Als
er verhalen worden verteld over de toenmalige grenzen is het
opvallend dat de meeste histories zich afspelen rond of in cafés,
in het streekjargon ook wel ijzerwinkels genoemd. Dit is niet te
verwonderen. Het kantoor was meestal omsloten door verkopers van de
edele gele vochten. En wie zonder zonde is werpe de eerste steen
Meer
zelfs, het was zelfs noodzakelijk om deze oorden op te zoeken. Waar
moest je immers zijn om het zo fel begeerde volg-briefje te
overhandigen ? Juist daar ! De chauffeurs waren soms al uren onderweg
en snakten naar hun kopje koffie. Uit puur contentement om het
zojuist verkregen ge kunt het afbollen, verdween plots de
natuurlijke vete tussen de vrachtrijder en de tollenaar. Het eindigde
in de verbroederingswoorden : en geft diën doewaan ook iet.
Zeg nu zelf wie kan zon vredespijp weigeren. Geloof me vrij er
zijn meer vredesconferenties doorgegaan in de Putse kroegen dan de
Verenigde Naties ooit zullen kunnen organiseren.
De
grote tegenstanders van deze Pax-missies waren de bazen (althans de
meeste). Controleurs en Luitenanten hadden nu eenmaal de slechte
gewoonte meer aandacht te besteden aan de dienstuitvoering dan aan de
toenaderingspogingen tussen de commerce en de tol. Op de meest
ongepaste momenten doken ze dan op uit het duister, om vervolgens te
zwaaien met formulieren 491 een blad waarop de zondaar zich in
allerlei bochten kon wringen om toch maar een uitleg te geven aan
zijn begane doodzonde. Vele pure stukjes litteratuur zijn zo
ontstaan. Alle argumenten werden naar boven gehaald gaande van het
achtervolgen van een smokkelaar (die eigenlijk een goede buurman
was), over de aankoop van een pakje tabak (waar vind je nog zo laat
een winkel open) en als het niet anders kon waren het plots opkomende
maagklachten (niet moeilijk na al dat bier).
Het
hoeft dan ook geen verwondering te baren dat om aan het alziende oog
van het opperhoofd allerlei routes werden gebruikt waar de mannen van
secret army een puntje konden aan zuigen.
Zo
waren er eens drie ambtenaren op velddienst. Ze hadden op eigen
initiatief een bijkomende observatiepost ingelast. Dat op dat punt
toevallig een biljarttafel stond en grote pinten werden getapt, werd
als een toevallige speling van het lot er graag bijgenomen. De
overste die de drie fietsen broederlijk tegen de gevel had zien staan
oordeelde bij zichzelf dat dit geen voorgeschreven dienst kon zijn en
maakte zich op om de nodige uitleg te vragen. De inmiddels
verwittigde tollenaars gebruikten de normale route via de tuin van de
kroegbazin. Ongelukkig werd een van hen hij betrapt boven op de
hofmuur waar hij door hoogtevrees niet meer af durfde te komen.
De
oversten hadden ook de onhebbelijke gewoonte om die stukjes proza
nooit te geloven. Zelfs al schreef de boosdoener een roman waarvoor
de Nobelprijs een te geringe beloning zou zijn geweest, het werd
opzij geschoven als een goedkoop stationsromannetje. En de straf kwam
altijd een paar weken later, licht of zwaar, de zaak werd gesloten en
het leven ging gewoon verder. Ergens in de Antwerpse ivoren toren
bleef er wel een aantekening over op één of andere individuele
fiche. Maar wie ligt daar nu wakker van ? Het werd enkel nog gebruikt
in de speech die gehouden werd bij de pensionering. Konden ze nog
straffere verhalen vertellen en eens goed lachen.
Zon
verhaal ging over het tot stilstaan brengen van een voertuig van een
vermeende smokkelaar. Het lijkt voor een leek eenvoudig maar het is
een kunst op zich. Het moet namelijk op tijd gebeuren. Doe je het
teken te vroeg dan kan de fraudeur eventueel op zijn stappen
terugkeren. Doe je het te laat dan krijg je gierende banden. Zo
gebeurde het eens met een bestuurder van een R 4ke. Deze gooide de
remmen van zijn wagentje volledig dicht waarop de banden reageerden
met schrille tonen. Helaas had de carrosserie toch de onweerstaanbare
drang om België binnen te rijden. Het karretje zakte pal op de
grens door zijn pootjes. Beetje pech.
Bij
de bazen, ook wel goudvinken genoemd, waren er ook er meegaande types
( ik ben de meest meegaande mens, t is enkel te zien waar je naar
toe gaat ). Zon braaf heerschap kwam na een toenaderingspoging
eens tot de vaststelling dat zijn stuur van de dienstwagen was
gestolen. Dat maakte hij dan ook hoorbaar aan de hele gemeenschap.
Helaas was hij aan de verkeerde kant van zijn auto ingestapt. Een
kleine vergissing.
Een
dame uit Merksem, die vlak bij de Solo woonde, één van de grootste
margarinefabrikanten van ons land, at liever echte, onvervalste
boter van de koe. Omdat de boter in België veel duurder was dan in
Nederland nam ze regelmatig de tram, later de autobus en reed naar
Putte-Kapellen. Ze was toch met pensioen en had dus veel tijd. Daar
was het maar een kleine honderd meter lopen om de boter te kopen die
zoveel goedkoper was dan bij ons.
Maar
daar stonden spijtig genoeg ook die mannen in kaki uniform die
vervelende vragen stelden en soms met hun röntgenogen konden zien
dat je boter op je lichaam verborgen had. Was de visiteuse niet
aanwezig, dan durfden ze een dame vlak bij een lekker brandende
kachel te plaatsen en dan liet de neiging om de boter van onder de
rokken te halen niet lang op zich wachten. In die tijd bestonden er
nog geen vrouwelijke douaniers en een visiteuse was meestal de
echtgenote van een douanier die dicht bij het kantoor woonde. Het was
haar taak om vrouwelijke smokkelaars af te tasten en de klederen
ervan te onderzoeken op mogelijke smokkelwaar.
