KERK & TOERISME BRUSSEL v.z.w. wil het Brusselse in hoofdzaak religieuze kunstpatrimonium beter bekend en toegankelijk maken door informatie, animatie, onthaal en vorming, in een christelijk en kunsthistorisch perspectief.
MB Maria Bogaert PW Paul Wieërs GvE Guido van Eeden LF Luk Faems MG Michel Govaerts JPVB Jean-Pierre Van Binnebeek
Beoordeel dit blog
KERK EN TOERISME BRUSSEL
01-06-2016
Michel van Coxie
MICHIEL van COXIE (ca. 1500-1592), DE GOEDE VAKMAN
M. van Coxie - Het laatste avondmaal
De Mechelaar Michiel van Coxie, ook Coxcie geschreven, was één van de Vlaamse schilders in dienst van de Spaanse koningen. Zijn leertijd in het atelier van RAFAËL had hem geromaniseerd. Daarom wordt hij soms de 'Vlaamse Rafaël' genoemd. Grote bewondering voor zijn leermeester blijkt o.m. uit de naam van één van zijn zonen: schilder Rafaël Coxie (1540-1616). Alhoewel hij bijna alle contacten met de Vlaamse schilders had verloren, genoot hij toch de bescherming van Magaretha van Oostenrijk en Maria van Hongarije. Filips II benoemde hem tot hofschilder.
Michiel van Coxie was een zeer goede schilder (origineel werk) maar hij had ook de hand van een zeer goede kopieerder. De lofbetuigingen gingen in de eerste plaats naar de oorspronkelijke werken. Kopieën werden gemaakt in opdracht van Filips II, zoals van De Kruisafneming van Rogier Van Der Weyden. Het origineel bevindt zich in het Prado te Madrid en de kopie in het Escorial. In 1939 baseerde Jozef Van de Veken zich op Coxies kopie van Het Lam Gods van Van Eyck om het gestolen paneel met de Rechtvaardige Rechters na te schilderen. Onderdelen van de kopie zijn nu verspreid over de musea van Brussel, München en Berlijn. "Kopiëren was een zeer ernstig werk", volgens hem en zo werd het ook door alle goede meesters beschouwd.
De weergave van de juiste kleuren, zoals het bekoorlijk blauw dat hij niet kon vinden, vernam hij bij Titiaan. Het was een natuurlijk blauw uit Hongarije, waar het gemakkelijk te krijgen was.
De weergave van de juiste kleuren, zoals het bekoorlijk blauw dat hij niet kon vinden, vernam hij bij Titiaan. Het was een natuurlijk blauw uit Hongarije, waar het gemakkelijk te krijgen was.
Hij schilderde onder meer voor de collegiale Sint-Goedelekerk in 1585 de triptiek Het Leven van Onze Lieve Vrouw. Dit werk, besteld door Filips II voor het altaar van de boogschutters, bevindt zich thans in het Stadsmuseum van Brussel (Broodhuis).
In de Kathedraal van Brussel bevinden zich drie schilderijen van Coxie. Tegen de westelijke muur van de zuiderkruisbeuk kunnen wij het gerestaureerde drieluik De Kruisiging bewonderen. In de schatkamer (Sacramentskapel) vinden wij twee triptieken : De Legende van Sint-Goedele en Het Laatste Avondmaal.
Waar bevinden zich nog schilderijen van Coxie? Triptiek van de gilde van de Grote Voetboog, Triptiek met taferelen uit het leven van Christus en De doornenkroning (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Brussel), Morillontriptiek en Hosdentriptiek (Stedelijk Museum, Leuven), De besnijdenis en De marteling van Sint-Joris (Sint-Romboutskathedraal, Mechelen), Het oordeel van Salomon (Schepenhuis, Mechelen), Sint Cecilia en De moord op Abel (Prado, Madrid), De Zondeval (Kunsthistorisches Museum, Wenen), De Annunciatie (Hermitage, Sint-Petersburg), enz.
Fresco's met taferelen uit het leven van de Heilige Barbara in de Santa Maria dell'Animazijn van zijn hand. In deze Romeinse barokkerk bevindt zich het graf van Adrianus VI, de enige paus uit de Nederlanden.
Michiel van Coxie maakte ook kartons, ontwerptekeningen voor wandtapijten en glasramen. Hij werkte o.a. mee aan de voltooiing van de glasramen in de Sacramentskapel, waar Barend Van Orley mee begonnen was.
Tekst MB Foto's MG
M. van Coxie - De Kruisiging (foto Michel Govaerts)
Onmiskenbaar verwijst De Kruisiging van Michiel van Coxie naar het oeuvre van Rafaël door het rijke koloriet, de harmonische opbouw en de houding van de personages. Op het middenpaneel van de triptiek: Jezus tussen de twee moordenaars. Links de Heilige Maagd, Sint-Jan en de Heilige Vrouwen. Rechts de soldaten die dobbelen om het kleed van Jezus. De Kruisdraging en de Kruisafneming zien wij op de zijpanelen. Op de achterkant staan de Geseling, de Doornenkroning en de portretten van de opdrachtgevers, leden van de Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw.
23 mei 1967. Als oud-leerlingen uit
de retorica 1957 van het Klein Seminarie te Mechelen, werden wij door Jozef
Cardijn zeer hartelijk ontvangen in zijn woning in de Paleizenstraat 90 te
Schaarbeek. Het was helemaal geen paleis ; slechts enkele vertrekken op de
gelijkvloerse verdieping van een groot herenhuis, de zogenaamde
Kajotterscentrale. Boven de Brusselse binnenstad hingen nog de zwarte
rookwolken van de zware brand daags voordien in de Innovation, waarbij 325
mensen omkwamen.
Al na enkele minuten werden we
overdonderd door een niet te stuiten woordenvloed. Hij sprak opvallend luid en
stond regelmatig recht om zijn woorden kracht bij te zetten met zwierige
armbewegingen. Het was alsof hij op de Heizel achter een micro een toespraak
hield voor duizenden kajotters/kajotsters. Maar soms onderbrak hij zijn betoog,
wreef met zijn handen over zijn lichaam en zuchtte:
Dat doet hier allemaal vreselijk pijn. Zon twee maand later werd hij opgenomen
in de Heilig-Hartkliniek in de Leuvense Naamsestraat, waar hij op 25 juli aan
darmkanker overleed.
Het
werd een historisch interview, waarschijnlijk het laatste dat Cardijn had
toegestaan, omdat hij erin getuigt over zijn jeugdjaren, waarover in andere
bronnen maar weinig is te vinden.
Men
raadde hem af priester te worden. Hij werd kardinaal.
De
toen veertienjarige Jozef Cardijn uit Halle werd in 1897 als leerling-intern
van de vierde Grieks-Latijnse in het Klein Seminarie te Mechelen aangenomen.
Hoe en waarom kwam de jonge Hallenaar in Mechelen terecht?
Dat heb ik in feite te danken aan de directeur van het
Onze-Lieve-Vrouwcollege van Halle. Hij zag in mij een goed student en wist dat
ik priester wilde worden. Maar ik was de oudste van veel kinderen en... mijn
ouders waren niet rijk, om niet te zeggen arm. Mijn vader was bovendien ziek,
en ik moest normaal werken gegaan zijn om voor de kost te zorgen. Mijn vader
was koetsier en conciërge bij rijke mensen. Mijn vader is terug gaan werken om mij te
kunnen laten verder studeren en zij het tegen verminderde prijs. In het Klein
Seminarie was het zo dat de meeste leerlingen van bemiddelde families waren,
hoewel daar niet werd over gesproken.
Reeds
voor hij in het Klein Seminarie aankwam, was de jonge Cardijn bezeten door zijn
levensideaal.
Het was mijn bedoeling priester te worden om de arme mensen te
helpen. Dat heeft vader mij doen inzien. In mijn tijd was het zo dat de
kinderen uit de arbeidersstand, eenmaal zij op tien jaar hun eerste communie
hadden gedaan, naar de fabriek moesten gaan werken. Die jonge arbeiders,
jongens en meisjes, in feite nog kinderen, werden in de fabriek zeer hard
onthaald. Men bespotte ze en lachte ze uit. De ouderen trachtten op alle
mogelijke manieren van hen misbruik te maken. Met die toestanden was mijn vader
verschrikkelijk begaan. Toen kwam in mij de gedachte op om voor die arme
jongens en meisjes iets te doen. Het was de tijd van de pauselijke encycliek
Rerum Novarum (1891). Ik was toen negen jaar. Eindelijk had de paus gesproken! Eindelijk ging de Kerk
ook wat doen voor de arbeidersstand! Priester Daens was een der eersten om de
pauselijke leer in werkelijkheid om te zetten en mijn vader en ik, klein maar
vinnig, gingen naar hem luisteren. Ik moest de woorden van de paus voorlezen
aan mijn vader die lezen noch schrijven kon. Het moest veranderen! Er moest eerbied komen
voor de arme man! Waarom mocht de arme
man niet heilig worden, omdat hij niet altijd de tijd had om naar de mis en te
communie te gaan? Was dat alleen een
voorrecht van de rijken, omdat zij wel de tijd hadden? Ik vroeg mijn vader om
priester te mogen worden. Met die gedachten kwam ik in het Klein Seminarie aan.
Maar
idealisten en hervormers worden niet altijd gewaardeerd. Zo is het niet te
verwonderen dat men ook hier de jonge bruisende Cardijn wantrouwde.
