hun machtsbasis op de Koudenberg, met
Sint-Jacob, wensten uit te breiden naar het noorden met Sint-Michiel en naar
het zuiden met de Kapellekerk. De graaf schenkt prebenden aan Sint-Goedele met kanunniken.
In de Kapellekerk komt een reguliere gemeenschap. Dit initiatief loopt parallel
met de initiatieven in de benedenstad, ook om de machtsbasis te verstevigen.t-
Katelijne in he overstromingsgebied pas later ingesteld worden. De Sint-Jansgasthuiskerk uit de 13e eeuw is in Romaanse stijl.
Woeste gronden zijn van de heer. De graaf (Boudewijn), later de hertog (Hendrik), zal in de 12e eeuw het natte land in concessie geven tot drooglegging, kanalisering en bouw van watermolens.
de Kapellekerk komt een reguliere gemeenschap. Dit initiatief loopt parallel met de initiatieven in de benedenstad, ook om de machtsbasis te verstevigen.
Deze tekst is samengesteld door Mw. M.-C. Van Grunderbeek (musea stad Brussel - Broodhuis) en baseert zich op een doctoraatswerk over de geschiedenis van de parochies in Brussel. Zij gaat uit van een wandeling die door de doctorant geleid werd op 25 april 2009. Marie-Claude.VanGrunderbeek@brucity.be
Wandeling van Sint-Goedele via de Parochiaanstraat, Kantersteen, Stuiverstraat, Ter Arkenstraat (Jodentrap) naar het Koningsplein tot aan Sint-Jakob. De omweg langs Ter Arken is bedoeld om de middeleeuwse realiteit aan de lijve te ondervinden.
Voor Bram is dit de belangrijkste halte. Op dit kleine plateau stond een Sint-Jakobskerk, met toegang langs de huidige Naamsestraat. Nu is het een 18e eeuwse kerk in functie van het gelijktijdige Koningsplein. Na de brand van het paleis van de hertogen van Brabant is aan de stad gevraagd hun afval te komen afzetten om een groter plein te kunnen aanleggen.
De Koudenberg is een militair en politiek strategische hoogte (summum), buiten het overstromingsgebied, met uitzicht op de Zenne- en Maalbeekvallei.
Bij een morfologische studie van de eerste omwalling blijkt dat het kasteel + kerk + ovaal plein overeenkomt met de structuur van een typisch Driesdorp met 3-hoekig gemeenschapsplein waar vee mocht grazen, hout werd gesprokkeld en volk kon ontmoeten of verzamelen. Er is weinig informatie over de Sint-Jakobskerk. Vanaf de 12e eeuw is er een kerk, een priester en een connectie met het kasteel. Volgens Bram zou het wel eens de oudste kerk kunnen zijn. In de ouste registers over cijnzen wordt Sint-Jakobs steeds vermeld als libertas Bruxellae, wat dan het oudste rechtsgebied, de oudste vrijheid van Brussel zou zijn.
In de 2e helft van de 12e eeuw wordt Sint-Michiel-en-Sint-Goedele de hoofdkerk. Waarom claimt Sint-Jakob, met gasthuis, dat statuut dan niet? Sint-Jakob wordt dan weggeschonken aan de Ridders van Malta. Over wat er verder gebeurt met het goed is er geen spoor in de archieven van desbetreffende orde. 20 jaar later wordt de gemeenschap omgevormd tot een regulier klooster met de regel van Augustinus (Jan van Ruusbroek zal ook overgaan tot die regel, na deel te hebben uitgemaakt van het seculiere college van kanunniken van Sint-Goedele).
Wanneer we vergelijken met wat in andere steden gebeurt, kunnen we veronderstellen dat Sint-Goedele de tegenstanders heeft willen uitschakelen, door Sint-Gorik voor te stellen als temidden een oord van verderlf, terwijl Sint-Jakob een gesloten klooster wordt, zonder enig verband met de stad. Dat Sint-Jakob wellicht de oudste kerk was lezen we in een kroniek uit de 16e eeuw uit s Hertogenbos van Peter van Oss. Daarin staat dat Lodewijk de Vrome (zoon van Karel de Grote) in de 9e eeuw een Sint-Jakobsklooster in Brussel heeft gesticht.
Wat betekent de toponiem Koudenberg? Koud kan betekenen onbewoond of koud (vanwege de winden?) Deze tekst is samengesteld door Mw. M.-C. Van Grunderbeek (musea stad Brussel - Broodhuis) en baseert zich op een doctoraatswerk over de geschiedenis van de parochies in Brussel. Zij gaat uit van een wandeling die door de doctorant geleid werd op 25 april 2009. Marie-Claude.VanGrunderbeek@brucity.be
Slechtvalkennest in één van de torens van onze kathedraal
Het is al enkele jaren de gewoonte geworden: een koppel slechtvalken nestelt opnieuw in één van de torens van onze Sint-Michiels- en Sint-Goedelekathedraal.Ook dit jaar zijn er eitjes gelegd en worden ze uitgebroed.
Zoals de vorige jaren is het via televisieschermen die in het Valken Observatiepunt beneden aan de kathedraal geïnstalleerd zijn, mogelijk het mooie schouwspel live mee te maken.De hele broedperiode, het opvoeden en de eerste vlucht kunnen op de voet gevolgd worden.
De slechtvalk (Falco peregrinus) behoort tot de grootste valken. Deze roofvogel staat bekend als de snelst duikende vogel ter wereld.Hij voedt zich met vogels, duiven en eenden.
