Ik ben Johan Kindt
Ik ben een man en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is logopedist, maar ben nu gepensioneerd..
Ik ben geboren op 10/10/1945 en ben nu dus 79 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Wandelen, koken, muziek beluisteren, lezen, fietsen en naar mensen kijken, ook in de spiegel.
Een tijd geleden heb ik dit boek SCHIPBREUK van de Nederlandse essayist Cyrille Offermans gelezen. De ondertitel van dit boek is: Over kennis, cultuur en beschaving.
In zijn boek De Schipbreuk vertrekt Offermans (°1945) van een schilderij van Théodore Géricault, Het Vlot van de Médusa. Hij gebruikt dit waar gebeurde verhaal en dit veelzijdige schilderij als symbool voor de schipbreuk die onze cultuur en beschaving telkens weer lijden. In diverse essays brengt hij de schipbreuk op deze diverse terreinen in Nederland (ook hier volop van toepassing en ook al gaat het om Nederlandse toestanden, voor ons Vlamingen/Belgen perfect te verstaan) haarscherp in kaart.
In het bijzonder sprongen mij omwille van de prangende verwoording 3 essays in het oog: Gestolen Erfenis (over De Verlichting en hoe basisprincipes uit De Verlichting nu schaamteloos misbruikt worden door mensen als Verdonk en Wilders), Kunst voor Iedereen (over de teloorgang van kunst, cultuur en beschaving) en het naar de keelgrijpende Vreemde Gasten (onder andere over de komst van voor ons vreemde mensen naar onze contreien).
Ik heb dit boek de afgelopen dagen in één ruk uitgelezen en ik heb er heel veel uit geleerd, vooral dan hoe in deze tijd, ongeacht enige kennis over de geschiedenis, beleids- en cultuurmakers, maar ook gewone mensen zich bezondigen aan loos geverbaliseer en het debiteren van al te simpele verklaringen en oplossingen voor hedendaagse complexe problemen.
Ook bevat het boek talloze verwijzingen naar andere bronnen die op hun beurt weer leesperspectieven bieden.
Het is geen fraai beeld dat Offermans ons voorstelt. Maar hij blijft er nog tamelijk optimistisch bij, ook al beseft hij dat het om een achterhoedegevecht gaat. Mijnheer Offermans: dit boek is, ondanks uw relativeringsvermogen en bescheidenheid, een heuse krachttoer!!!
Een ander boeiend boekje van Offermans is: Waarom ik moet liegen tegen mijn demente moeder (uitg.Cossee 2006).
Muziek beluisteren met mensen met zeer ernstige verstandelijke beperkingen
Aria uit de 'Goldbergvariaties' van J. S. Bach
Muziek als medicijn: muzikament!
Muziek verzacht de zeden is een gezegde dat we te pas en te onpas gebruiken. Of het gebruiksgemak van deze uitspraak evenredig is met het waarheidsgehalte ervan laten we best even in het midden. Meer en meer echter staat vast dat muziek in ieder geval goed is voor de gezondheid in het algemeen, voor de geestelijke gezondheid in het bijzonder. Recent Brits wetenschappelijk onderzoek bevestigt dit, aldus een recent artikel in de Engelse krant The Sunday Telegraph, in bewerking overgenomen door De Standaard (2006).
Hoewel onderzoekers de neurologische effecten van muziek op de mens en meer in het bijzonder op de hersenen, nog niet volledig doorgronden, stellen ze vast dat muziek de productie van endorfine, onze natuurlijke lichaamseigen pijnbestrijder, doet toenemen. Een half uurtje klassieke muziek, aldus een Amerikaans hartspecialist, heeft dezelfde uitwerking op mensen met chronische pijn als 10 milligram valium.
In Engeland bestaat de organisatie Muziek in het ziekenhuis (Music in hospitals). Diana Greenman is er de directeur van. In een van haar publicaties schrijft ze dat we al lang weten dat muziek een grote rol kan spelen bij het verlichten van pijn en stress: Tijdens concerten die we in ziekenhuizen organiseren, zien we hoe patiënten die na een beroerte verlamd zijn, toch met hun vingers de maat gaan meetikken.
Volgens muziekpsycholoog Raymond McDonald van de Caledonian University in Glasgow, heeft muziek een zeer sterke emotionele kracht. Als je naar je lievelingsmuziek luistert, herleef je aangename ervaringen en dat kan de perceptie van pijn veranderen en stress verlichten. Zo bleek dat mensen die voor en na een operatie naar muziek luisterden, zich kalmer voelden dan anderen.
Pijnbestrijding met muziek (de audioanalgesie) wordt steeds vaker toegepast. Zo hebben mensen die aan artritis lijden en die elke dag twintig minuten naar hun favoriete muziek luisteren een lager pijnniveau hebben. Het meest recente onderzoek bewijst nu dat het beluisteren van favoriete (klassieke) muziek chronische pijn met 21% kan doen afnemen, terwijl een depressie er een kwart draaglijker door wordt. Ook zorgt het beluisteren van daarvoor geschikte muziek voor een verlaging van de bloeddruk en een vertraging van de ademhaling. Niet alleen de muziek van klassieke componisten als Beethoven is hiervoor bruikbaar. Het kan ook muziek van de Beach Boys zijn: zolang je het graag hoort, helpt het.
In het bijzonder voor de geestelijke gezondheid is muziek een weldaad. Zingen, of je dat nu goed kunt of niet, zorgt ervoor dat, onder andere, mensen met dementie zich beter gaan voelen. Wie stresserend werk doet, kan eveneens baat hebben bij het luisteren naar zijn of haar lievelingsmuziek.
