Ik ben Johan Kindt
Ik ben een man en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is logopedist, maar ben nu gepensioneerd..
Ik ben geboren op 10/10/1945 en ben nu dus 79 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Wandelen, koken, muziek beluisteren, lezen, fietsen en naar mensen kijken, ook in de spiegel.
JAN MICHIELS EN TAE-HYUNG KIM VERVANGEN ELISSO VIRSALADZE (DESINGEL, 31 MEI 2010)
JAN MICHIELS EN TAE-HYUNG KIM VERVANGEN ELISSO VIRSALADZE (DESINGEL, 31 MEI 2010)
Eerst is het natuurlijk ontgoochelend als je hoort dat Mevr. Virsaladze niet kan spelen vanwege plotse ziekte. Het moet voor deSingel een race tegen de tijd zijn geweest om op de letterlijke valreep dan toch Jan Michiels en niemand minder dan Tae-Hyung Kim - m. i. ten onrechte 5de laureaat van de KEW 2010, hij had minstens op 1, 2 of 3 moeten eindigen - te kunnen overtuigen elk een deel van het concert over te nemen.
Ik vermoed dat Jan Michiels recht uit de auto of taxi moet zijn gestapt om op het podium de 3 Intermezzi op. 117 van Brahms te spelen. Toch deed hij dat op een zeldzaam verstilde intimistische wijze. Niets liet vermoeden dat het daarvoor wellicht allemaal heel hectisch en snel had moeten gaan. Daarna speelde hij de sonate nr. 32, op. 111 van van Beethoven: een krachttoer in het bijzonder wat betreft deel 2: het alles overtreffende arietta. Jan Michiels is in de letterlijke zin een groot vertolker. Zonder vertoon speelt hij deze immense sonate, evenwel juist met een des te grotere accuratesse. En het is precies deze accuratesse die Beethoven's verhaal aangrijpend tot bij de luisteraar overbrengt. Terecht grote bijval.
Tae-Hyung Kim - studeerde bij Virsaladze - overrompelde meteen in de zesde sonate van van Beethoven op. 10, 2 om daarna te vervolgen met de Fantasiestücke op. 12 van Robert Schumann. Anders dan Jan Michiels is hij een magiër. Hij bespeelt de piano met grote nederigheid en groot respect voor het instrument, de partituur en vooral de te produceren klank, de muziek staat echt centraal. De grote lijnen stromen in golven uit zijn persoon zonder de kleine noten te vergeten. Als luisteraar word je van begin tot einde meegezogen in zijn bedwelmende klankwereld. En zo werd het - geheel in de afwezige geest van Elisso Virsaladze - toch een uitzonderlijk concert, maar dan zonder de hectiek van een concours. Jammer dat het concert af en toe ontsierd werd door grommende basgeluiden die diep vanuit de buik van deSingel naar boven kwamen. Mag ik zeggen dat dit eigenlijk niet zou mogen gebeuren? Overigens wensen we Elisso Virsaladze veel beterschap.
(gezien door een raam op de tweede verdieping van het pand nummer 11 aan de Wolstraat te Antwerpen)
*
Elke
morgen
rond
half zeven
breng jij,
mijn staande klok,
mijn privé pendule,
mij
uit mijn slaap
weer tot leven.
Vroeger
was je alleen
overdag
te zien.
Kunstlicht
hield ons toen
s nachts
nog niet uit de slaap.
En jij was
lang
nog niet zo ijdel,
zelfs in het donker
te willen opvallen.
Je beperkte je
tot het secuur slaan
van kwartieren,
halve en hele uren.
Maar als een trendy BT (Bekende Toren)
begon je stilaan
jezelf
te verhuren.
Je stond erop
nu ook s nachts
kleur te bekennen.
Eerlijk,
daar moesten we aan wennen.
Belangrijk
was niet meer alleen
het juiste uur.
Ook s nachts
toonde je nu
schaamteloos
je politieke
en religieuze
signatuur
*
Wit bijvoorbeeld belichtten ze je
op de donderdag
voor Pasen
Af en toe,
om Zurenborg en café Den Draak te plezieren,
beschenen ze je
roze
op zaterdag
Om de 4 à 6 jaar
bleef alles
op zondag
donker en zwart.
Soms maakten ze van jou een toneelhuis,
een theater,
een virtuele Blauwe Maandagcompagnie.
Dan speelden DHollander of Haazen
met je klokkenspel
Jammer dat Perceval
geen beiaardier was.
Hij had er nogal mee
gerammeld.
Rood aangelopen
zag ik je nog niet dikwijls.
Dat was voorbehouden voor
Bob Cools
op Het Schoon Verdiep.
*
Voor Antwerpen boekenstad
wou Tom Lanoye je terecht
met gracieuze graffiti omkleden.
Maar zijn stadsgedicht
kwam tegenover je
op je concurrent te hangen,
helaas aan de verkeerde kant
van De Boerentoren
zodat je het aan jou gerichte bericht niet kon zien.
Zoiets contrairs mag je van Lanoye verwachten
Het Andere Boek belichaamt hij in zijn eentje.
Samen met La Esterella maakte hij het daarna weer goed
Al bijna een eeuw zingt ze over de Lievevrouwentoren.
*
Soms vraag ik me af of je nog wel eens
naar beneden,
naar het verleden,
kijkt?
Aan je voeten,
in je schaduw,
in de Blauwmoezelstraat en op de Lijnwaadmarkt liepen,
lopen met tussentijden van minuten, uren, dagen, maanden, jaren en eeuwen
een stoet van bekende en onbekende
mannen en vrouwen.
