Ik ben Johan Kindt
Ik ben een man en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is logopedist, maar ben nu gepensioneerd..
Ik ben geboren op 10/10/1945 en ben nu dus 79 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Wandelen, koken, muziek beluisteren, lezen, fietsen en naar mensen kijken, ook in de spiegel.
In die tijd gingen 11 bewoners en 3 begeleiders naar de concerten van het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen in de Elisabethzaal te Antwerpen. Vrijdagavond 12 september 1997 was het weer zover. Het concertseizoen is feestelijk geopend met de ouverture La Forza del Destino van G. Verdi, het celloconcert van A. Dvorak en, na de pauze, de 5e symfonie van D. Shostakovich. Met het blauwe GielsBosbusje rijden we ernaartoe. De bewoners zien er pico bello uit. Jasjes en dasjes zitten goed. Allen zijn in goede stemming. Via de snelweg rijd ik naar Antwerpen. Enkele bewoners herkennen Helmut Lotti op de radio en zingen enthousiast mee. Erwin en Michel zitten naast mij en geven precies aan hoe ik moet rijden. Bij rode stoplichten roepen ze: stop! Bij groen kan ik niet snel genoeg wegkomen. Bijna allemaal kennen ze de weg en ik zou het niet moeten proberen om verkeerd te rijden. Via de Carnotstraat rijd ik langs de achterkant de parking van de Antwerpse Zoo binnen(op dit moment, 2010, is de verkeerssituatie er helemaal veranderd). Ik parkeer de bus achter de muziekkiosk en we stappen uit. Aangezien we nog vroeg zijn, kunnen we er rustig de tijd voor nemen.
Naast ons busje wordt een kleine auto geparkeerd. De deur gaat open en een hand steekt een zwarte wandelstok met zilveren handvat naar buiten en zet hem tegen de zijkant van de wagen. Daarna, heel langzaam, trekt zich moeizaam een bejaarde vrouw naar buiten. Willy kijkt aandachtig naar het tafereeltje. Hij kan nauwelijks spreken, zijn gebaren zijn klein en onduidelijk, maar hij wijst nadrukkelijk naar het voorwerp dat tegen de auto staat en roept duidelijk verstaanbaar: stok!
Het woord mist zijn effect bij de vrouw niet. Inmiddels bijna helemaal uit de auto, kijkt ze omhoog. Haar gezicht toont drie dingen tegelijk. In één vriendelijke oogopslag ziet ze wie Willy is. Tegelijk laat ze zien hoe fier ze is, dat het met haar nog niet gedaan is. Maar ze is ook verbitterd, want lopen, zelfs met de stok, gaat haar steeds moeilijker af. De vrouw en Willy begrijpen elkaar. De vrouw glimlacht. De vrouw grimlacht. Dat alles speelt zich af in een fractie van een seconde.
In groep slenteren we naar de hoofdingang van de dierentuin aan de kant van het centraal station. Willy loopt achter mij aan. Hij trekt mij aan de jas en wijst naar boven. De zijkanten van het station zijn ingepakt in stellingen. Blij met wat hij ziet roept Willy: kapot! Die opmerking is er niet ver naast. Wat architectuur en leegstand betreft, is bijna alles in Antwerpen kapot (nu, in 2010, is er toch veel ten goede veranderd). We lopen het Astridplein op, naar rechts, richting Elisabethzaal.
Omdat het nog te vroeg is, wachten we voor de glazen deuren. Erwin, Michel, Willy, Jacky, Luc, Robert en de anderen kijken hun ogen uit. Overal verkeer en vooral veel mensen die toestromen voor het concert: de meesten op hun paasbest, het haar zilver gekleurd, duidelijk niet van plan zich niet te laten opvallen. Behalve Luc die van nature zilvergrijs haar heeft, hebben de bewoners geen zilvergrijs haar nodig, om des te meer op te vallen. We worden links en rechts bekeken. Sommigen herkennen ons van de vorige jaren en concerten en knikken bemoedigend. Anderen kijken te opzettelijk een andere richting uit omdat hen waarschijnlijk gezegd is deze mensen niet zo aan te gapen.
