JEZUS-EIK
Het ontstaan van een bedevaartsoord
De votiefschilderkunst
Peeter Vanden Kerkhoven zal wellicht nooit hebben gedacht dat zijn laatste wens verregaande gevolgen zou hebben. Hij vroeg op zijn sterfbed, in november 1635, aan zijn kinderen een Mariabeeldje aan een eik midden in het Zoniënwoud te hangen.
Eerste negeerden Elisabeth en Philips de ultieme vraag van hun vader. Zij gingen er een tijdje nadien toch op in en zeer snel kreeg het oord een aparte aantrekkingskracht. Voorbijgangers bleven een ogenblik bidden bij het beeldje. Zieken kwamen er in de hoop te genezen. Het onvermijdelijke deed zich voor. Begin juli 1642 voltrok zich het eerste mirakel: de dertienjarige Dymphna Gillis, die als klein kind een doorn in het oog had gekregen, was niet langer blind.
Deze merkwaardige gebeurtenis bleef vanzelfsprekend niet zonder gevolgen. Het nieuws verspreidde zich zeer snel. Dit gebeuren werd door de naburige parochies Tervuren en Overijse «economisch» aantrekkelijk bevonden. De opbrengsten uit een offerblok leidden zelfs tot een geschil. Uiteindelijk werd de zorg voor het bedevaartsoord door de aartsbisschop toevertrouwd aan de Parkabdij in Heverlee.
Anna Gorist ...alhier sibilyck genesen.
Plannen werden gemaakt om het beeldje in een groter gebedshuis onder te brengen. Op 20 april 1650 was het zover. De eerste steen (in feite waren het er twee) werd door Gouverneur-generaal Leopold-Willem van Oostenrijk gelegd. Sindsdien heeft Jezus-Eik heel wat bedevaarders onthaald. De Mariadevotie, vooral met de Contrareformatie gepropageerd, kende in de voorbije eeuwen een nooit afnemende belangstelling.
Jezus-Eik werd één van de talrijke bedevaartsoorden waarvan het ontstaan te danken is aan een oude legende of de aanwezigheid van relikwieën. Biddende pelgrims stroomden toe. Zij richtten zich vooral tot een Genadebeeld, in dit geval Onze-Lieve-Vrouw. Ze wisten dat op deze plek mirakels of bovennatuurlijke gebeurtenissen hadden plaatsgevonden. Heel belangrijk was dat de kerk dit oord als dusdanig had erkend.
Enerzijds brachten de pelgrims uit de bedevaartplaats allerhande beschermende voorwerpen mee. In Jezus-Eik waren dit medailles, prentjes, stukjes hout van de eik en vaantjes. Anderzijds deelden de gelovigen hun ervaringen mee o.a. door het schenken van een ex-voto.
Ex-voto's en votieve schilderijen
Een ex-voto (1) is een voorwerp dat men in een kerk of kapel opstelt of ophangt als gevolg van een gedane belofte of uit dankbaarheid voor een gebedsverhoring (2). Het woord «votief» vindt men zeer vroeg terug in woorden als «votieftafel» of «votiefsteen». Dit waren bij de Romeinen tafels of stenen die na een belofte aan een godheid werden gewijd. Vooral zeelieden in gevaar deden dikwijls zulk een gelofte aan Neptunus, die zij na redding opschreven en in zijn tempel ophingen.
In de christelijke kerk van de Middeleeuwen bleef dit gebruik bestaan en werd met de Contrareformatie intens opgevoerd. Dikwijls vindt men votiefkaarsen en geschenken, in de vorm van een hart of andere ledematen, en beelden aan Maria en de heiligen gewijd. Een ex-voto is als een gebed zonder woorden. Het is een uiting van de relatie tussen mens en God, Maria of een heilige.
Het kan verschillende gronden hebben. Ofwel vraagt de pelgrim de bemiddeling van de godheid in een bepaalde situatie. Hij belooft een offer te brengen of brengt dat reeds vooraf. Ofwel dankt de pelgrim voor de bekomen gunst.
Vaak staat het ex-voto of votief voorwerp in verband met een gebeurtenis, bijvoorbeeld een jubileum, een processie, een bedevaart, e.a.. In Jezus-Eik bijvoorbeeld verwijst het schilderij «Bloemstilleven» (E. Dekoning) naar een bedevaart uit 1883.