Voorop
de fantastische fanfare van honger en dorst
het fanfareke van t Blazoen en van de gewone man.
Daarna
Anna Bijns (1493-1575)
bekend van haar Refereinen.
Pieter Paul Rubens (1577-1640)
met op praalwagens ezels
en op die ezels schilderijen
van volmaakte naakten en volumineuze vrouwen.
Vervolgens,
de man die zijn volk leerde lezen,
Hendrik Conscience (1812-1883)
met zijn Leeuw van Vlaenderen.
In de optocht ook
Peter Benoit (1834-1901)
die De Schelde componeert en dirigeert:
onder de soli, het koor en het orkest
Tom Barman en Deus.
Verderop
Willem Elsschot (1882-1960).
Hij probeert De verlossing en Verzen van vroeger
aan de man te brengen.
Nog wat verder
Gerard Walschap(1898-1989)
zij aan zij
met de verpleegster Alice Nahon (1896-1933),
ja, die van
het is goed in t eigen hart te kijken, nog even voor het slapen gaan
en met in de hand zijn boek
De bejegening van Christus
uit 1940.
Daarachter
druk gesticulerend
een op Alice Nahon kritiek spuiende
Paul van Ostaijen (1896-1928),
in het zwart,
met zijn Bezette Stad.
Maurice Gilliams ook (1900-1982),
bekend van onder andere
Winter te Antwerpen en
Elias of het gevecht der nachtegalen.
Dan snel achter elkaar,
Julien Schoenaerts (1925-2006)
orerend uit De Kleine Prins van Antoine de Saint-Exupéry,
Hugo Claus (°1929-2008),
met bundels verzen,
torsend Het Verdriet van België,
Wannes Van de Velde (°1937-2008)
en Dario Fo (°San Giano Italië 1926)
spelen Mistero Buffo.
Vergeet het niet:
ne zanger is ne groep!
Panamarenko (alias Henri Van Herreweghe), de luchtschipper,
geboren en getogen in Antwerpen (°1940),
als kind gefascineerd door de Duitse V1's,
de onbemande vliegtuigjes die in 1944
met hun catastrofale bomlading
over de Scheldestad vlogen.
Met een aanloopje probeert hij op te stijgen met een virtueel vliegtuigje, tevergeefs!
Tot slot,
Jan Decleir (°1946),
acterend in meer dan 80 films,
staat daar te schilderen met Fredje Bervoets (°1942)
en Hugo Claus
in galerij De Zwarte Panter,
bij Adriaan Raemdock,
een horde cameramensen achter hen aan.
*
Vroeger zetten clerici een kruis op je spits.
Je windhaan wees uitsluitend naar Rome.
Maar, je had het niet verwacht,
het misschien te laat zien aankomen.
Velen wilden niet of niet meer naar Rome,
hoe kan het bestaan.
Voor anderen bleken er dan weer meer wegen naar Rome te gaan.
Ineens moest je kerk zijn, synagoge, tempel en moskee.
Met duvel volgelopen toeristen gebruikten je als plee.
Aan jouw voeten kwamen Spanjaarden, Nederlanders, Italianen, Turken, Marokkanen, Russen, Roemenen, Joden en Islamieten wonen. Vlamingen ontliepen je en trokken naar Brasschaat
alwaar hun sterre bleek uitslaat. Een toren van Babelwerd je, kon je het verdragen? Je dacht,
geen nood, ze worden net als ons. Maar helaas, ze bleven zoals ze waren gekomen.
Je vreesde wat je vermoedde, dat we ze nodig hadden, dat ze altijd hier zouden blijven, dat we ze zouden moeten nemen zoals ze waren, dat we met hen zouden moeten leren leven
*
Dat het klimaat veranderd was had je al langer gevoeld en het gat in de ozonlaag kwam er nog bij.
Na decennia van mooie, warme zomers van Antwerpen, is nu plots de winter ingetreden. Velen uit de optocht van eeuwen verdwenen, verdwijnen, ondergronds, sommigen om nooit meer terug te komen.
Anderen gaan op in rook, nog anderen zochten, zoeken het zomerse zuiden,
land van Fraternité et Solidarité.
*
Niet zo lang geleden zag je er grijs uit. Je moest node gewassen, naar de kapper, je jas naar de stomerij,
intussen zijn je transjes weer mooi wit en je krulletjes permanent.
Waar mensen krommer groeien met de tijd, blijf jij, fiere opa, rechtop, al heb je tot steun ijzeren ankers nodig en metalen stangen, niets menselijks is je vreemd. In je tochtige klokkengaten wapperen altijd vlaggen, als eretekens op je revers gespeld.
*
Laatst benam een wolk mij het gezicht. Geheel en al was je met waas omhuld, maar een week later speelde je striptease. Je had - god weet waarom - je bovenlichaam ontbloot, je lagere delen in een boa van mist gewikkeld. Schaam je, toren, het Schipperskwartier en Villa Tinto liggen enkele straten verderop.
Gisteren, bij hondsslecht weer, was je ineens weer verdwenen, misschien voor een borrel in de Kat, de Muze of de Pelikaan. Ik weet het, geen mens die er op let, maar, ze hadden je gewoon eventjes binnen gezet.
DE STRIJKKWARTETTEN VAN FELIX MENDELSSOHN-BARTOLDY
DE STRIJKKWARTETTEN VAN FELIX MENDELSSOHN-BARTOLDY (1809-1847)
Mijn luistervoorstel is: de 6 strijkkwartetten van Felix Mendelssohn. Mendelssohn is slechts 38 jaar geworden. Al heel jong (hij was een wonderkind) componeerde hij muziek waardoor deze nogal eens het etiket van jong, gracieus, te mooi, oppervlakkig meekreeg. Maar dat klopt slechts zeer gedeeltelijk. Zijn strijkkwartetten (of hij nu 14 was of 20) refereren naar Beethoven en in enkele gevallen kunnen ze er ook mee wedijveren (op. 80).