Willy staat nog steeds bij mij. Hij strekt de rechterarm en hand voor zich uit en met zijn kleine wijsvingertje wijst hij in de richting van het station. Daar komt de bejaarde vrouw traag in onze richting. Ze is helemaal over de wandelstok gebogen. Ter hoogte van haar buik steunt ze met beide handen op het handvat. Haar hele bovenlichaam is er overheen gebogen, zodat ze met moeite eventuele obstakels zou kunnen zien. Je hoeft geen menswetenschapper te zijn om te zien hoe moeizaam het gaat. Als ze nog drie meter van ons verwijderd is, wijst Willy nog nadrukkelijker en roept opnieuw duidelijk verstaanbaar: stok! Onverstoorbaar blijft de oude vrouw verder stappen richting de trappen van de concertzaal. Als ze ter hoogte is van de plaats waar wij staan, richt ze zich even op en kijkt Willy aan. Ze heeft het duidelijk gehoord: stok, stok, stok, een woord dat de laatste tijd wellicht haar leven beheerst. Ze herkent Willy van daarnet op de parking en zegt, met op haar gezicht een mengeling van jubel en eenzaamheid: Ik ga het nog een jaar proberen, mijnheer. Daarna kruip ze letterlijk de trappen op om te verdwijnen in de menigte.
Die gedwongen, maar geveinsde, jubel voor het communistische regime en de ongenode, maar echte eenzaamheid van de mens die in zon regime moet leven, zijn precies wat we daarna te horen krijgen in de aangrijpende 5e symfonie van Dmitri Shostakovitch.
Op de weg terug slapen mijn medepassagiers. Er is nieuws op de radio, maar ik hoor het niet. Benieuwd waar de oude vrouw woont en hoe ze is thuis geraakt.
Wat ik aan het doen ben? Ik zit te luisteren naar prachtige koormuziek van de Amerikaanse componist Morton Lauridsen (Zoon van Deense immigranten, °Washington, 1943, http://nl.wikipedia.org/wiki/Morten_Lauridsen): - O nata lux - Madrigali - Les chansons des Roses - Mid-Winter Songs en - O magnum mysterium.
Het is een schitterende NAXOS-opname uitgevoerd door het Canadese koor Elora Festival Singers olv. Noel Edison. Ze ...hebben ook al op NAXOS twee hele mooie Pärt-cd 's ingezongen.
De muziek van Lauridsen is zeer toegankelijk, verfijnd, etherisch, mystiek en heel emotioneel. Ze is gebaseerd op het Gregoriaans en ondere andere ook op de muziek van Claudio Monteverdi en Luca Marenzio, zonder er echter een pastiche van te zijn. Lauridsen heeft zichzelf een geheel eigen, direct herkenbaar klankbeeld eigen gemaakt. Technisch vraagt deze muziek wel een topkoor, vanwege de vele intonatieve en ritmische moeilijkheden, die je echter op het eerste gehoor nauwelijks vermoedt. Hoe introvert ook, door de compositietechniek is de sound deze van smeulend vuur, soms van een uitslaande brand. Het slot van Les chansons des Roses is een absoluut hoogtepunt in de koorliteratuur van alle tijden.
Wat is dat voor een onbekend koor zal je misschien zeggen, maar ze concerteerden al in het Wiener Musikverein. Mooie expressieve toegankelijke muziek en schitternd uitgevoerd en opgenomen. Een aanrader voor de koorliefhebbers onder U.
Op 18 januari 2010 wordt in deSingel te Antwerpen de 7e symfonie van G. MAHLER (Lied der Nacht) gespeeld door het Nederlands Nationaal JeugdOrkest (NJO) olv. van de jonge Franse dirigent Ludovic Morlot.
Deze bijzondere gebeurtenis (deze symfonie kan je niet zo vaak live horen en de kwaliteit van dit orkest) heeft er mij weer eens toe aangezet een update te maken van mijn MAHLER-luisterlijstje. Het gaat om een lijst van opnames waar op dit moment mijn voorkeur naar uitgaat. Het gaat dus niet noodzakelijk om de beste uitvoeringen, zo die al zouden bestaan.