De slechtvalk was in de jaren 50 haast verdwenen. Dankzij een gericht beleid van bescherming kwamen de slechtvalken opnieuw in Vlaanderen overwinteren. Ze gebruiken de hoge gebouwen, die zij als rotskliffen beschouwen, om er te broeden.
Het Valken Observatiepunt is open van dinsdag tot vrijdag van 9.00u tot 17.00u en op zon- en feestdagen van 11.00u tot 17.00h, en dit tot eind mei.
Zoals voor andere feesten is Pasen een feest vol
symboliek.Het ei, de paashaas en het
paasvuur behoren tot de symbolen van het grootste kerkelijk feest van het jaar.
Het ei
is symbool voor de
opstanding, dus voor Pasen.
Vandaag nogop
Paaszaterdag of op Paaszondag verstoppen ouders eieren die hun kinderen iets later
mogen zoeken.
Het verstoppen van eieren gaat terug tot een oude gewoonte:
eieren werden in akkers begraven om ze vruchtbaar te maken.
Met Pasen worden eieren ook geschilderd.Dit is een eeuwenoude traditie.Men kleurde de eieren in de kleuren van het
altaar en liet ze in de kerk wijden.De
heldere kleuren stonden voor het zonlicht en de lente.
De Paashaas
Is symbool voor de
vruchtbaarheid , vanwege de voortplantingsdrang van de haas.
Het verhaal doet tevens de ronde dat de haas eigenlijk een
vogel was die zich misdragen had.Voor
zijn straf werd hij in een haas veranderd en mocht hij alleen met Pasen eieren
leggen die hij moest verbergen.
Het Paasvuur
Vuur is symbool voor reiniging en vruchtbaarheid.
Vroeger werden op hoogten vuren aangestoken om de winter te
verjagen.Het Paasvuur heeft dus een
heidense herkomst.
De kerststal De geboorte van
Christus in Brussel is teruggekeerd naar de Brusselse Sint-Niklaaskerk,
waar hij permanent tentoongesteld wordt. Marionettenspeler
Christian Ferauge heeft deze kerststal in 1993 voor deze kerk gecreëerd,
waarbij hij het kerstgebeuren in Brussel aan de oever van de Zenne situeert.
Een indrukwekkend tafereel qua afmetingen (6 m breed, 4,5 m hoog en 2,5 m diep)
en levendigheid. Men herkent links de Sint-Niklaaskerk met zijn voormalige
Belforttoren en de Sint-Michiel-en-Goedelekathedraal. Rechts is de toren van
het Stadhuis te zien. De ruim 50 personages komen recht uit schilderijen van
Pieter Brueghel de Oude. Zo herkennen wij onder meer de blinden, de bakkers, de
schoorsteenvegers en de draailierspelers.
Tijdens de restauratiewerken aan
de Sint-Niklaaskerk kreeg de Brusselse kerststal een onderkomen in het
Krippanamuseum (Ars Krippana) in Büllingen. Hier op de grens met Duitsland vind
je de grootste verzameling kerstkribben van Europa. Een bezoek aan dit museum
is zeker de moeite waard.
MICHIEL van COXIE (ca. 1500-1592), DE GOEDE VAKMAN
M. van Coxie - Het laatste avondmaal
De Mechelaar Michiel van Coxie, ook Coxcie geschreven, was één van de Vlaamse schilders in dienst van de Spaanse koningen. Zijn leertijd in het atelier van RAFAËL had hem geromaniseerd. Daarom wordt hij soms de 'Vlaamse Rafaël' genoemd. Grote bewondering voor zijn leermeester blijkt o.m. uit de naam van één van zijn zonen: schilder Rafaël Coxie (1540-1616). Alhoewel hij bijna alle contacten met de Vlaamse schilders had verloren, genoot hij toch de bescherming van Magaretha van Oostenrijk en Maria van Hongarije. Filips II benoemde hem tot hofschilder.
Michiel van Coxie was een zeer goede schilder (origineel werk) maar hij had ook de hand van een zeer goede kopieerder. De lofbetuigingen gingen in de eerste plaats naar de oorspronkelijke werken. Kopieën werden gemaakt in opdracht van Filips II, zoals van De Kruisafneming van Rogier Van Der Weyden. Het origineel bevindt zich in het Prado te Madrid en de kopie in het Escorial. In 1939 baseerde Jozef Van de Veken zich op Coxies kopie van Het Lam Gods van Van Eyck om het gestolen paneel met de Rechtvaardige Rechters na te schilderen. Onderdelen van de kopie zijn nu verspreid over de musea van Brussel, München en Berlijn. "Kopiëren was een zeer ernstig werk", volgens hem en zo werd het ook door alle goede meesters beschouwd.
De weergave van de juiste kleuren, zoals het bekoorlijk blauw dat hij niet kon vinden, vernam hij bij Titiaan. Het was een natuurlijk blauw uit Hongarije, waar het gemakkelijk te krijgen was.
De weergave van de juiste kleuren, zoals het bekoorlijk blauw dat hij niet kon vinden, vernam hij bij Titiaan. Het was een natuurlijk blauw uit Hongarije, waar het gemakkelijk te krijgen was.
Hij schilderde onder meer voor de collegiale Sint-Goedelekerk in 1585 de triptiek Het Leven van Onze Lieve Vrouw. Dit werk, besteld door Filips II voor het altaar van de boogschutters, bevindt zich thans in het Stadsmuseum van Brussel (Broodhuis).