Wat er ook van zij, de muziek van Mendelssohn is een balsem voor het oor en spreekt de luisteraar aan op een breed scala van hemelse, melancholische en andere menselijke gevoelens.
Er bestaan heel wat integrale opnames van de 6 strijkwartetten. Vanwege de lage prijs, het schitterend authentieke spel en de mooi opname, kies (koos) ik voor het Aurora String Quartet op Naxos (3 losse cd's)
Deze opnames krijgen in de recente Penguin Guide 4 ****! Zeer aanbevolen!
Onlangs vond ik in een 2dehandszaak in Gent de integrale van deze strijkkwartetten gespeeld door het Coull Quartet op Hyperion (misschien nog beter).
En nog iets later kocht ik voor een prikje deze opnames met het Weense Artis Quartet op het label Accord:
David Vogel (1891-1944), tijdgenoot van Kafka is herontdekt. Deze Russisch-joodse intellectueel vestigde zich in 1912 in Wenen, werd er beide oorlogen gevangen genomen en in '44 door de Duitsers omgebracht. Hij schreef in het Hebreeuws waardoor zijn werk niet in brede kring bekend werd. Na de oorlog opgegraven manuscripten zorgden voor een (her-)ontdekking en reconstructie van leven en werk van deze interessante schrijver. 'Huwelijksleven' geeft uitvoerige beschouwingen over het decadente Wenen tussen de beide oorlogen, dat nauwelijks leefruimte biedt aan de armoelijdende kring joodse intellectuelen waarin de hoofdpersoon zich beweegt. Deze nerveuze, gevoelige Gurdweill trouwt onverwacht met een hooghartige, sadistische barones, die hem moedwillig en geraffineerd te gronde richt, fysiek en psychisch. Geen politieke beschrijving - toch is de naderende dreiging voelbaar. Het slopende aftakelingsproces wordt benauwend goed en onontkoombaar beschreven.
Dit is één van de schrijvers en één van de boeken die je bij toeval of pas later ontdekt (bv. door het vinden van het boek op een rommelmarkt) en waarbij je na het onthutste lezen ervan via internet ontdekt dat schrijver en boek weer erg in de belangstelling staan.
Dit is een geweldige roman die je lezend verslindt maar waardoor je ook zelf verslonden wordt. Een geweldig boek en een absolute aanrader.
Regelmatig speuren naar reeds gebruikte voorwerpen op de rommelmarkt of in tweedehands winkels levert altijd wel iets interessants op, want... veel ligt te wachten op het heropgevist worden. Deze week maak ik me sterk dit boekje aan de vergetelheid te hebben 'ontrukt':
In dit mooi uitgegeven boekje schetst de auteur het leven en werk van de componist Antonin Dvorak tegen de achtergrond van de politieke en sociale spanningen ten tijde van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk.
Het eerste hoofdstuk beschrijft de bronnen van de Tsjechische nationale (volks-) muziek. Daarna volgen in 8 hoofdstukken een beschrijving van het leven en het werk van Antonin Dvorak. Het laatste hoofdstuk gaat in op de vraag welk werk van hem als belangrijk en kwalitatief hoogstaand mag worden gerekend.
Dit is zo 'n boekje dat je niet van A tot Z hoeft te lezen, maar waarin je je kan verdiepen in allerlei interessante aspecten van het leven van deze componist inclusief een aantal illustraties, foto 's en afbeeldingen van kunstenaars uit die tijd, alsook de volledige lijst van zijn werk, zodat je niet altijd naar de 'Nieuwe Wereld Symfonie' hoeft te grijpen.
Gegevens:
Dvorak; Kurt Honolka; Haus Publishing; London; 1974/2000/2004; 165 pagina 's.
Schrikt van de massa alsof hij geen mens had verwacht.
Wendt zich,
Zonnebril altijd op,
Af van het flitsende licht.
Vermijdt de pers.
Waarom?
Omdat enkel de muziek spreekt?
Van Morrison boeit het publiek
Door zijn persoonlijkheid en door de muziek
Die ergens uit voortkomt
Alsof het iets is dat buiten hem om gebeurt.
Met Greil Marcus in zijn boek STRANDED (1979) ben ik het eens.
Van Morrison heeft met zijn songs een privé-relatie.
Daar komt niemand tussen.
Hij verstopt zich in de schaduwen van de spots.
Zendt golven van wantrouwen,
Zelfs vijandschap de zaal in,
Loopt midden in de set het podium af.
Hoewel hij de luisteraars diep wil raken,
Voelt hij zich tegelijk door zijn publiek
Beloerd,
Bekeken,
Betrapt.
Daarom neemt hij afstand om dichterbij te kunnen komen.
Enkel en alleen met zijn muziek lost hij deze paradox op.
Voor hem,
Geen laserlicht
Geen rookmachine
Om te verhullen wat hij niet kan.
Van Morrison verstopt zich
Om door zijn muziek des te meer te tonen wie hij is'.
Dit jaar in augustus wordt Van Morrison (net als ondergetekende) 65. Als oude knorpot kan hij nu definitief gerekend worden tot de gilde van de bromberen, maar zijn muziek is springlevend. Van dezelfde Greil Marcus verscheen zo pas een nieuw boek dat stilstaat bij de grote muzikale mijlpalen in het werk van Van The Man: When that rough god goes riding, listening to Van Morrison (Public Affairs, 2010).
