Ik ben Johan Kindt
Ik ben een man en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is logopedist, maar ben nu gepensioneerd..
Ik ben geboren op 10/10/1945 en ben nu dus 79 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Wandelen, koken, muziek beluisteren, lezen, fietsen en naar mensen kijken, ook in de spiegel.
De vorige dagen zat deze cd in de cd-speler. Het is een cd met muziek van een alweer minder bekende componist. Zijn muziek is er echter niet minder om, straffer nog, de 4de symfonie van Franz Schmidt is een van de grote werken van de 20ste eeuw, en - alhoewel ik veel naar concerten ga - nauwelijks uitgevoerd, zeker niet in onze contreien. Om kort te zijn, deze symfonie verdient heel wat beter. Waarop wachten onze orkesten? Wat er ook van zij, op deze cd is de muziek schitterend gespeeld en opgenomen en aan deze prijs het muzikaal avontuur meer dan waard! De Penguin Guide to recorded classical music 2008 haalt deze opname aan als één van de beste!
Hij werd gekozen uit veertien sollicitanten voor de vacante positie van cellist bij de Weense staatsopera, waar hij tot 1914 speelde onder Mahler. Hoewel Friedrich Buxbaum de eerste cellist was, liet Mahler de cellosoli meestal spelen door Schmidt. Schmidt was ook een veelgevraagd kamermusicus en speelde in het door Arnold Schönbergs goede vriend Oskar Adler opgerichte strijkkwartet. In 1914 werd hij professor aan de Wiener Musikakademie (tegenwoordig: Universität für Musik und darstellende Kunst). In 1925 werd hij directeur van deze academie, en van 1927 tot 1931 was hij tevens de rector. Als leraar voor piano, cello, contrapunt en compositie leidde hij talrijke musici, dirigenten en componisten op die later beroemd werden.
Het privéleven van Schmidt verliep minder positief. Zijn eerste echtgenote bracht vanaf 1919 haar leven door in een ziekenhuis voor geesteszieken. Zijjn dochter Emma stierf onverwacht na de geboorte van haar enige kind. Schmidt verwerkte dit met het schrijven van zijn vierde symfonie in 1933 (die hij de opdracht Requiem voor mijn dochter meegaf). Schmidt's verslechterende gezondheidstoestand leidde er toe dat hij zich in 1937 moest terugtrekken uit de academie. In zijn laatste levensjaar werd Schmidt gevierd als grote levende componist. Hij kreeg de opdracht een cantate te schrijven met de titel 'Deutsche Auferstehung' die er voor zorgde dat hij na 1945 door velen als Nazisympatisant gezien werd. Schmidt voltooide de compositie niet en en wijdde zich twee maanden voor zijn dood in 1939 aan de opdrachten voor de eenarmige pianist Paul Wittgenstein (broer van de filosoof Ludwig), voor wie hij al eerder composities had geschreven: het klarinetkwintet in A majeur en de Toccata in d mineur (Bron Wikipedia).
In 1997 verscheen van de neuropsychiater Karel Ringoet het boek In de buik van het onbewuste (Stichting Mens en Cultuur, Gent). Omdat zijn opvattingen te veel gebaseerd zijn op het emotionele, het intuïtieve, het onbewuste, wordt Ringoet in wetenschappelijke kringen niet ernstig genomen. Ringoet: Het probleem van de mens ligt in het conflict tussen ratio en emotie. Wie de ratio wil propageren, moet de emotie verbannen naar het kamp van de verliezer om strategisch als overwinnaar uit de strijd te komen. Rationalisten van nu zijn dan ook strategen van de macht. Ze hebben de emotionaliteit ondergeschikt gemaakt aan het denken, haar bestempeld als een overblijfsel uit een wild en primitief verleden om hun politieke en economische belangen veilig te stellen. Waarachtige emotionaliteit vind je nog bij de eenvoudige mens en bij enkele uitzonderlijke denkers. Zodra je terechtkomt in de machtbastions, zie je de vervalste emotie... (Zwemmen in het psychisch reservoir, Karel Ringoet in de buik van het onbewuste, Jan de Zutter, De Morgen, 25 juli 1997).
2.
Nadenkend bij deze opvattingen, zie ik, in de omgang met ernstig verstandelijke beperkingen, twee groepen opvoeders en begeleiders, al ben ik mij ervan bewust dat het onderscheid tussen deze twee groepen niet gemakkelijk te maken valt.
Opvoeders/begeleiders, die eerder tot de eerste groep behoren, hebben een meer zakelijke omgangsvorm, die verder afstaat van hun gevoel. Eerder dan aandachtig naar de bewoners te kijken en te luisteren, handelen ze vanuit een vooropgezette werkwijze. Ze staan te weinig stil bij de mogelijkheden en beperkingen van de bewoners. Ze beseffen onvoldoende wat de gevolgen van een handicap zijn voor de dagelijkse omgang. In feite draaien ze, zonder er al te veel bij na te denken, mee in het raderwerk van een systeem, dat op zichzelf zeker niet verkeerd is. Vaak zijn deze opvoeders stressbestendig. Er is nauwelijks plaats voor twijfel. Soms streven ze hogere functies na en bereiken die dikwijls.
Opvoeders/begeleiders, die eerder bij de tweede groep horen, werken meer op intuïtie en fingerspitzengefühl. Ze proberen uit te zoeken wat een persoon met een handicap nodig heeft, ook als deze het zelf niet kan zeggen en ze zijn er de plaatsvervangende uitvoerder van wanneer deze het zelf niet kan realiseren. In die zin is er veel minder sprake van een hiërarchische verhouding tussen hen en de bewoners. Ze zijn meer elkaars verlengde. Ze hebben het moeilijk als ze de zorg moeten overlaten aan anderen, die het op hun manier doen. Ze kunnen diep in de put zitten als het met een bewoner of een collega niet goed gaat. Deze opvoeders zijn goede waarnemers, maar soms kan de sterke emotionele betrokkenheid de interpretatie van het waargenomene moeilijker maken. Toch zijn ze zich ervan bewust dat ze zich niet alleen op hun gevoelens mogen laten meedrijven.
3.
Waarom krijgen opvoeders uit de tweede groep zo weinig aandacht. Waarom kunnen ze met hun meer gevoelsmatige visie nergens terecht? Waarom krijgen ze bij de hiërarchie zo weinig gehoor als ze, omwille van hun opvattingen, in botsing komen met hun collegas? Waarom moet het zover komen dat deze mensen ernstig aan zichzelf beginnen te twijfelen, het geloof in zichzelf verliezen, tenslotte teleurgesteld de handdoek in de ring gooien, soms zelfs ontslag nemen?
Zelf kon ik toen alleen maar luisteren naar de verhalen van opvoeders en andere begeleiders. Ik herkendeme erin. Soms vraag ik me af of ze het over mij hebben.
4.
Daarom, als magere troost, voor allen die zich in het geval voelen, het gedicht Over het lijden, van de Poolse dichter Zbigniew Herbert (Machine van woorden, Poetry International Serie, Amsterdam 1975).