In
je jeugd ging je naar het grootwarenhuis samen met mama, papa moest
immers altijd werken. Ergens op het einde van het jaar was tot je
grote verbazing heel het bovenste verdiep van het magazijn bevrijd
van alle herfstfestijn en herschapen in een zaal bezaaid met
speelgoed. Het hele gebouw, met roltrappen erbij, stonden in het
teken van de Sint. Kartonnen handjes, in rood en goud, wezen met een
priemende vinger in de richting van de troon, met baldakijn. Hij was
er: de goed heilig man die zo lief was om alle kinderen aan sabels,
geweren, kanonnen, treinen en poppen te helpen op zijn verjaardag
Je
zag mamas rondzeulen met peuters die in het voorbijgaan probeerden
een oog uit een pop te prutsen. Die poppen konden overigens maar met
moeite een geluid voorbrengen dat leek op mama. Ze knipperden
ook met hun ogen naargelang de stand van het lichaam, later verstond
je de achterliggende gedachte hiervan wel. De beertjes konden als je
ze omkieperde ook een geluid voortbrengen dat leek op blèrende
schapen in de wei en ook dat verstond je later. Snotneuzen probeerden
in het geniep met een stokje de locomotieven te laten ontsporen. Die
reden eindeloos en feilloos rond op grote tafels, herschapen in een
Zwitsers decor met bergen en tunnels, die je in het echt nog nooit
had gezien. Je had ook de eerste plastic telefoontjes, met
draaischijf, waar je zogenaamd naar elkaar kon bellen tenminste als
je hard genoeg riep. De ene riep Allo, Allo waarop de andere
prompt antwoordde met Piet op ne velo.
En
dan kwam je bij de Sint. Na een beleefd handje en het gemurmel van
wat je ultieme droom was, kreeg je een zacht tikje tegen je wang, een
goede raad (braaf zijn en goed luisteren naar je ouders en eventueel
broers of zussen niet plagen) maar vooral zon klikkertje. Het ding
had de vorm van een Sinterklaaskop in de kleuren van de Grand Bazar.
Een knap staaltje van naoorlogs vernuft.
Na
een paar dagen waarop de ouders en schoolmeesters horendul werden van
het gekliklak, begaf het ding wel aan de gevolgen van metaalmoeheid.
Naast het marsepeinen varkentje en het timmergerief, op een kartonnen
kaart met elastiekjes, dat het ook begaf na een week intensief
gebruik, was het feest over en kon je uitkijken naar volgend jaar
want dan kwam de man uit Spanje terug. Je vroeg je niet af wat hij
daar heel het jaar dan deed, maar ook daar kwam je later achter in
een bar aan de Costa Brava.
Uit
pure nieuwsgierigheid ben ik dit jaar eens terug gaan kijken, al
verlang ik al lang niet meer iets in mijn schoen terug te vinden. Het
decor was helemaal veranderd. Huizenhoge stapels met speelgoed, een
overweldigende keuze. Je weet soms niet wat je er kan met aanvangen
en dan blijkt ook te kloppen want er zit een handleiding van 50
bladzijden bij. De poppen kunnen nu al lopen, plassen, zingen en ze
hebben zelfs al een huidskleur en geslacht gekregen. En de beren
grollen nu ook echt. En jawel, alles is computer gestuurd en maken
vooral veel lawaai. Je denkt dat je per ongeluk in een of andere
disco bent binnengestapt.
En
ja daar kwam hij weer voorbij : de Sint. Hij was nog altijd even
vriendelijk en droeg nog steeds dezelfde kleren. Het leek me dat hij
zelfs een beetje kwieker was dan vroeger. Maar, het weze mij
vergeven, ik had enkel oog voor Piet. Het was, hoe zal ik het zeggen,
een Miet. Een gaaf wezentje in een strak fluwelen pakje waarin de
benen en de rest heerlijk mooi tot hun recht kwamen. Een streling
voor mijn ogen.
Nu
kan je wel zeggen dat vroeger alles beter was, maar ik denk dat die
dekselse Sint je zal tegenspreken en de vooruitgang met een smile tot
achter zijn oren heeft aanvaard.