Van Morrison, says Greil Marcus, remains a singer who can be compared to no other in the history of modern popular music. When Astral Weeks was released in 1968, it was largely ignored. When it was rereleased as a live album in 2009 it reached the top of the Billboard charts, a first for any Van Morrison recording. The wild swings in the music, mirroring the swings in Morrisons success and in peoples appreciation (or lack of it) of his music, make Van Morrison one of the most perplexing and mysterious figures in popular modern music, and a perfect subject for the wise and insightful scrutiny of Greil Marcus, one of Americas most dedicated cultural critics. This book is Marcuss quest to understand Van Morrisons particular genius through the extraordinary and unclassifiable moments in his long career, beginning in 1965 and continuing in full force to this day. In these dislocations Marcus finds the singer on his own artistic quest precisely to reach some extreme musical threshold, the moments that are not enclosed by the will or the intention of the performer but which somehow emerge at the limits of the musician and his song (From the Editor).
Mijn favoriete plaat voor nu: No guru, no method, no teacher (1986)
Voor veel muziekliefhebbers hebben Glenn Gould's opnames van de Goldbergvariaties van Bach uit 1955 en 1981 'cultstatus'.
Maar bij het nieuwe nummer van het tijdschrift Diapason zit een cd met de liveversie van de Goldbergvariaties van Bach opgenomen in Salzburg in augustus 1959 (mono). Deze opname is mijns inziens verreweg zijn beste. Het klinkt als een lange improvisatie, in betere tempi, parelend, speels, licht, mooie mono-sound. Wat mij betreft: ik kies voor deze:
Als ik me niet vergis, zou dit het laatste optreden van Glenn Gould in Europa geweest zijn.
Bij de slotfuga à 3 soggetti unvolständig van Die Kunst der Fuge BWV 1080 van J. S. Bach. Een fuga is een meerstemmig muziekstuk waarin het hoofdthema, door één van de partijen ingezet, achtereenvolgens door andere stemmen wordt overgenomen, waarbij de voorgaande stem zoveel mogelijk stipt gevolgd wordt; een muzikale beweging.
Vrees niet: ik maak nog regelmatig grapjes, ik sta nog steeds bekend als humorist. En niet ten onrechte: ik laat ze ook lachen, familie, vrienden, auditoriums.
Gaat het u slecht? Ik troost u met een kwinkslag. Bent u bedroefd? 'k Vermaak u met een Witz. Zoals mijn moeder het zo mooi kon zeggen: 'Ik haal het allemaal uit mijn holle kies.'
Ik blijf de jongen van de brede grijns, de schalkse knipoog, 't gniffelend binnenpretje. Het kan nog steeds. 'k Ben nog niet te oud.
En mocht u menen dat 'k te ernstig word, te somber, te weemoedig, te zwaarwichtig? Heus, wees gerust: ik lach me nog eens dood.
(Uit: De eerste zestig, De Bezige Bij, Amsterdam, 1978)
Natuurlijk staat de Matthäuspassie van Bach (1685-1750) op eenzame hoogte, maar om zo 'n werk tot stand te brengen zijn er andere muzikale wegbereiders nodig geweest. Zo 'n wegbereider was bijvoorbeeld Heinrich Schütz (1585-1672), waarbij het woord 'wegbereider' eigenlijk niet het juiste woord is. Hij was als een voorloper een heel groot en cruciaal componist. Ook hij schreef, naast al zijn andere vokale werken, 3 Passionen en ook nog Die sieben letzte Worte.
Maar Schütz had ook een leerling, Johann Theile (1646-1724) en deze componeerde in 1673 een Matthäuspassie (10 jaar na de Mattäuspassion van Schutz zelf) die meer nog dan deze van Schütz een voorbereiding leek te gaan worden op deze van Bach (http://en.wikipedia.org/wiki/Johann_Theile).
De Matthäuspassie van Theile bestaat uit twee delen van ongeveer een half uur. Hij gebruikt hierbij reeds modernere middelen dan Schütz. Daar waar bij Schütz bijvoorbeeld de evangelist (tenor) nog meer reciteert, krijgen we bij Theile een vrijere evangelistenpartij onderlijnd door 2 viola da gamba 's. Ook schakelt hij een viertal aria's in en korte eenvoudige 5-stemmige koralen.
Zo 'n werk als achtergrondmuziek beluisteren doe je eigenlijk niet. Je moet er echt een uurtje voor gaan zitten (bij voorkeur in deze tijd van het jaar) en bij herhaald beluisteren, wat ik ondertussen deed, openbaart zich een heel mooi en emotioneel werk. De hiervoorliggende opname is zowel kunstzinnig als opnametechnisch van grote klasse. Een aanrader!
Commentaar bij deze opname: 'Period instruments and style are used with great taste and pungency, while the vocalists are highly accomplished solo and ensemble contributors.' (American Record Guide) The Evangelist is a tenor, Christ is a bass. The words of Christ are accompanied by two violins, while Christ sings with two viole da gamba. The other characters are accompanied by continuo only, and all the instruments join with the chorus. Theile's Passion is important as an early example of the introduction of systematic accompaniment for the soloists and for the incorporation of free lyrical elements. Theile's Passion can certainly be enjoyed purely as music, but it can only make its full impact when heard, at least in the imagination, as part of the memorial of Christ's Passion (Bron Arkivmusic).