Muziek en cultuur
Naast het feit dat muziek te gebruiken is omwille van de effecten op de lichamelijke en geestelijke gezondheid is er ook een cultureel aspect. We vragen ons terecht af of onze verstandelijk gehandicapte bewoners voldoende medische en/of paramedische zorg krijgen. Maar merkwaardig genoeg horen we zelden vragen of ze deze week al een mooi schilderij of een mooi muziekstuk hebben gezien of gehoord.
Mensen met zeer ernstige verstandelijke beperkingen hebben, net als andere mensen, ook het recht om geconfronteerd te worden met een mooi kunstwerk of om te kunnen luisteren naar muzikale meesterwerken uit de geschiedenis, ongeacht of we kunnen weten wat er in hen omgaat tijdens het kijken of luisteren.
Hoewel activiteitenbegeleiders of muziektherapeuten in de eerste plaats dienen te vertrekken van wat deze mensen zelf graag hebben en het ook zo is dat zij niet zo gauw zullen vragen naar andere muziek dan hun favoriete muziek, toch hebben activiteitenbegeleiders de verantwoordelijkheid en de taak ook eens andere muziek aan te bieden.
Favoriete muziek
Uiteraard moet de persoonlijke muziekvoorkeur van de bewoners gerespecteerd worden. Die favoriete muziek kan bij (her)beluisteren allerlei aangename herinneringen oproepen.
Andere muziek
Die alternatieve muziek kan gaan van Gregoriaanse en Middeleeuwse muziek, over de Klassieken en de Romantiek, naar Avant-garde tot en met Rock, Jazz en Wereldmuziek.
Gemengde muziekkeuze
In de praktijk is een gemengde muziekkeuze aan te bevelen die zowel de favoriete muziek van de bewoner bevat, als ook rustgevende of licht activerende muziek en muziekstukken uit het rijke culturele leven: van Hildegard von Bingen over Bach en Beethoven; Jacques Loussier, Keith Jarreth en Brad Mehldau, Loreena Mc Kennit en Iva Bittova tot en met de Indiase ragas van Bihmsen Joshi (zang) en Hariprasad Chaurasia (fluit).
Kalmeren en verstrooiing brengen tijdens slapeloze nachten
In de periode dat ik dit stukje schrijf, gebruik ik tijdens mijn muziekactiviteit de Goldbergvariaties BWV 988 van J. S. Bach (1742) om naar te luisteren. De Goldbergvariaties is een werk voor klavecimbel, dat Bach opdroeg aan Graaf Keyserlingk om diens zenuwen te kalmeren en hem te verstrooien tijdens zijn slapeloze nachten. Het werk dankt zijn naam aan Johann Goldberg, een leerling van Bach die het voor het eerst speelde.
Verloop muziekbeluisteren
De bewoners zitten rond mij en hoeven in principe zelf niets te doen. Het is een receptieve activiteit. Ik bied hen gedichten, liederen en muziek aan. De activiteit is gestructureerd rond een drietal persoonlijke begroetingsmomenten waarbij de individuele bewoner even in de aandacht staat. Daartussen gaat de activiteit verder met een mix van muziekbeluisteren, het improviserend zingen van gedichten, het voordragen en/of voorlezen van gedichten of verhaaltjes gecombineerd met het gebruik van een instrumentarium en ook stem- en microfoonspelletjes. Tijdens het muziek beluisteren doen we soms ook aan hand- of aangezichtsmassage.
Bronnen
- De Standaard van maandag 16 oktober 2006
- www. music-in-hospitals.org.uk
- Music, the best medicine?, Raymond McDonald op www. gcal.ac.uk
All things in life fatigue the body with the exception of music (The Songbook of Al-Haik, eind 18de eeuw in Marocco)
De trompettist Paolo Fresu is een van de hedendaagse jazzmusici waar ik graag naar luister. Ik zag hem al meerdere keren aan het werk in concerten waarin hij zowel een solitische als een meer dienende rol had. Karakteristiek is zijn Miles Davis- en Chet Bakerachtige toon waarin hij een heel eigen persoonlijke 'noot' kan leggen. Bovendien heeft hij, hoe eenvoudig de melodie ook, altijd een lyrisch verhaal te vertellen, vol introvertie en beheerste melancholie.
Mare Nostrum, Paolo Fresu
Naar aanleiding van één van zijn laatste cd 's Mare Nostrum, schreef Musicweb: 'The music is quite and reflective, but possessed of a genuine emotional charge, even if it works by under- (rather than over) statement. Graceful, but never merely predictable, never willing to settle for the merely obvious, this has about it that sound of surprise Whitney Balliett thought of as the essence of jazz (even if these particular sounds might not have seemed to Balliett to constitute jazz). Fresus tone is gorgeous and warm, Lundgrens lines are lucid and Gallianos playing is constantly inventive both rhythmically and harmonically. A small gem (Glyn Pursglove op Musicweb)
Gisterennamiddag op een lange wandeltocht door Antwerpen, ergens op het Zuid, binnengelopen in een 2dehandszaak overvol met boeken, dvd 's en ook wel cd 's. Voor een habbekrats vond ik er een 2-cddoosje met muziek van de Deense componist Asger Hamerik (1843-1923): een pianokwintet, een werk voor cello en piano, zijn 6de symfonie 'Symphonie Spirituelle' en een Requiem, geïnspireerd door zijn grote leermeester H. Berlioz. Misschien conventioneel, deze muziek, maar wel erg mooi en jammer genoeg onbekend gebleven.
