Ik ben Johan Kindt
Ik ben een man en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is logopedist, maar ben nu gepensioneerd..
Ik ben geboren op 10/10/1945 en ben nu dus 79 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Wandelen, koken, muziek beluisteren, lezen, fietsen en naar mensen kijken, ook in de spiegel.
Langs deze weg bied ik de familie en de vrienden en kameraden van Ludo Martens mijn deelneming aan.
Ludo was een dorpsgenoot (Wingene) en op het einde van de humaniora ook een klasgenoot in het toenmalige St. Jozefscollegete Tielt. Zijn vader was meubelmaker en had een meubelzaak, zijn moeder een moederzorgwinkel. Die laatste jaren van de humaniora fietsten wij elke dag samen van Wingene naar Tielt, naar het college en weer terug. Ik weet niet meer of hij echt sportief was, maar hij kon toch verdomd hard fietsen. Op dat moment was hij al zeer actief in ABN-kernen en hij probeerde ons (iedereen sprak toen dialect) ervan te overtuigen mooi Nederlands te praten en ik herinner me nog de ongemakkelijkheid en schaamte bij het ABN-praten op bijzondere ABN-dagen (ja, die bestonden toen) en bij het later telkens weer overschakelen.
In ons jaar zaten wel meer bollebozen en actieve denkers zoals Norman Verhelst en de latere kompaan van Ludo, Hubert Hedebouw. Ook toen al was Ludo één van de slimste van de klas. Al is het geheugen niet altijd even betrouwbaar, als ik me niet vergis hield hij toen reeds een spreekbeurt in het Frans over de Franse filosoof Gabriel Marcel en over het Existentialisme. Zelf stond ik nog lang niet zo ver en begreep er eigenlijk niets van. Ik was in die tijd nog meer een voetballer. Af en toe kwam ik bij hem thuis waar hij toen al veel luisterde naar platen van het Modern Jazz Quartet met vibrafonist Milt Jackson. Muziek, literatuur en filosofie in hun breedste verschijningsvormen zouden later in mijn leven opduiken. Voor mij begon het vanaf dan met koorzingen (wat overigens mijn verdere leven serieus heeft beïnvloed).
Tegen het eind van de humaniora was het de gewoonte dat er een krantje werd gemaakt waarin de studenten aangaven wat ze later zouden gaan studeren. In het tot stand komen van een dergelijk krantje speelde Ludo natuurlijk een belangrijke rol. Ondermeer schreef hij over medestudenten ook een cabaretesk zinnetje waarmee hij je persoonlijkheid probeerde samen te vatten. Voor mij was dit niet zo positief omdat hij mij een soort toekomstgerichte onbestemdheid en gebrek aan psychologische sterkte toeschreef (althans iets dergelijks meen ik me te herinneren).
In Wingene zelf ontstond er een fikse rel toen Ludo vanuit de KSA (waar ik ook bijhoorde) een filmforum organiseerde in de plaatselijke cinema. Hij wou er, met inleiding, L avventura, La notte en Léclisse (1960-1962) van Michelangelo Antonioni vertonen. Ik meen me te herinneren dat we La notte te zien hebben gekregen, maar daarna staken, in het geniep, de plaatselijke geestelijkheid en mogelijk ook andere moraalridders, daar een stokje voor. Ik herinner me dat onder andere mijn vader en een onderpastoor hebben geprobeerd in de zaak te bemiddelen. In het college werden Norman Verhelst en Ludo Martens in de Retorica ex aequo de eerste van de klas.
Vanaf dan heb ik Ludo niet meer teruggezien. Ikzelf informeerde af en toe naar hem. Hij liet niets meer van zich horen, maar ik bleef hem volgen: een adres, Leuven, Gent, Amada, PVDA, Congo/Zaïre, in de media, zijn geschriften en boeken en altijd ontmoette ik hier of daar wel iemand die iets over hem wist te vertellen. Ik moest afhaken telkens wanneer ik hem bezig hoorde in zijn typisch taalgebruik, maar besefte tegelijk dat ik hem nog slechts te weinig kende om er niet vanuit te gaan dat er achter deze façade een veel grotere menselijkheid verscholen zou moeten gaan. Ik heb hem immers als medestudent en vriend in real time gekend en kon me niets anders voorstellen. Ik las zijn boek ABO, een vrouw uit Congo (Epo/De Geus, Berchem/Breda, 1992) en was er, evenals de recensies,zeer enthousiast over. Ik zag ook het toneelstuk (monoloog) dat De Internationale Nieuwe Scène en Hilde Uitterlinden ervan maakten. Na zijn boek over Stalin kon ik hem echter helemaal niet meer volgen, al zou hij nadien veel hebben genuanceerd. Het verlangen hem op te zoeken is altijd gebleven, maar het is er niet meer van gekomen.
Persoonlijk heb ik, als arbeiderszoon (ik heb aan den lijve ondervonden wat dit betekende, en los van partijpolitiek, in mijn beroepsleven geprobeerd het op te nemen voor de zwakkere in onze samenleving (mensen met een ernstige verstandelijke beperking) door hen die het zelf maar moeilijk konden, als logopedist, letterlijk en figuurlijk spreekpodium te bieden en hen hierbij te ondersteunen (Ondersteunde Communicatie en Empowerment).
Wat Ludo betreft, ik heb altijd begrepen dat hij eerlijk en scherpzinnig is gebleven en nooit uit was op geld of glitter. Ook al was de afstand groot (geworden), de herinneringen aan hem en zijn engagement en onze mooie jonge jaren zullen blijven.
J. Kindt
Dorpsgenoot, medestudent humaniora en jeugdvriend.