De vrije meningsuiting (een groot goed, doch niet absoluut) komt vrijwel altijd tot ons via de taal. Het is niet omdat bijna alles gezegd moet kunnen worden dat daarmee de kous af is. Naast de soms heel verregaande boodschap is er nog de manier waarop iets wordt gezegd. Deze zogenaamd metacommunicatieve aspecten van de boodschap kunnen destructiever werken dan we denken en de ander daarbij ernstige schade toebrengen. Over het effect van woorden gaan de volgende teksten.
MENSEN DIE NADENKEN OVER DE WOORDEN
Mensen die nadenken over de woorden, de taal die ze gebruiken, lopen minder kans fanatici te worden.
De sloganschreeuwers in deze wereld, of het nu openlijke reclame is of iets anders, de mensen die slogans schreeuwen tot ze er rood van zien, denken niet na over de woorden die ze gebruiken.
Een taal spreken in in feite barrevoets lopen op zeer onvoorspelbaar terrein. Er kunnen gloeiende kolen, doornen of glasscherven op de weg liggen.
Als je tegen een ander spreekt, een ouder, een vriendin, een geliefde, kan juist door het automatische gebruik van woorden, ieder woord een vreselijke wond toebrengen, een onverwachte hoop oproepen, een belediging zijn, zonder dat je weet wat je aan het doen bent.
(Uit een interview van Amoz Oz, Israëlisch schrijver, in Vrij Nederland, datum onbekend)
IK BEN ZO BANG VOOR HET WOORD VAN DE MENSEN
In ben zo bang voor het woord van de mensen Zij spreken alles zo duidelijk uit: En dit heet hond en dat heet huis, En hier is begin en het einde is daar.
Mij beangstigt ook hun denken, hun spel met de spot, Zij weten alles, wat wordt en was; Geen berg is nog een wonder voor hen; Hun tuin en goed grenst direct aan God.
Ik wil blijven vermanen en weerstand geven: Blijf ver. De dingen zingen hoor ik zo graag. Gij raakt hen aan: zij zijn star en stom. Gij maakt mij alle dingen kapot.
(Rainer Maria Rilke, 1898, vertaling Theo de Boer)
HET WOORD
Ik wil geen woordenboeken meer, vergeefs geraadpleegd. Ik wil alleen het woord dat daarin nooit zal staan en niemand kan bedenken. Dat de wereld samenvatten en vervangen zou. Het woord, meer zon dan de zon, waarin wij allen in gemeenschap zouden leven, zwijgend en het proevend.
Drie interessante cd 's met vooral een heel mooi Concerto da camera, werk dat men meer zou moeten spelen en juist heel goed in te passen valt in bijna om het even welk concertprogramma. Niet te missen!
Iemand vraagt mij naar mijn eerste herinneringen. Ik kan er niet meteen op antwoorden, maar nu ik erover nadenk, komen drie beelden steeds weer terug. Het zijn beelden van toen ik drie, vier, vijf jaar oud moet zijn geweest. Ik bevind me op de kleuterschool.
Het eerste beeld is dat van drie donkere gangen.
De korte donkere gang, recht voor mij, leidt naar de koer (ook de kinder-weeceetjes), de speelplaats. Die plaats is niet ver. Die ligt in het bereik. Daarlangs kan ik naar buiten. Daar moet ik niet stilzitten. Daar kan ik spelen.
De lange duistere gang naar links eindigt bij een deur die toegang verschaft tot de Sint Annakapel, een plaats van gezang en wierook en, als die deur opengaat, vooral veel licht. Daar lijkt het altijd Pasen, maar, ondanks de wierook, is de geur van moeders koekenbrood nog altijd sterker.
De schijnbaar eindeloos lange pikdonkere gang naar rechts eindigt in volslagen duister. Voor mij is dit het einde, het ontoegankelijke, wat je niet kan of mag weten, het onoplosbare. De zusters doemen er uit het niets op of verdwijnen plots, in zwarte rook opgegaan. Dat geeft aan de drie zusters, die het schooltje beheren: zuster Fina, zuster Renata en zuster Paula, een nog groter aureool van mysterie. Later, toen ik kon lezen, bleek er op de deur slot te staan.
Deze drie zusters vormen de centrale figuren in het tweede beeld.
Van kop tot teen zijn ze in lange zwart-witte gewaden gehuld. Het lijkt erop alsof ze zelfs geen voeten hebben. Ook handen kan ik me niet herinneren. Nooit heb ik kunnen vermoeden dat er achter deze gewaden lichamen met biologische activiteit schuil gaan. Er is helemaal geen lichaam. Alleen het gezicht is zichtbaar. De kappen, strak om het hoofd (hadden ze dan geen haar?) en het gezicht gespannen, maken bewegingen van het aangezicht vrijwel onmogelijk. Daarom zien zusters er altijd boos uit. Alleen zuster Renata heeft soms van die vuurrode wangen als een blozende kachel. Ogen dwingen gezag af, neuzen ruiken bliksemsnel wie het in de broek heeft gedaan en monden zijn er voor gebeden en geboden. Ik besluit op zoek te gaan naar lichamen achter die gewaden en heb het gevoel dat dit nu al mijn hele leven zo doorgaat.
Het derde beeld is dat van de speelplaats.
Het lijkt me een reusachtige plaats met duizenden joelende kinderen. Later is het niet meer dan een heel klein koertje met enkele tientallen kinderen. Zelf zie ik me achter een reuze bal aanlopen die qua grootte mijn lichaamslengte ver overstijgt. Dat komt - dat zie ik later pas - doordat ik zo klein ben en ik de bal vanuit een laag standpunt waarneem.
