Ik ben Johan Kindt
Ik ben een man en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is logopedist, maar ben nu gepensioneerd..
Ik ben geboren op 10/10/1945 en ben nu dus 79 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Wandelen, koken, muziek beluisteren, lezen, fietsen en naar mensen kijken, ook in de spiegel.
(Na het lezen van HET LEVEN IS ELDERS van MILAN KUNDERA)
J. KiNDT
HET LEVEN IS ELDERS
'Het leven is elders' vertelt over e en verstikkende moeder-en-zoon-relatie. Het is het cynisch-ironische relaas van de opkomst en ondergang van het moederskindje Jaromil dat bij zijn geboorte al tot dichter werd uitgeroepen en dat onmachtig is de liefde anders te bedrijven dan in de pseudo-lyriek die hij schrijft. De moeder controleert alles, hoe haar zoon opgroeit, hoe zijn dichterschap zich ontwikkelt, ze legt zelfs elke dag zijn ondergoed klaar, lelijke onderbroeken met wijde pijpen die Jaromil verafschuwt, maar waaraan hij niet kan ontkomen. De moeder is sterk vergelijkbaar met de ijzeren greep die de Tsjecho-Slowaakse staat op de kunstenaars heeft. Jaromils kansen op een vrije ontwikkeling worden steeds kleiner, een reden waarom hij zich steeds radicaler en absoluter wil gaan gedragen, de held wil uithangen om steeds opnieuw een nederlaag te ervaren. Alleen in zijn droomwereld - in zijn tweede ik Xaver - maakt hij zich waar. Ten eerste als held die durft, ten tweede als minnaar, en dan vooral van rijpe vrouwen (Bron: Jana Beranová en Kees Mercks in Moderne Tsjechische literatuur).
SURPRISED BY BEAUTY is een interessant boek van Robert R. Reilly. Het verscheen in 2002 bij Morley Books Washington en draagt als ondertitel: A Listener's Guide to the Recovery of Modern Music.
Robert R. Reilly schrijft al sinds 1995 maandelijkse muziek- en ook wel andere bijdragen in het Amerikaanse katholieke maandblad CRISIS MAGAZINE. Het zijn geen duffe muziekkritieken, maar boeiende bijdragen over hedendaagse muziek en componisten, met een voorkeur voor componisten die minder bekend zijn en toch bijzonder goede muziek hebben geschreven. Eén van zijn standpunten is dat de seriële muziek van Schoenberg tegen de muzikale kenmerken van de menselijke natuur zou zijn.
Ondermeer vanuit dit standpunt verkiest Reilly vaak te schrijven over componisten die bewust of onbewust deze 12-toonstechniek niet hebben gevolgd. Als lezer kom je dan uit bij talloze minder bekende en onbekende componisten en bij heel veel onbekende muziek.
Of je het nu met zijn standpunten eens bent of niet, voor samenstellers van programma 's van filharmonische orkesten en andere muziekensembles is dit boek niet te missen. Voor de gewone muziekliefhebber bevat dit boek zeer toegankelijke bijdragen die hem kunnen verrassen en leiden naar de talloze nog onbetreden en boeiende paden van de muziek.