Bij het herbeluisteren van de 7e symfonie valt mij meer dan ooit op hoe moeilijk uitvoerbaar dit werk is. Eerst en vooral moeten de uitvoeders een grote lijn over heel het werk door kunnen trekken en het overzicht behouden. Het gevaar zit hem in het mikken op onmiddellijke effecten. Verder lijkt de combinatie van felle orkestuithalen en kamermuziekperiodes mij niet gemakkelijk. Er komen in alle instrumentengroepen lastige solistische passages voor. Verschillende ritmes en korte thematische blokjes wisselen elkaar snel af. De delen 2 en 4, bijgenaamd NACHTMUSIK I en II, vereisen een bijzondere sfeerschepping. Het contrast met deze delen in het centrale middendeel (scherzo) is groot (bijtend ironisch). Het lijkt mij een hele opgave voor dit jeugdige orkest dat echter in het verleden bewees grote werken aan te kunnen (zoals bv. de Turangalilasymfonie van Messiaen).
Dus hier mijn MAHLER-lijstje:
Complete symphonies:
Gary Bertini
Vaclav Neumann
Symfonie 1:
Raphael Kubelik
Symfonie 2:
Yvan Fischer
Symfonie 3:
Vaclav Neumann
Symfonie 4:
Anton Nanut (met toen nog 'kind-sopraan' Emanual Cencic)
Met toevallig gekozen woorden schrijft hij een gedicht dat handelt over een droom waarin hij zelf optreedt als de glorieuze uitvinder van een vreemde machine die dromen voortbrengt waarin hij voorkomt schrijvend aan een gedicht waarin hij met toevallig gekozen worrden handelt over een droom waarin hij zelf optreedt als de glorieuze uitvinder van een vreemde machine die dromen voortbrengt waarin hij voorkomt schrijvend een gedicht met toevallig gekozen woorden.
(uit Al wie omkijkt is gezien. Gedichten 1974-1987, Amsterdam, 1988)
Ik kende dit gedicht niet, maar schreef zelf al eerder het volgende gedicht dat qua vorm een zekere gelijkenis vertoont.
UN HOMME ET UNE FEMME 4
Kijk!
In een film heeft
iemand,
ooit,
een man en een vrouw,
dicht bij elkaars afstand,
voor een beeldscherm neergezet.
Dit toestel heeft zichzelf ongemerkt
naar een andere zender gezapt
waar,
opnieuw,
midden in een andere film
iemand
een man en een vrouw
ver van elkaars nabijheid
voor een ander beeldscherm heeft neergezet.
En zie!
Ook dit apparaat zapt zichzelf weer op zoek
naar een andere zender
waar,
weer in een andere film,
iemand
een man en een vrouw
ver van elkaars nabijheid,
dicht bij elkaars afstand
voor weer een ander beeldscherm heeft neergezet.
Maar
Op dit late uur is
stilaan
alles,
overal,
sneeuw en witte ruis en kleurenbalk en mozaïek.
Een spiegel komt naar voor
en bekijkt
de man en de vrouw
die langzaam lomer worden.
Nog voor ze zich in slow motion van kledingstukken hebben ontdaan,
naderen ze naakt.
Uit de spiegel treden ze de kamer binnen.
Daar omhelzen ze elkaar
op muziek van Henri Mancini.
Nooit eerder zette
iemand,
ergens,
ooit,
een man en een vrouw
voor het beeldscherm,
zo ver van elkaars nabijheid, zo dicht bij elkaars afstand.
HET LIEVELINGSBOEK VAN ELSCHOT: MIDDERNACHT van GEORGES DUHAMEL
HET LIEVELINGSBOEK VAN ELSCHOT: MIDDERNACHT van GEORGES DUHAMEL
Kuierend door de Antwerpse straten sta ik stil voor een boekenantiquariaat. Tegen de voorgevel staat een grote kartonnen doos met daarin boeken die schijnbaar nog antiquarischer zijn dan de boeken binnen, of misschien eerder omgekeerd, boeken die het antiquarisch niveau van de geselecteerde boeken binnen niet eens meer halen en daarom voor bijna niets de deur uit mogen.