Ook nu heb ik de neiging alles steeds vanuit andere standpunten te willen zien. Elk standpunt geeft immers een andere kijk op de werkelijkheid weer. Bovendien kan ik iemand zien zonder gezien te worden, kan iemand mij zien zonder dat ik die iemand zie en dan is er nog de grote ziener die er niet is en mij toch ziet. Dat laatste zei een van de zusters altijd en van toen af aan heb ik het onbestemde gevoel gehad dat ik altijd zou bekeken worden, in de gaten zou worden gehouden: big brother was watching me.
Drie beelden zijn dit waarvan ik nu besef welke invloed ze op me hadden: de interesse voor de donkere kant van het leven (de gangen); het besef dat een probleem aan de ene kant niet op te lossen valt (slotgang), aan de andere kant tegelijk een oplossing vindt in het licht (kapelgang), maar niet zonder de plaats van het spel (de creativiteit) te zijn doorlopen (speelplaats); het mysterie van vrouwen en de nieuwsgierigheid naar het lichamelijke leven achter de linnen lagen van de omhullende gewaden; alles te willen bekijken vanuit alle mogelijke standpunten, ook als je daarvoor op je hoofd moet gaan staan.
2.
Als ik muzieksessies geef met zeer ernstig verstandelijk gehandicapte mensen, vraag ik me af wat hun herinneringen zijn: dag en nacht helverlichte lokalen?, geuren van ziekenhuizen en ontsmettingsmiddelen?, vaders en moeders met zoete woordjes en aanrakingen als balsems?, eenzaamheid en verveling?, nooit muziek of altijd muziek?, alles zien vanuit ruglig in onderaanzicht?, naakt te kijk liggen?, te warm of te koud?.
Met hen wil ik terug kruipen langs smalle donkere gangen tot in warme holtes waar we samen gemaakt en geboren zouden worden, aangeboord door de gezamenlijke vaders en moeders en alles wat er in die nieuwe wereld te ervaren valt, zodat we samen zouden weten wat wij ons later zouden herinneren: de duisternis, het warme lijf, de muziek en door een verre deur op een kier: het licht.
HERINNERINGEN AAN DE TOEKOMST (2A)
1.
Alweer een hele tijd geleden werd in Brussel speelgoed tentoongesteld dat Afrikaanse kinderen zelf hadden gemaakt. Uit natuurlijke materialen en afval van westerse consumptiemiddelen vervaardigen zij op vindingrijke en kunstzinnige manier speelgoed: met steentjes, stokjes, touwtjes, doosjes, blikjes, kroonkurken, ijzerdraad en met de gekste onderdelen uit alles wat je maar kan bedenken, door de rijke westerling daar achteloos achtergelaten. Uit het boek (African Children. Art of dreams. Franco Merici. Plan International 1992), dat ter gelegenheid van die tentoonstelling werd verspreid, blijkt hoe fier deze kinderen zijn op hun speelgoed.
2.
Maar er is meer. Uit wat ze gemaakt hebben, kan je zien hoezeer ze zich spiegelen aan de Western Dream: autos, fietsen, motorfietsen, vliegtuigen, vrachtwagens, raceautos, tankwagens, Panamarenko-achtige toestellen en apparaten, sieraden en muziekinstrumenten. Overal hebben ze er de felgekleurde authentieke restanten van merkplaatjes van Marlboro, Cola Light, Pioneer, Toyota of Gauloises op aangebracht. Elk voorwerp is met zorg gemaakt en heeft mooie vormen en kleuren. Soms zijn vreemde onderdelen uit vrachtwagenmotoren op zon abstracte manier nagebouwd, dat er een nieuwe sculptuur, een nieuw bezield voorwerp lijkt geboren. Toch spelen de kinderen er ook gewoon in het zand, duiken in het weinige water, hoepelen met oude velgen of autobanden, drinken uit kalebassen of zitten gewoon voor zich uit te kijken. Hoewel leven en speelgoed primitief zijn, lachen bijna alle kinderen. Ze gaan volledig op in hun spel. Ondanks het primitieve karakter ervan zijn de kwaliteit, de bespeelbaarheid van het speelgoed en de vindingrijkheid groot.
Je zou kunnen zeggen dat de plaats waar deze kinderen geboren zijn, samen met afkomst en status, bepalen welk speelgoed ze hebben.
3.
Maar was het in de jaren vijftig bij ons in Vlaanderen zo anders?
Kinderen van gegoede afkomst speelden met echte, uit tin gegoten, bikkels. Andere kinderen bikkelden met steentjes of keitjes.
Kinderen van gegoede afkomst speelden met nieuwe, glanzende knikkers, grote en kleine. Andere kinderen mochten knikkeren met doffe, bekraste knikkers, die soms niet geheel rond meer waren en daardoor uit hun baan gingen.
Kinderen van gegoede afkomst hadden brede, grote houten tollen met een dikke blinkende metalen punt, waar je het vlassen touw makkelijk rond kon winden. Andere kinderen speelden met kleine tollen met smalle, vaak roestige metalen pinnen en gebruikten een gewoon touw dat ze eerst met speeksel nat moesten maken om het rond de tol te kunnen draaien.
Kinderen van gegoede afkomst hadden rolschaatsen en voetbalschoenen, die de andere kinderen, al dan niet tegen één frank, af en toe eens mochten lenen.
Kinderen van gegoede ouders hadden speelgoedhuisjes of kleine tentjes, andere kinderen gingen ondergronds, groeven een put in de tuin en legden er planken van afbraakhout op of gingen bovengronds en bouwden met dat afbraakhout een gammel huis, tot in de bomen toe.
Ook toen bepaalden afkomst en status het speelgoed dat je bezat.
4.