Voor mij hangt aan de muur een schilderij: geen Jan Cremer, geen Vic Gentils, geen Pol Marat, geen Fredje Bervoets meer, zoals vroeger. Voor mij aan de muur hangt een schilderij van Raoul Van Gool. Ik kijk elke dag naar zijn schilderij. Er is niet zoveel op te zien. De achtergrond is een relatief rechthoekig, in roze waterverf geschilderd, vlak van ongeveer 40 bij 60 centimeter. Op de onderste, wat kromme en naar rechts oplopende zijde van de rechthoek, heeft de schilder over de hele breedte, verticale, ongelijke, zwarte stokjes geplaatst. Het lijken wel de zwarte toetsen van een piano: niet The Piano van Jane Campion en Michel Nyman, niet Ray Charles aan zijn piano van Vic Gentils, maar 'De Piano' zoals Raoul die ziet. 'De piano': dat is dan ook de naam van het schilderij. Raoul vindt pianospelen het mooiste wat er is. Sterker nog. Raoul kan het pianospelen niet laten. Als hij maar enigszins kan, loopt hij naar de muziektherapie om er voor zichzelf een recital ten beste te geven en op zijn kamer staat een keyboard waar hij zich volgens afspraak op kan uitleven. Want als je hem laat doen, dan zit Raoul de godganse dag aan de piano om steeds weer dezelfde noten aan te slaan. Dat is niet erg creatief noch muzikaal. Daarom vind ik zijn schilderij nog het mooiste.
2.
In de geschiedenis van de mensheid is Raoul geen uitzondering. Altijd al, van Altamira tot heden, hebben mensen de natuur, de levende wezens en de dingen die hen omringden, willen uitbeelden. Over het waarom hiervan zijn vele boeken vol geschreven. We nemen aan dat mensen de werkelijkheid in beelden probeerden om te zetten om die werkelijkheid te kunnen ordenen of beheersen, om er macht over te krijgen. die werkelijkheid was immers hard, mysterieus en duister, georganiseerd en georkestreerd door natuurgoden, waarvoor geofferd moest worden, waarbij men op een goed blaadje moest komen te staan. Ook was het handig om de natuur, de mensen met hun voorwerpen en handelingen, kortom de mensen in hun levenswandel, in tekeningen en muurschilderingen (stripverhalen) vast te leggen. Want zoals met woorden, zou het later ook mogelijk zijn om er met die tekeningen naar te verwijzen. De 'kunstige' manier waarop dit gebeurde was zeker niet onmiddellijk afkomstig van de wil om 'kunst' te maken, maar ontstond uit dezelfde degelijkheid en hetzelfde vakmanschap waarmee de gewone gebruiksvoorwerpen werden vervaardigd. En omdat het mensenwerk is, droegen deze voorwerpen en tekeningen de stempel van die persoon die ze maakte. De maker wilde er iets van zichzelf inleggen.
3.
Ook mensen met een verstandelijke handicap kijken naar de wereld waarin ze leven. Ook zij hebben behoefte om die wereld te ordenen, er greep op te krijgen en er zich veiliger in te voelen. Door wie ze zijn en door de manier waarop ze leven, kijken ze anders naar de wereld. Soms zijn ze niet of niet goed in staat die wereld in zich op te nemen. De wereld overvalt en overweldigt hen. Als ze toch kunnen kijken, zien zij misschien kleine dingen, waar wij grotere gehelen zien. Het korte, gedrongene, wordt bij hen lang en uitgerekt. Het symmetrische wordt asymmetrisch en omgekeerd. Waar wij vloeiende kleurenvlakken waarnemen, zien zij misschien meer de lijnen en punten die deze kleurenvlakken verbinden. Waar wij redeneren, tonen zij emoties. Waar wij vertrekken van een vooraf bepaald idee, speelt bij hen intuïtie en toeval. Waar wij enige technische beheersing aan de dag leggen, werken zij vanuit een ongeschoolde natuurlijkheid. Waar wij een werk maken, maken zij plezier.
4.
Maar 'zeker' weten we dit allemaal niet. Met ons gemeen hebben ze echter dat ze er iets van en voor zichzelf willen van maken, iets dat van hen is, iets waar ze fier op zijn. In wat ze maken zijn ze niet wat hen ontbreekt, maar wat hen tot persoon maakt, zoals u en ik. Soms komen ze niet tot uiterlijke expressie en is het eigen (misvormde) lichaam de onmiddellijke expressie van hun persoon. Maar soms ook kennen zij de drang om zichzelf en de wereld 'buiten en los van zichzelf' uit te beelden in lichaamsexpressie en pantomimiek, in tekeningen, schilderijen en beelden. Dat laatste kunnen zij niet alleen. Zij worden daarbij ondersteund door ergotherapeuten en andere creatieve begeleiders, die hun verlengde 'creatieve zelf' vormen. Samen nemen ze het initiatief om aan een schilderwerk of aan een beeld te beginnen. Samen bepalen ze het onderwerp, de kleuren, het materiaal. Vaak moeten begin en einde aangegeven worden. Vaak begint het zomaar met een punt dat verlengd wordt tot een lijn, de lijn wordt een vlek en de vlek een vlak. Op die manier tekenen of schilderen zij de dingen die hen kunnen aanspreken: een vis, een bloem, een vogel, een huis, een mens, een piano. Soms vloeien onbewust en ongewild kleurenvlakken bij elkaar tot een eenvoudige, onge-'kunst'-elde esthetiek waarvan een direct herkenbare eerlijkheid en spontaniteit uitgaat.