De mens loopt rechtop. Door zich op te richten kwamen armen en handen vrij om allerlei dingen te doen. Al snel volstonden deze handvaardigheden en handigheden niet meer voor het uitvoeren van meer ingewikkelde handelingen. Daarom zocht de mens naar verlengstukken voor armen en benen: hulpstukken, instrumenten om andere voorwerpen te maken, om aan eten te komen, om muziek te maken, om aan te vallen of om zich te verdedigen. Maar rechtop lopen betekent ook voor je uitkijken en vooral naar beneden kijken. Moeders zeggen het ook vermanend tegen hun kinderen : "Kijk uit waar je loopt"! Dat 'waar' is de bodem, de weg, de vloer, het grondvlak. De rechtoplopende mens voert onbewust en tegelijkertijd een aantal zintuiglijke en motorische handelingen uit, waarbij hij heel vaak en heel snel naar beneden moet kijken om eventuele obstakels uit de weg te gaan. Om echter sneller en veiliger te kunnen voortbewegen, heeft de mens dat loopvlak glad, effen, hindernissenvrij, voorspelbaar gemaakt. Een ezel die zich dan nog stoot ... hoewel juist ezels en paarden en andere gelijkaardige dieren een looppatroon hebben ontwikkeld dat in complexiteit het looppatroon van de mens verreweg schijnt te overtreffen. Er is echter ook de keerzijde: over oneffen terrein lopen met allerlei hindernissen waar je voor moet uitkijken, is goed voor de tastzin, het evenwicht, het denken, kortom: de totale menselijke ontwikkeling. Daarom bedacht de Oostenrijkse schilder en architect Hundertwasser weer huizen en gangen met ingebouwde oneffenheden, loopvlakken die stijgen en dalen en door hun materiële samenstelling steeds weer anders aanvoelen. Het lopen gebeurt dan niet meer onbewust, maar wordt opnieuw een bewuste handeling.
Friedensreich Hundertwasser, Huis in Wenen
2.
Vanuit deze rechtopgerichte houding en voortbeweging situeren zich in het schuin naar beneden gerichte blikveld de gebruiksvoorwerpen, bijna allemaal gemaakt om er van boven op neer te zien. Denken we maar aan het bovenaanzicht van tafels en de vele andere voorwerpen die zich daarop bevinden. Deze meestal frontaal van bovenuit bekeken voorwerpen zijn in dit gezichtsveld allemaal mooi afgewerkt, glad, versierd, met mooie kleurige stoffen bekleed, ontworpen om de ogen de kost te geven. De onderkant van de voorwerpen is echter vaak lelijk en onafgewerkt: wat niet gezien moet worden, verliest elk belang. De stoel waarop ik zit te schrijven is mooi. Onderaan echter zie je hoe de bekleding geniet en gelijmd is. Het resterende hout is ruw, ongeverfd en ooit door iemand met potlood bekrast.
3.
Vandaag een muzieksessie gehad met een groep diep verstandelijk gehandicapte bewoners. Samen met hun begeleiders liggen we op dikke schuimrubberen matten. Er wordt zachtjes gepraat, gemasseerd en geluisterd naar Tony Scotts 'Music for Yoga Meditation'. Deze bewoners liggen vele uren per week op hun rug en kijken op hun manier - hoe weten we niet precies - naar boven, naar het plafond, vaak ook zonder zelf van houding of van plaats te kunnen veranderen.
Zelf de proef op de som nemend, zie ik het latwerk van het plafond. Dichtbij en boven mij lopen de lijnen van de plankjes en de zwartgeschilderde tussenruimtes steeds dichter naar elkaar toe; van mij weg lopen de lijnen uit elkaar. Wij noemen dit perspectief, maar misschien zien zij alleen licht- en kleurvlakken. Er zijn ballonnen opgehangen. Van onderuit gezien lijken het niet meer dan in de lucht zwevende gekleurde ovalen of cirkeltjes. Wij grote mensen weten dat ze zachtjes door de tocht in beweging zijn gezet. Het touwtje waaraan ze ophangen lijkt ze, vanuit het plafond gezien, te ondersteunen. Het licht van de door een lichtorgeltje gestuurde sfeerverlichting is zo sterk, dat de armaturen van deze lampen zich daarachter in het duister bevinden en dus voor de beperkte waarnemer eigenlijk niet bestaan. Dat licht wordt door niets veroorzaakt. Gekleurde linten lijken rechtop te staan op het plafond, de dwarse betonbalken lijken wel zitbanken. Als je langere tijd zo ligt en kijkt, lijkt het plafond wel de bodem en de bodem het plafond. Maar dit is wellicht te veel mijn wereld, niet die van de bewoners. Maar...wat en hoe zien ze dan wel? Nog erger wordt het als ik mij, omhoog kijkend, in ruglig over de vloer voortbeweeg.