Toen ik in de retorica te kennen gaf dat ik priester wilde
worden, werd ik bij de superior, kanunnik De Coster, ontboden: ...en gij zijt nogal
zelfstandig, en waarom wilt gij absoluut priester worden. Anderzijds, gij zijt
een goed student, er is wel n middel om de onkosten te dekken...Ik heb hem geantwoord
dat ik priester, een gewone priester wilde worden. Daarmee uit! Nadien werd ik in het
Groot Seminarie door de president aangeduid om aan de Leuvense Universiteit
Romaanse Letteren te gaan studeren. Ik naar kardinaal Mercier om te zeggen dat
ik dat niet wenste te doen. Gij moogt sociologie studerenantwoordde mij de
kardinaal en de president natuurlijk kwaad! Maar ik bekwam mijn wens.
Over
de intermenselijke relaties in de school van die tijd weet Zijne Eminentie ook
zijn woordje mee te praten. De priester-leraars waren heren, liefst met een
zeer grote H. Torenhoog boven de leerlingen stonden zij verheven. Ex cathedra
doceerden zij. Ongenaakbaar boven de massa. Zij zagen hun stof. En verder zagen
zij niets. Van de persoonlijke en directe stuwkracht die van een goed leraar,
tenminste op enkele leerlingen zou moeten uitgaan gaven de meesten in die tijd
geen getuigenis. Veilig was het in ieder geval, en gemakkelijk ook. Toch waren
er ook in die periode reeds andere leraars op het Sem.
Eén leraar herinner ik mij
bijzonder goed. Professor Desmedt van de poësis. Hij was afkomstig uit Sint-Amands, de gemeente van Emile
Verhaeren. Terwijl bij de anderen de leerstof stipt werd aangeleerd, zonder dat
men u vroeg waarom dit of waarom dat of wat denkt u daarvan, ging hij vaak
buiten de stof. Van hem kreeg ik boeken te lezen van Verhaeren, Victor Hugo
enz. Als ik in plaats van mijn huiswerk te maken al eens een boek las, begreep
hij dat. Nadien volgde daar een bespreking over. Zeer interessant! Bij hem heb ik zeer
veel geleerd.
Ieder heeft zijn karakter. Ik kon het
mijne niet verbergen.
De
schooljeugd anno 1968 zou waarschijnlijk aardig opkijken als ze nog eens, al
was het maar voor een paar dagen, zou moeten leven in de school anno 1898. In
volgende getuigenis komt iets van de Brabantse keikoppigheid en de eigen
persoonlijkheid van Cardijn tot uiting, zelfs reeds op jonge leeftijd.
Eenmaal per trimester mochten wij naar huis, 'sortie'. Dat was
een affaire! Oh la la! En dan mocht je geen
slechte noten gekregen hebben! Ik ben wel enkele keren moeten blijven. Maar wij lachten daar
toch mee. Wij namen dat niet erg op. Evenmin 'de signe'. In die tijd was het
Frans de voertaal in de school. Als men toch eens Nederlands durfde praten
mocht een leerling die 'signe' aan u doorgeven. Maar dat was allemaal niet zo
erg. Wij waren, enkele Brusselaars buiten beschouwing gelaten, allen
Vlaamsgezind. Het was de tijd van de Vlaamse studentenbeweging. En, hoewel het
niet mocht, staken wij op de feestdag van de Heilige Lutgardis ons
leeuwenspeldje op! Dan zat het er tegen bij de overheid! Maar ieder heeft zijn
karakter, en ik kon het mijne niet verbergen. Ik ben steeds uitgekomen voor mijn
mening. In 1906, toen Mercier aartsbisschop werd, kwam er verandering. Voordien
onder kardinaal Goossens was het veel strenger geweest.
Als ontspanning speelden wij op de speelplaats
met een lederen kaatsballetje tegen de muur. In de vensters was een ijzeren
zeef geplaatst. Aan toneel deden wij bijzonder veel. Ik geloof niet dat er één stuk gespeeld is waar
ik geen rol in had. Soms zelfs twee. Bezoek kreeg ik niet. Vader is mij nooit
komen bezoeken. In Halle was ik tevens secretaris van de studentenbeweging. Wij
speelden vaak toneel om de opbrengst te besteden aan arme mensen, zo in het
Pajottenland en omstreken. Eens ben ik, samen met Jules Van Nuffel, de latere
directeur van het Lemmensinstituut, en met Jan Stas, later onderpastoor in
Ukkel en deken in Halle en nog enkele anderen, per fiets tijdens de vakantie in
Hoogstraten naar een opvoering van 'Athalie' gaan kijken.
Ook
op latere leeftijd bleef Cardijn een man die zijn ideeën wist
door te drijven en pseudo-bezwaren kon wegwimpelen. Bij de eerste Romereis van
de K.A.J. in 1929 is kardinaal Van Roey meegegaan.
De
Romereis in 1929. Definitieve doorbraak van de K.A.J.
1929: onze eerste Romereis. En de kardinaal ging mee! Hij had schrik, grote
schrik, om met die eenvoudige jongens en meisjes samen op reis te gaan met de
trein. En ze gaan misschien
brutaal zijn, en onbeleefd enz...zegde hij mij. Eminentie, antwoordde ik
zelfzeker, ik verzeker u dat de trein properder zal zijn als we toekomen in
Rome, dan wanneer wij er in Brussel mee vertrokken zijn! En inderdaad, reeds
tijdens de reis kon de kardinaal zijn ogen niet geloven, toen hij zag hoe fijn
en net die jongens en meisjes zich gedroegen! Het was een overwinning voor ons! De kardinaal steunde
ons nadien zoveel hij kon. Wij werden ontvangen, ik een eenvoudige
onderpastoor, door paus Pius XI. Eén uur lang! Geweldig! En bekommerd dat de paus was om ons, om de arbeiders. Hij
zuchtte: Wij moeten de
arbeidersstand redden, en dat is goed en dat is goed en doe zo voort .... Hij is onze grote
steun geweest.
Er
staat nog zoveel op ons historisch geluidsbandje. Over Cardijns contacten met
paus Johannes XXIII, de onvergetelijke paus die de encycliek Pacem in terris
voor de ganse wereld heeft afgekondigd. Over zijn omgang met mensen van alle
standen en alle rassen. Over het Daensisme en de christelijke sociale beweging.
Over de wantoestanden tijdens de liberale 19de eeuw.
Alleen
nog deze boodschap van kardinaal Jozef Cardijn aan de mensen van nu.
Ik zegde het al, wij staan in een tijd van dialoog, zoals de paus
dat zegt. Wij moeten omgaan met mensen die bv. niet naar de mis gaan, met
boeddhisten en anderen. Met hen spreken, ongegeneerd. Uw mening hebben, er voor
uitkomen en ernaar leven. Wij moeten beseffen dat wij een taak hebben in het leven.
Hoe nederig deze ook zij. De paus zegde het vaak: Ik kan geen werkman vervangen in de fabriek.De jonge mensen moeten wij trachten te doen inzien dat zij nodig
zijn. Niemand kan uw plaats innemen! Als ge dat aanneemt, dan zijt ge een echte
christen. Zij die s zondags alleen maar eens naar de mis gaan, en al eens te
communie, dat zijn geen christenen.
Wij beschouwen dit vraaggesprek als
een weerspiegeling van zijn leven, dat getuigde van dienstbaarheid,
openhartigheid en strijdvaardigheid.
Interview
en bindteksten : Michel Geerts. Foto en bandopname : Louis De Troij.
Gepubliceerd in april 1968 in De Torenblazer, kwartaaltijdschrift van de
oud-leerlingenbond van het Klein Seminarie Mechelen. Geluidsband overgebracht
op cassette en cd-rom. De tekst en de geluidsband van dit interview werden door
Marc Walckiers gebruikt voor zijn doctoraatsthesis aan de UniversitéCatholique
de Louvain in 1981, gepubliceerd onder de titel Joseph Cardyn jusquavant
la fondation de la J.O.C.
8 In de omgeving bevonden zich herders die in het open veld gedurende de nacht hun kudde bewaakten. 9 Plotseling stond een engel van de Heer voor hen en zij werden omstraald door de glorie van de Heer, zodat zij door grote vrees werden bevangen.
10 Maar de engel sprak tot hen: Vreest niet, want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk. 11 Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David. 12 En dit zal voor u een teken zijn: gij zult het pasgeboren kind vinden, in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.
13 Opeens voegde zich bij de engel een hemelse heerschare; zij verheerlijkten God met de woorden: 14 Eer aan God in den hoge en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft.
15 Zodra de engelen weer van hen waren heengegaan naar de hemel, zeiden de herders tot elkaar: Komt, laten we naar Betlehem gaan om te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons heeft bekend gemaakt. 16 Ze haastten zich er heen en vonden Maria en Jozef en het pasgeboren kind, dat in de kribbe lag.
17 Toen ze dit gezien hadden, maakten ze bekend wat hun over dit kind gezegd was. 18 Allen die het hoorden, stonden verwonderd over hetgeen de herders hun verhaalden. 19 Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf.
20 De herders keerden terug, terwijl zij God verheerlijkten en loofden om alles wat zij gehoord en gezien hadden; het was juist zoals hun gezegd was.
Betekenis
Gods Zoon is allereerst gekomen voor iedereen, in het bijzonder voor de kleinen. Hij wordt dan ook eerst herkend door kleine mensen: herdersknechten, marginalen; alleszins niet door schriftgeleerden.