Nu hebben alle kinderen, geld of geen geld (desnoods maar op krediet), hetzelfde, door de reclame geplugde, eenzijdige, Bart Smit- en Blokkerspeelgoed. Er is nog zelden sprake van stijl of kwaliteit. Het ziet er zo dor uit. Het heeft zo weinig ziel. Je raakt er snel op uitgekeken. Het gaat rap stuk.
Nu bepalen commercie, reclame en media welk speelgoed goed voor je is. En wat vandaag goed voor je is, heeft morgen afgedaan.
Dan wordt er alweer iets anders aangeprezen.
HERINNERINGEN AAN DE TOEKOMST (2B)
1.
Opnieuw stonden, rond Sinterklaas, de kranten er vol van: de pop met DownSyndroom.
Uit de USA kwam de DS-pop via Nederland naar hier overwaaien. De DS-pop is een pop met alle uiterlijke kenmerken van een kind met Downsyndroom.
Eerst reageerde de Stichting Down Syndroom Nederland koel. Uit nieuwsgierigheid werden er echter enkele aangeschaft en geleidelijk aan werden de reacties positiever. Deze poppen zouden meehelpen aan de emancipatie en integratie van kinderen met Downsyndroom. Vanuit het geïntegreerd onderwijs zou men met dergelijke pop de gewone kinderen beter kunnen voorbereiden op een kind dat anders is.
De Vlaamse Vereniging voor Hulp aan Verstandelijk Gehandicapten zag de pop met Downsyndroom niet zo zitten. De DS-pop zou te veel de verschillen benadrukken, terwijl, volgens de vereniging, gewone kinderen niet eens zouden zien dat Downsyndroomkinderen anders zijn (De Volkskrant en De Morgen).
2.
Dus zeer binnenkort te verwachten zijn: de Rettsyndroompop met de handjes in de mond, de Choreo-athetotische pop die op batterijen allerlei gekke bewegingen maakt, de pop met het Happy-Puppetsyndroom en eeuwige glimlach op het gelaat, de Softenonpop met stompjes van ledematen, de magerzuchtpop, de obesitaspop, de kale pop, de stotterende pop en tenslotte, want dat is de logische conclusie, de menspop.
3. Conclusie: om alle mensen, de grote, de kleine, de dikke, de dunne, de slimme, de domme, die van hier, die van elders, beter te integreren in onze maatschappij, moet van elke mens een pop worden gemaakt, zodat elke mens er beter op voorbereid zal zijn dat alle andere mensen anders zijn. En zo bepalen vanaf nu, het uitzicht en de verschillen van en tussen mensen, het speelgoed waarmee je speelt.
HERINNERINGEN AAN DE TOEKOMST (3)
1.
Het gebeurde in de derde klas van de lagere school. De onderwijzer was Meester M. Naast de schoolvakken die hij er met grote gedrevenheid in ramde, probeerde hij ons op plastische en aanschouwelijke wijze de beginselen der hygiëne, godsdienst en wellevendheid bij te brengen.
Bij onvoldoende gehoor schuwde hij hierbij lijfelijke straffen niet. Regelmatig kregen ik en andere klasgenootjes dan ook een draai om de oren, want de pedagogische tik was toen nog niet uitgevonden. Een leerling met zwarte randen onder de nagels zette hij voor de hele school te kijk en hij hield donderpreken over de meest afschrikwekkende ziektes die daarvan het gevolg zouden zijn.
Elke ochtend werden steeds dezelfde gebeden - het onzevader, het weesgegroet, de akten van geloof, hoop, liefde en berouw, de werken van barmhartigheid - afgerammeld. Wie niet lang genoeg kon opletten, werd bij hemd en broek gepakt en door het raam gegooid. Gelukkig lag onze klas op het gelijkvloers. Je kon dus niet al te diep vallen. En omdat toen de gemiddelde leerling derde klas lagere school stukken sterker en leniger was dan de getrainde voetballer nu, kon dit niet zoveel kwaad.
Elke morgen haalde de meester, voor de echte lessen begonnen, de aanwezigheidslijst te voorschijn. Wij moesten rechtstaan en, bij het horen van de naam, onze aanwezigheid te kennen geven. Waarom besefte ik toen niet, maar op het afroepen van onze naam mochten we niet antwoorden met: AANWEZIG! Volgens Meester M. was het enige correcte antwoord: TEGENWOORDIG, meester!
Creytens: tegenwoordig meester... Deserrano: tegenwoordig meester... Kindt: tegenwoordig meester... Van Overschelde: tegenwoordig meester... . Het klinkt me nu nog in de oren.
2.
Deze herinneringen schieten mij te binnen bij het lezen van Luisteren naar de ander? Masschelein in W. Hellinckx en B. Maes (1994) Over de zorg voor personen met een mentale handicap. (p. 63-74, Garant Leuven).
Ervaringen leren dat in de omgang en communicatie met zeer ernstig verstandelijk gehandicapten, de bestaande communicatiemodellen niet toereikend zijn. Zelfs bij een uitgangspunt dat alle gedrag communicatie is en er niet niet gecommuniceerd kan worden, lijkt het bekende zender-boodschap-ontvangermodel alleen maar goed voor didactische doeleinden.
In de omgang met zeer ernstig verstandelijk gehandicapten is de zender verstoord, de boodschap ernstig verminkt, de ontvanger let net even niet op en heeft het gedrag en dus de communicatie en dus de persoon niet gezien.
Ook meer persoonsgerichte communicatiemodellen waarbij de nadruk wordt gelegd op alles wat zich tussen mensen afspeelt, het delen van betekenissen, het zich verplaatsen in elkaars standpunt, het innemen van elkaars perspectief, het kunnen ervaren wat de andere ervaart, het zich kunnen voorstellen wat de andere zich voorstelt, lijken niet te voldoen.