Onze
Merksems dame was amper zestig jaar toen ze voor het eerst tegen de
lamp liep. Ze werd gepakt met 5,250 kg boter. Toen ze zeventig was
werd ze voor de 41ste keer gepakt met 4 kg boter. Al deze
overtredingen werden samengevoegd en de correctionele rechtbank van
Antwerpen velde een straf van twaalf jaar en acht maanden
gevangenisstraf. Onze toenmalige koning Boudewijn had echter een goed
hart en schold de gevangenisstraffen kwijt, maar de meeste boeten
bleven behouden. In totaal werden bij deze dame 292,500 kg boter
aangehaald en betaalde ze 54,249 fr (1,344,80 euro) boete plus de
gerechtskosten.
In
haar verhoren klonk het altijd als volgt ik heb de boter in
Nederland gaan halen om ze in België voort te verkopen. Daar ik
slechts een klein pensioen heb en weduwe ben, ben ik verplicht te
smokkelen teneinde mijn huishuur te kunnen betalen.. Soms was het
een beetje naar de waarheid : ik moet smokkelen om mijn boetes te
kunnen betalen..
Smokkelen
was mijn tweede leven en dat gaf ik niet zomaar op. Zonder blozen
zette ik mijn smokkelaarsbestaan verder met drie Amerikaanse wagens.
Het systeem van de uitkijkposten werkte, maar soms wisten de mannen
van de wet me toch te verschalken.
Op
zekere dag bij een smokkelrit doemde plots uit het niets een
barricade op. Ik sleurde mijn stuur om en sloeg linksaf een zandweg
in. Een man in kaki uniform , het geweer in aanslag ,versperde me de
weg. Verblind door mijn koplampen dook de douanier op het laatste
nippertje weg. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik geen lampen meer.
Mijn
hart jubelde reeds , maar iets te vroeg, want plots dook er een
heuveltje voor me op. Aan beide zijde van de zandweg had men aarde
aangebracht om een zandpijp te overbruggen Te laat om snelheid te
minderen werd mijn Ford omhoog gekatapulteerd en landde hij tien
meter verder met een smak op de grond. Door de slag braken de
steunpilaren van de motor af en plofte in het zand. Daarna werd alles
stil zoals alleen de stilte in de nacht kan zijn. Geen lampen , geen
geronk van motoren , geen stemmen. Misschien dachten de douaniers dat
ik weer eens ontsnapt was ? Vliegensvlug sleepte ik de boterlading
uit de auto en verstopte de lading iets verderop in het bos, en vatte
mijn terugweg te voet aan door de bossen, richting huiswaarts.
Toen ik
de volgende dag wagen en boter wou recupereren waren die verdwenen
.De douane was nadien blijkbaar nog komen rondneuzen . Of waren ze
getipt ?
In alle
geval was ik mijn wagen en 800kg boter kwijtgespeeld.
In
je jeugd ging je naar het grootwarenhuis samen met mama, papa moest
immers altijd werken. Ergens op het einde van het jaar was tot je
grote verbazing heel het bovenste verdiep van het magazijn bevrijd
van alle herfstfestijn en herschapen in een zaal bezaaid met
speelgoed. Het hele gebouw, met roltrappen erbij, stonden in het
teken van de Sint. Kartonnen handjes, in rood en goud, wezen met een
priemende vinger in de richting van de troon, met baldakijn. Hij was
er: de goed heilig man die zo lief was om alle kinderen aan sabels,
geweren, kanonnen, treinen en poppen te helpen op zijn verjaardag
Je
zag mamas rondzeulen met peuters die in het voorbijgaan probeerden
een oog uit een pop te prutsen. Die poppen konden overigens maar met
moeite een geluid voorbrengen dat leek op mama. Ze knipperden
ook met hun ogen naargelang de stand van het lichaam, later verstond
je de achterliggende gedachte hiervan wel. De beertjes konden als je
ze omkieperde ook een geluid voortbrengen dat leek op blèrende
schapen in de wei en ook dat verstond je later. Snotneuzen probeerden
in het geniep met een stokje de locomotieven te laten ontsporen. Die
reden eindeloos en feilloos rond op grote tafels, herschapen in een
Zwitsers decor met bergen en tunnels, die je in het echt nog nooit
had gezien. Je had ook de eerste plastic telefoontjes, met
draaischijf, waar je zogenaamd naar elkaar kon bellen tenminste als
je hard genoeg riep. De ene riep Allo, Allo waarop de andere
prompt antwoordde met Piet op ne velo.
En
dan kwam je bij de Sint. Na een beleefd handje en het gemurmel van
wat je ultieme droom was, kreeg je een zacht tikje tegen je wang, een
goede raad (braaf zijn en goed luisteren naar je ouders en eventueel
broers of zussen niet plagen) maar vooral zon klikkertje. Het ding
had de vorm van een Sinterklaaskop in de kleuren van de Grand Bazar.
Een knap staaltje van naoorlogs vernuft.
Na
een paar dagen waarop de ouders en schoolmeesters horendul werden van
het gekliklak, begaf het ding wel aan de gevolgen van metaalmoeheid.
Naast het marsepeinen varkentje en het timmergerief, op een kartonnen
kaart met elastiekjes, dat het ook begaf na een week intensief
gebruik, was het feest over en kon je uitkijken naar volgend jaar
want dan kwam de man uit Spanje terug. Je vroeg je niet af wat hij
daar heel het jaar dan deed, maar ook daar kwam je later achter in
een bar aan de Costa Brava.
Uit
pure nieuwsgierigheid ben ik dit jaar eens terug gaan kijken, al
verlang ik al lang niet meer iets in mijn schoen terug te vinden. Het
decor was helemaal veranderd. Huizenhoge stapels met speelgoed, een
overweldigende keuze. Je weet soms niet wat je er kan met aanvangen
en dan blijkt ook te kloppen want er zit een handleiding van 50
bladzijden bij. De poppen kunnen nu al lopen, plassen, zingen en ze
hebben zelfs al een huidskleur en geslacht gekregen. En de beren
grollen nu ook echt. En jawel, alles is computer gestuurd en maken
vooral veel lawaai. Je denkt dat je per ongeluk in een of andere
disco bent binnengestapt.
En
ja daar kwam hij weer voorbij : de Sint. Hij was nog altijd even
vriendelijk en droeg nog steeds dezelfde kleren. Het leek me dat hij
zelfs een beetje kwieker was dan vroeger. Maar, het weze mij
vergeven, ik had enkel oog voor Piet. Het was, hoe zal ik het zeggen,
een Miet. Een gaaf wezentje in een strak fluwelen pakje waarin de
benen en de rest heerlijk mooi tot hun recht kwamen. Een streling
voor mijn ogen.