Feestdag
(als onderdeel van het geboorteverhaal) 25 december
Devotie
???.Ofschoon de hoveniers een altaarstuk bezaten in de O.-L.-Vrouwekathedraal, door Frans Floris (1568) met op het middenpaneel dit tafereel, is er van een echt patronaat geen sprake.
Voorstellingswijze
Geleidelijk aan nemen de herders een belangrijke plaats in op de kerstvoorstelling:
1) (op de achtergrond) s Nachts scheurt de hemel open en daarin verschijnen een of meerdere engelen aan enkele herders om hen het goede nieuws van Jezus geboorte te verkondigen. De herders die hun kudde bewaakten worden blij verrast.
2) Ze begeven zich op weg, komen aan en kijken (over een omheining) toe.
3) Ze staan in aanbidding bij het Kind. Deze laatste houding blijft de standaardvorm, zij het vaak als sluitstuk van een verhaal in combinatie met de voorafgaande handelingen.
Herders
- van alle leeftijden: oudere en jongere, ook herdersknapen; ook herderinnen
1) de verkondiging (oudste traditie) (Lc.2,8-14): Op de achtergrond wordt een groep herders die haar kudde bewaakte, door een of meerdere engelen verrast: plotseling... zodat zij door grote vrees werden bevangen (d.i. dus niet gewekt). Van deze hemelse boodschappers krijgen zij het bericht dat hun Redder geboren is.
In een volgende etappe:
2) begeven ze zich op weg, soms in volle vaart, Ze haastten zich er heen (Lc.2,16a)
en wijzen elkaar de kribbe aan: cfr. zeiden... tot elkaar: Komt, laten we naar Betlehem gaan om te zien wat er gebeurd is... (Lc.2,15bc),
3) komen aan: en vonden Maria en Jozef en het pasgeboren kind (Lc.2,16b)
4) of zijn reeds in aanbidding bij het Kind: cfr. ibidem (Lc.2,16b)
- verwarmen zich aan een vuurtje: omwille van de koude s nachts: die in het open veld gedurende de nacht hun kudde bewaakten (Lc.2,8); en/of verwijst naar de wintertijd (rond 25 december).
- met hun schapen (cfr. Lc.2,8): herders die in het open veld ... hun kudde bewaakten.
- herdersstaf
- soms een hond: hulp bij het hoeden van schapen
- dragen gaven met zich mee, en tonen deze bij aankomst, zoals hanen en schapen: echter niet ver-
meld in het bijbelverhaal.
- doedelzak, fluiten en andere muziekinstrumenten
engelen
- ver op de achtergrond (goed kijken!), in de hemel verschijnen engelen die de herders het goede nieuws komen brengen dat hun Redder geboren is (Lc.2,11-12).
- begeleid door vele kleine zwevende engeltjes (een hemelse heerschare; Lc.2,13a)
- begeleid door een schare zingende en musicerende engelen (zij verheerlijkten God met de woorden: ...; Lc.2,13b)
- één of meerderen houden (samen) een banderol met de tekst van Lc.2,14 volgens de vulgaat-vertaling; hetzij meestal beperkt tot Gloria in excelsis Deo (Eer aan God in den hoge), hetzij soms geheel, met het vervolg: et in terra pax hominibus bonae voluntatis (en op aarde vrede onder de mensen van goede wil) (doch vanuit de meer getrouwe vertaling uit het Grieks: aan de mensen die Hij lief heeft).
- veelkleurige kledij, zelfs hun vleugels zijn polychroom rood, groen en blauw
Christuskind
- kijkt naar de herders ter begroeting
Maria
- /
Jozef
- geeft uitleg over het hele gebeuren aan aandachtige herders.
- óf (?) drukt zijn verwondering uit over wat de herders hem vertelden (Lc.2,17-18)
locatie
1) verkondiging: in het open veld (Lc.2,8), kampvuur, tent
2) onderweg: een kronkelende weg die van de achtergrond leidt naar het de Geboortegrot op de voorgrond
3) aankomst en 4) in aanbidding en 5) andere activiteiten: binnen de stal / grot, in een nabij gang of in een weiland
voorwerpen: kruiken, manden...
compositie
Wanneer verschillende fasen tegelijkertijd afgebeeld staan als één verhaal, kijkt de toeschouwer vanuit het hoofdtafereel van de Aanbidding verder naar de achtergrond waar andere herders nog onderweg zijn en a.h.w. in flashback uiteindelijk naar de achtergrond waar de aankondiging van de engelen nog afgebeeld staat. Tekst : Rudy Mannaerts - Toerismepastoraal Antwerpen Foto JPVB: Kerstmis in de O.-L.-Vrouwekerk van Huldenberg. - Beeldengroep van May Claerhout.
Historische gebeurtenissen in de Brusselse kathedraal
Historische gebeurtenissen
in de Brusselse kathedraal
HERTOGDOM BRABANT
1047 Kapittelkerk en
overbrenging van de relieken van Sint Goedele
1312 Uitvaart van Jan
II, hertog van Brabant
1330 Uitvaart van
Margaretha van York, echtgenote van Jan II (1)
BOURGONDISCHE TIJD
1435 Kapittel van de Ridders van het Gulden Vlies
bijeengeroepen door Filips de Goede
1446 Uitvaart van Catharina van Valois, echtgenote
van Karel de Stoute
1480 Doopsel van Margaretha van Oostenrijk, dochter
van Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Oostenrijk
HABSBURGSE/SPAANSE TIJD
1498 Doopsel van Eleonora, dochter van Filips de
Schone en Johanna van Castilië
1516 Karel V wordt uitgeroepen tot koning van Spanje
1568 De graven Egmont en Hoorne worden opgebaard
1599 Blijde Inkomst van de aartshertogen Albrecht en
Isabella
1622 Uitvaart van aartshertog Albrecht
1650 Bijzetting van aartshertogin Isabella,
overleden in 1633
OOSTENRIJKSE TIJD
1745 Uitvaart van aartshertogin Maria-Anna,
echtgenote van Karel van Lorreinen
1780 Uitvaart van Karel van Lorreinen
FRANSE TIJD
1803 Te Deum in aanwezigheid van Napoleon
VERENIGD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN
1815 Te Deum voor de overwinnaars van de slag bij
Waterloo
KONINKRIJK BELGIË (2)
1926 Huwelijk van prins Leopold en prinses Astrid
1934 Uitvaart van koning Albert I
1935 Uitvaart van koningin Astrid
1959 Huwelijk van prins Albert en prinses Paola
1960 Huwelijk van koning Boudewijn en koningin
Fabiola
1962 De kapittelkerk wordt tot kathedraal verheven
1965 Uitvaart van koningin Elisabeth
1993 Uitvaart van koning Boudewijn
1995 Bezoek van paus Johannes-Paulus II
1999 Huwelijk van prins Filip en prinses Mathilde
2014 Uitvaart van koningin Fabiola
(1) exacte datum niet gekend.
(2) De laatste rustplaats van de overleden leden van
het Belgische koningshuis is de crypte in de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Laken.
MG
MG
MONUMENTUM BELGII GUBERNATORUM. Graftombe van de
landvoogden van België voor het altaar in de Sacramentskapel van de
Sint-Michiel-en-Goedelekathedraal. Een sluitsteen : eenvoudiger kan het
niet. Hier rusten de aartshertogen Albrecht en Isabella, prins Jozef-Ferdinand
van Beieren en prins Karel van Lorreinen.
Hiëronymus Duquesnoy de Jonge (Brussel, 1602 - Gent, 1654), beeldhouwer en architect, was de zoon van Hiëronymus Duquesnoy de Oudere, vooral bekend van het Brussels Manneken, en de broer van Frans Duquesnoy.
Hij kreeg zijn opleiding van zijn vader in Brussel, en vertrok in 1618 samen met zijn broer Frans naar Rome om zijn opleiding te voltooien. Na een ruzie gaan ze uit elkaar en werkt hij achtereenvolgens in Madrid, Lissabon en Florence. In 1641 keert hij terug naar het atelier van zijn broer in Rome. Na diens dood in 1643 (a) komt hij terug naar Brussel, waar hij carrière maakt. De barokke werken van zijn broer blijven een voorbeeld voor hem. Samen met Artus Quellinus en Rombout Pauwels verspreidde hij de gematigd barokke stijl in de Nederlanden.
In 1644-1646 maakt hij vier apostelbeelden - met name Paulus (1), Thomas (2), Mattias (3) (b) en Bartholomeus (4) - voor de kapittelkerk van Sint-Michiel en Sint-Goedelein Brussel, waarvan hij tevens de Onze-Lieve-Vrouwekapel ontwierp. Hij wordt in 1651 benoemd tot hofarchitect en -beeldhouwer. Hij maakte verschillende portretten van aartshertog Leopold Willem.
Een van zijn meesterwerken is zeker het beeld van de Heilige Ursula (1651) in de Zavelkerk te Brussel, te vinden in de barokke grafkapel (c) van de familie 'von Thurn und Taxis', oprichters van het internationale postwezen (d).
Ook in de Brusselse Kapellekerk zijn er twee apostelbeelden van zijn hand: Mattias (5) en Filippus (6).
Vanaf 1651 was hij echter vooral werkzaam aan het praalgraf van bisschop Antoon Triest (e) in de Sint-Baafskathedraal te Gent. Dit monument toont Maria en Christus die op de halfliggende bisschop neerkijken. Het levenseinde van Duquesnoy de Jonge oogt minder fraai. In 1654 werd Hiëronymus in de Gentse kathedraal betrapt op 'vuile manieren', hiervoor veroordeeld en terechtgesteld.