In de Kathedraal van Brussel bevinden zich drie schilderijen van Coxie. Tegen de westelijke muur van de zuiderkruisbeuk kunnen wij het gerestaureerde drieluik De Kruisiging bewonderen. In de schatkamer (Sacramentskapel) vinden wij twee triptieken : De Legende van Sint-Goedele en Het Laatste Avondmaal.
Waar bevinden zich nog schilderijen van Coxie? Triptiek van de gilde van de Grote Voetboog, Triptiek met taferelen uit het leven van Christus en De doornenkroning (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Brussel), Morillontriptiek en Hosdentriptiek (Stedelijk Museum, Leuven), De besnijdenis en De marteling van Sint-Joris (Sint-Romboutskathedraal, Mechelen), Het oordeel van Salomon (Schepenhuis, Mechelen), Sint Cecilia en De moord op Abel (Prado, Madrid), De Zondeval (Kunsthistorisches Museum, Wenen), De Annunciatie (Hermitage, Sint-Petersburg), enz.
Fresco's met taferelen uit het leven van de Heilige Barbara in de Santa Maria dell'Animazijn van zijn hand. In deze Romeinse barokkerk bevindt zich het graf van Adrianus VI, de enige paus uit de Nederlanden.
Michiel van Coxie maakte ook kartons, ontwerptekeningen voor wandtapijten en glasramen. Hij werkte o.a. mee aan de voltooiing van de glasramen in de Sacramentskapel, waar Barend Van Orley mee begonnen was.
Tekst MB Foto's MG
M. van Coxie - De Kruisiging (foto Michel Govaerts)
Onmiskenbaar verwijst De Kruisiging van Michiel van Coxie naar het oeuvre van Rafaël door het rijke koloriet, de harmonische opbouw en de houding van de personages. Op het middenpaneel van de triptiek: Jezus tussen de twee moordenaars. Links de Heilige Maagd, Sint-Jan en de Heilige Vrouwen. Rechts de soldaten die dobbelen om het kleed van Jezus. De Kruisdraging en de Kruisafneming zien wij op de zijpanelen. Op de achterkant staan de Geseling, de Doornenkroning en de portretten van de opdrachtgevers, leden van de Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw.
23 mei 1967. Als oud-leerlingen uit
de retorica 1957 van het Klein Seminarie te Mechelen, werden wij door Jozef
Cardijn zeer hartelijk ontvangen in zijn woning in de Paleizenstraat 90 te
Schaarbeek. Het was helemaal geen paleis ; slechts enkele vertrekken op de
gelijkvloerse verdieping van een groot herenhuis, de zogenaamde
Kajotterscentrale. Boven de Brusselse binnenstad hingen nog de zwarte
rookwolken van de zware brand daags voordien in de Innovation, waarbij 325
mensen omkwamen.
Al na enkele minuten werden we
overdonderd door een niet te stuiten woordenvloed. Hij sprak opvallend luid en
stond regelmatig recht om zijn woorden kracht bij te zetten met zwierige
armbewegingen. Het was alsof hij op de Heizel achter een micro een toespraak
hield voor duizenden kajotters/kajotsters. Maar soms onderbrak hij zijn betoog,
wreef met zijn handen over zijn lichaam en zuchtte:
Dat doet hier allemaal vreselijk pijn. Zon twee maand later werd hij opgenomen
in de Heilig-Hartkliniek in de Leuvense Naamsestraat, waar hij op 25 juli aan
darmkanker overleed.
Het
werd een historisch interview, waarschijnlijk het laatste dat Cardijn had
toegestaan, omdat hij erin getuigt over zijn jeugdjaren, waarover in andere
bronnen maar weinig is te vinden.
Men
raadde hem af priester te worden. Hij werd kardinaal.
De
toen veertienjarige Jozef Cardijn uit Halle werd in 1897 als leerling-intern
van de vierde Grieks-Latijnse in het Klein Seminarie te Mechelen aangenomen.
Hoe en waarom kwam de jonge Hallenaar in Mechelen terecht?
Dat heb ik in feite te danken aan de directeur van het
Onze-Lieve-Vrouwcollege van Halle. Hij zag in mij een goed student en wist dat
ik priester wilde worden. Maar ik was de oudste van veel kinderen en... mijn
ouders waren niet rijk, om niet te zeggen arm. Mijn vader was bovendien ziek,
en ik moest normaal werken gegaan zijn om voor de kost te zorgen. Mijn vader
was koetsier en conciërge bij rijke mensen. Mijn vader is terug gaan werken om mij te
kunnen laten verder studeren en zij het tegen verminderde prijs. In het Klein
Seminarie was het zo dat de meeste leerlingen van bemiddelde families waren,
hoewel daar niet werd over gesproken.
Reeds
voor hij in het Klein Seminarie aankwam, was de jonge Cardijn bezeten door zijn
levensideaal.