Nu
kan je wel zeggen dat vroeger alles beter was, maar ik denk dat die
dekselse Sint je zal tegenspreken en de vooruitgang met een smile tot
achter zijn oren heeft aanvaard.
Wie
een week of langer met vakantie is geweest, doet er best aan de
waterleidingen even te spoelen door de kranen een minuutje te laten
lopen. Zo verwijder je bacterieën die zich mogelijk in de leidingen
hebben vastgezet.
Wanneer
u terug komt van vakantie is het belangrijk dat u uw kranen goed laat
doorlopen. Doordat het water een tijdje stil heeft gestaan in de
leiding naar uw hoofdkraan kan de kwaliteit achteruit gaan. Wanneer
het warm is geweest tijdens uw afwezigheid, boven 25 graden, bestaat
bovendien de kans op de aanwezigheid van de legionellabacterie. Die
wordt overgebracht via de longen, door waterdamp of nevel. Laat
daarom alle koude- en warmwaterkranen in huis even rustig doorlopen
gedurende een minuut. Dompel ook de douchekop onder in een emmer
water en laat deze ook een minuut doorlopen.
Als
u langere tijd afwezig bent, en het water heeft al die tijd
stilgestaan in de leidingen, neemt stoffen op die van de leidingen
afkomstig zijn. Dat kan gaan om lood, maar afhankelijk van de
samenstelling en de hardheid van het water, kan ook ijzer, zink of
koper opgenomen worden. Bovendien vormt bij stilstaand water zich aan
de binnenwand van de leidingen een biofilm, waar bacteriën zich snel
thuis voelen. Daarom is het goed om bij langere afwezigheid, of zelfs
gewoon s morgens bij het opstaan, het water even te laten lopen en
het toilet even door te spoelen.
In de jaren zeventig had
men in Brussel, ver weg van onze vertrouwde kaai dus, een dienst
DACO opgericht. Deze dienst zou zich gaan bezighouden met het logge
douane apparaat van toen te hervormen, of dat was toch ons
aanvoelen. Want veel wisten we er niet van en de ivoren toren was
immens ver van ons bed gelegen. Wat we wel wisten was dat we ze niet
al te graag over de vloer kregen wegens veel te streng en vervelende
vragen stellen. Want waarom tenslotte aan een gevestigde instelling
iets veranderen terwijl het liep als een fluitje van een cent. Onze
buitendiensten hadden al snel de naam van deze dienst veranderd in
Dienst Afschaffing van Contencieux en Overwerk . Daarvan was toen
al sprake en de nodige humor hadden we wel.
Het verhaal begint op een
warme zomerse slome dag. Er lag geen schip te lossen en het was dus
heel erg kalm. Mijn collega en onze adjunct waren reeds op
strooptocht getrokken om ergens een verfrissing te zoeken. Voor de
insiders : een bezoek aan de Vlaamse Kamer. Ik zou wel de wacht
houden voor eventuele verloren gelopen declaranten en vervelende
binnenkomende telefoontjes. De brigadiers waren al lang vertrokken om
ergens een provisie te doen. De twee vrouwelijke uitgangsbedienden
besloten om hun tijd nuttig te besteden aan het reinigen van de
visbak. Die was bevolkt met drie goudvissen, gekregen en gesponserd
door de vaste declaranten. Deze visbak stond op het loket juist
tussen twee aan elkaar geschoven burelen. Vermits de beide dames
niet erg groot van stuk waren was het echt noodzakelijk om op hun
bureel te kruipen om hun werken degelijk uit te voeren. Nu moet je
ook weten dat de seventies echt wel de hoogdagen waren van de
minirokjes. Laat het mij zo zeggen, de doos van pandora stond
redelijk open in dit geval.
Rustig zit ik met mijn
aangezicht naar de ingang van het kaaibureel te kijken en zie plots
twee heren in het deurgat verschijnen. W. en B. , ondanks alles voor
ons bekende gezichten, de DACO dus. Een slechter moment hadden ze
niet kunnen uitkiezen en hen vriendelijk vragen om op een ander
moment terug te komen was ook geen oplossing. Alhoewel ik net
bruingebrand uit verlof terugkwam zal ik er wel krijtwit uitgezien
hebben. Willy zag als eerste de positie waarin de dames zich
bevonden want die waren nog gretig bezig om de goudvissen te vangen.
En toen kwam die ene kurkdroge vraag wat worden de dames
verondersteld te doen?. Mijn enige antwoord dat ik op dat ogenblik
kon bedenken, nou ja antwoord, was mijne heren, nu weet ik het
zelf ook niet meer !. Willy kon zijn serieusiteit blijkbaar niet
meer behouden, werd zo rood als een pioen en vluchtte naar buiten.
Na nog een paar
plichtplegingen verliet het gezelschap het gebouw. Nooit meer iets
van gehoord. Waarschijnlijk waren ze wel overtuigd dat de belangen
van de schatkist bij ons geen gevaar liepen en het douanebestel
althans daar dan toch naar behoren functioneerde.
In
de jaren zeventig, tachtig, was er een speciale job bij de douane,
namelijk : adjunct van de verificateur. Deze man had een specifieke
taak, het voorbereiden van het invoerdocument alvorens het in handen
van de verificateur kwam. Het narekenen van de factuur en het
vergelijken met de aangifte was het voornaamste. Nu heb ik bewust
'man' geschreven, want in die tijd was er nog niemand van het
vrouwelijk geslacht te bekennen op de kaai. Ze waren er wel al, maar
die werden veilig opgeborgen in de ivoren toren van directie en
kantoor. De gegadigden voor het werken als adjunct waren meestal
mensen van categorie drie die het hele gedoe van overwerk, rode meet,
blauwe meet, voor en nanachten, weekenddiensten en dergelijke grondig
beu waren en liever een eight to five plaatsje ambieërden. Bovendien
zat je dan aan de kant van de goudvinken en daar viel wel eens een
profijtje uit de kast. De mensen die het meegemaakt hebben, verstaan
dat wel. Af en toe passeerde er wel eens een slechte
verificateur maar door de cottage regeling was die na een maand toch
verdwenen. Enfin, het was een speciaal ras dat die gilde bevolkte.