(a) Volgens sommigen zou Hiëronymus verantwoordelijk kunnen zijn voor de dood van zijn broer, jaloers als hij was over diens succes.
(b) Het bordje onder het beeld vermeldt verkeerdelijk Thaddeus.
(c) Deze kapel bevindt links van het koor.
(d) Een gedenkplaat in de Regentschapsstraat op de hoek met de Kleine Zavel, schuin tegenover de Zavelkerk, vermeldt: [Hier stond tot in het jaar 1872 het herenhuis der prinsen 'de la Tour et Tassis' in de nabijheid waarvan François de Tassis in 1516 de eerste internationale postdienst heeft ingericht]. Oorspronkelijk ging het om de familie 'de la Torre', die hun naam wijzigden in 'del Tasso'. Thurn und Taxis werd dan in het Frans Tour et Taxis (of Tassis).
(e) Bisschop Antonius Triest (Beveren-Waas 1577 - Gent 1657), niet te verwarren met kanunnik Petrus Jozef Triest (Brussel 1760 - Gent 1836).
Bronnen: De Kathedraal van Sint-Michiel & Sint-Goedele (Lannoo, 2000) en Wikipedia.
Dit mooie beeld van Hiëronymus Duquesnoy de Jonge vinden wij terug op drie verschillende plaatsen.
Beginnen wij met Brussel. Het oorspronkelijke beeld (1) in steen stond in de nis van de voorgevel van de Sint-Annakapel in de Bergstraat, halverwege de Grote Markt en de kathedraal. De gevel en het beeld hebben het bombardement van de troepen van Lodewijk XIV op de Grote Markt en omgeving in 1695 overleefd. In 1885 werd het beeld naar de Sint-Goedelekerk overgebracht, de huidige Sint-Michiel-en-Goedelekathedraal, waar het beeld zich nog steeds bevindt. Het staat spijtig genoeg wat verloren in de noorderdwarsbeuk. Duquesnoy, die in de Bergstraat woonde, had het beeld aan de Sint-Annakapel geschonken, nadat de Jezuïeten het hadden geweigerd omdat zij een beeld in marmer hadden besteld.
De Sint-Annakapel moest plaats ruimen voor de Noord-Zuidverbinding en werd in 1927 gedeeltelijk gesloopt. In 1958 werd de overgebleven westgevel gedemonteerd en niet ver daar vandaan heropgebouwd, met name tegen de noordkant van de Magdalenakerk. In de nis van deze Sint-Annagevel werd dan een kopie (2) van het originele beeld geplaatst. Dit stadskerkje, gelegen aan de Magdalenasteenweg tussen het Centraal Station en de Grote Markt, is een oase van rust.
Duquesnoy maakte voor de Jezuïeten alsnog een tweede origineel (3), in marmer ditmaal. Bij de opheffing van de Jezuïetenorde in 1773 werd het beeld waarschijnlijk verkocht. Rond 1830 kwam het in het bezit van baron Van de Venne. Het siert thans het grafgedenkteken van de familie Leyen-Van de Venne in de zuiderzijkapel van de Sint-Janskerk te Mechelen.
De drie beelden zijn ongeveer 1m70 groot, op mensenmaat dus. Het geheel straalt een innerlijke rust uit en de compositie zou verwijzen naar P.P. Rubens.
Bronnen: De Kathedraal van Sint-Michiel & Sint-Goedele (Lannoo, 2000) en Wikipedia.
Joannes
Roucourt, plebaan van de Sint-Goedelekerk (1667-1676)
Afbeelding op het voorblad van Aen-leydinge tot de deught van penitentie,
ofte Oprechte bekeeringhe des sondaers. Door J.(oannes) R.(oucourt)
P.(riester), 1673.
Priester
Joannes (Jean, Jan) Roucourt (Leuven, 1636 - Brussel, 1676) was een
christelijke theoloog, die in de periode 1667-1676 de functie van plebaan
vervulde bij de kapittelkerk van Sint-Michiel en Sint-Goedele te Brussel.
Roucourt
was de zoon van lakenmaker Theodorus en Joanne Verwijst. Zijn voorouders kwamen
waarschijnlijk uit het Luikse en de oorspronkelijke familienaam was 'de
Rocourt'. Joannes heeft theologie gestudeerd aan de Oude Universiteit Leuven,
volgde colleges op 'de Burght' en behaalde in 1660 de 'sacrae theologiae
baccalaureus'. Vanaf dat jaar studeerde hij ook filosofie en in 1663 behaalde
Joannes zijn 'sacrae theologiae licentiatus'. In het afstudeerwerk van Gerardus
van der Masen Tractatus de Aristotelis metaphysica (1661-62), wordt hij
vernoemd als professor aan de Universiteit van Leuven.
In de
periode 1667-1676 was Joannes als plebaan van de kapittelkerk van Sint-Michiel
en Sint-Goedele verantwoordelijk voor de zielzorgtaken in de omliggende
parochie. Hij stond bekend als vader van de armen en leefde zelf in grote
soberheid. Indien hij gebruiksmiddelen kreeg van welgestelden, verkocht hij
deze en verdeelde de opbrengsten onder de 'souffrants de Jésus-Christ'. Zijn
vrijgevigheid was blijkbaar zo groot, dat hij regelmatig bij zijn vrienden
moest aankloppen om in zijn eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.
Joannes
Roucourt heeft middels een aantal publicaties zijn sporen nagelaten in de
geschiedenis van de christelijke theologie, vooral op het gebied van de
penitentie. Zijn werken zijn gebaseerd op een sterke pastorale gedachte en vrij
van doctrines. Hij wenste dat de belijders van de penitentie ook actief
oefenden in de christelijke deugden en werkten aan het voorkomen van hun gebreken,
zoals godslastering en vloeken. De Italiaanse kardinaal Giovanni Bona
complimenteerde Roucourt in 1674 met zijn boeken en schreef o.a.: Ik prijs
uw methode van vragen en antwoorden, die heel geschikt is om gelovigen te
instrueren en ketters te overtuigen. Waar anderen niet in slagen door het
schrijven van (te) dikke boeken, bent U in staat om in een korte bewoording de
essentie weer te geven. Joannes was ook referent van theologische werken.
Terwijl
Joannes eenieder nog van raad voorzag, is hij op 26 september 1676 aan een
kwaadaardige koorts te Brussel overleden. Hij was toen amper veertig jaar oud.
Hij is begraven in de kapittelkerk van Sint-Michiel en Sint-Goedele,
waarschijnlijk in het graf van de familie Schockaert die een grote achting voor
hem had.
Voor het
overlijdensbericht van Johannes Roucourt, bewaard in
het Rijksarchief te Anderlecht, verwijzen wij naar [commons.wikimedia.org/wiki/File:Joannes_Roucourt_death_notice].
Naar
de Wikipediapagina Joannes Roucourt, geschreven door Kees Recourt.
Luminaris
of lichtbalk Het koperen geheel bestaat uit
twee of vier pilaren op stenen sokkels als steun voor een horizontale
kandelaar. De functie is het mystiek verlichten van een altaar, schrijn,
heiligenbeeld, enz.
Zoutleeuw,
overblijfsel in de Sint-Leonarduskerk
In de Sint-Leonarduskerk van Zoutleeuw
was er vroeger een luminaris. In de vloertegels zijn er nog sporen zichtbaar.
Toen Willem I van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1827
land
wou bijkopen, werd er veel koper verkocht. Misschien is dit de reden waarom de
luminaris in Zoutleeuw en op vele andere plaatsen is verdwenen, ook in de
Sint-Michiel-en-Goedelekathedraal te Brussel.
Xanten, luminaris in de Sankt Victor Dom
Voor
een kunsthistorische studie over de luminaris van Zoutleeuw vragen wij jullie
hulp. Mogelijk weet je een antwoord op volgende
vragen: lWaar bevindt zich de luminares van Brussel ? lZijn er nog op andere plaatsen overblijfselen of sporen te vinden ? lHeeft er iemand oude afbeeldingen van een luminaris ?
De Heilige Madeleine-Sophie Barat werd in 1779 geboren in een familie van kuipers in Joigny (Bourgondië), halfweg tussen Parijs en Dijon. Zij sterft op Hemelvaartsdag 1865 in Parijs. Op twintigjarige leeftijd sticht ze samen met jezuïet Joseph Varin, bevriend met haar broer-priester, een nieuwe congregatie onder de naam Les Religieuses du Sacré Coeur de Jésus. Deze orde gewijd aan de verering van het Heilig Hart van Jezus, zet zich in voor het onderwijs aan jonge meisjes. In 1801 opent ze in Amiens het eerste klooster. Amper 26 jaar wordt ze tot algemeen overste van de nieuwe congregatie verkozen. Ze bezoekt over een periode van veertig jaarde meer dan honderd kloosters die onder haar bezielende leiding in verschillende landen tot stand kwamen.
In België richt zij onder andere in 1836 een huis voor religieuzen opin Sint-Pieters-Jette (1). In 1904 brachten de uit Frankrijk verdreven religieuzen van het Heilig-Hart het lichaam van hun stichteres, de ondertussen eerbiedwaardige moeder Barat, over naar deze gemeenschap in België. Haar ongeschonden lichaam (2) werd gedurende bijna honderd jaar bewaard in een schrijn in het Heilig-Hartklooster aan de Heilig-Hartlaan te Jette. In 1908 werd ze zalig verklaard en toen werd een neogotisch schrijn in verguld brons ontworpen door een zekere Scherer en gerealiseerd door de edelsmederij Bourdon uit Gent. De heiligverklaring door paus Pius XI volgde in 1925.