Het was mijn bedoeling priester te worden om de arme mensen te
helpen. Dat heeft vader mij doen inzien. In mijn tijd was het zo dat de
kinderen uit de arbeidersstand, eenmaal zij op tien jaar hun eerste communie
hadden gedaan, naar de fabriek moesten gaan werken. Die jonge arbeiders,
jongens en meisjes, in feite nog kinderen, werden in de fabriek zeer hard
onthaald. Men bespotte ze en lachte ze uit. De ouderen trachtten op alle
mogelijke manieren van hen misbruik te maken. Met die toestanden was mijn vader
verschrikkelijk begaan. Toen kwam in mij de gedachte op om voor die arme
jongens en meisjes iets te doen. Het was de tijd van de pauselijke encycliek
Rerum Novarum (1891). Ik was toen negen jaar. Eindelijk had de paus gesproken! Eindelijk ging de Kerk
ook wat doen voor de arbeidersstand! Priester Daens was een der eersten om de
pauselijke leer in werkelijkheid om te zetten en mijn vader en ik, klein maar
vinnig, gingen naar hem luisteren. Ik moest de woorden van de paus voorlezen
aan mijn vader die lezen noch schrijven kon. Het moest veranderen! Er moest eerbied komen
voor de arme man! Waarom mocht de arme
man niet heilig worden, omdat hij niet altijd de tijd had om naar de mis en te
communie te gaan? Was dat alleen een
voorrecht van de rijken, omdat zij wel de tijd hadden? Ik vroeg mijn vader om
priester te mogen worden. Met die gedachten kwam ik in het Klein Seminarie aan.
Maar
idealisten en hervormers worden niet altijd gewaardeerd. Zo is het niet te
verwonderen dat men ook hier de jonge bruisende Cardijn wantrouwde.
Toen ik in de retorica te kennen gaf dat ik priester wilde
worden, werd ik bij de superior, kanunnik De Coster, ontboden: ...en gij zijt nogal
zelfstandig, en waarom wilt gij absoluut priester worden. Anderzijds, gij zijt
een goed student, er is wel n middel om de onkosten te dekken...Ik heb hem geantwoord
dat ik priester, een gewone priester wilde worden. Daarmee uit! Nadien werd ik in het
Groot Seminarie door de president aangeduid om aan de Leuvense Universiteit
Romaanse Letteren te gaan studeren. Ik naar kardinaal Mercier om te zeggen dat
ik dat niet wenste te doen. Gij moogt sociologie studerenantwoordde mij de
kardinaal en de president natuurlijk kwaad! Maar ik bekwam mijn wens.
Over
de intermenselijke relaties in de school van die tijd weet Zijne Eminentie ook
zijn woordje mee te praten. De priester-leraars waren heren, liefst met een
zeer grote H. Torenhoog boven de leerlingen stonden zij verheven. Ex cathedra
doceerden zij. Ongenaakbaar boven de massa. Zij zagen hun stof. En verder zagen
zij niets. Van de persoonlijke en directe stuwkracht die van een goed leraar,
tenminste op enkele leerlingen zou moeten uitgaan gaven de meesten in die tijd
geen getuigenis. Veilig was het in ieder geval, en gemakkelijk ook. Toch waren
er ook in die periode reeds andere leraars op het Sem.
Eén leraar herinner ik mij
bijzonder goed. Professor Desmedt van de poësis. Hij was afkomstig uit Sint-Amands, de gemeente van Emile
Verhaeren. Terwijl bij de anderen de leerstof stipt werd aangeleerd, zonder dat
men u vroeg waarom dit of waarom dat of wat denkt u daarvan, ging hij vaak
buiten de stof. Van hem kreeg ik boeken te lezen van Verhaeren, Victor Hugo
enz. Als ik in plaats van mijn huiswerk te maken al eens een boek las, begreep
hij dat. Nadien volgde daar een bespreking over. Zeer interessant! Bij hem heb ik zeer
veel geleerd.
Ieder heeft zijn karakter. Ik kon het
mijne niet verbergen.
De
schooljeugd anno 1968 zou waarschijnlijk aardig opkijken als ze nog eens, al
was het maar voor een paar dagen, zou moeten leven in de school anno 1898. In
volgende getuigenis komt iets van de Brabantse keikoppigheid en de eigen
persoonlijkheid van Cardijn tot uiting, zelfs reeds op jonge leeftijd.
Eenmaal per trimester mochten wij naar huis, 'sortie'. Dat was
een affaire! Oh la la! En dan mocht je geen
slechte noten gekregen hebben! Ik ben wel enkele keren moeten blijven. Maar wij lachten daar
toch mee. Wij namen dat niet erg op. Evenmin 'de signe'. In die tijd was het
Frans de voertaal in de school. Als men toch eens Nederlands durfde praten
mocht een leerling die 'signe' aan u doorgeven. Maar dat was allemaal niet zo
erg. Wij waren, enkele Brusselaars buiten beschouwing gelaten, allen
Vlaamsgezind. Het was de tijd van de Vlaamse studentenbeweging. En, hoewel het
niet mocht, staken wij op de feestdag van de Heilige Lutgardis ons
leeuwenspeldje op! Dan zat het er tegen bij de overheid! Maar ieder heeft zijn
karakter, en ik kon het mijne niet verbergen. Ik ben steeds uitgekomen voor mijn
mening. In 1906, toen Mercier aartsbisschop werd, kwam er verandering. Voordien
onder kardinaal Goossens was het veel strenger geweest.
Als ontspanning speelden wij op de speelplaats
met een lederen kaatsballetje tegen de muur. In de vensters was een ijzeren
zeef geplaatst. Aan toneel deden wij bijzonder veel. Ik geloof niet dat er één stuk gespeeld is waar
ik geen rol in had. Soms zelfs twee. Bezoek kreeg ik niet. Vader is mij nooit
komen bezoeken. In Halle was ik tevens secretaris van de studentenbeweging. Wij
speelden vaak toneel om de opbrengst te besteden aan arme mensen, zo in het
Pajottenland en omstreken. Eens ben ik, samen met Jules Van Nuffel, de latere
directeur van het Lemmensinstituut, en met Jan Stas, later onderpastoor in
Ukkel en deken in Halle en nog enkele anderen, per fiets tijdens de vakantie in
Hoogstraten naar een opvoering van 'Athalie' gaan kijken.