De
merkwaardigste van heel die bende was echter de Jules. Hij was
afkomstig uit het dorp van Frank Vandenbroucke, diep verscholen in de
West-Vlaanderen, pal op de taalgrens. Hoe moet ik hem beschrijven,
een mager tanig mannetje met een rare haarbegroeing onder zijn neus
en op zijn kin. Best te omschrijven als een geitenbok die met zijn
sik te lang tegen een weipaal heeft geschuurd. Voor je verder leest,
bedenk dat ik Jules niet wil afvallen. Integendeel, hij was de beste
in zijn vak en heeft heel wat rechtmatig geld laten vloeien naar de
schatkist. Een betere in zijn stiel was er niet.
Jules
begon de dag met het vullen van zijn puppe, dat was het
noodzakelijkste attribuut om het etmaal door te komen. Nu ja pijp,
in de realiteit waren dat er acht , netjes op een rij, voor elk uur
ééntje. Eerst netjes uitkrabben met een mes en daarna zorgvuldig
vullen met zware Wervikse tabak. Het gebeurde wel meer dat hij op
zaterdag zijn fiets nam, naar zijn heimat reed en terugkwam met een
verse baal toebak, kwestie van toe te komen. Het voordeel voor de
verificateur was dat hij die maand absoluut geen last had van vliegen
of ander ongedierte.
Eens
dit ritueel tot een goed einde was gebracht, begon hij met het
verwerken van zijn achterstand. Dat waren de documenten die de vorige
dag onafgewerkt waren blijven liggen. Want Jules had de gewoonte om
in de late namiddag er de blok op te leggen, hij had geen goesting
meer. En al was de koning langsgekomen er was geen lievemoederen aan.
Tommorow it's another day.
Echt
waar, als je een document, in handen kreeg van hem, mocht je gerust
zijn en blindelings tekenen. Alles was nagekeken. Van de wisselkoers,
aantal colli, leveringsvoorwaarden , alles moest kloppen. Als er af
en toe een kreet kwam van 'ken hem bie zen kluuten, wist je dat er
iets niet juist was. Jules had echter een eigenaardige gewoonte. Er
bestonden toen wel nietjesmachines, maar aan zo'n toestel geraken en
aan de noodzakelijke nietjes via het economaat, was een hele opgave.
Hij gebruikte zijn eigen materiaal. Toen werd er nogal veel gomme
arabique gelost in grote jute zakken. Van dat goedje was er genoeg
op de kaai te vinden. Als je klompen , ter grootte van een tennisbal,
oploste in lauw water kreeg je een substantie die kon doorgaan als
lijm. Het had ook een zoeterige geur. Dat was het materiaal waarmee
hij het hele zaakje van facturen en paklijsten aan elkaar flanste.
Dan kreeg je zo'n smalle strook 136 M bis (invoerdocument) in je
handen en het voelde aan alsof je een handje gaf aan een kleuter die
te lang met een snoepje in zijn hand had gestaan.
Als
verificateur was je verplicht om dagelijks vijf fysieke verificaties
te doen. Die moest je dan netjes in een verificatiecarnet optekenen.
Het voordeel was dat Jules al de goederen die je wou zien ook al
wist staan. Dat kwam doordat hij zo rond een uur of tien in de
voormiddag de hoge nood voelde ontstaan om eens een wandelingetje te
gaan maken. Die liep dan steevast langs de typische groene hokjes
waar ons personeel toen werd in gestald. Daar was ook het nodige
Schots of Frans vocht voorhanden, om de vieze smaak van de tabak te
laten verdwijnen. Tijdens zijn omzwervingen, was hij langs een hoop
tweedehands kledij gelopen die klaarstonden om naar Afrika te worden
verscheept. Dat waren grote samengeperste balen met vlijmscherpe
banden er om heen. Hoe hij er aan geraakt was, weet ik niet, maar hij
kwam binnen in het kaaibureel met een smile tot achter zijn oren en
een knaloranje dames badpak met voorgevormde bumpers. Na het
verorberen van de schoofzak, zeker op tijd beginnen,werden de tafels
opzij geschoven , de pinten op de tafel gezet en de kaarten
bovengehaald (boompke wies of rikken, al naar gelang het kaaibureel)
. Jules had niet beter gevonden dan het badpak boven zijn kaki
uniform aan te trekken, hilarisch. Wil het nu het toeval dat de
hoofdcontroleur die dag zijn middaguur had voorzien. Hij kwam binnen,
bezag de Jules en ik heb nog nooit een baas zo snel zien verdwijnen.
De
eerste keer dat ik een cottage had met hem was in 1977, het
Rubensjaar. Er was toen een omzendbrief gekomen waarin met volk zocht
om de douane in Zaïre te versterken en op te leiden. Daaraan waren
nogal wat geldelijke voordelen aan verbonden. Daar had hij wel oren
naar. De grote struikelblok was de talenkennis. Met het Frans uit de
grensstreek zou hij er wel komen en met Westvlaams zouden die negers
wel vlug overweg kunnen, het trok toch goed op Nederlands. Alleen een
basiskennis van het Engels ontbrak. Nood breekt wet en hij schreef
zich in voor een schriftelijke cursus. Zijn eerste opdracht was het
schrijven van een kort opstel, kwestie van te zien welke voorkennis
hij al bezat van de taal. Een paar weken later kwam de verbetering
aan. Er stond meer rood op van de verbeteringen dan blauw dat hij
zelf geschreven had. Die illusie heeft hij dan maar wijselijk
begraven. Ter compensatie hebben we hem dan maar ingeschreven voor
het toenmalig succesprogramma Spel zonder Grenzen. Een hele
week eten, drinken en feesten op kosten van de BRT, dat was wel naar
Jules zijn goesting. Maar een tweede maal pech, hij voldeed niet aan
de fysieke testen. Op zaterdag zit ik naar de uitzending van het
programma te kijken en wie zie ik midden in beeld verschijnen, Mike
Verdrengh met naast hem Jules in volledige Rubens outfit en met pijp
in de mond.