Tafels en stoelen zijn onderaan lelijk. Voortdurend kijk ik links en rechts tegen voorwerpen op die van onderuit gezien veel groter en hoger lijken dan ze zijn. Niets heeft een bovenkant. Ik kan nergens meer overheen of doorheen kijken. Er is geen vergezicht, letterlijk noch figuurlijk perspectief. Veel komt onvoorspelbaar op me af. Beelden van mensen en voorwerpen zijn vervormd maar ik weet het niet.
Wie of wat ben ik, als alles groter is dan mijzelf? Ik blijf vaak onopgemerkt. Ik ben geen teken, ben van geen betekenis. Ik heb geen invloed. Ik heb niets te zeggen. Soms laten ze me links liggen.
4.
Wat betekent het als je niets te zeggen hebt, je geen macht, politeia, politiek wordt toegekend? Cornelis Verhoeven, filosoof
Over links en rechts in de politiek schreef C. Verhoeven in zijn boekje 'Boven de boomgrens (1977) het volgende :"Om nog enige politieke betekenis aan de tegenstelling te kunnen toekennen moeten wij, geloof ik, haar tot het uiterste versimpelen.
En in oorsprong is zij simpel : rechts is rechtshandig en links is linkshandig. In feite wordt deze wat toevallige tegenstelling gebruikt om het onderscheid aan te geven tussen normale en abnormale, handige en onhandige, geslaagde en mislukte mensen. Links heeft maatschappelijk een ongunstige betekenis, rechts een gunstige. Rechts is het mooie handje, nog altijd.
Welnu, ik kom tot mijn grote bewering. Politiek is rechts, zij wordt beoefend door geslaagde, handige jongens met een mooi handje. Geslaagd is rechts, mislukt is links. Macht is rechts. De politicus die opkomt voor de mislukten en onderdrukten, zegt wel namens hen te spreken, maar hij doet dat achter hun rug om, met zijn eigen mooie handje. Zij spreken niet. Zij maken alleen zijn carrière mogelijk. Hij interpreteert hun bestaan en bedisselt handig. Engagement is rechts, nobele bewogenheid is rechts. Links is monddood of ongeïnteresseerd, zijn belangen worden door rechts behandeld. Om te kunnen praten moet links eerst omgeschoold worden tot het mooie rechtse handje. Links is beurs (zacht van binnen), gedeukt en weerloos, onpolitiek; het wordt altijd uitgebuit en gedupeerd. Politiek gezien bestaat links niet en voor zover het genoemd wordt, wordt het zo genoemd door rechts, door zijn bekommerde, bedisselende leiders, die rechts zijn vanaf het moment dat zij geslaagd zijn. Alleen de achterhoede kan links zijn, maar alleen achterhoede omdat zij zo genoemd wordt door de jongens met het mooie handje die voorop lopen en de baas spelen. Links heeft tot nog toe geen naam en geen gezicht.
De enige plaats waar iets zinnigs over links gezegd wordt is, meen ik, het evangelie. Zalig zijn de linksen, want zij zullen nooit rechts worden".
Het land van de stilte, Paul Broks (De Bezige Bij Amsterdam 2003 ISBN 90 234 1271 0).
Met Het land van de stilte schreef de Engelse neuropsycholoog Paul Broks een fenomenaal boek over herinnering, identiteit en bewustzijn, gevat in een mozaïek van neurologische vertellingen. Net als de illustere Oliver Sacks, bestudeert Broks defecten in het menselijk brein en giet zijn ervaringen in zeer leesbare vertellingen waarbij, door de schitterende pen van Broks, de patiënten als het ware opstaan van het papier en werkelijk worden voor het oog van de lezer.
IN HET VOETSPOOR VAN BARTOK: LAJOS VAJDA EN HET HONGAARSE SURREALISME
IN HET VOETSPOOR VAN BARTOK: LAJOS VAJDA EN HET HONGAARSE SURREALISME
De Hongaarse kunstenaar Lajos Vajda (1908-1941) is niet erg oud geworden. Hij stierf op zijn 33ste aan TBC. Na zijn experimenteren met geometrische vormen en bij zijn sociale betrokkenheid in een tijd van oorlog en autoritaire regimes, keert hij na een verblijf van 4 jaar terug uit Parijs naar Budapest.