Ook
op latere leeftijd bleef Cardijn een man die zijn ideeën wist
door te drijven en pseudo-bezwaren kon wegwimpelen. Bij de eerste Romereis van
de K.A.J. in 1929 is kardinaal Van Roey meegegaan.
De
Romereis in 1929. Definitieve doorbraak van de K.A.J.
1929: onze eerste Romereis. En de kardinaal ging mee! Hij had schrik, grote
schrik, om met die eenvoudige jongens en meisjes samen op reis te gaan met de
trein. En ze gaan misschien
brutaal zijn, en onbeleefd enz...zegde hij mij. Eminentie, antwoordde ik
zelfzeker, ik verzeker u dat de trein properder zal zijn als we toekomen in
Rome, dan wanneer wij er in Brussel mee vertrokken zijn! En inderdaad, reeds
tijdens de reis kon de kardinaal zijn ogen niet geloven, toen hij zag hoe fijn
en net die jongens en meisjes zich gedroegen! Het was een overwinning voor ons! De kardinaal steunde
ons nadien zoveel hij kon. Wij werden ontvangen, ik een eenvoudige
onderpastoor, door paus Pius XI. Eén uur lang! Geweldig! En bekommerd dat de paus was om ons, om de arbeiders. Hij
zuchtte: Wij moeten de
arbeidersstand redden, en dat is goed en dat is goed en doe zo voort .... Hij is onze grote
steun geweest.
Er
staat nog zoveel op ons historisch geluidsbandje. Over Cardijns contacten met
paus Johannes XXIII, de onvergetelijke paus die de encycliek Pacem in terris
voor de ganse wereld heeft afgekondigd. Over zijn omgang met mensen van alle
standen en alle rassen. Over het Daensisme en de christelijke sociale beweging.
Over de wantoestanden tijdens de liberale 19de eeuw.
Alleen
nog deze boodschap van kardinaal Jozef Cardijn aan de mensen van nu.
Ik zegde het al, wij staan in een tijd van dialoog, zoals de paus
dat zegt. Wij moeten omgaan met mensen die bv. niet naar de mis gaan, met
boeddhisten en anderen. Met hen spreken, ongegeneerd. Uw mening hebben, er voor
uitkomen en ernaar leven. Wij moeten beseffen dat wij een taak hebben in het leven.
Hoe nederig deze ook zij. De paus zegde het vaak: Ik kan geen werkman vervangen in de fabriek.De jonge mensen moeten wij trachten te doen inzien dat zij nodig
zijn. Niemand kan uw plaats innemen! Als ge dat aanneemt, dan zijt ge een echte
christen. Zij die s zondags alleen maar eens naar de mis gaan, en al eens te
communie, dat zijn geen christenen.
Wij beschouwen dit vraaggesprek als
een weerspiegeling van zijn leven, dat getuigde van dienstbaarheid,
openhartigheid en strijdvaardigheid.
Interview
en bindteksten : Michel Geerts. Foto en bandopname : Louis De Troij.
Gepubliceerd in april 1968 in De Torenblazer, kwartaaltijdschrift van de
oud-leerlingenbond van het Klein Seminarie Mechelen. Geluidsband overgebracht
op cassette en cd-rom. De tekst en de geluidsband van dit interview werden door
Marc Walckiers gebruikt voor zijn doctoraatsthesis aan de UniversitéCatholique
de Louvain in 1981, gepubliceerd onder de titel Joseph Cardyn jusquavant
la fondation de la J.O.C.
8 In de omgeving bevonden zich herders die in het open veld gedurende de nacht hun kudde bewaakten. 9 Plotseling stond een engel van de Heer voor hen en zij werden omstraald door de glorie van de Heer, zodat zij door grote vrees werden bevangen.
10 Maar de engel sprak tot hen: Vreest niet, want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk. 11 Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David. 12 En dit zal voor u een teken zijn: gij zult het pasgeboren kind vinden, in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.
13 Opeens voegde zich bij de engel een hemelse heerschare; zij verheerlijkten God met de woorden: 14 Eer aan God in den hoge en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft.
15 Zodra de engelen weer van hen waren heengegaan naar de hemel, zeiden de herders tot elkaar: Komt, laten we naar Betlehem gaan om te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons heeft bekend gemaakt. 16 Ze haastten zich er heen en vonden Maria en Jozef en het pasgeboren kind, dat in de kribbe lag.
17 Toen ze dit gezien hadden, maakten ze bekend wat hun over dit kind gezegd was. 18 Allen die het hoorden, stonden verwonderd over hetgeen de herders hun verhaalden. 19 Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf.
20 De herders keerden terug, terwijl zij God verheerlijkten en loofden om alles wat zij gehoord en gezien hadden; het was juist zoals hun gezegd was.
Betekenis
Gods Zoon is allereerst gekomen voor iedereen, in het bijzonder voor de kleinen. Hij wordt dan ook eerst herkend door kleine mensen: herdersknechten, marginalen; alleszins niet door schriftgeleerden.
Feestdag
(als onderdeel van het geboorteverhaal) 25 december
Devotie
???.Ofschoon de hoveniers een altaarstuk bezaten in de O.-L.-Vrouwekathedraal, door Frans Floris (1568) met op het middenpaneel dit tafereel, is er van een echt patronaat geen sprake.