Waarom
ik dit nu vertel. Laatst kocht ik ik de dvd box van 'Johan en de
Alverman'. Bij de extra's was er een trailer van Zaman, een
film uit de oude doos. En wie zie ik daar zitten als figurant in een
bruine kroeg, juist de Jules met de puppe in de mond en kaarten in
zijn hand. En de verhalen van een van de kleurrijkste figuren uit
mijn douaneleven kwamen terug naar boven. Het ga je goed hierboven
Jules, ze zullen daar voor jou ook wel een plaatske voorzien hebben.
Nu
kan je eventueel jezelf afvragen wat voetballers en duiven met elkaar
gemeen hebben. Maar toch is het zo. Even vertellen. De buurman van
mijn ouders, Leon, had zelf een duivenhok in elkaar getimmerd. In het
voorjaar was het altijd hetzelfde lidje. Zijn beestjes waren de beste
van de streek en gingen al de prijzen van Saint Quentin, Quievrain en
Noyon met gemak wegkapen. Barcelona zou wel wat te veel zijn, maar
toch. Iedere vrijdagavond ging hij inkorven en zijn constateur
halen in het plaatselijke duivenlokaal op de hoek van de straat. Nu
ja, iedere vrijdagavond is wat veel gezegd want er moest wel met een
inzet gespeeld worden en daarvoor was wel geld voor nodig.
De
zondag was ook heel voorspelbaar. Om tien uur naar de radio
luisteren of de duiven al dan niet gelost waren. Dit was overigens de
beste weersverwachting die je kon hebben. Iedereen in de buurt moest
stil zijn,. Kinderen buiten laten spelen was helemaal uit den boze.
Al wat enigszins lawaai kon maken was verboden. En toen begonnen de
duiven te vallen, maar dat was steevast op de dakgoot van ons huis.
Ze werden helemaal niet gelokt door het goedkope voer in een oud
conservenblikje van doperwten. Het fluiten hielp evenmin. Na één
seizoen was hun bestemming dan ook de soeppot van Maria, zijn vrouw,
die een krachtige bouillon maakte. Goed om de winter door te komen en
goed voor een opkomende valling.
Snap
je nu de overeenkomst. De kranten staan nu vol met transfers en
aanwinsten van voetbalclubs. De duizenden en miljoenen euro's vliegen
door ramen en vensters. Maar op het einde van het seizoen zullen ze
gedumpt worden, of uitgeleend of in het beste geval zonder
noemenswaardig verlies worden doorverkocht. Soep maken ze er nog net
niet van.
Toch
één positieve gedachte. Het gebeurde wel eens dat een verloren duif
op de til aankwam. Leon stak die in een keef en ik mocht die
dan naar het duivenlokaal brengen. Per duif kreeg ik dan een reep
chocolade en die smaakte heerlijk.
Deze zonnige morgen in
juli een briefje gekregen van Kato, één van onze kleinkinderen.
Heel leuk,want het is haar eerste kapoenenkamp bij de scouts. Het was
een invulbrief. Hij werd op voorhand uitgeschreven op computer en
daarna afgedrukt in de nodige exemplaren. Er moesten enkel een paar
vakjes aangekruist worden. Best handig en goed gevonden, want die
bengels denken toch enkel aan spelen en het schrijven van een brief
is onnodig tijdsverlies. En toen moest ik terugdenken aan mijn eigen
eerste kamp.
In de jaren zestig kon
men voor een voordelig prijsje met de ziekenkas op reis gaan. Het
kaderde in de zorg om stadskindjes de mogelijkheid te bieden om
gezonde lucht op te snuiven. En inspraak van de betrokkene bestond
toen nog niet, dus kak of gene kak, het inschrijven gebeurde en
vertrekken moest ik.
Wat aan dergelijke
onderneming voorafging is voor de huidige generatie niet te bevatten.
Voor het vertrek werd een infoavond gehouden in de hoofdzetel van de
ziekenkas. Daar kreeg je de nodige informatie over de verre
bestemming. Nu was die bestemming Lummen. Het dorp met de
duizendjarige eik en gelegen in wat men al wel eens het beloofde
land Limburg noemt. Hadden ze me toen wijsgemaakt dat dat in
Israël lag, ik had het ook zeker geloofd. Die avond werden ook de
obligate voorzieningen die nodig waren om een nog niet eens puberende
jongen op pad te sturen.
Het eerste was een
liederenkrans. Er stonden wel geen noten in. Maar het waren wel echte
kampliederen, van Bobbejaan die een berg beklom (in dacht spontaan
aan Bobbejaan Schoepen, want die kende ik), het potteke met vet en de
zon die zakte in de zee of was het omgekeerd. Natuurlijk waren er ook
de bravezeun en de ontembare leeuw naast de godsvruchtige
liederen zoals OLV van Vlaanderen. Deze gezangen werden op het einde
van de dag ten gehore gebracht bij het avondappel op het grote
middenplein. Daarna moesten we gaan slapen in armetierige ijzeren
bedjes. Waarom dat het moest met de handjes braaf boven de het
dekentje besefte ik toen nog niet.
Het tweede object was de
kartonnen doos. Het werd geleverd in een set van twee lichtbruine
helften die als ze gevouwen werd min of meer leek op een koffer. Op
de bovenkant werd geacht de naam, voornaam, bestemming en verbond
geschilderd te worden (viltstiften bestonden nog niet). Na droging
diende het geval gevernist te worden want anders zou, gezien de
Belgische weerstoestanden, het geheel wel eens in een papje kunnen
veranderen. Op de binnenkant moest een gestencild briefje geplakt
worden met de inhoud, zoveel onderbroekjes, onderlijfjes, kousen,
zeep en noem maar op. Het geheel moest bijeen gehouden met een stevig
touw of een oude broeksriem. Maar een eigen valiesje mocht ook, en zo
kreeg ik mijn eerste valiesje, met een groen schots ruitje als
motief. Ik heb het nog.
En dan kwam het moment
op het kamp dat je een brief moest schrijven aan je ouders. Daarvoor
werd een uurtje uitgetrokken vlak na de verplichte middagrust. Brief,
nu ja het was een kaartje met een oude zwart-wit foto van het gebouw
in betere tijden. De postzegels had je van thuis meegekregen, een
gele leeuw van 40 centiemen. Wist je veel van wat te schrijven want
ze hadden op voorhand gezegd dat alles werd nagelezen. Kritiek,
slecht eten ( hard gekookte eieren met een blauwe rand rond het
eigeel), eenzaamheid, dat alles mocht niet.