Net zoals Bartok en en Kodaly met betrekking tot de (volksmuziek) verzamelt hij op het platteland (grafische) motieven ontleend aan de volkskunst.
Naar het einde van zijn leven toe schept hij onherkenbare landschappen en monsters die alleen in zijn verbeelding leven.
Deze originele en mooie schilderijen en collages zijn nog tot 17-01-2010 te zien in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. Absoluut de moeite waard.
Op 6 december as. om 12:00 uur speelt het Spiegel String Quartet ter gelegenheid van deze tentoonstelling Bartok's 2e en 4e strijkkwartet.
Afgelopen weekend heb ik nog eens geluisterd naar deze CD: muziek van Eduard Erdmann (symfonieën 1 & 2, Koch Schwann, Rundfunk Symfonieorchester Saarbrücken, Israêl Yinon, 2001, 3-6572-2).
Deze CD is heel mooi opgenomen en spectaculair gespeeld. Deze 2 symfonieën hebben geen afzonderlijke delen, maar zijn doorgecomponeerd, duren respectievelijk 24 en 27 minuten. Het klankbeeld van de muziek sluit nog het dichtste aan bij de muziek van Karl Amadeus Hartmann, maar ook Mahler en Berg zijn niet zo ver weg.
Erdmann en zijn muziek behoren tot wat men de 'Entartete Musik' is gaan noemen vanwege het feit dat de nazi 's het leven van deze componisten heel moeilijk maakten en hun muziek verboden ten voordele van uitsluitend duitse muziek.
Eduard Erdmann werd in 1896 geboren in de buurt van Riga (Letland) en volgde er al vanaf zijn elfde pianoles. Hij was een zeer begaafde leerling en bracht het later tot een van de grootste concertpianisten in Europa. Zijn woonplaats werd Berlijn in Duitsland. Als componist bleek hij echter nog meer begaafd te zijn en hij componeerde dan ook een hele reeks werken waaronder 4 symfonieën. Maar in de loop van de jaren dertig werden hijzelf en zijn composities door rechtse krachten ondermijnend en subversief genoemd.
Terwijl veel collega's musici en componisten wegvluchtten voor het Hitler-regime, wilde hij echter in Duitsland blijven, ook vanwege zijn liefde voor het land. Vanaf dan kon hij geen noot meer componeren. Later bleek dat hij door de nazi 's moreel onder druk was gezet om lid van de partij te worden, anders zou hij in zijn land niet kunnen overleven. Deze bekentenis zou hem na de oorlog in gewetensnood brengen. Hij verhuisde naar Flensburg in Noord-Duitsland waar hij zich terugtrok en enkel leefde van het lesgeven. Hij stierf plots in 1958.
Bij wijze van eerherstel is het beluisteren van de symfonieën 1 en 2 een interessante, maar vooral ook een ontroerende belevenis. Niet te missen!
Niet de intelligentie van de mensen zou moeten getest worden, maar wel de domheid'.
In 2001 verscheen bij De Bezige Bij te Amsterdam in vertaling de roman 'Twee keer geboren' van de Italiaanse schrijver Giuseppe Pontiggia (ISBN 90 234 7077-X, 232 blz., 17.50 euro). Pontiggia (°1934) was en is op dit ogenblik een van de meest vooraanstaande, geliefde en gelauwerde schrijvers in Italië. In deze roman vertelt de hoofdfiguur, meneer Frigerio, zon dertig jaar na datum, met terugwerkende kracht, over de relatie met zijn gehandicapte zoon. De roman begint bij de geboorte van zijn zoon en vervolgens krijgen we een aangrijpende verhaal over de weg die zijn 'spastische' zoon aflegt naar emancipatie en zelfstandigheid.