Uit die doos haal ik tot mijn verwondering MIDDERNACHT van GEORGES DUHAMEL (CONFESSIONS DE MINUIT uit 1920, uitg. Athenaeum Polak & Van Gennep, 2006, Amsterdam). Op de achterflap staat dat dit boek geschreven is in 'een humoristische stijl die in elke zin een sterk, maar bedwongen gevoel laat zien: die karakteristiek geldt voor Willem Elschot, en al evenzeer voor zijn Franse tijdgenoot Georges Duhamel. Niet vreemd dat diens MIDDERNACHT Elschots lievelingsboek was.'
In dit boek (de eerste van vier romans over het leven van L. Salavin) zien we hoe de jonge Louis Salavin maatschappelijk aan het afglijden is, maar het wordt beschreven in een eenvoudige, heldere taal, met veel humor en veel mededogen.
Net terug van een rondje Antwerpen: 'snuisteren' in de bakken met 'koopjes - cd 's' in diverse winkels. Geen grote oogst. Wel: Munir Bashir en L 'art du 'ûd (Collection Ocora Radio France, 1971, 1998, 41') met 8 schitterende improvisaties op de Ud. Munir Bashir is (was) één van de bekendste Ud-spelers ter wereld, zo niet de beste.
Hij werd geboren in Irak in 1930, maar moest vluchten voor verschillende regimes. Naast zijn vele 'wereldconcertreizen', leefde hij vooral in Budapest waar hij studeerde aan het Franz Liszt Conservatorium en er doctoreerde onder Zoltan Kodaly. Bashir (bijgenaamd De Emir van de Oud) improviseert ingetogen volgens zeer oude en authenthieke speeltechnieken over zeer oude toonladders. Hij bereikt daarbij een perfecte balans tussen vurigheid, melodische inventies en klassieke principes. Je zou het een soort tot muziek omgezette meditatie kunnen noemen. Munir Bashir stierf in 1997.
In 'De Kunstenaar en de Tsaar' schetst Solomon Volkov een fascinerend beeld van de conflictueuze en explosieve verhouding tussen Stalin en Shostakovitch in de jaren '30 en '40 van vorige eeuw. De auteur toont hoe de cultuurpolitiek van Stalin het werk van Shostakovich heeft beïnvloed en in welke intimiderende sfeer Shostakovich moest werken. Na lezing luister je met een ander oor naar de muziek van Shostakovich en besef je meer de vele lagen die hij in zijn muziek heeft ingebouwd: een boeiend werk voor de liefhebber van deze op alle terreinen complexe muziek. (De Kunstenaar en de Tsaar, Solomon Volkov, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2005)
Een boekenketting (bestaat er een beter woord voor) is een rijtje boeken dat je leest, waarbij het ene boek via een hint in dat boek leidt naar een volgende boek.
Het begon met het vinden in een tweedehandsboekenzaak van het boek 'Cowboy in de psychiatrie' van de Nederlandse psychiater Bram Bakker (Rainbow Delphi, uitg. Maarten Muntinga, Amsterdam, 2003-2005).
Dit boek bevat twee boeken: 'Te gek om los te lopen' en 'Te zot voor woorden'. Beide boeken zijn hoofdzakelijk verzamelingen columns die Bakker schrijft in een Nederlandse krant en waarbij hij zeer algemeen een kritische blik werpt op de Nederlandse psychiatrie. In dit boek vond ik een verwijzing naar de roman van de Californische schrijver-psychiater Irvin D. Yalom: 'De Therapeut' (Balans, Amsterdam, 1997, twaalfde druk 2008).
In dit zeer vlot lezend werk en met heel natuurlijke dialogen schrijft Yalom zeer boeiend over de opvattingen, twijfels en zwakheden van de therapeut. In deze roman vond ik een hint naar een roman uit 1944: 'Op het scherp van de snede (The razor's edge) van de in Frankrijk geboren Brit W. Somerset Maugham (1874-1965), een roman over de zoektocht naar de waarden van het leven en naar innerlijke rust.
Deze drie werken leidden me vervolgens tot weer drie nieuwe boeken:
De Schopenhauerkuur, Irvin D. Yalom, Balans, Amsterdam, 2004, 2009.