Dus eigenlijk maar beter
een invulbrief. Maar het bloemetje dat Kato erbij tekende was wel
heel erg lief. Bob Dylan zong het al : the times are changing.
Na
de oorlog groeide de invloed van de directe uitzendingen op de radio
zo dat de kranten, die altijd het monopolie op de Tourverslaggeving
hadden, ook meer aandacht aan de Tour gingen besteden. In België
deed een dagblad dat op spectaculaire wijze, de krant Het Volk kwam
van 1947 (tot in 1982) met een extra editie voor de dag, die een half
uur na aankomst al met verslag, uitslag en klassement, van de pers
rolde. De oplage liep op tot 120.000 exemplaren. De gazetten werden
in het begin verdeeld met vliegtuigjes, die het hele Vlaamse land
afvlogen om de kranten te droppen in velden en weiden, waar verkopers
met fietsen en brommers stonden te wachten.
HET
VOLK, met de uitslag van de Ronde van Frankrijk! Die roep
weerklonk voor het eerst in 1947 en zou sedertdien met vaste
regelmaat elk jaar worden vernomen. Het denkbeeld dagelijks een
buitengewone editie uit te geven ter gelegenheid van de grootste en
populairste wielerwedstrijd ter wereld, was uitgegaan van Bart
Lotigiers, aan wie de leiding van de sportredactie was toevertrouwd.
Nauwelijks hadden de coureurs de eindstreep van de dagelijkse etappe
gehaald, of de vier pagina's tellende krant was reeds ter perse,
bevattend, heet van de naald, het verslag van de rit, beoordelingen,
interviews en verhalen van vroeger, daarbij de karikaturen van Buth
(later ook die van Marc Sleen, respectievelijk Freddy en Guido). Het
geheel gekruid met Mosterd en Pickles van Thomas Pips, de held van
een toenmalige strip, waarvoor, tussen twee haakjes, de
jeugdschrijver Lod. Lavki twee verhalen leverde. In
de maand juli waren de kleine crieurs met hun oranje petje HET VOLK
en dito krantenzakje niet meer uit het Gentse stadsbeeld weg te
denken
Smokkelen
was mijn tweede leven en dat gaf ik niet zomaar op. Zonder blozen
zette ik mijn smokkelaarsbestaan verder met drie Amerikaanse wagens.
Het systeem van de uitkijkposten werkte , maar soms wisten de mannen
van de wet me toch te verschalken.
Op
zekere dag bij een smokkelrit doemde plots uit het niets een
barricade op. Ik sleurde mijn stuur om en sloeg linksaf een zandweg
in. Een man in kaki uniform , het geweer in aanslag versperde me de
weg. Verblind door mijn koplampen dook de douanier op het laatste
nippertje weg. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik geen lampen meer.
Mijn
hart jubelde reeds, maar iets te vroeg, want plots dook er een
heuveltje voor me op . Aan beide zijde had men aarde aangebracht om
een zandpijp te overbruggen. Te laat om snelheid te minderen werd
mijn Ford omhoog gekatapulteerd en landde hij tien meter verder met
een smak op de grond. Door de slag braken de steunpunten van de motor
af en plofte in het zand. Daarna werd alles stil zoals alleen de
stilte in de nacht kan zijn. Geen lampen , geen geronk van motoren,
geen stemmen. Misschien dachten de douaniers dat ik weer ontsnapt was
? Vliegensvlug sleepte ik de boterlading uit de auto en verstopte de
lading iets verderop in het bos, en vatte mijn terugweg te voet aan
door de bossen , richting huiswaarts.
Toen
ik de volgende dag wagen en boter wou recupereren waren die
verdwenen.
De
douane was nadien blijkbaar toch nog komen rondneuzen . Of waren ze
getipt?
In
alle geval was ik mijn wagen en 800 kg boter kwijtgespeeld.
Koppige
smokkelaarsters
De
pendelbuis die elke dag de vrouwen vervoerden die in Nederland gingen
werken werd op zekere dag, bij hun terugkeer aan de grens,aan een
grondige controle onderworpen.
Vele
vrouwen hadden aan de binnenzijde van hun jassen draagzakken genaaid
waarin ze 10 kg boter verstopten. Iedereen moest uitstappen en alle
vrouwen werden door vrouwelijk personeel aan een lichamelijke
controle onderworpen. Ontkennen of het onderzoek weigeren had weinig
zin. Doch waren er koppige vrouwen die alles ontkenden en geen
visitatie toelieten.
De
komiezen hadden dan geen groter plezier dan de koppige smokkelaarster
naast de stoof te zetten,waarin ze dan nog wat extra kolen in
gooiden zodat deze rood gloeiend stond. Het duurde dan ook niet lang
of de boter droop langs hun benen op de grond
Ooit
moet mijn grootvader bij rijke mensen door het raam een zetel gezien
hebben. Want
op een dag zei hij Kinderen als we het eens kunnen doen, kopen we
een zetel. Grootmoeder haalde dan de schouders op , ze wist dat ze
met sparen en honger lijden nog de eindjes niet aan elkaar konden
knopen.
Af
en toe begon grootvader er opnieuw over, net zolang tot de kinderen
erin gingen geloven als iets dat komen moest. Die zetel werd hun
beeld van het hoogste geluk , en ze verlangden er al niet zo erg naar
als grootvader zelf. Als
er over de zetel werd gepraat , betekende het dat het hun goed ging,
in tijden van armoede zou het gek geweest zijn dat woord uit te
spreken. Grootvader
en grootmoeder zijn met dat verlangen oud geworden. Toen de kinderen
volwassen werden en geld begonnen te verdienen , toen kon het eraf,
maar toen repten ze er met geen woord meer over , en toch kwam hij
er.
Op
een zondag trokken grootvader en grootmoeder en hun kinderen met de
hele bende te voet naar het dorp. Overal gaan kijken , en eindelijk
vonden ze er een die geschikt leek. Ze kochten de zetel voor 23
frank. Zij triomfantelijk naar huis met hun schat. Omdat grootvader
de sterkste was mocht hij hem dragen. . De eerste avond was het feest
, grootvader en grootmoeder en de kinderen gingen er om beurten in
zitten,als op een troon. Met hun beste kleren aan ging dat nog. Maar
de volgende dag al keerde het tij. Grootmoeder
maakte de opmerking dat het niet stond in een huis van arme
werkmensen . Ze zei wat grootvader uit eerlijk schaamte niet had
durven zeggen., ook hij vond in zijn hart dat het geen ding was voor
hun. Die
zetel deed daar vreemd aan, hij vloekte in hun gezin. Ze vreesden dat
de buren ermee zouden lachen, ze waren geen van allen nog op hun
gemak,met die zetel in huis, hij moest uit hun ogen weg.