Voorstellingswijze
Geleidelijk aan nemen de herders een belangrijke plaats in op de kerstvoorstelling:
1) (op de achtergrond) s Nachts scheurt de hemel open en daarin verschijnen een of meerdere engelen aan enkele herders om hen het goede nieuws van Jezus geboorte te verkondigen. De herders die hun kudde bewaakten worden blij verrast.
2) Ze begeven zich op weg, komen aan en kijken (over een omheining) toe.
3) Ze staan in aanbidding bij het Kind. Deze laatste houding blijft de standaardvorm, zij het vaak als sluitstuk van een verhaal in combinatie met de voorafgaande handelingen.
Herders
- van alle leeftijden: oudere en jongere, ook herdersknapen; ook herderinnen
1) de verkondiging (oudste traditie) (Lc.2,8-14): Op de achtergrond wordt een groep herders die haar kudde bewaakte, door een of meerdere engelen verrast: plotseling... zodat zij door grote vrees werden bevangen (d.i. dus niet gewekt). Van deze hemelse boodschappers krijgen zij het bericht dat hun Redder geboren is.
In een volgende etappe:
2) begeven ze zich op weg, soms in volle vaart, Ze haastten zich er heen (Lc.2,16a)
en wijzen elkaar de kribbe aan: cfr. zeiden... tot elkaar: Komt, laten we naar Betlehem gaan om te zien wat er gebeurd is... (Lc.2,15bc),
3) komen aan: en vonden Maria en Jozef en het pasgeboren kind (Lc.2,16b)
4) of zijn reeds in aanbidding bij het Kind: cfr. ibidem (Lc.2,16b)
- verwarmen zich aan een vuurtje: omwille van de koude s nachts: die in het open veld gedurende de nacht hun kudde bewaakten (Lc.2,8); en/of verwijst naar de wintertijd (rond 25 december).
- met hun schapen (cfr. Lc.2,8): herders die in het open veld ... hun kudde bewaakten.
- herdersstaf
- soms een hond: hulp bij het hoeden van schapen
- dragen gaven met zich mee, en tonen deze bij aankomst, zoals hanen en schapen: echter niet ver-
meld in het bijbelverhaal.
- doedelzak, fluiten en andere muziekinstrumenten
engelen
- ver op de achtergrond (goed kijken!), in de hemel verschijnen engelen die de herders het goede nieuws komen brengen dat hun Redder geboren is (Lc.2,11-12).
- begeleid door vele kleine zwevende engeltjes (een hemelse heerschare; Lc.2,13a)
- begeleid door een schare zingende en musicerende engelen (zij verheerlijkten God met de woorden: ...; Lc.2,13b)
- één of meerderen houden (samen) een banderol met de tekst van Lc.2,14 volgens de vulgaat-vertaling; hetzij meestal beperkt tot Gloria in excelsis Deo (Eer aan God in den hoge), hetzij soms geheel, met het vervolg: et in terra pax hominibus bonae voluntatis (en op aarde vrede onder de mensen van goede wil) (doch vanuit de meer getrouwe vertaling uit het Grieks: aan de mensen die Hij lief heeft).
- veelkleurige kledij, zelfs hun vleugels zijn polychroom rood, groen en blauw
Christuskind
- kijkt naar de herders ter begroeting
Maria
- /
Jozef
- geeft uitleg over het hele gebeuren aan aandachtige herders.
- óf (?) drukt zijn verwondering uit over wat de herders hem vertelden (Lc.2,17-18)
locatie
1) verkondiging: in het open veld (Lc.2,8), kampvuur, tent
2) onderweg: een kronkelende weg die van de achtergrond leidt naar het de Geboortegrot op de voorgrond
3) aankomst en 4) in aanbidding en 5) andere activiteiten: binnen de stal / grot, in een nabij gang of in een weiland
voorwerpen: kruiken, manden...
compositie
Wanneer verschillende fasen tegelijkertijd afgebeeld staan als één verhaal, kijkt de toeschouwer vanuit het hoofdtafereel van de Aanbidding verder naar de achtergrond waar andere herders nog onderweg zijn en a.h.w. in flashback uiteindelijk naar de achtergrond waar de aankondiging van de engelen nog afgebeeld staat. Tekst : Rudy Mannaerts - Toerismepastoraal Antwerpen Foto JPVB: Kerstmis in de O.-L.-Vrouwekerk van Huldenberg. - Beeldengroep van May Claerhout.