In 1998 verhuisde de kleiner geworden zustergemeenschap van de Heilig-Hartlaan in Jette naar de Overvloedstraat in Sint-Joost-ten-Node. De zusters namen het schrijn met hun stichster mee naar hun nieuwe onderkomen. In juni 2009, na 105 jaar, keerde het lichaam van Mère Barat terug naar Frankrijk en kreeg haar schrijn een definitieve plaats in de Heilig-Hartkapel van de Sint-Franciscus-Xaveriuskerk te Parijs, place du Président Mithouard, ten zuiden van de Dôme des Invalides (3), dicht bij de plaats waar ze lange tijd heeft geleefd. Het moederhuis van de orde bevond zich in het Hôtel Biron (4),
(1) Thans
Jette.
(2) Bij het
openen van de kist in 1893 heeft men haar lichaam intact teruggevonden,
onverklaarbaar want ze zou niet gebalsemd zijn geweest. In 1908 heeft men een
gezichtsmasker aangebracht.
(3) Metrohalte
St François Xavier.
(4)
Hier aan de boulevard des Invalides is nu het Musée Rodin gevestigd.
Foto 1:
glasraam uit de reeks heiligen met een speciale devotie tot het Heilig Hart in
de Basiliek van Koekelberg, vooraan rechts op de tweede verdieping van de
kooromgang.
Foto
2: schrijn met het lichaam van Mère Barat in de Franciscus-Xaveriuskerk te
Parijs.
Michel
Govaerts, oud-leerling van de Heilig-Hartschool (1949-1951).
Bronnen:
Kerk & Leven (13 mei 2009), www.rscj.com, www.rscjinternational.org, Franse
Wikipediapagina 'Madeleine-Sophie Barat'.
Naar
aanleiding van het 13de eeuwfeest van het overlijden van de Heilige Goedele
(Gudula), heeft de heemkring De Faluintjes een gelegenheidspublicatie
uitgegeven, in samenwerking met de Stad en de Erfgoedcel Aalst en met de steun
van de Provincie Oost-Vlaanderen.
In
de publicatie EEN MAAGD BELAAGD leveren 20 auteurs vanuit hun specifieke, al
dan niet academische invalshoek, een bijdrage over de Heilige Gudula.
Gudula 2012 ... een
jubeljaar
Het levensverhaal van Gudula: de
Vita Gudilae
Een archeologische kijk op de
ontwikkeling van de dorpskern van Moorsel
Wenemar: een 9de-eeuwse moord
verpakt in de Vita Gudilae
De Heilige Berlendis en het
klooster van Moorsel
De sibbe van Gudula
De geschiedenis van Sint-Gudula
(beeldverhaal)
Het Hof ter Hamme te Herdersem bij
Aalst
De duivel en de kaars: het befaamde
wonder uit de Vita Gudilae
De relieken van de Heilige Gudula
De Gudulaverering te Moorsel
De Gudulakapel en haar vrome
weldoener
Antoon Blancart, de schilder van de
tien doeken in de Gudulakapel te Moorsel
De Heilige Gudula in de spiegel van
de legende
Goedele, een Brusselse heilige?
Sint-Goedele (beeldverhaal)
Hoe de Heilige Gudula verscheen in
Lochem
Beelden van Sint-Gudula, een
heilige uitgebeeld
Het Gudula-officie
Sankt Gudula in Rhede
In de naam van Gudula. Aalsterse
verenigingen en organisaties
Bibliografie
De
prijs van dit 304 paginas tellende en rijkelijk in kleur geïllustreerde boek
bedraagt 20. Verzendingskosten 5.
Max van der Linden werd op 1 juni 1922 in Nodebais (Waals Brabant) geboren.
Hij werd in een landelijke omgeving opgevoed en in 1941 ging hij naar het Seminarie van Mechelen dat hij in 1945 verliet.Nadat hij 4 jaar in de keramiekschool van Ter Kameren in Brussel gestudeerd had, installeerde hij zijn atelier in 1952 in de boerderij van Agbiermont in Nodebais.
(Foto Internet)
Hier wijdde hij zich aan het beroep van keramist en ontving hij tal van bezoekers en vrienden uit alle horizonten.
Het werk van Max van der Linden werd sterk beïnvloed door een brede bekommernis om het sacrale over te brengen.Het is verankerd in het dagelijkse en landelijke leven.Themas zoals muziek, eenzaamheid, dood en angst maar ook solidariteit en ontmoetingen in onze hedendaagse wereld komen sterk aan bod.
Voor Max van der Linden heeft ieder van ons een sacrale boodschap voor de toekomst van de mensheid.
De kruisweg van de Sint-Niklaaskerk van Ottenburg
De kruisweg is één van de waardevolste kunstwerken van de kerk.Hij werd in de jaren negentig besteld en vervaardigd en past uitstekend in de classicistische omgeving van het bedehuis.
Jezus wordt ter dood veroordeeld.
Ecce homo: de menigte eist zijn kruisiging.
Jezus neemt het zware kruis.
Toen brachten ze Hem naar buiten om hem te kruisigen (Marcus 15, 20)
Jezus valt voor de eerste maal onder het kruis
Jezus valt.Niet alleen een mens die valt.Gods Zoon valt.
Als je valt, ben je nog niet mislukt.Zelfs Jezus is gevallen.Dan mag ik, en dan mag jij ook vallen.
Jezus ontmoet zijn H. Moeder
"Uw wonden zijn groot als de zee en niemand die u geneest" (Klaagliederen, 2, 13)
Simon van Cyrene helpt Jezus het kruis te dragen
De eerste mens die in de geschiedenis Jezus Kruis heeft gedragen is geen leerling geweest, heeft er niet voor gekozen, maar is ertoe gedwongen.Dat zijn dingen die tot nadenken stemmen.
Veronica droogt het gelaat van Jezus af
Zij ontvangt het mooiste cadeau, het gezicht van Christus dat in de zweetdoek werd gedrukt. Hoe meer men geeft, hoe meer men zich toewijdt, hoe meer men vergeeft en hoe meer Christus ons leven zal bepalen !
Jezus valt voor de tweede maal onder het kruis
"Zoals een lam dat naar het slachthuis geleid wordt, zoals een schaap dat stom blijft voor zijn scheerders, heeft hij zijn mond niet geopend" (Jes 53,7).
Jezus ontmoet de wenende vrouwen van Jeruzalem
"Als men de groene boom zo behandelt (= de onschuldige Christus), wat zal er dan met de dorre boom gebeuren ? (= de zondaars)".Als iemand verenigd blijft met het groene hout, zal hij vele vruchten dragen.Ontroostbaar klinken hun klaagkreten, even ontroostbaar hun verdriet, hun woede en protest.
De kruisweg van de St-Niklaaskerk in Ottenburg - 2
De Kruisweg van de St-Niklaaskerk in Ottenburg - deel 2
Jezus valt voor de derde maal onder het kruis
Links een farizeeër die tracht zichzelf te rechtvaardigen. "Wee u, farizeeërs, huichelaars ! Gij lijkt op gekalkte graven die er van buiten wel mooi uitzien, maar van binnen vol zijn met doodsbeenderen en allerhande onreinheid" (Mt 23,27).
Jezus wordt van zijn klederen beroofd Jezus wordt van zijn klederen ontdaan om ons te kunnen bekleden met zijn genade in het Doopsel.
Jezus wordt aan het kruis genageld
Het mysterie van het kruis begon reeds in de stal van Bethlehem ...Zo vaak spijkeren wij, mensen, elkaar vast op voorbije zwakheid en tekortkoming.
Jezus sterft aan het kruis
Jezus sterft, Johannes noteert de laatste woorden van Jezus. Eén ervan is gericht tot zijn moeder : "Vrouw, ziehier uw zoon". Maria wordt Moeder van de Kerk, zij neemt onder haar mantel heel het Godsvolk bij zich. Achter Johannes bevindt zich een priester die Eucharistie viert. "Dit is mijn Lichaam, dit is mijn Bloed". Deze woorden verwijzen naar het laatste avondmaal en de Lijdensweg van Jezus.
Jezus wordt van het kruis afgenomen
De mooiste van de mensenkinderen komt verminkt terecht in de armen van zijn moeder. Al zijn discipelen, zelfs de apostelen, hebben hem verlaten, op enkele vertrouwelingen na.
Jezus wordt in het graf gelegd
De vrouwen uit Galilea, Jozef van Arimatea, de heilige Maagd en Nicodemus leggen het lichaam van Jezus neer in de graftombe. Het lijk is symbool van het lot van alle mensen : de dood.
De engel met de opgeheven vinger verkondigt dat hij zal verrijzen. En de verrezen Christus verzekert ons : als wij via het Kruis gaan, zullen wij deel hebben aan zijn Verrijzenis.
De Kerk van de Rijke Klaren
staat nog altijd in het hartje van Brussel.Inmiddels zijn de zusters reeds twee eeuwen uit het straatbeeld van de
stad verdwenen.Maar de Arme Klaren zijn
er nog altijd.Meer over deze
merkwaardige orde.
De
Heilige Clara
De clarissen zijn een
vrouwelijke contemplatieve orde die in de Middeleeuwen door de Heilige Clara
gesticht werd.
Clara werd in 1193 in
Assisi geboren. Nadat ze sterk onder de indruk was gekomen van het leven van de
twaalf jaar oudere stadsgenoot Franciscus (1182-1226), verliet zij op 18 maart 1212 het
huis van haar ouders om zich aan te sluiten bij Franciscus.