Op
een mooie morgen was hij verdwenen. In alle vroegte had grootvader
hem gekloofd en als brandhout bij de haard gelegd.
Een van de meest
zenuwslopende momenten die je in een douane loopbaan kan meemaken, is
het afleggen van de mondelinge proef voor verificateur. De regel was
toen dat je zowel voor de schriftelijke proef als voor de mondelinge
proef, vijftig procent moest halen. Maar de grote adder onder het
gras was dat je in het totaal van beide wel zestig procent diende te
halen. Als je naar de mondelinge proef moest gaan kreeg je daartoe
wel een vriendelijke uitnodiging maar naar de behaalde punten op de
schriftelijke proef kon je fluiten. Het was een sprong in het duister
die je bovendien weer een aantal verlofdagen zou kosten die je liever
met je gezin zou delen.
In die stemming begaf ik
met dan ook naar het examen. Die ging door in het grote lokaal van
destijds het opleidingscentrum van de Frankrijklei. De zenuwen
gierden door mijn lijf en die waren ook voelbaar in de maag- en
darmstreek. Er stonden immers heel wat duizenden franken, het later
pensioen en eeuwige roem thuis op het spel. Met een klein hartje
gingen we met zijn drie in het ondervraaglokaal binnen om er te
worden ondervraagd door drie door de wol geverfde examinatoren.
Het eerste dat ik hoorde
aan een andere tafel was begot niet in brand steken zulle, ik heb
zo maar één staaltje en dat moet nog blijven meegaan . Het was
Joske die een effectieve brandproef wou uitvoeren op een stuk
textiel. Blijkbaar was dat toch niet echt de bedoeling om dit in de
praktijk uit te voeren. Het kaarske stond er maar voor de show.
Mijn eerste examinator
was Willy Borgonjon. Een aimabel man, die zijn humor verborg achter
een schijn van stuursheid waar zijn toen al grijze haardos toe
bijdroegen. Kreeg ik toch wel tomaten voorgeschoteld zeker.
Onmiddellijk begon ik te oreren over vers, gekoeld, bevroren of
anderszins bereid, kortom al wat ik wist rolde eruit als de waterval
van de Niagara. Koelbloedig bleef hij luisteren naar mijn preek van
opgestapelde stof. Als mijn waterval leeg was, keek hij mij aan met
een licht spottende blik en vroeg heel kalm maar mijnheer kijk nu
toch eens wat je in je handen hebt. Dat is een blik tomaten. Zenne
!. (tarieftechnisch heel wat anders) Hadden ze me toen een
ijskoude natte dweil in mijn nek gesmeten, ik had niet harder
verschoten. Gelukkig welde redelijk snel terug water in mijn
spraakwaterval en is alles nog goed gekomen.
Dit was mijn eerste
confrontatie met Willy. Later zou er nog een aantal volgen. Maar
daarover later meer. Geloof me iedere maal als ik tomatensoep maak,
moet ik aan hem denken.
GESTE
*****************************************
Flavie
had in een damesblad gelezen dat ook oudere vrouwen aan de bak komen
in tv-spotjes. Om ook in de running te raken had ze een aantal foto's
van zichzelf uitgezocht om op te sturen naar een talentbureau. Na het
dichtkleven van de omslag vroeg ze aan Baziel hoe ze de foto's het
best kon opsturen. "Er is mor één maniere" antwoordde
Baziel "Als monster zonder waarde!"
Baziel
komt vroeger dan gewoonlijk binnen in z'n stamcafé. Hector vraagt:
"Ejje nu al gedoan med eten da ?" "Joa'k" zegt
Baziel "'t smolt weer ip me toenge!" "Ja?"
antwoordt Hector verwonderd "Was't écht zoe goet?" "Nint"
replikeert Baziel "'t Kwam recht ut de diepfries!" *
De
meeste zijn op de een of andere manier een beetje bijgelovig. Velen
zullen nooit onder een ladder doorlopen . Iets zeggen dat u hoe dan
ook wilt vermijden, dan klopt u voor alle zekerheid tocht even af.
Misschien draagt u een gelukshanger , of trekt u voor een belangrijke
overeenkomst altijd hetzelfde hemd of sokken aan. Bijgeloof
heeft niets met godsdienst te maken, het is geloof dat men door
bepaalde voorwerpen of handelingen of rituelen een invloed kan hebben
op wat er te gebeuren staat.
Maar
waar halen deze typische symbolen hun betekenis vandaan
Het
Hoefijzer : Vroeger
hing er een hoefijzer boven heel wat deuren, met de opening naar
boven om het geluk op te vangen. Werd het hoefijzer met de opening
naar beneden opgehangen dan zou het geluk het huis ontvluchten. De
verklaring zit in de maanvorm van het hoefijzer. De maan is het symbool
van welvaart en geluk.
Klavertjevier
: Als
kind hebben we uren lang in het gras gezocht naar een klavertjevier
, want het vinden ervan brengt geluk , er over dromen voorspelt
een lang en gelukkig leven. In de middeleeuwen geloofde men
dat men niet kon worden betoverd als men een klavertjevier bij
zich droeg.
Lieveheersbeestje
:
Een lieveheersbeestje zien brengt geluk . En er per ongeluk eentje
doodtrappen brengt dan weer ongeluk. Het
lieveheersbeestje was immers het symbool van de maagd Maria. Het
vuurrode schild kwam immers overeen met de originele
kleur van Marias mantel. En zij wordt natuurlijk heel vaak
aanroepen als beschermster of steun in moeilijke tijden.
Vlaanderens
hart bloedt in zijn kollebloemen open,
tussen
de kruisjes door, die, rij naast rij geplant,
het
simpel teeken zijn, waaronder wij steeds hoopen,
dat
onze milde dood de vree werd voor dit land.
Bij
rooden dageraad volgden wij in het blauwe
den
zoeten leeuwerik, wiens jubel werd gestoord
door
schroot en vloek en klacht. Tot men ons kwam houwen
en
op dit Vlaamsche veld ons streven werd gesmoord.