5.
Dit is allemaal minder uitzonderlijk dan het lijkt. Eens de evolutie van primitieve grotschilderingen tot en met de hoogbloei van de Vlaamse primitieven voltrokken, ontstonden onder invloed van maatschappelijke veranderingen en als tegenbeweging tegen eerdere stromingen, vele 'nieuwe' kunstvormen die iets gemeen hebben met het werk van mensen met een verstandelijke handicap: het Pointillisme (Seurat), het Kubisme (Picasso) met zijn abstrahering van de werkelijkheid, de Cobra-beweging (Appel) met het teruggrijpen naar het kinderlijke en het spontane. Het meeste hebben 'kunstwerken' van personen met een verstandelijke handicap gemeen met de Informele schilderkunst en met een uitspraak van André Masson uit 1961: "Het materiële element bestaat uit papier en een beetje inkt. Het psychische aspect: je moet innerlijk leeg worden. De automatische tekening, die zijn oorsprong heeft in het onbewuste, heeft het karakter van een geboorte. De eerste grafische structuren die zich op het papier aftekenen, zijn niets anders dan gestolde bewegingen, ritme, bezweringen. Het resultaat is: een vlek. In de tweede fase vraagt het latent aanwezige beeld uit de stof te worden bevrijd. Als het zover is moet je doorgaan, want dit beeld is niets anders dan een spoor, een ding dat op het strand is geworpen. De relatie tussen beide fasen dient gehandhaafd te blijven'. Tenslotte past binnen dit 'kader' de visionaire uitspraak van Paul Klee uit 1924: "De kunst is geen weergave van het zichtbare, zij maakt zichtbaar".
6.
Raoul Van Gool brengt elke dag zijn piano te gehore, maar de klank ervan is momentaan. Een lang 'geluidsleven' is zijn piano niet beschoren. Eén keer echter heeft Raoul 'zijn piano' geschilderd en er daarmee voor altijd een 'stilleven' van gemaakt.
ALEXANDER PORFIRYEVITCH BORODIN: COMPLETE KAMERMUZIEK
ALEXANDER PORFIRYEVITCH BORODIN: COMPLETE KAMERMUZIEK
Natuurlijk kennen we allemaal deze componist van zijn 2de symfonie, zijn 2de strijkkwartet, de opera Prins Igor en van zijn Polovetzer Dansen (voor meer infoormatie, zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Aleksander_Borodin).
Borodin was in de eerste plaats chemicus en wetenschapper en hij publiceerde heel wat wetenschappelijke bijdragen. Muzikaal gesproken zou je hem een autodidact kunnen noemen, al kreeg hij wel compositieles en was hij een voortreffelijk cellist. Hij maakte deel uit van 'Het machtige hoopje': een groep van 5 componisten waaronder ook nog Balakirev, Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov. In tegenstelling tot deze andere componisten schreef hij heel wat kamermuziek.
Deze complete kamermuziek is nu verkrijgbaar op een voortreffelijke 3-cdset van het label Brilliant Classics, ingespeeld door het Moscow String Quartet en het Moscow Trio, opgenomen in 1995 en overgenomen van National Music Company (?). De opnames klinken meer dan voortreffelijk tot zeer goed. Sommigen zullen het vioolspel in de forte-passages misschien iets te ruw of te schril vinden. Anderzijds wordt deze muziek vaak ook te gepolijst gespeeld. Alleen al vanwege het muziekhistorisch belang is dit een (overigens goedkope) aanrader! Maar laat er geen misverstand over bestaan, ook de muziek zelf is voortreffelijk.
De 3 cd 's bevatten: - Strijkkwartetten 1 en 2 - Strijkkwintet (het allereerste in de Russische muziek) - Pianokwintet - Serenade Espagnole - Strijksextet - Een pianotrio en enkele trio 's voor 2 violen en cello, waaronder een kort trio gecomponeerd op een volkslied 'What have I done to hurt' (wat een mooie titel voor een 'klassiek' muziekstuk, het zou de titel van een rock- of popsong kunnen zijn!)
Wie een ander mooi overzicht wil van het werk van Borodin kan zich deze Decca-dubbelcd aanschaffen. Hierop vind je de 3 symfonieën, waaronder de beroemde Martinon-versie van de 2de, de dansen, het 2de strijkkwartet, In de steppen .... etc.
Om mijn moeilijk leven zekerheid te geven zal ik op de Bank der Toekomst heel weinig wissels trekken.
Of ze veel kapitaal bezit betwijfel ik. En ik ben gaan vrezen dat ze bij de allereerste crisis plotseling haar betalingen zal staken.
(januari 1897, bron: Verzamelde gedichten, Konstantinos Petros Kavafis, 1863-1933, Athenaeum-K. P. KAVAFIS: DE BANK DER TOEKOMST, Polak & Van Gennep, Amsterdam 2004, vertaling G. H. Blanken). Kavafis schreef dit in 1897. Blijkbaar is het van alle tijden. Wat een profetie!
Wie mislukt is, wie achteruitgegaan is, hoe moeilijk valt het hem de nieuwe taal van de armoede te leren, en de nieuwe levenswijze.
Hoe zal hij in de miserabele vreemde huizen binnengaan! - In wat voor stemming zal hij wandelen op straat, en wanneer hij voor de deur staat, waar haalt hij de kracht vandaan om de bel aan te raken. En voor de verachtelijke noodzaak van het brood en van onderdak, hoe zal hij daarvoor dank betonen! Hoe zal hij reageren op die koele blikken, die hem laten merken dat hij tot last is! De trotse lippen, hoe zullen die nu beginnen nederig te spreken; en het opgeheven hoofd, hoe zal het zich buigen! Hoe zal hij de zinnen horen, die bij ieder woord zijn gehoor verscheuren - en niettemin moet je doen alsof je het niet opmerkt, alsof je onnozel bent en het niet begrijpt.