Historische gebeurtenissen in de Brusselse kathedraal
Historische gebeurtenissen
in de Brusselse kathedraal
HERTOGDOM BRABANT
1047 Kapittelkerk en
overbrenging van de relieken van Sint Goedele
1312 Uitvaart van Jan
II, hertog van Brabant
1330 Uitvaart van
Margaretha van York, echtgenote van Jan II (1)
BOURGONDISCHE TIJD
1435 Kapittel van de Ridders van het Gulden Vlies
bijeengeroepen door Filips de Goede
1446 Uitvaart van Catharina van Valois, echtgenote
van Karel de Stoute
1480 Doopsel van Margaretha van Oostenrijk, dochter
van Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Oostenrijk
HABSBURGSE/SPAANSE TIJD
1498 Doopsel van Eleonora, dochter van Filips de
Schone en Johanna van Castilië
1516 Karel V wordt uitgeroepen tot koning van Spanje
1568 De graven Egmont en Hoorne worden opgebaard
1599 Blijde Inkomst van de aartshertogen Albrecht en
Isabella
1622 Uitvaart van aartshertog Albrecht
1650 Bijzetting van aartshertogin Isabella,
overleden in 1633
OOSTENRIJKSE TIJD
1745 Uitvaart van aartshertogin Maria-Anna,
echtgenote van Karel van Lorreinen
1780 Uitvaart van Karel van Lorreinen
FRANSE TIJD
1803 Te Deum in aanwezigheid van Napoleon
VERENIGD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN
1815 Te Deum voor de overwinnaars van de slag bij
Waterloo
KONINKRIJK BELGIË (2)
1926 Huwelijk van prins Leopold en prinses Astrid
1934 Uitvaart van koning Albert I
1935 Uitvaart van koningin Astrid
1959 Huwelijk van prins Albert en prinses Paola
1960 Huwelijk van koning Boudewijn en koningin
Fabiola
1962 De kapittelkerk wordt tot kathedraal verheven
1965 Uitvaart van koningin Elisabeth
1993 Uitvaart van koning Boudewijn
1995 Bezoek van paus Johannes-Paulus II
1999 Huwelijk van prins Filip en prinses Mathilde
2014 Uitvaart van koningin Fabiola
(1) exacte datum niet gekend.
(2) De laatste rustplaats van de overleden leden van
het Belgische koningshuis is de crypte in de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Laken.
MG
MG
MONUMENTUM BELGII GUBERNATORUM. Graftombe van de
landvoogden van België voor het altaar in de Sacramentskapel van de
Sint-Michiel-en-Goedelekathedraal. Een sluitsteen : eenvoudiger kan het
niet. Hier rusten de aartshertogen Albrecht en Isabella, prins Jozef-Ferdinand
van Beieren en prins Karel van Lorreinen.
Hiëronymus Duquesnoy de Jonge (Brussel, 1602 - Gent, 1654), beeldhouwer en architect, was de zoon van Hiëronymus Duquesnoy de Oudere, vooral bekend van het Brussels Manneken, en de broer van Frans Duquesnoy.
Hij kreeg zijn opleiding van zijn vader in Brussel, en vertrok in 1618 samen met zijn broer Frans naar Rome om zijn opleiding te voltooien. Na een ruzie gaan ze uit elkaar en werkt hij achtereenvolgens in Madrid, Lissabon en Florence. In 1641 keert hij terug naar het atelier van zijn broer in Rome. Na diens dood in 1643 (a) komt hij terug naar Brussel, waar hij carrière maakt. De barokke werken van zijn broer blijven een voorbeeld voor hem. Samen met Artus Quellinus en Rombout Pauwels verspreidde hij de gematigd barokke stijl in de Nederlanden.
In 1644-1646 maakt hij vier apostelbeelden - met name Paulus (1), Thomas (2), Mattias (3) (b) en Bartholomeus (4) - voor de kapittelkerk van Sint-Michiel en Sint-Goedelein Brussel, waarvan hij tevens de Onze-Lieve-Vrouwekapel ontwierp. Hij wordt in 1651 benoemd tot hofarchitect en -beeldhouwer. Hij maakte verschillende portretten van aartshertog Leopold Willem.
Een van zijn meesterwerken is zeker het beeld van de Heilige Ursula (1651) in de Zavelkerk te Brussel, te vinden in de barokke grafkapel (c) van de familie 'von Thurn und Taxis', oprichters van het internationale postwezen (d).
Ook in de Brusselse Kapellekerk zijn er twee apostelbeelden van zijn hand: Mattias (5) en Filippus (6).
Vanaf 1651 was hij echter vooral werkzaam aan het praalgraf van bisschop Antoon Triest (e) in de Sint-Baafskathedraal te Gent. Dit monument toont Maria en Christus die op de halfliggende bisschop neerkijken. Het levenseinde van Duquesnoy de Jonge oogt minder fraai. In 1654 werd Hiëronymus in de Gentse kathedraal betrapt op 'vuile manieren', hiervoor veroordeeld en terechtgesteld.
(a) Volgens sommigen zou Hiëronymus verantwoordelijk kunnen zijn voor de dood van zijn broer, jaloers als hij was over diens succes.
(b) Het bordje onder het beeld vermeldt verkeerdelijk Thaddeus.
(c) Deze kapel bevindt links van het koor.
(d) Een gedenkplaat in de Regentschapsstraat op de hoek met de Kleine Zavel, schuin tegenover de Zavelkerk, vermeldt: [Hier stond tot in het jaar 1872 het herenhuis der prinsen 'de la Tour et Tassis' in de nabijheid waarvan François de Tassis in 1516 de eerste internationale postdienst heeft ingericht]. Oorspronkelijk ging het om de familie 'de la Torre', die hun naam wijzigden in 'del Tasso'. Thurn und Taxis werd dan in het Frans Tour et Taxis (of Tassis).
(e) Bisschop Antonius Triest (Beveren-Waas 1577 - Gent 1657), niet te verwarren met kanunnik Petrus Jozef Triest (Brussel 1760 - Gent 1836).
Bronnen: De Kathedraal van Sint-Michiel & Sint-Goedele (Lannoo, 2000) en Wikipedia.
Dit mooie beeld van Hiëronymus Duquesnoy de Jonge vinden wij terug op drie verschillende plaatsen.