Gij,
die nu na ons leeft, wij reiken u de toortsen,
verheft
ze naar het licht, elk roepe een nieuwen held:
verbreekt
gij onze trouw, dan wordt in wreedste koortsen
ons
't heilig verbod te slapen in dit veld:
in
elke kollebloem zouden wij blijvend bloeden!
De
rol van de poppies
Wat
is de rol van de kollebloemen of klaprozen (poppies)?
Klaprozen bloeien als andere planten in de buurt dood zijn.
Klaprozenzaden kunnen jarenlang op de grond liggen en pas beginnen te
groeien als de nabije planten en struiken weg zijn, bijvoorbeeld als
de grond werd omgewoeld en vervuild. De meeste klaprozen zijn altijd
waar te nemen op plekken waar slooppuin in de grond ligt. De klaproos
is namelijk een pioniersoort.
Natuurlijk
was de grond rond de loopgraven in de Eerste Wereldoorlog grondig
'omgespit' en besmet door de gevechten en bombardementen. McCrae moet
dan ook honderden klaprozen hebben zien bloeien toen hij in 1915 het
gedicht schreef.
Maar
de klaproos heeft nog een andere betekenis in In
Flanders fields.
Sommige klaprozen, die gerekend worden tot de papavers, worden
gebruikt om opium en morfine van
te maken; morfine is een sterk verdovend middel dat vaak werd
gebruikt om de pijn van gewonde soldaten te stillen - soms voor
eeuwig. De laatste verzen We
shall not sleep, though poppies grow / In Flanders fields duiden
op de verdovende werking van morfine.
Daarbij
is de aanblik van de bloem vervuld van symboliek:
niet alleen zijn de blaadjes rood als
het bloed van
de gevallenen, en is het binnenste zwart,
kleur van rouw, in het hart van de bloem is ook een kruisvorm te
zien, christelijk symbool
van lijden en verlossing bij uitstek.
Beethoven schalt door de boxen.Wat heerlijk toch. Het waait hard buiten en de laatste blaadjes vallen van de bomen en struiken. De dagen gaan nauwelijks nog open en toe. Alles is grijs, somber en donker. De kerst en nieuwjaarsdagen komen eraan. Het opgeklopte en opgefokte gedoe van cadeautjes, flikkerende lichtjes, kerstbomen, jaaroverzichten en dat alles in een sfeer van laat ons maar snel vergeten al dat verdriet en de ellende van het afgelopen jaar.
Zijn we misschien vergeten dat kerstmis een antwoord was op het oeroude zonnewende. De dagen gaan weer stilaan lengen en brengen ons stapje voor stapje naar die heerlijke zonneschijn en warmte. Een nieuw begin. Zoals ieder jaar hang ik aan de wasdraad in min tuin voederbollen op. Het was mooi, een mezen mannetje at zijn buikje vol en ging daarna een bad nemen in een klaargezet diep bord met water. Je zag het diertje genieten. Ik dacht, beestje dat heb je al vast gehad. Mijn lief vogeltje, overleef de barre tijden die er nog zullen aankomen. Maak me blij omdat jij er bent.
Raar , maar nu hoor ik opeens de lente van Vivaldi door de boxen. Aan iedereen die me lief is een heerlijk 2014
Binnen een aantal maanden
is het weer zover, verkiezingen. Iedereen kan weer zijn zonnige
zondag vrijhouden om ergens in een school in een bouwvallig houten
hokje zijn bolletje rood te kleuren of op een computer van in de oude
tijd wat te staan klooien. Dit moet gebeuren na een studie die wel
ergens op TV of in een blaadje zal verschijnen. Het leukste is
eigenlijk dat het wel eens kan voorkomen dat je in je eigen school
moet gaan stemmen. De herinneringen vallen als een plensbui in volle
zomer over je heen. Je ziet in je verbeelding die oude schoolmeester
terug staan, boven op het kleine verhoogje, voor het zwarte
schoolbordje. Je ziet terug de witte krijtstrepen op zijn zwarte
broek, zowat ter hoogte van het kruis. Boudewijn en Fabiola bekijken
je terug vanuit hun uniforme kaders. Sluit je ogen en je ruikt terug
de geur van drogende turnpantoffels onder de radiator waarmee je in
de regen het turnen had moeten volmaken.
Maar ik wou het over
vertrouwen hebben. De maanden die vooraf gaan aan die verkiezingen
komen politieke partijen en hun boegbeelden, van welke strekking dan
ook, met hun kop op de beeldbuis. En telkens doen ze hun raison en
vragen het vertrouwen van de kiezer. Ze hebben ook vertrouwen in de
partij, het programma en de medewerkers. In het woord vertrouwen zit
het woord trouw verscholen. Er zijn veel oorlogen begonnen voor
eer en trouw en trouwens in deze tijden wordt meer gescheiden dan
getrouwd. Al snel zal blijken dat de graaicultuur terug zijn kop zal
opsteken, en de gouden handdruk, de ontslagpremies en de benoemingen
weer heel belangrijk zullen zijn.
En toch heb ik het
grenzeloos vertrouwen gezien. Zo mooi. Het was in Blanes, Spaanse
costa, aan de rand van het zwembad. Een lief, klein meisje dat haar
eerste stapjes in de wereld zette. Aangelokt door de helblauwe kleur
van het water, klawierde ze met houterige stapjes naar de rand. Haar
moeder nam haar heel liefdevol op en liet haar voelen aan het koude
water. Langzaam ging ze met het kleintje de trapjes af. Je zag de
schrik in de bruine oogjes van het haar; het was misschien de eerste
maal dat ze dit deed. Ze sloeg haar armpjes rond de hals van haar
moeder. Na een minuutje schaterde ze het uit van de pret, trappelde
en spetterde in het rond, wetende dat ze veilig was in de armen van
haar moeder. Toen werd ze moe, kreeg ze het een beetje koud. Moeder
wikkelde haar in een warm badlaken en legde het kindje op haar buik.
De oogjes sloten zich langzaam en ze sliep in met een gelukzalige
glimlach om haar mondje.
Dit is vertrouwen. Toch
maar eens aan denken in het stemhokje.
************************** Vertrouwen wordt gelost
per container en aangebracht per
kruiwagen