Geschreven in juni 1894, uit Verzamelde gedichten van K. P. Kavafis, Athenaeum Amsteram 2004. Bestaat er een actueler gedicht?
Een van de beste boeken van 2008 was het boek 'De Wittgensteins' van Alexander Waugh (kleinzoon van Evelyn Waugh). In 360 bladzijden schetst Waugh de geschiedenis van de familie Wittgenstein, met als ondertitel: Geschiedenis van een excentrieke familie. De Wittgensteins waren in de vorige eeuw één van de rijkste industriële families in Wenen. Componisten als Mahler, Brahms en vele andere waren er kind aan huis en als er al één bindende factor binnen de familie was, dan was het wel de muziek. Naast de nefaste invloed van de zeer gestrenge vader Karl Wittgenstein, leek de familie wel voor het ongeluk geboren. 3 zonen pleegden zelfmoord. De familie onderhield een zeer moeilijke communicatie. De al dan niet Joodse afkomst speelde hen in de oorlog parten wat dan weer met geld in orde zou worden gemaakt: geld dat mede daardoor ook twistappel was binnen de familie. De familie had twee beroemde zonen: de filosoof Ludwig Wittgenstein (1889-1951) en de pianist Paul Wittgenstein (1887-1961). Aangezien de schrijver Alexander Waugh zelf componist is, ligt de nadruk in het boek heel sterk op de muziek. Paul Wittgenstein, reeds een beroemd pianist, verloor in de eerste wereldoorlog zijn rechter arm. Voor hem componeerden Strauss, Prokofiev, Britten en Ravel pianomuziek voor de linkerhand. Het bekendste werk is wellicht 'het pianoconcert voor de linkerhand' van Maurice Ravel.
'De Wittgensteins' is een vernuftig gecomponeerd, boeiend, vlot vertaald en niet te missen boek. Wel is het misschien goed vooraf reeds een zekere voorkennis te hebben. Juist het bij elkaar brengen uit deze periode van historische, maatschappelijke, kunstzinnige, filosofische, etc. gegevens en dit geconcentreerd in de familie Wittgenstein, maakt dit boek tot een rijke leeservaring.
Dit zijn 2 mooie tot zelfs schitterende concerten. Het vioolconcert is Linde's meest gespeelde werk, maar zelf vond hij zijn celloconcert het beste. En al zijn er zeker invloeden van Walton, Hindemith en Shostakovich, het is inderdaad een schrijnend en indrukwekkend stuk muziek, op deze cd meer dan voortreffelijk gespeeld door Maria Kliegel, zeg maar de huiscelliste van het label Naxos. Het beluisteren zeer de moeite waard! CD-opnames laten toe kennis te maken met de meest uiteenlopende en soms nog onbekende muziek, zo ook deze van de Zweedse componist Bo Linde (1933-1970).
Zie ook: Review by Barry Brenesal, Fanfare
It's a cliche, but in this case, also true: the suicide of Bo Linde (1933-1970) at the age of 37 shocked the world of Swedish classical music. He was considered the most promising composer of his generation by many of his compatriots, and the most likely to make a mark on the international front. Linde was a member of a young composer's group frequently referred to as "50-talisterna," or "belonging to the 1950s," whose exemplars were emotionally expressive composers that extended but did not abandon tonality. These included nationalists, such as Larsson (also Linde's teacher), and more prominent figures like Shostakovich and Britten.
The composer was undeniably precocious, submitting his Piano Concerto No. 1 as part of his application for admission to Stockholm's Academy of Music. Musical maturity also arrived early, so that the Violin Concerto of 1957 already displays an easy confidence, emotive power, and consistency of inspiration at a very high level. Linde's musical language is conservative but recognizably of the 20th century. The Violin Concerto recalls Barber and Prokofiev in general style, though Linde was more subtle in his neo-Romanticism than the former and less satirical than the latter. (Shostakovich comes to the fore in the Cello Concerto, though there is no sense in either work of Linde staking out part of the sound world of another composer as his own.) Movements in both concertos break into multiple smaller expressive units, sometimes enclosing entire movements within themselves, and linked through the understated reuse of transformed themes.
Sundkvist leads a rhythmically taut pair of performances whose clarity helps bring out the nuances of Linde's orchestral thought. The relatively small (52 members) Gavle SO delivers both discipline and refinement. Gomyo's reading of the Violin Concerto is more assertive and varied in character than the one I've possessed for years, featuring Karl-Ove Manneberg under Rainer Miedel's direction: a mercurial, well-judged interpretation. Maria Kliegel is expansive and robust in the Cello Concerto, yet misses nothing of the lyrical warmth in the work's final movement.
Sound quality is good, with just enough plush to add bloom to the instruments, and not enough to smear the textures. Good liner notes accompany this release, and I only wish that Naxos had put the remaining time on this CD to use-perhaps with a recording of Linde's Sinfonia. Regardless, this is an excellent album by an unjustly neglected 20th-century master, well worth the purchase.