Nietsches tranen, Irvin D. Yalom, Balans, Amsterdam, 1992, 2008, een bijzonder knap boek waarbij je als lezer zeer sterk met jezelf geconfronteerd wordt en waarbij je in het bijzonder de keuzes die je al dan niet maakt in je leven in vraag stelt. Schitterend boek! En tenslotte:
Gekluisterde levens (Of human Bandage, 1915), W. Somerset Maugham, een autobiografische roman, over de ongelukkige periode tijdens zijn jonge jaren en zijn ervaringen als medisch student: het meesterwerk van Somerset Maugham!
Wie mislukt is, wie achteruitgegaan is, hoe moeilijk valt het hem de nieuwe taal van de armoede te leren, en de nieuwe levenswijze.
Hoe zal hij in de miserabele vreemde huizen binnengaan! - In wat voor stemming zal hij wandelen op straat, en wanneer hij voor de deur staat, waar haalt hij de kracht vandaan om de bel aan te raken. En voor de verachtelijke noodzaak van het brood en van onderdak, hoe zal hij daarvoor dank betonen! Hoe zal hij reageren op die koele blikken, die hem laten merken dat hij tot last is! De trotse lippen, hoe zullen die nu beginnen nederig te spreken; en het opgeheven hoofd, hoe zal het zich buigen! Hoe zal hij de zinnen horen, die bij ieder woord zijn gehoor verscheuren - en niettemin moet je doen alsof je het niet opmerkt, alsof je onnozel bent en het niet begrijpt.
(geschreven in juni 1894, uit Verzamelde gedichten van K. P. Kavafis, Athenaeum Amsterdam, 2004; bestaat er een actueler gedicht?)
Het boekje 'HET MUZIKAALSTE GEDICHT' is een aanwinst uit de ramsj. Het is samengesteld door Toef Jaeger en ingeleid door P. F. Thomése. Het bevat een bloemlezing van zo'n 100 gedichten waarin vele soorten van muziek een rol spelen van Bach over volkslied tot jazz en deze allemaal geschreven door dichters als Anoniem en Achterberg tot Vroman en Zwagerman. Ook Claus en Lanoye en van Vliet ontbreken niet.
Het gedicht dat ik hier overneem is van de onlangs overleden Nederlandse schrijver en dichter Adriaan Jaeggi. Voor informatie over hem: zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Adriaan_Jaeggi .
WOLFGANG EN IK
Ik hoor dat Mozart
is teruggekeerd op aarde
en ik mag hem rondleiden
Hij schrikt van de autos
Op straat loopt hij
met zijn handen op zijn oren
We gaan een café in
Ik zeg daar is het stiller
We hebben geen geluk
de jukebox gilt en de mensen
Mozart kijkt om zich heen
Waar zit dat orkest
In die kast, wijs ik
en leg hem in tien woorden
het principe van de cd
en de laserstraal uit
Er komt een meisje naar ons toe
Wie is je vriend, vraagt ze
Wolfgang, dit is
hoe heet je eigenlijk
een paar uur later bij haar thuis
sta ik dorstig op van het bed
in de keuken staat Mozart
het licht aan en uit te knippen
Adriaan Jaeggi (uit Sorry dat ik hetpaar en de hond heb doodgeschoten. Bert Bakker, Amsterdam 2002).
GEGEVENS: Het muzikaalste gedicht; De mooiste gedichten over muziek uit Nederland en Vlaanderen; Inleiding P. F. Thomése; Uitgeverij Podium, Amsterdam, 2006, 149 p.
Zoals ik elders in deze krant al schreef, publiceerde een krant een interview met cultuurfilosoof George Steiner (°Parijs1920). Opvallend is dat hij het in zijn boeken voortdurend heeft over schokkende ervaringen die iedereen, in de ontmoeting met kunst, literatuur en muziek, kan ondergaan. George Steiner: Ik heb heel vroeg, door het lezen van King Lear, een ervaring gehad die mijn leven heeft bepaald. Ik had het gevoel dat de Kreet van Cordelia in dat stuk van Shakespeare, krachtiger was dan alle kreten die ik ooit op straat kon horen. Wat ik zeg is niet alleen van toepassing op de literatuur. Ook de schilderkunst en de beeldhouwkunst kunnen ons veranderen. Maar de muziek is ongetwijfeld nog raadselachtiger. Men moet zich kunnen laten verrassen door een gedicht, een schilderij, een melodie waarvan men niet vermoedde dat ze konden bestaan. Door die ervaring ben ik ervan overtuigd dat de kracht van grote werken ons leven kan veranderen.