Dat doet de schrijver niet zozeer door zijn zoon Paolo centraal te stellen, maar door allerlei situaties te schetsen waarin hijzelf en alle andere mensen (dokters, deskundigen, therapeuten, onderwijzend personeel, familie) met Paolo geconfronteerd worden en ermee omgaan. In deze omgangsvormen staat volgens de schrijver de 'domheid' voorop. Je zou het boek trouwens als één beschouwing over de domheid kunnen zien. Dat leidt onder meer (het boek staat er vol van) tot de schitterende oneliner 'dat niet de intelligentie van de mensen zou moeten getest worden, maar wel de domheid'. Bij hem zelf (eerst wou hij vluchten) bestaat die domheid uit het onvermogen zijn rationaliteit opzij te zetten in plaats van plaats te kunnen geven aan emoties. Wat de 'domheid' van de omgeving betreft: met de verteller, mijnheer Frigerio, doorlopen we talloze situaties (dokters, therapeuten, school) die zeer herkenbaar zijn en die je als lezer niet onberoerd laten, je soms van plaatsvervangende schaamte vervullen, zonder echter melig of moralistisch over te komen. De centrale gedachte in de roman wordt vertolkt door een professor die aan de ouders meedeelt: Deze kinderen worden tweemaal geboren. Ze moeten zich leren bewegen in een wereld die er door hun geboorte alleen maar moeilijker op is geworden. De tweede geboorte hangt af van u, van wat U zult weten en geven. Ze worden tweemaal geboren: des te zwaarder is de weg die ze te gaan hebben. Maar uiteindelijk zal het ook voor U een wedergeboorte betekenen. Twee keer geboren is een van de knapste romans die ik over dit onderwerp gelezen heb en dat in de eerste plaats omwille van de literaire, essayistische-aforistische kwaliteiten. Ondanks de talloze reflecterende en analytische interventies krijg je als lezer een beklemmende, maar ook bevrijdende inkijk in de gevoelswereld van het hoofdpersonage. Een echte aanrader. J. KiNDT
De Schelde stroomt en stroomt en stroomt En neemt, zoals de mens, Nu eens een bocht naar links Dan weer een bocht naar rechts Zo ongemerkt Zo ademloos Zo zonder veel omhaal, Blijft In haar bedding In haar straat Altijd haar eigen Staten-Generaal En op de oever van Burcht tot aan de zee Staan Onverstoorbaar Koeien te herkauwen Op een onverteerbaar Ja en Nee.
ARNOLD SCHOENBERG: CONCERTO FOR STRING QUARTET AFTER HÃNDEL
ARNOLD SCHOENBERG: CONCERTO FOR STRING QUARTET AFTER HÄNDEL
Vandaag naar dit mooie en onderschatte werk geluisterd. Het is een bewerking van het Concerto Grosso, opus 6, nummer 7 van G. F. Händel.
Uiteindelijk werd het een volstrekt eigen, nieuwe compositie. En nee, Schoenberg is helemaal niet zo moeilijk als men wel eens beweert. Deze CD met onder andere nog Lied der Waldtaube en The Book of Hanging Gardens + een conversatie met Schoenberg himself en een orkestgroep uit New York olv. Robert Craft. Wat wil je nog meer voor 6 à 7 euro.
IN DUBIO Vrijheid van meningsuiting als het recht om te twijfelen
Op dit moment lees ik het boek 'In dubio' van R. Wijnberg. Het is geen makkelijk boek. Het boek gaat over het begrip 'Vrije meningsuiting'. Zoals wel vaker blijkt hieruit, ook al gebruiken velen dit begrip te pas en te onpas, hoe ingewikkeld dit begrip wel is. Daarom: een aanrader!!!
(In dubio; Rob Wijnberg; Prometheus, Amsterdam, 2008.)
Heeft vrijheid van meningsuiting grenzen, en zo ja, waar liggen die dan? Die vraag heeft het openbare discours in Nederland nu al jaren in zijn greep. In dubio. Vrijheid van meningsuiting als het recht om te twijfelen is een gewaagde poging die vraag definitief te beantwoorden.