Review by Robert Layton, International Record Review, May 2006
Bo Linde is little known outside Sweden and discovered there only in the last couple of decades or so, but he was a composer of great talent. He was born in Gävle in 1933, the port north of Uppsala, and his career never took him very far from it. Gävle has an active musical life and can boast a good concert-hall and a decent orchestra. In the Sweden of the 1950s and 1960s, when serial and post-serial music was all the rage, Linde was left out in the cold. I heard him play his Piano Trio in Uppsala in 1953 when he was only 19, a lean young man who looked a bit like Shostakovich at that age. Alas, youth is a harsch judge and I thought it was far too heavily indebted to Shostakovichs Op. 67. I dare say it is much finer than I thought then. He rather disappeared from view until his Violin Concerto was recorded in 1972 by Karl-Ove Mannberg and the Gävle Orchestra under Rainer Miedel (HMV E 055 34649). There was also a subsequent recording in 1993 from Ulf Wallin and the Norrköping orchestra under Junichi Hirokami (BIS CD621)
Make no mistake; the Violin concerto, first performed in 1958, is a work of quite striking beauty, and full of a gentle melancholy that strikes one as more Mediterranean than thoroughly assure, the invention warm and lyrical, and the writing for the orchestra wonderfully imaginative and luminous. Its touching coda is quite magical. The young Tokyo-born Canadian violinist Karen Gomyo is the elegant and expressive soloist and the orchestral playing is first-class.
The somewhat later Cello Concerto was written for Guido Vecchi, a wonderful player and first cello for the Gothenburg Orchestra, who premiered it in 1965. It is a somewhat darker but no less intense piece, with a powerful Lento finale. True, there is a hint of Shostakovich in the middle movement, but Linde is very much his own man. This music has real nobility and a natural eloquence, and it inspires a totally committed performance from Maria Kliegel and the orchestra, from Petter Sundkvist draws an excellent response. Like the Violin concerto it is beautifully laid out for the orchestra. I must say that encountering the Cello Concerto was a joy- and I envy those coming to the Violin Concerto for the first time.
The recording is of demonstration standard, lifelike and with a truthful perspective between soloists and orchestra. This music deserves the widest dissemination and this disc the strongest recommendation.
Enige tijd geleden hoorde ik op de radio een langzame beweging uit een mij bekend strijkkwartet dat ik toch niet onmiddellijk thuis kon brengen en waarvan ik zeker wist dat ik het op cd had staan.
Onmiddellijk liet ik alles voor wat het was en bleef ik gefascineerd luisteren naar dit stuk schitterende muziek. Ook de opname was heel mooi. Na enig zoekwerk bleek het om een nieuwe opname te gaan van het Nederlandse Ruysdael Kwartet van het tweede strijkkwartet van Sergei Prokofiev (1941).
Zoekend in mijn zeer geordende chaos van cd 's, vond ik mijn cd terug met de twee strijkkwartetten van Prokofiev en alhoewel ik deze cd al meermaals had beluisterd, was mij nooit zo bewust opgevallen hoe mooi deze muziek wel was.
Het tweede strijkkwartet schreef Prokofiev in 1941, toen hij samen met bevriende artiesten door de overheid naar Nalchik werd overgebracht ter bescherming bij de inval van de Nazi 's. Nalchik is gelegen in het Noorden van de Kaukasus en is de hoofdstad van een streek die KABARDIN wordt genoemd. Prokofiev verwerkte thema 's en liederen uit de volksmuziek van die streek met zijn eigen compositiestijl en bootste in sommige aspecten van de speelstijl ook een plaatselijk strijkinstrument na. Het geheel laat een bijzondere luisterervaring na: levendig, ritmisch, origineel, lyrisch, volks en melancholisch en ik ga geheel akkoord met een uitspraak over deze muziek, afkomstig van de recensent van het tijdschrift Fanfare, Colin Fleming:
One is left in something of a tizzy, energized and breathless, as in what to do now? Step lively, with music clearly driven by elements of modern dance, and linger in those private moments when one thinks, Aha, I should like to make another discovery such as this again someday.
Ook de componist en vriend van Prokofiev Nikolai Myaskovsky, schreef 2 werken op basis van deze Kabardinische volksmuziek, nl. zijn 23ste symfonie en zijn 7de strijkkwartet.
Karel Ancerl was een Tsjechische dirigent die leefde van 1908 tot 1973. Hij was een buitengewoon mens en dirigent, groot voorvechter voor de toenmalige hedendaagse muziek van grote componisten (Stravinsky, Bartok, Martinu, Prokofiev, Shostakovich), maar ook van de toenmalig hedendaagse Tsjechische muziek.
Daar leidde hij het 'kamporkest' in diverse concerten. Hij kwam ook voor in de door de nazis in scène gezette 'propagandafilm', Der Führer gibt die Juden eine Stadt. Ancerl verloor er zijn hele familie en met hen vele Tsjechische musici en kunstenaars. Zelf overleefde hij deze hel, maar hield er een zwakke gezondheid aan over.
In 1968 ontvluchtte hij zijn land bij de inval van het communistisch regime in Praag en trok naar Toronto in Canada.
Ancerl with the Toronto Symphony
Ancerl was naast Talich, Kubelik, Neumann, de grote dirigent van het Tsjechisch Philharmonisch Orkest dat hij tot een toporkest smeedde en waarmee hij de hele wereld rondtrok en talloze schitterende opnames maakte voor het label Supraphon. Jammer genoeg werd de westerse markt overheerst door het 'merk' Herbert von Karajan en door het label DG, waartegen de wat sjofel uitziende Supraphon lp's niet konden optornen.
Pas na de opkomst van de cd, werden alle opnames opnieuw uitgebracht, een deel eerst op Supraphon Crystal Collection,
later opnieuw op een 'nieuwe reeks' cd's met op de cover een soort postzegel,
de laatste jaren nog eens op 42 cd's in de serie Ancerl Golden Series.