Als dochter van een
rijke Italiaanse edelman zou zij worden uitgehuwelijkt om zo het bezit en het
aanzien van de familie te verstevigen.
Door zich tot
Franciscus te wenden gaf ze haar maatschappelijke positie op enlegde zich toe op een leven
van radicale armoede.
In de geest van de pas ontstane broederschap stichtte
zij, in San Damiano een nieuwe orde van slotzusters.Zij wilde, zoals Franciscus, de arme Christus
volgen en leven volgens het evangelie.
Zijzal de geschiedenis ingaan als de eerste
vrouw die een kloosterregel schreef. Door haar naam CLARAde lichtende werd zij de patrones van het
weer. Vandaar de gewoonte om
eieren te brengen naar de clarissen om goed weer te bekomen.
De nieuwe orde kende al snel succes en
trok alsmaar meer jonge vrouwen aan.Armoede was één van de orderegels.In tegenstelling tot de bestaande orden wilde Clara zonder bezittingen
leven, wat in die tijd ondenkbaar was: eigendom was in de Middeleeuwen één van
de enige bronnen van inkomen.De
clarissen werden dus opgedragen zich van elke vorm van persoonlijk bezit te
ontzien, vandaar de naam arme klaren.
De
Heilige Clara (bron Internet)
In 1216 verkreeg ze
van Paus Innocentius III het voorrecht om in armoede te leven.De talloze pogingen van de overheid om haar
een andere regel te doen aanvaarden noopten haar tot het schrijven van haar
eigen regel, de eerste die ooit door een vrouw opgesteld werd en die door Paus
Innocentius IV enkele dagen voor haar dood op 11 augustus 1253 goedgekeurd
werd.
Arme klaren en rijke klaren
In 1263 vaardigde Paus
Urbanus IV een andere regel uit, die de zusters toeliet te leven van de
opbrengst van hun bezittingen.De
clarissen die ingingen op deze tweede regel werden de urbanisten of rijke
klaren genoemd.
Dit viel o.a. in goede
aarde bij de stad Brussel die niet happig was op bedelordes.Zij gaf haar akkoord op 5 mei 1345 en verbood
het bedelen.Zo kwamen de rijke klaren
in het straatbeeld van Brussel terecht.
De urbanistenkloosters
werden rijk omdat ze veel goederen en eigendommen bezaten en daardoor
omvangrijke inkomsten hadden. Een reactie was haast niet te vermijden.Er ontstond in onze streken een dubbele
hervormingsbeweging.
Zo startte Colette
Boëllet (1381-1447) uit Corbie in het begin van de 15e eeuw (1408)
vanuit Bourgondië en Picardië een grote hervorming waarbij zij het herstel van
de oude en strenge eerste regel van de heilige Clara in vele kloosters opnieuw
invoerde.Zo ontstonden de Coletinen
of arme clarissen.
In Gent werd door
Coletta in 1443 een klooster gesticht waar de volstrekte armoede als
belangrijkste streefdoel gold.
De H.
Coleta van Corbie in Gent overleden (bron Internet)
Een tweede
hervormingsbeweging ontstond onder impuls van de minderbroeders.De eerste gemeenschap ontstond in Brussel in
1503 niet ver van het Begijnhof in de Van der Elststraat.Nadat een pestepidemie talloze slachtoffers
had gemaakt, drong het stadsbestuur aan op het oprichten ervan.Franciscaanse grijze zusters onder invloed
van Pater Diederik Coelde -kregen als
opdracht te bidden opdat de kwaal niet zou terugkeren en volgden de eerste
regel van de heilige Clara.
Woelige tijden
Religieuze
gemeenschappen kregen het in de volgende eeuwen hard te verduren.
Zo werden de arme (en
ook de rijke) klaren tijdens de Calvinistische periode (1578-1585)
verdreven.De plunderingen van de
kerken, de verbanning van de religieuze ordes, het verbod van katholieke
erediensten ontmoedigden de zusters ; zij kregen het bevel zich terug te
trekken in hun families. Na de overgave van de stad op 10 maart 1585 werden de
religieuze orden hersteld.
Op het einde van de 18de
eeuw verbood Jozef II de contemplatieve orden ; in 1783 werd het klooster van
de arme klaren in Brussel gesloten.Na
een korte terugkeer in 1790 werden de zusters definitief tijdens de Franse
periode (1796) uit hun huis weggejaagd.
De 19de
eeuw bracht een heropflakkering.Door
toedoen van pater-jesuïet Jean-Baptiste Boone (1794-1871) en de inzet van
zuster Marie-Dominique Berlamont (1799-1871) abdis van de Arme Klaren-Coletinen
te Brugge kon een gemeenschap te Brussel gevestigd
worden.Graaf Guillaume de Limburg
Stirum en gravin Constance de la Serna traden
als syndic op en zorgden voor financiële hulp.Een huis in de Van Moerstraat werd
aangekocht.Op 7 september 1843 was het
dan zover : tien zusters (onder wie twee buitenzusters) konden het werk van de
H. Clara voortzetten.
Het opzet moet
succesvol geweest zijn want 8 jaar later was het huis te klein en werd gezocht
naar een ruimere locatie.Op de hoek van
de Kapucijnenstraat en de Blaesstraat (in het hartje van de Marollenwijk) werd
een stuk grond van 33 a gekocht.Het
klooster werd snel gebouwd en op 9 juli 1852 namen de zusters er hun intrek.
Iets later, in 1854, werd begonnenmet
de bouw van een kapel.
De Kerk van de Rijke Klaren staat nog altijd in het hartje van
Brussel.Inmiddels zijn de zusters reeds
twee eeuwen uit het straatbeeld van de stad verdwenen.Maar de Arme Klaren zijn er nog altijd.Meer over deze merkwaardige orde.
Ik was 15 toen ik me aanmeldde
Gedurende meer dan een
eeuw zijn de Arme Klaren gehuisvest in het hartje van de Marollenwijk. Hoewel
ze van de buitenwereld afgezonderd leefden, hebben ze in die periode de vinger
aan de pols gehouden van alles wat leefde in de binnenstad.Zij konden inspelen op het hartelijk en warm
temperament van de marolliens en stonden dichtbij de naakte realiteit van iedere
dag en hadden een klare kijk op wat er enkele straten verder gebeurde.
Maar toch leefden ze
afgezonderd, cloîtrées, zoals ze zelf zeggen.De regel was : niets zien en niet gezien worden.
In de schaduw van het Justitiepaleis in de Kapucijnenstraat stond in
het hartje van de Marollen het klooster van de Arme Klaren (het donkere gebouw
rechts op de foto)
(foto uit het archief van de zusters Clarissen).
Twee van de drie
zusters, die nadien nog in Loonbeek verbleven, waren in het marollenklooster
vrijwillig ingetreden en denken nog met een zekere nostalgie aan deze
periode.Ik was 15 toen ik me aanmeldde vertelt zuster Claire. Men heeft me teruggestuurd en gevraagd te
wachten tot ik 18 was.
Zuster Claire : Men heeft me
gevraagd te wachten tot ik 18 was.(eigen foto)
deze mensen hebben iemand nodig die voor hen bidt
De roeping van de
zusters ging duidelijk gepaard met een diepgaande overtuiging. Zuster Colette
woonde in Sint-Gillis en kende de buurt van het Zuidstation zeer goed. Er waren zoveel noden dat mijn rol in een
gewoon leven een druppel in de zee zou geweest zijn.Als kloosterlinge zou ik voor iedereen kunnen
bidden.Dankzij het gebed kon ik meer
armslag krijgen en tot een daadwerkelijke actie overgaan.
Zuster Colette : Dankzij
het gebed kon ik tot een daadwerkelijke actie overgaan(eigen foto)
De zusters Clarissen tijdens het gebed.De tweede zuster vertrekkend van rechts
is zuster Colette (Foto uit het archief van de zusters clarissen).
Zij hebben gekozen voor de Arme Klaren.Het was een keuze voor een bepaalde armoede,
alleszins voor soberheid. "Dit geeft
je meer vrijheid ten aanzien van wat er rond je gebeurt", vertelt
zuster Claire verder. "Er zijn tal
van mensen die opgevreten zijn door hun activiteit ; deze gunt hen geen tijd
meer om eventjes tot bezinning te komen. Deze mensen hebben iemand nodig
die voor hen bidt opdat zij tot inkeer kunnen komen en tot waardevolle
handelingen zouden overgaan."
we wisten exact wat er zich buiten afspeelde
Een deel van de zusters was afkomstig van
een Brusselse gemeente en kon zodoende de Brusselse mentaliteit beter dan
wie ook begrijpen en op afstand deelnemen aan de gemoedsgesteldheid van de
inwoners van de binnenstad.Zij voelden
zich thuis in de Marollen, daar waar arme mensen wonen, en zij werden ook
gerespecteerd en gedragen door hun buren.In moeilijke momenten konden ze rekenen op de solidariteit van de hele
wijk. Tijdens de oorlogbezweken op
enkele weken tijd vijf zusters tijdens een griepepidemie. Zij waren
ondervoed en de kloostergemeenschap was niet bij machte in te staan voor een
aangepaste verzorging. Er werd een beroep gedaan op de Jezuïeten die
overal gingen vertellen dat de zusters van honger stierven. Er kwam een grootse
solidariteitsactie tot stand ; iedere marollien legde zijn steentje bij, hoe
klein het ook was, en de overblijvende zusters waren gered. "Dat waren de Marollen zegt zuster
Colette, een grenzeloze hartelijkheid"
.