In een kort maar krachtig betoog laat Rob Wijnberg zien dat vrijheid van meningsuiting eigenlijk een onmogelijke vrijheid is: een vrijheid die grenzen vereist maar tegelijkertijd juist die grenzen verwerpt. In wervelend tempo, maar met oog voor gedegen argumentatie, verdedigt Wijnberg ieders recht van spreken. Of het nu gaat om een oproep tot het verbieden van de koran, een pleidooi voor de legalisering van pedofilie of het domweg uitschelden van een ambtenaar in functie: het vrije woord wint altijd. Want vrijheid van meningsuiting is méér dan slechts het recht om te beledigen; het is het recht om te twijfelen. Aan alles (Bron Uitg. Prometheus).
Rustins werk wordt wel het Franse antwoord op Francis Bacon genoemd. De schilder groeide op in een politiek linkse familie en had zelf anarchistische sympathieën. Van 1947 tot 1953 studeerde hij aan de Ecole nationale supérieure des beaux-arts te Parijs. Sindsdien leeft en werkt hij in de Parijse voorstad Bagnolet. Rustin begon zijn carrière als abstract schilder, onder meer geïnspireerd door de zogenaamde art informel, de pop-art en de Ecole de Paris en vooral ook het latere werk van Henri Matisse. De grote omslag naar figuratieve kunst kwam in 1971, toen hij, op het hoogtepunt van zijn loopbaan, zijn schilderijen op een grote overzichtstentoonstelling in het Musée d'Art Moderne de la Ville de Paris zag hangen. Hij realiseerde zich dat dit werk helemaal niet uitdrukte wat hij met zijn kunst wilde zeggen en raakte gedesillusioneerd, ook op persoonlijk en politiek vlak.
Nu zegt hij daarover: "Tegenwoordig lijkt het me praktisch onmogelijk om alles met niets te willen uitdrukken, hoewel ik toentertijd heilig in de abstracte schilderkunst geloofde". In de daarop volgende 10 jaar exposeerde hij nauwelijks nog en besteedde hij al zijn tijd aan het ontwikkelen van een nieuwe beeldtaal. Toen hij rond 1981 weer frequent begon te exposeren, was dat met figuratief werk, waarin hij naar eigen zeggen wél alles kon uitdrukken wat hij als schilder kwijt wilde (Bron Wikipedia).
In zijn bijzonder lezenswaardig boek 'Mozart en de Anderen' (Arbeiderspers Amsterdam 2006) steekt Maarten 't Hart geheel terecht de loftrompet over zijn lievelingscomponist W. A. Mozart. Daarbij geeft hij aan dat niet alles van Mozart een meesterwerk kan worden genoemd. Tegelijk geeft de auteur een overzicht van de talloze meesterwerken die tot het oeuvre van Mozart behoren, zoals bijvoorbeeld het 'trio voor viool, altviool en cello, KV. 563'. De rij is bijna eindeloos.
Daartegenover noemt Maarten 't Hart een hele reeks componisten waarvoor hij een lans wil breken, maar die, volgens hem, ondanks het hoge niveau van hun componistenarbeid, misschien maar één meesterwerk hebben afgeleverd.
Zo 'n componist is de Italiaan Giuseppe Martucci (1856 - 1909) en het meesterwerk: de liederen-cyclus La Canzone dei Ricordi (Lied van Herinneringen, misschien wel zijn belangrijkste werk uit 1886-87).
Deze liederencyclus voor hoge mezzosopraan en orkest over spijt over een verloren liefde (gecomponeerd vlak na de Lieder eines fahrenden Gesellen van Mahler), roept in een taal die herinnert aan Brahms, Schumann en Wagner, een nostalgische sfeer op en dit toch in een geheel persoonlijke compositiestijl die van begin tot einde boeit en ontroert.
(Giuseppe Martucci)
Toen ik dit las, had ik nog nooit van deze liedcyclus gehoord. Inmiddels behoort het tot mijn terugkerend luisterrepertoire en ik mag hopen dat deze liedcyclus hier of daar eens op het programma zou komen te staan. Met dank aan Maarten 't Hart!