Recentelijk werd als afsluiter van deze serie, omdat Ancerl 100 jaar geleden geboren werd, editie 43 uitgebracht met, behalve een stuk van B. Britten, uitsluitend Tsjechische muziek, maar van vooral onbekende componisten uit die tijd (Borkovec, Kalabis, Vycpalek).
Karel Ancerl is een van mijn favoriete dirigenten en de meeste van zijn opnames zijn bij deze heruitgaves en remasterings door de internationale muziekpers dan ook met veel lof overladen. Dat komt door dat Ancerl een zeer eerlijke, partituurgetrouwe dirigent was, omdat hij dirigeerde met een geweldige innerlijke kracht en ritmische precisie, omdat hij zeer menselijk met alle medemusici omging en nog zoveel meer.
Iemand draait me op mijn rug, maar het is niet de persoon die ik verwacht.
Vier uur.
Iemand draait me op mijn zij, maar de handen die het doen ken ik niet.
Het is niet de vriendelijke stem.
Zes uur.
Iemand draait me op mijn buik, maar ook deze handen ken ik niet.
Het is niet de vriendelijke stem, geen klopje op de wang.
Ik wil iets vragen.
Ik knipper met mijn ogen.
Ik sla de bedspijlen.
Ik slik geen eten van die boze hand.
Lust het niet.
Wil roepen!
Waar is ze?
Schud het bed heen en weer.
De boze hand draait me om vier uur.
Bekende hand, lieve stem, klopje op mijn wang, kom.
Sla mijn hoofd tegen het bed ... kom.
Sla mijn hoofd tegen het bed ... kom.
Boze stem: hou op!
Hap naar lucht, lucht helpt me roepen de grote schreeuw.
Kom bekende hand.
Boze stem: Hou je rustig, wees geen lastpost, rustig.
Niet de bekende hand.
Alleen de boze stem, wil ze niet!
De bekende hand is weg.
Om acht uur komt de boze hand en draait me op mijn zij.
Lucht helpt me roepen.
Bekende hand ... koooom ....
Lange tijd.
Bekende hand, kom!
Wil zeggen dat ik van je hou.
Wil alles vertellen aan de bekende hand.
Jij antwoordde met een klopje op mijn wang.
Ik lachte, jij streelde me.
Ik lachte, jij draaide me.
Jij wist dat ik om twaalf uur zo graag op mijn rechter zij wil,
omdat dan de zon danst in de grote boom.
Jij weet het!
Wat ik wil.
Boze hand is weg.
Nu danst de zon
Jij weet op welke zij ik wil liggen om twaalf uur.
Oorspronkelijke titel: The hand I know.
Auteur: Ulla Tideström.
Vertaling J. KiNDT
Oorspronkelijk verschenen in My body, my Words : Communication for the mentally handicapped., Gerd Andèn and Jane Brodin, Handikappinstitutet, Riksförbundet FUB, Stockholm, 1984, p. 56-57.
De vorige dagen zat deze cd in de cd-speler. Het is een cd met muziek van een alweer minder bekende componist. Zijn muziek is er echter niet minder om, straffer nog, de 4de symfonie van Franz Schmidt is een van de grote werken van de 20ste eeuw, en - alhoewel ik veel naar concerten ga - nauwelijks uitgevoerd, zeker niet in onze contreien. Om kort te zijn, deze symfonie verdient heel wat beter. Waarop wachten onze orkesten? Wat er ook van zij, op deze cd is de muziek schitterend gespeeld en opgenomen en aan deze prijs het muzikaal avontuur meer dan waard! De Penguin Guide to recorded classical music 2008 haalt deze opname aan als één van de beste!
Hij werd gekozen uit veertien sollicitanten voor de vacante positie van cellist bij de Weense staatsopera, waar hij tot 1914 speelde onder Mahler. Hoewel Friedrich Buxbaum de eerste cellist was, liet Mahler de cellosoli meestal spelen door Schmidt. Schmidt was ook een veelgevraagd kamermusicus en speelde in het door Arnold Schönbergs goede vriend Oskar Adler opgerichte strijkkwartet. In 1914 werd hij professor aan de Wiener Musikakademie (tegenwoordig: Universität für Musik und darstellende Kunst). In 1925 werd hij directeur van deze academie, en van 1927 tot 1931 was hij tevens de rector. Als leraar voor piano, cello, contrapunt en compositie leidde hij talrijke musici, dirigenten en componisten op die later beroemd werden.
Het privéleven van Schmidt verliep minder positief. Zijn eerste echtgenote bracht vanaf 1919 haar leven door in een ziekenhuis voor geesteszieken. Zijjn dochter Emma stierf onverwacht na de geboorte van haar enige kind. Schmidt verwerkte dit met het schrijven van zijn vierde symfonie in 1933 (die hij de opdracht Requiem voor mijn dochter meegaf). Schmidt's verslechterende gezondheidstoestand leidde er toe dat hij zich in 1937 moest terugtrekken uit de academie. In zijn laatste levensjaar werd Schmidt gevierd als grote levende componist. Hij kreeg de opdracht een cantate te schrijven met de titel 'Deutsche Auferstehung' die er voor zorgde dat hij na 1945 door velen als Nazisympatisant gezien werd. Schmidt voltooide de compositie niet en en wijdde zich twee maanden voor zijn dood in 1939 aan de opdrachten voor de eenarmige pianist Paul Wittgenstein (broer van de filosoof Ludwig), voor wie hij al eerder composities had geschreven: het klarinetkwintet in A majeur en de Toccata in d mineur (Bron Wikipedia).