Zo was er ook de jaarlijkse braderij. .Zij begon op 12 september (de datum van de
kerkwijding in de collegiale Sint-Goedele) en duurde tot 29 september (het
feest van Sint-Michiel, de patroonheilige van Brussel).Luidsprekers op iedere hoek van de straat
zonden 24 uur op 24 muziek uit afgewisseld met boodschappen en berichten over
evenementen.We konden moeilijk tijdens deze soms nog warme maand ramen en deuren
sluiten, vertelt zuster Claire.Wij volgden dus alle feestelijkheden op de
voeten wisten exact wat er zich buiten
afspeelde.
Ook van geuren werden ze niet gespaard.In functie van de richting van de wind kregen
ze alle parfums van de Côte dOrfabriek ofwel alle geuren van de nabijgelegen
koffiebranderij van Jacqmotte binnen.
Zuster Eudonie : ondanks haar 92
jaar nog altijd een aanstekelijke glimlach (eigen foto)
Het zwembad en geruchten van onteigening
Toen de stad Brussel een zwembad op een
braakliggend terrein naast het klooster liet bouwen, werden ze voor goed in het
nauw gedreven ; graag hadden ze zelf uitgebreid maar de prijs lag veel te
hoog.
Het zwembad bracht veel hinder met zich mee :
lawaai, minder licht door de hoge muren maar vooral rook en as.Bovendien werd het op een bepaalde afstand
van de straat gebouwd; er was sprake van de Kapucijnenstraat te verbreden over haar
hele lengte. Dit zou betekend hebben dat de zusters voor het voorste deel
van het klooster zouden onteigend worden. Op dit gedeelte stond het
gebouw dat de 'buitenzusters' herbergde. Zij waren zusters van de 'derde orde'
en mochten het gebouw van de 'binnenzusters' of koorzusters niet delen (pas
later zijn ze Clarissen geworden). Overtuigd dat ze zouden onteigend
worden, werd gezocht naar een andere locatie.Het Blauwhof van Loonbeek werd weerhouden.
Men slaagde er niet in het bestaande gebouw te
verkopen. Er waren wel geïnteresseerden, maar de dreiging van onteigening
hing als het zwaard van Damocles boven ieders hoofd. Uiteindelijk werd
het gebouw aangekocht door de Stad Brussel door tussenkomst van Paul Van Den
Boeynants. "En we kregen op de
koop toe nog een premie voor afbraak van een krotwoning", vertellen de
zusters en ze moeten er nog mee lachen.
40 jaar in Loonbeek-Huldenberg
Voor de arme klaren kwam het Blauwhof in Loonbeek in
aanmerking als nieuwe vestigingsplaats. Zij konden er leven volgens de regels van Sint-Franciscus in afzondering en gebed.
Bovenaan
van links naar rechts : de zusters Marie-Josephe,
Marie-Madeleine, Marie-Claire, Véronique, Marieke, Gabrielle (abdis), Marie de
Jésus, Marie-Aimée, Françoise, Marguerite Marie (tuinvrouw).
Tweede rij van links naar rechts : de zusters Colette,
Angèle, Gertrude, Josephine.
Derde rij van links naar rechts : Claire, Marie des Anges
Ontbreken : de buitenzusters en twee reeds overledene zusters.
Groepsfoto genomen op 9 september 1967 (uit het archief van de zusters
Clarissen)
In 2004 verlieten de drie overblijvende
zusters Clarissen Loonbeek. Na meer dan 40 jaar discrete
aanwezigheid namen ze hun intrek in het Franciscaner klooster van
Vogelzang te Woluwe.
Op het ogenblik herbergen de gebouwen, naast
een gemeenschap van franciscanen, de parochie O.-L.-V. der genade en een
internationaal opleidingscentrum voor de missies.Men vindt er ook een gemeenschap van
Clarissen die wegens kloostersluitingen dit oord vervoegen. "La communauté
Sainte Claire" telt vandaag een tiental zusters.
Bronnen
Dank aan de zuster clarissen.
Na 40 jaar aanwezigheid in het
Blauwhof verlaten de zusters Clarissen Loonbeek. J.-P. Van Binnebeek. Heemblad Huldenberg
2004_1
De zusters Clarissen hebben
Loonbeek verlaten. J.-P. Van Binnebeek.Heemblad Huldenberg 2004_2
In de Sint-Katelijnekerk werd O.L.Vrouw van Affligem
vereerd. Ingevolge de sluiting van deze kerk zal dit beeld een andere locatie
moeten krijgen. Dit beeldje uit de 17de eeuw werd gesculpteerd uit de restanten
van een beeld afkomstig van het klooster van de Benedictinessen van Affligem.
Het oorspronkelijke beeld werd vernield door de beeldenstormers in 1580, meer
bepaald door een knecht van de abdij die sympathiseerde met de geuzen.
Over dit beeld bestaat een mooie legende. Wanneer in
1146 de H. Bernardus van Clairvaux een bezoek bracht aan deze abdij, begroette
hij dit beeld met een Ave Maria. Daarop boog het beeld het hoofd en
antwoordde Salve Bernarde. De hele monnikengemeenschap was er getuige
van, zo luidt de legende.
Dit voorval gaf de aanzet tot de verering van Onze
Lieve Vrouw aldaar. Zij zal vereerd worden in de hoedanigheid van O.L.Vrouw van
de Vrede. In de Sint-Niklaaskerk vinden we ook een O.L.Vrouw van de Vrede, met
de bijkomende vermelding: a peste, a fame et bello libera nos Maria
pacis (Verlos ons van de pest, de hongersnood en de oorlog, Maria van de vrede). Dit
waren dus de gruwelen waar de bevolking aan bloot stond.
De link tussen Affligem en vrede is begrijpelijk als
we de historie van deze abdij kennen. Immers deze abdij was de belangrijkste in
de Nederlanden. Door haar ligging op de grens van Vlaanderen en Brabant was ze
zeer kwetsbaar. Haar faam en haar rijkdom waren de aanleiding tot vele
plunderingen. Zij zal dan ook in de loop van haar geschiedenis vele tegenslagen
kennen. O.L.Vrouw van de Vrede werd aldaar niet onterecht aanroepen.
Vijf kardinalen afgebeeld (1)in de Sint-Michiel-en-Goedelekathedraal te Brussel
1. Albert van Leuven
Het glasraam 'De Annunciatie', uit de reeks over het leven van Maria in de Mariakapel, brengt ook de landvoogden Albrecht en Isabella, initiatiefnemers voor deze kapel, in beeld samen met hun patroonheiligen. De Heilige Albertus van Leuven is de patroon van Albrecht en de Heilige Elisabeth van Hongarije de patrones van Isabella. Jan de Labarre en Theodoor van Thulden, twee kunstenaars uit 's-Hertogenbosch, vervaardigden dit glasraam in 1663.
Albert van Leuven (ca.1166-1192) was de jongere broer van Hendrik I (1165-1235), hertog van Brabant. Reeds op twaalfjarige leeftijd werd hij kanunnik van het Sint-Lambertuskapittel te Luik. In 1187 werd hij tot ridder geslagen, maar weigerde op kruistocht te gaan. In 1191 werd hij als kandidaat van Brabant tot prins-bisschop van Luik gekozen. Dit was niet naar de zin van de graaf van Henegouwen en keizer Hendrik VI. Paus Celestinus III bevestigde zijn benoeming en creëerde hem tot kardinaal. De keizer belette hem echter zijn functie op te nemen, maar hij bestuurde zijn bisdom zo goed als hij kon vanuit Reims. In 1192 werd hij daar in opdracht van Hendrik VI vermoord. Hij leefde eenzaam en teruggetrokken. Het blijkt dat hij een vergevingsgezinde, beminnelijke en wijze man was. In 1613 keurde paus Paulus V Alberts verering goed, hetgeen gelijkstaat met een heiligverklaring. Meestal staat Albertus afgebeeld als bisschop (tabberd, mijter, staf) met drie zwaarden of een moordwapen in de hand of in zijn lichaam gestoken; ook met het wapen van Brabant. Zijn schrijn maakt deel uit van het Heilig-Hartaltaar in de basiliek van Koekelberg.
2. Willem van Croÿ
Op het door Jean-Baptiste Capronnier getekende en geschilderde glasraam uit 1848 'De Triomf van het Heilig Sacrament' boven het altaar in de Sacramentskapel, thans Schatkamer, zien we de wereldlijke en geestelijke macht het Heilig Sacrament aanbidden. Links Keizer Karel en Isabella van Portugal met hun kinderen Filips, Maria en Johanna. Rechts paus Adrianus VI, kardinaal Willem van Croÿ, zijn broer bisschop Jacob van Croÿ en de deken van de kathedraal. Alle figuren, behalve Isabella, met hun patroonheilige.
Willem van Croÿ (1497-1521) is op zeer jonge leeftijd opgeklommen op de kerkelijke ladder: bisschop van Kamerijk (Cambrai) in 1516, kardinaal in 1517 en in datzelfde jaar, zeer tegen de zin van de Spanjaarden, aartsbisschop van Toledo. Alhoewel hij deze functie nooit uitoefende, was een aanzienlijk inkomen zijn deel. De man achter deze benoemingen was zijn oom en naamgenoot, Willem van Croÿ (1458-1521), een van de belangrijkste raadslieden van Filips de Schone en Keizer Karel. Tijdens de Rijksdag van Worms in 1521 werd een jachtongeval hem fataal. Zijn graf(monument) bevindt zich in het voormalige Kapucijnenklooster te Edingen.