Masschelein vraagt zich af of er geen ander model van communicatie te bedenken is waarbij de verstandelijk gehandicapte als persoon, als iemand niet verdwijnt, wanneer ik hem of haar niet kan begrijpen. Masschelein: de filosoof Martin Buber presenteert een ander denken van relatie en communicatie dat minstens de mogelijkheid van een horen van het niet-voorstelbare bij de ander (de niet-talige) laat vermoeden, maar daarmee misschien toch verwijst in de richting van die andere.
Masschelein geeft aan hoe Buber het onderscheid maakt tussen AANWEZIGHEID en TEGENWOORDIGHEID. Buber heeft de wereld van de mens geanalyseerd vanuit twee houdingen, die verbonden zijn met twee grondwoorden die op hun beurt woordparen zijn: Ik-Gij en Ik-Het. Ik-Het verwijst naar de wereld-als-ervaring, Ik-Gij naar de wereld-der-relatie.
De wereld-als-ervaring is de wereld van het iets. Ervaringen hebben altijd op iets betrekking. Het is de wereld van voorwerpen, eigenschappen, hoedanigheden oorzakelijkheden.
De wereld-der-relatie daarentegen heeft betrekking op niets. Men ervaart de mens tot wie men Gij zegt niet. Gij wordt niet gekenmerkt door object-iviteit (het voorwerp-zijn) en dus niet door aanwezigheid, maar door subject-iviteit (het persoon-zijn), dus door tegenwoordigheid.
Volgens Buber is de wereld van het Gij (de wereld-der-relatie) helderder dan de wereld van het Het (de wereld-als-ervaring). Men ziet het Gij niet via een voorstelling (met behulp van taal), maar als het onmiddellijk tegenwoordige. Het Gij is onmiddellijk tegenwoordig omdat hiervoor geen begrip, geen voorstelling of fantasie nodig is. Het op deze manier zien van de persoon, noemt Buber het schouwen van het ganse wezen. Dit schouwen van het Gij, van de andere persoon, kan niet opgevat worden als het vernemen van een inhoud, van iets. Het iets behoort immers tot de wereld-der-ervaring, de wereld der dingen. Het is eerder het ontvangen van een kracht. Die kracht is de kracht van de interpellatie, de vanzelfsprekende bevraging van mezelf door die andere persoon.
Masschelein gaat zo nog bladzijden door en hoezeer hij en Buber hun best doen om duidelijk te zijn, het blijft allemaal ingewikkeld om volgen, maar daarom misschien niet minder waar. Voor de lezer die het nog tot hier is blijven volgen, lijkt het misschien niet veel meer dan filosofisch geëmmer.
3.
Wat er ook van zij, na het lezen van dit hoofdstuk, kwam het vraagstuk van meester M. en zijn uitgangspunt dat een leerling niet AANWEZIG is, maar wel TEGENWOORDIG, voor mij in een ander daglicht te staan.
Wellicht gebruikte hij, zonder het zelf te beseffen, het juiste woord. Maar in zijn daden gaf hij blijk van het feit dat hij ons als voorwerpen behandelde.
Daardoor maakte hij ons, die hij bij naamafroeping verplichtte TEGENWOORDIG te zijn, zonder het zelf te weten, weer doodgewoon AANWEZIG.
Ja, dat gebeurde in de derde klas van de lagere school bij meester M.
Een tijd geleden heb ik dit boek SCHIPBREUK van de Nederlandse essayist Cyrille Offermans gelezen. De ondertitel van dit boek is: Over kennis, cultuur en beschaving.
In zijn boek De Schipbreuk vertrekt Offermans (°1945) van een schilderij van Théodore Géricault, Het Vlot van de Médusa. Hij gebruikt dit waar gebeurde verhaal en dit veelzijdige schilderij als symbool voor de schipbreuk die onze cultuur en beschaving telkens weer lijden. In diverse essays brengt hij de schipbreuk op deze diverse terreinen in Nederland (ook hier volop van toepassing en ook al gaat het om Nederlandse toestanden, voor ons Vlamingen/Belgen perfect te verstaan) haarscherp in kaart.
In het bijzonder sprongen mij omwille van de prangende verwoording 3 essays in het oog: Gestolen Erfenis (over De Verlichting en hoe basisprincipes uit De Verlichting nu schaamteloos misbruikt worden door mensen als Verdonk en Wilders), Kunst voor Iedereen (over de teloorgang van kunst, cultuur en beschaving) en het naar de keelgrijpende Vreemde Gasten (onder andere over de komst van voor ons vreemde mensen naar onze contreien).
Ik heb dit boek de afgelopen dagen in één ruk uitgelezen en ik heb er heel veel uit geleerd, vooral dan hoe in deze tijd, ongeacht enige kennis over de geschiedenis, beleids- en cultuurmakers, maar ook gewone mensen zich bezondigen aan loos geverbaliseer en het debiteren van al te simpele verklaringen en oplossingen voor hedendaagse complexe problemen.
Ook bevat het boek talloze verwijzingen naar andere bronnen die op hun beurt weer leesperspectieven bieden.
Het is geen fraai beeld dat Offermans ons voorstelt. Maar hij blijft er nog tamelijk optimistisch bij, ook al beseft hij dat het om een achterhoedegevecht gaat. Mijnheer Offermans: dit boek is, ondanks uw relativeringsvermogen en bescheidenheid, een heuse krachttoer!!!
Een ander boeiend boekje van Offermans is: Waarom ik moet liegen tegen mijn demente moeder (uitg.Cossee 2006).