In 1997 verscheen van de neuropsychiater Karel Ringoet het boek In de buik van het onbewuste (Stichting Mens en Cultuur, Gent). Omdat zijn opvattingen te veel gebaseerd zijn op het emotionele, het intuïtieve, het onbewuste, wordt Ringoet in wetenschappelijke kringen niet ernstig genomen. Ringoet: Het probleem van de mens ligt in het conflict tussen ratio en emotie. Wie de ratio wil propageren, moet de emotie verbannen naar het kamp van de verliezer om strategisch als overwinnaar uit de strijd te komen. Rationalisten van nu zijn dan ook strategen van de macht. Ze hebben de emotionaliteit ondergeschikt gemaakt aan het denken, haar bestempeld als een overblijfsel uit een wild en primitief verleden om hun politieke en economische belangen veilig te stellen. Waarachtige emotionaliteit vind je nog bij de eenvoudige mens en bij enkele uitzonderlijke denkers. Zodra je terechtkomt in de machtbastions, zie je de vervalste emotie... (Zwemmen in het psychisch reservoir, Karel Ringoet in de buik van het onbewuste, Jan de Zutter, De Morgen, 25 juli 1997).
2.
Nadenkend bij deze opvattingen, zie ik, in de omgang met ernstig verstandelijke beperkingen, twee groepen opvoeders en begeleiders, al ben ik mij ervan bewust dat het onderscheid tussen deze twee groepen niet gemakkelijk te maken valt.
Opvoeders/begeleiders, die eerder tot de eerste groep behoren, hebben een meer zakelijke omgangsvorm, die verder afstaat van hun gevoel. Eerder dan aandachtig naar de bewoners te kijken en te luisteren, handelen ze vanuit een vooropgezette werkwijze. Ze staan te weinig stil bij de mogelijkheden en beperkingen van de bewoners. Ze beseffen onvoldoende wat de gevolgen van een handicap zijn voor de dagelijkse omgang. In feite draaien ze, zonder er al te veel bij na te denken, mee in het raderwerk van een systeem, dat op zichzelf zeker niet verkeerd is. Vaak zijn deze opvoeders stressbestendig. Er is nauwelijks plaats voor twijfel. Soms streven ze hogere functies na en bereiken die dikwijls.
Opvoeders/begeleiders, die eerder bij de tweede groep horen, werken meer op intuïtie en fingerspitzengefühl. Ze proberen uit te zoeken wat een persoon met een handicap nodig heeft, ook als deze het zelf niet kan zeggen en ze zijn er de plaatsvervangende uitvoerder van wanneer deze het zelf niet kan realiseren. In die zin is er veel minder sprake van een hiërarchische verhouding tussen hen en de bewoners. Ze zijn meer elkaars verlengde. Ze hebben het moeilijk als ze de zorg moeten overlaten aan anderen, die het op hun manier doen. Ze kunnen diep in de put zitten als het met een bewoner of een collega niet goed gaat. Deze opvoeders zijn goede waarnemers, maar soms kan de sterke emotionele betrokkenheid de interpretatie van het waargenomene moeilijker maken. Toch zijn ze zich ervan bewust dat ze zich niet alleen op hun gevoelens mogen laten meedrijven.
3.
Waarom krijgen opvoeders uit de tweede groep zo weinig aandacht. Waarom kunnen ze met hun meer gevoelsmatige visie nergens terecht? Waarom krijgen ze bij de hiërarchie zo weinig gehoor als ze, omwille van hun opvattingen, in botsing komen met hun collegas? Waarom moet het zover komen dat deze mensen ernstig aan zichzelf beginnen te twijfelen, het geloof in zichzelf verliezen, tenslotte teleurgesteld de handdoek in de ring gooien, soms zelfs ontslag nemen?
Zelf kon ik toen alleen maar luisteren naar de verhalen van opvoeders en andere begeleiders. Ik herkendeme erin. Soms vraag ik me af of ze het over mij hebben.
4.
Daarom, als magere troost, voor allen die zich in het geval voelen, het gedicht Over het lijden, van de Poolse dichter Zbigniew Herbert (Machine van woorden, Poetry International Serie, Amsterdam 1975).
Dit boek met een bijna mythisch verhaal is geschreven door de in Martinique (1953) geboren Franse schrijver Patrick Chamoiseau die in 1992 voor zijn roman 'Texaco' de Prix Goncourt kreeg.
Een oude slaaf die, ondanks uitgeperst worden, een vrijwel anoniem bestaan leidt op een suikerplantage, besluit toch op de vlucht te slaan. De wrede opzichter stuurt zijn verschrikkelijke bloedhond er achteraan, maar tijdens de vlucht en de achtervolging voltrekt er zich in elk van de 'personages', de slaaf, de hond en de opzichter een complete verandering, wat tot een geheel onverwacht einde leidt.
Patrick Chamoiseau gebruikt voor dit verhaal een heel aparte, soms zelfgecreëerde, taal, die zich niet zo gemakkelijk laat lezen, maar hierdoor aan het verhaal het karakter meegeeft van een oerverhaal. In een recent interview gaf de NOS-journaal nieuwslezeres Noraly Beyer dit boek aan als één van haar favorieten. Ik kan dit alleen maar beamen, maar tegelijkertijd denk ik dat vanwege het bijzondere taalgebruik, dat zich maar traag laat lezen, de leesdrempel vrij hoog ligt. Toch een aanrader!