3. Everhard van der Mark
Het grote glasraam 'Het Laatste Oordeel' boven het westportaal uit 1528 is geschonken door Everhard van der Mark, prins-bisschop van Luik. Onderaan in het midden is hij met de scharlakenrode kardinaalsmantel als schenker afgebeeld. Achter hem een engel met een dubbele staf, verwijzend naar zijn dubbele functie: prins en bisschop. Hij kijkt naar het zuiden, de kant van de zon, waar de gelukzaligen te vinden zijn. De figuur tegenover hem verbeeldt het Geloof. In het timpaan zien we ook tweemaal zijn wapenschild met kardinaalsymbool afgebeeld.
Everhard van der Mark (in het Frans: Érard de la Marck) (Sedan, 1472 Luik, 1538) werd prins-bisschop van Luik in 1505. Aanvankelijk stelde hij zich neutraal op in het conflict tussen Frankrijk en Bourgondië. Toen hij in 1518 onvoorwaardelijk de zijde van Karel V koos in de strijd voor de keizerskroon, zorgde Karel ervoor dat hij in 1521 beloond werd met het kardinaalschap. Later werd hij ook bisschop van Chartres (1507-1525) en aartsbisschop van Valencia (1520-1538), hetgeen hem heel wat bijkomende inkomsten opleverde. Everhard heeft dit glasraam geschonken om Keizer Karel te bedanken en zichzelf in het zonnetje te plaatsen. Onder zijn bewind (begin 16de eeuw) kende het prinsbisdom Luik door de toename van handel en nijverheid zijn grootste bloei.
4. Engelbert Sterckx
15 glasramen uit de tweede helft van de 19de eeuw, in wijzerzin in de zijbeuken aangebracht, vertellen het 14de-eeuwse verhaal van het Sacrament van Mirakel. Wegens zijn anti-joodse context is deze legende zeer omstreden. Op het laatste glasraam, dat zich in de tweede kapel van de noorderzijbeuk bevindt, leidt kardinaal Sterckx, aartsbisschop van Mechelen, de plechtige heroprichting van de Broederschap van het Sacrament van Mirakel (1861). Dit glasraam ter nagedachtenis van burggraaf Auguste de Jonghe d'Ardoye, lid van het Nationaal Congres en senator, werd geschonken door zijn echtgenote ter gelegenheid van 500 jaar Sacrament van Mirakel.
Engelbert(us) Sterckx werd geboren te Oppem (bij Meise) in 1792en overleed te Mechelen in 1867. Priester gewijd in 1815, was hij achtereenvolgens leraar aan het grootseminarie van Mechelen, vicaris-generaal van het aartsbisdom en aartsbisschop (1832-1867). In 1838 volgde zijn creatie tot kardinaal. De bekende Mechelse Catechismus is van zijn hand. Hij verzette zich tegen de inmenging van de antiklerikale liberale overheid in kerkelijke aangelegenheden.
5. Désiré-Joseph Mercier
Bij de zuidgevel van de kathedraal, aan het Sint-Goedeleplein, staat een bronzen standbeeld van kardinaal Mercier, het laatste grote werk (1941) van beeldhouwer Egide Rombaux (1865-1942).De kardinaal is hier afgebeeld met een rijk versierde koorkap. Hij schrijdt vooruit; hij weet waar hij naartoe wil. Naast hem zien we zijn theologische geschriften.Op de voorzijde van de sokkel staan zijn naam, geboorte- en sterfdatum, en wapenschild.
Een kardinaal heeft boven zijn wapen een kardinaalshoed, voorzien van twee maal 15 kwasten. Een aartsbisschop is herkenbaar aan een tweearmig processiekruis (2), mijter en staf. Zijn wapen verwijst naar Thomas van Aquino (zon), de band met Rome (kruisjes van het pallium) (3) en de devotie voor het Heilig Hart (hart). 'Apostel van Jezus Christus' was zijn bisschopsleuze. Op de achterzijde van de sokkel staat:ARCHIEPISCOPUS MECHLINIENSIS / PHILIOSOPHIAE MAGISTER / DEFENSOR CIVITATIS (4).
Désiré-Joseph Mercier (Eigenbrakel, 1851 Brussel, 1926). Priester gewijd in 1874. Leraar grootseminarie Mechelen. Titularis van de leerstoel thomistische wijsbegeerte (1882) en stichter Hoger Instituut voor Wijsbegeerte aan de K.U.Leuven. Aartsbisschop van Mechelen (1906) en een jaar later kardinaal. Initiatiefnemer en voorzitter van de informele Mechelse Gesprekken (1921, 1923 en 1925) tussen rooms-katholieken en anglicanen om tot hereniging te komen. Jozef Ernest Van Roey, die als theologisch expert aan de besprekingen deelnam en Mercier na diens overlijden in 1926 opvolgde als aartsbisschop, beëindigde de gesprekken tijdens de laatste sessie in 1927. Het minste wat men kan zeggen is dat kardinaal Mercier in Vlaamse kringen niet zo geliefd was, omdat hij het Nederlands als minderwaardig aanzag. Dichter Hubert van Herreweghen (°1920) verwoordde het als volgt (5): Drie tienermeisjes langs de kathedraal / reien als nimfen lentezot een dans. / Zij kwamen uit het park. De bronzen kardinaal / begrijpt het niet: zij lachen Nederlands.
(1) Albrecht VII van Oostenrijk staat als landvoogd op het glasraam, beschreven sub 1., en Adriaan Boeyens figureert op het glasraam, beschreven sub 2., als paus Adrianus VI. Vermits zij niet als kardinaal zijn uitgebeeld, worden zij hier niet behandeld. Hetzelfde geldt voor aartsbisschop Victor-Auguste Dechamps, die ten tijde van Vaticanum I nog geen kardinaal was. Hij staat afgebeeld op het bovenste tafereel van het vierde glasraam in de kooromgang.
(2) een gewone bisschop heeft een enkelvoudig kruis.
(3) het pallium is een wollen schouderband met zes zwarte kruisjes door de paus uitgereikt aan de aartsbisschoppen als symbool van hun verbondenheid met Rome.
(4) vertaling: aartsbisschop van Mechelen / leraar in de wijsbegeerte / verdediger van de democratie.
(5) gedicht Dans, te vinden in Brussel XL in woorden, wandeling 2: langs pleinen en paleizen, een uitgave van Onthaal en Promotie Brussel.
Alhoewel armoede moeilijk te bepalen is, kunnen we toch zeggen dat zij zowel vroeger als nu een domper zette op de samenleving.
De tentoonstelling, nog tot 10 september in het Rijksarchief te Brussel, schetst ons een beeld van deze gesel en hoe die evolueerde. Zoals blijkt was het de christelijke caritas, die als eerste werk maakte van de bestrijding ervan. Denk aan de kloosters, de Tafels van de Heilige-Geest en de Bergen van Barmhartigheid. Geleidelijk aan nam de burgerlijke overheid deze taak mee over.
Talrijke illustraties verlevendigen deze moeilijke periodes als gevolg van o.a. oorlog, pest en hongersnood. Het is dan ook verklaarbaar dat men Onze-Lieve-Vrouw-van-de-Vrede ging aanroepen in de Sint-Niklaaskerk te Brussel.
De expo is gratis te bezoeken, voor gidsen een niet-te-missen vormingsmoment.
Rechts van de hoofdingang van de Koninklijke Bibliotheek, in de Keizerslaan de trappen afdalen en rechtdoor via de Ruisbroekgalerij kom je in de Ruisbroekstraat.
Augustus: van dinsdag tot vrijdag van 8u30 tot 12u en van 13u tot 16u30, zaterdag, zondag en maandag gesloten
Van 1 tot 10 september: van dinsdag tot vrijdag van 8u30 tot 18u, zaterdags van 9u tot 12u30 en van 13u tot 16u30, zondag en maandag gesloten
Davidsfonds Sint-Joost-ten-Node/Brussel-Leopoldswijk naar Ter Kameren
Op zaterdag 26 maart 2011 verzamelden een vijftiental deelnemers aan de hoofdingang van de oude Abdij ter Kameren. Onze gids was Paul Wieërs van Kerk en Toerisme Brussel. Op deze vereniging kan men een beroep doen voor geleide bezoeken aan de kerken van de Brusselse binnenstad, en ook voor een aantal gidsbeurten in de stad, telkens met bezoek aan een kerk.
We kregen een rondleiding rond en op de site van de abdij, met deskundige uitleg, die zich niet beperkte tot een opsomming van feiten en architecturale verwijzingen, maar die ons vooral de levensomstandigheden van de zusters van deze cisterciënzerabdij schetste.
Wat het voor ons dan ook nog speciaal maakte, is het feit dat twee heiligen uit onze streek hier verbleven: de heilige Bonifatius en Sint Aleidis van Schaarbeek. Deze laatste is trouwens de patroonheilige van een van de kerken van onze pastorale eenheid Sint-Damiaan.
De abdij werd ontmanteld tijdens de Franse Revolutie en nadien gebruikt voor verschillende doeleinden. Zo herbergde ze o.a. de Militaire School. De site is alleszins een bezoek meer dan waard. Ook dank zij de gedreven uitleg die we kregen van onze gids van Kerk en Toerisme werd dit dus een ervaring die we niet zo gauw zullen vergeten.