2.
De aanvang van een muzieksessie met ernstig meervoudig gehandicapte kinderen op een woning: Steve, Wim, Jef, An, Anneke, Ellen, Walter, Jessie en de anderen zitten of liggen in rolstoel of zitschelp. Ik schuif de gordijnen dicht. Kaarsen worden aangestoken. Op de tafel staan een mand vol geurig fruit en een gele chrysant: een stilleven. Ik ga voor de bewoners staan en neem de handen vast. Ik zing het goedemorgenlied voor elk van hen afzonderlijk. Met handgeklap begeleid ik mezelf: stil, luid, mars, wals en vele variaties op hetzelfde thema. Hier en daar wordt er gelachen, iemand maakt geluidjes, bijna allemaal worden ze wakker. Met de afstandsbediening start ik daarna de cd-speler: De Klaagzangen van de Profeet Jeremias gecomponeerd door Giovanni da Palestrina (1575). Werken met mensen betekent fysieke nabijheid: je moet ze vastpakken of op de schoot nemen. Het is raar dat je met de afstandsbediening muziek kan doen klinken die het lichaamscontact tussen mensen bevordert.
3.
Ik geloof dat ook voor deze mensen er zoiets als een Steineriaanse ervaring bestaat: het gevoelsmatige, voor-rationele, vaak vanuit de verte, overvallen worden door muziek, die in één flits tot in het diepste wezen doordringt. Daarnaast kan ikzelf of wat ik doe misschien ook kunst zijn of worden. Als er bij het vakkundig werk af en toe inspiratie ontstaat, dan is het niet ondenkbaar dat, door beeldend, boetserend, muzikaal-ritmisch en literair-vertellend met deze mensen om te gaan, kunst, omgangskunst, ter plekke ontstaat. Natuurlijk is het niet altijd mogelijk omgangskunstenaar te zijn, zoals de kunstenaar er ook niet elke dag in slaagt een kunstwerk te maken.
4.
Zonder woorden doe ik pogingen om contact te krijgen. De muziek van Palestrina sleept je mee door het goede en het kwade van de dag en je gedachten. Zoals in de tekst van Jeremias staat: 'Bonum est viro, cum portaverit iugum ab adulescentia sua. Sedebit solitarius et tacebit, quia levavit super se. Het is goed voor de mens vanaf zijn prilste jeugd zijn juk te dragen. Hij moet in eenzaamheid zwijgen wanneer Hij het hem oplegt.
Een moeder van één van de bewoners zei het eens heel treffend: Het is jammer dat onze A. niet meer kan bewegen, maar met zijn geest is alles nog in orde. Onbewust gaf deze vrouw aan, dat er nog iets meer bestaat dan het motorische of cognitieve deel van de geest. Het is dat gedeelte dat zich, ondanks alles, open blijft stellen voor be-'ziel'-de muziek.
Nicolas Kowalski, Ghana. Zijn werk reflecteert zijn intense verlangen 'de geest' vrij te maken.
(uit: Verzamelde gedichten, Thomas Rap, Amsterdam, 1997)
Laat het muziekstuk ARCANA van Edgar Varèse nu net een van mijn favoriete muziekstukken zijn. Het stond ook op de eerste lp die ik me ooit aanschafte, nog bij Rombaux in Brugge, beginjaren '60 en het is nog steeds een van mijn favoriete stukken, klinkt na 80 jaar nog steeds super modern.
Vader en zoon lopen langs straten en pleinen en in café 's van de stad Praag en praten met elkaar op scherpzinnige, humoristische manier over koetjes en kalfjes, zijnde onder andere: vliegtuigen, vrouwen, allerlei gebeurtenissen uit het leven, kortom het leven. Dat gebeurt op een heel gewone manier, zonder zwaarwichtigheid. En toch krijgt de lezer een mooi beeld van de beide figuren en van het leven zoals het is. Dit is een schijnbaar luchtig boek dat lekker wegleest, in een iets te nadrukkelijke hollandse vertaling. Een aanrader! Het boek kreeg in 2002 de titel van beste boek in Tsjechië.