Beginnen wij met Brussel. Het oorspronkelijke beeld (1) in steen stond in de nis van de voorgevel van de Sint-Annakapel in de Bergstraat, halverwege de Grote Markt en de kathedraal. De gevel en het beeld hebben het bombardement van de troepen van Lodewijk XIV op de Grote Markt en omgeving in 1695 overleefd. In 1885 werd het beeld naar de Sint-Goedelekerk overgebracht, de huidige Sint-Michiel-en-Goedelekathedraal, waar het beeld zich nog steeds bevindt. Het staat spijtig genoeg wat verloren in de noorderdwarsbeuk. Duquesnoy, die in de Bergstraat woonde, had het beeld aan de Sint-Annakapel geschonken, nadat de Jezuïeten het hadden geweigerd omdat zij een beeld in marmer hadden besteld.
De Sint-Annakapel moest plaats ruimen voor de Noord-Zuidverbinding en werd in 1927 gedeeltelijk gesloopt. In 1958 werd de overgebleven westgevel gedemonteerd en niet ver daar vandaan heropgebouwd, met name tegen de noordkant van de Magdalenakerk. In de nis van deze Sint-Annagevel werd dan een kopie (2) van het originele beeld geplaatst. Dit stadskerkje, gelegen aan de Magdalenasteenweg tussen het Centraal Station en de Grote Markt, is een oase van rust.
Duquesnoy maakte voor de Jezuïeten alsnog een tweede origineel (3), in marmer ditmaal. Bij de opheffing van de Jezuïetenorde in 1773 werd het beeld waarschijnlijk verkocht. Rond 1830 kwam het in het bezit van baron Van de Venne. Het siert thans het grafgedenkteken van de familie Leyen-Van de Venne in de zuiderzijkapel van de Sint-Janskerk te Mechelen.
De drie beelden zijn ongeveer 1m70 groot, op mensenmaat dus. Het geheel straalt een innerlijke rust uit en de compositie zou verwijzen naar P.P. Rubens.
Bronnen: De Kathedraal van Sint-Michiel & Sint-Goedele (Lannoo, 2000) en Wikipedia.
Joannes
Roucourt, plebaan van de Sint-Goedelekerk (1667-1676)
Afbeelding op het voorblad van Aen-leydinge tot de deught van penitentie,
ofte Oprechte bekeeringhe des sondaers. Door J.(oannes) R.(oucourt)
P.(riester), 1673.
Priester
Joannes (Jean, Jan) Roucourt (Leuven, 1636 - Brussel, 1676) was een
christelijke theoloog, die in de periode 1667-1676 de functie van plebaan
vervulde bij de kapittelkerk van Sint-Michiel en Sint-Goedele te Brussel.
Roucourt
was de zoon van lakenmaker Theodorus en Joanne Verwijst. Zijn voorouders kwamen
waarschijnlijk uit het Luikse en de oorspronkelijke familienaam was 'de
Rocourt'. Joannes heeft theologie gestudeerd aan de Oude Universiteit Leuven,
volgde colleges op 'de Burght' en behaalde in 1660 de 'sacrae theologiae
baccalaureus'. Vanaf dat jaar studeerde hij ook filosofie en in 1663 behaalde
Joannes zijn 'sacrae theologiae licentiatus'. In het afstudeerwerk van Gerardus
van der Masen Tractatus de Aristotelis metaphysica (1661-62), wordt hij
vernoemd als professor aan de Universiteit van Leuven.
In de
periode 1667-1676 was Joannes als plebaan van de kapittelkerk van Sint-Michiel
en Sint-Goedele verantwoordelijk voor de zielzorgtaken in de omliggende
parochie. Hij stond bekend als vader van de armen en leefde zelf in grote
soberheid. Indien hij gebruiksmiddelen kreeg van welgestelden, verkocht hij
deze en verdeelde de opbrengsten onder de 'souffrants de Jésus-Christ'. Zijn
vrijgevigheid was blijkbaar zo groot, dat hij regelmatig bij zijn vrienden
moest aankloppen om in zijn eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.
Joannes
Roucourt heeft middels een aantal publicaties zijn sporen nagelaten in de
geschiedenis van de christelijke theologie, vooral op het gebied van de
penitentie. Zijn werken zijn gebaseerd op een sterke pastorale gedachte en vrij
van doctrines. Hij wenste dat de belijders van de penitentie ook actief
oefenden in de christelijke deugden en werkten aan het voorkomen van hun gebreken,
zoals godslastering en vloeken. De Italiaanse kardinaal Giovanni Bona
complimenteerde Roucourt in 1674 met zijn boeken en schreef o.a.: Ik prijs
uw methode van vragen en antwoorden, die heel geschikt is om gelovigen te
instrueren en ketters te overtuigen. Waar anderen niet in slagen door het
schrijven van (te) dikke boeken, bent U in staat om in een korte bewoording de
essentie weer te geven. Joannes was ook referent van theologische werken.
Terwijl
Joannes eenieder nog van raad voorzag, is hij op 26 september 1676 aan een
kwaadaardige koorts te Brussel overleden. Hij was toen amper veertig jaar oud.
Hij is begraven in de kapittelkerk van Sint-Michiel en Sint-Goedele,
waarschijnlijk in het graf van de familie Schockaert die een grote achting voor
hem had.
Voor het
overlijdensbericht van Johannes Roucourt, bewaard in
het Rijksarchief te Anderlecht, verwijzen wij naar [commons.wikimedia.org/wiki/File:Joannes_Roucourt_death_notice].
Naar
de Wikipediapagina Joannes Roucourt, geschreven door Kees Recourt.