Van schrijfster Lut Ureel kreeg ik jaren geleden dit gedicht van de Zweedse dichter Lars Gustafsson toegestuurd. Ik vind het nog steeds meesterlijk en het is al die tijd één van mijn favorieten gebleven. Pas onlangs zag ik de originele dichtbundel in een boekhandel en ik kon het boek niet laten liggen.
Er moet een wereld bestaan hebben voor de Triosonate in D, een wereld voor de Partita in a mineur, maar hoe zag die wereld eruit? Een Europa van grote lege vertrekken zonder weerklank, overal onwetende instrumenten waar Musikalisches Opfer en Das Wohltemperierte Klavier nooit over een claviatuur waren gegaan. Eenzaam gelegen kerken waar de sopraanstem uit de Johannes-Passion zich nimmer in hulpeloze liefde slingerde rond de mildere windingen van de fluit, weidse zachtmoedige landschappen waar alleen oude houthakkers met hun bijlen te horen zijn het gezonde geluid van sterke honden in de winter en - als een slingerklok - schaatsen klauwend in glansijs; zwaluwen zwermend in de zomerlucht, schelp waar het kind aan luistert en nergens Bach, nergens Bach, schaatsstilte van de wereld voor Bach. (De stilte van de wereld voor Bach, Lars Gustafsson, Hoogland & Van Klaveren, 2007)
Dichter, Waar ben je gebleven? Waar zat je al die tijd? Was je met vakantie? Kwam je op verhaal? Werd je te oud, te gek voor woorden? Verleerde je de trucjes met de taal?
Moeilijk is nochtans het dichten niet. Woorden kan je samenpersen als vezels in een vezelplaat, er een kast mee bouwen waarin het boek der boeken staat. Uitpersen kan je ze tot essence, extract of concentraat en een druppel laten lekken op een hete plaat. Woorden kunnen ook verdampen tot je er lucht van krijgt maar ze kunnen ook ozon worden, stof of rampen. Je kan woorden opgooien, zoals de kat de muis, je kunt ze nog een tijdje laten leven maar vroeg of laat moeten ze dood
Jij ziet het, Dichter, moeilijk is het dichten niet! Jij zet wat woorden bij elkaar en voor je het weet heb je een mooi nieuw lied.
'De muziek van een leven' van A. Makine is zo 'n roman die je als muziekliefhebber eerder oppikt omwille van de sprekende titel, dan omwille van het feit dat je de schrijver zou kennen of omwille van de inhoud van het boek. Niet echt iets om fier over te zijn.
Meer dan dat Makine een naar Frankrijk uitgeweken Rus is en ooit eens de Prix Goncourt kreeg wist ik er niet over.
En dan begin je in dit boek te lezen en het kapselt je helemaal in, beneemt je de adem, maakt je wijzer, emotioneert, doet je helemaal meeleven, doet je voelen wat je zelf tot mens maakt, om tenslotte na een paar uur bij de slotzinnen van het boek te belanden en met tegenzin te moeten vaststellen dat je het al uit hebt.
'Hij bedacht dat er in dit leven een geheimschrift, een codetaal zou moeten bestaan om, kort en eenduidig, de enorme ingewikkeldheid onder woorden te brengen van die zo natuurlijke en jammerlijke pogingen iets van het leven en de liefde te maken'.
Dit soort meesterlijke zinnen, samen met een schitterende vertelling, in een buitengewoon mooie vertaling, over een jonge pianist die vlak voor een concert wordt gewaarschuwd dat hij niet meer naar huis moet gaan omdat zijn ouders door Stalins geheime politie zijn aangehouden en hoe zijn leven dan verder verloopt, maken deze roman tot een geweldige leeservaring!
De muziek van een leven; Andreï Makine; De Geus; 2005. Neem dit kleine (120 bladzijden), grote boek mee en zeker aan de kleine prijs waarvoor het nu beschikbaar is. Je hoeft er niet eens voor naar de boekenbeurs.