Het schenken van votiefschilderijen is ontstaan in Italië rond het jaar 1500. Deze mode verspreidde zich snel over de rest van Europa, dankzij het ontstaan van bedevaartsoorden en vanzelfsprekend met de Contrareformatie. Het was belangrijk een grote massa gelovigen te bereiken: bedevaarten en het bekendmaken van mirakels waren het middel bij uitstek om dit doel te bereiken.
Bij mirakels is er vaak een associatie met het verkrijgen van lichamelijke voordelen. Feit is dat de verwachting van een tussenkomst van Maria zo sterk is dat ze tot een verandering van de innerlijke gesteldheid leidt. Mensen worden zelfverzekerd en hun overtuigingskracht om op bedevaart te gaan is wellicht aan krachten te danken die wij niet kunnen begrijpen, die ons te boven gaan.
Het Mirakelenboek
Belangrijk is dat de schenking openbaar wordt gemaakt. Het vermelden van een mirakel in het Mirakelenboek komt in Jezus-Eik vaak voor. Het relaas wordt dan uitvoerig verteld: dit helpt bij het situeren van de schenking. Het Mirakelenboek van Jezus-Eik, het dagboek van Pastoor Durieux en het boek «Notre-Dame au Bois» van Pastoor Hoefnagels geven een overzicht van de mirakelen die plaatsvonden in Jezus-Eik, samen 91. Het grootste in aantal is de genezing van lies- en navelbreuken. Daarna volgen orthopedische aandoeningen, zintuigaandoeningen en tenslotte geestesafwijkingen.
Gedurende al die eeuwen zijn mirakels aan de orde van de dag geweest in Jezus-Eik met pieken in de 17de eeuw en in de tweede helft van de 19de eeuw. Opvallend is dat Jezus-Eik in 1866 gespaard bleef van de verschrikkelijke cholera-epidemie. Pastoor Durieux zag in dit feit op zich al een mirakel.
In de Middeleeuwen was het schenken van ex-votos de zaak van een rijke persoon, vaak een vorst.
Later trokken bedevaartsoorden gewone pelgrims aan die naar eigen kunnen schenkingen deden. Dezelfde evolutie kende de votiefschilderkunst. Zij ging eerst uit van de hogere bevolkingsklasse om geleidelijk ingang te vinden bij de lagere klassen. In de kerk van Jezus-Eik zijn de ex-votos met de tijd verwijderd, alleen de votiefschilderijen zijn gebleven.
Een rijk gevulde galerij
Jezus-Eik biedt een rijk gevulde schilderijengalerij, één van de belangrijkste in België. Alles samen een veertigtal werken. Twintig daarvan werden in 1924 aangebracht in de lambrisering van de kerk. De overige bevinden zich in de pastorie. Het is een verzameling die een periode van 250 jaar (1642-1883) overspand. Sommige zijn gedateerd, andere niet. Aan de hand van bepaalde elementen (kleding, meubels, symbolen,
) kan op de meeste votiefschilderijen ruw geschat een datum worden gekleefd, maar dit is niet altijd evident.
Portretten
Portret van Philomena Van den Plas
Wellicht had de votiefschilderkunst haar wortels in het stichterportret, waarbij de schenker knielend of biddend werd voorgesteld. De gelovige werd geplaatst midden een religieuze scène waarbij de goddelijke tussenkomst werd gevisualiseerd. Daarna kwam het eigenlijke «portret».
Wellicht moet dit genre worden geplaatst in het ruimere kader van de bloei van de Zuid-Nederlandse portretkunst van de 17de eeuw. Denk hierbij aan het oeuvre van Antoon van Dyck.
Wie de middelen had, liet zich portretteren. Voornamelijk kinderen werden geschilderd, als kleine volwassenen, stijf geposeerd en gekleed. Het is soms moeilijk uit te maken of het jongens of meisjes zijn.
De verzameling in Jezus-Eik kan vanuit diverse oogpunten worden bekeken: artistiek, sociologisch, religieus en uitzonderlijk zelfs genealogisch.

De collectie votiefschilderijen van Jezus-Eik, uniek in haar genre, maakt deel uit van het geschiedkundige patrimonium van het bedevaartsoord. Het is dus in menig opzicht een merkwaardige getuige van een vervlogen verleden.
JPVB
Foto's: JPVB
Een uitgebreide versie van dit artikel is verschenen in het Huldenbergs Heemblad.
(1) ex voto (Latijn): uit, volgens gelofte.
(2) zie Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse Taal.
(3) vervaardigd door Napoleon Daems uit Turnhout.
|