OOSTENDE
AAN ZEE MET FINANT
NOG ENKELE KAMERS VRIJ
Maandag
30 september tot maandag 7 oktober 2019 (zeven nachten)
Maandag
30 september tot vrijdag 4 oktober 2019 ( vier nachten)
DE
KINKHOORN RAVELINGEN VAYAMUNDO
Misschien
roepen de namen bij sommigen herinneringen op aan hun jeugd. De
complexen De
Kinkhoorn
en Ravelingen
werden samengevoegd tot één groot complex dat op het ogenblik
functioneert onder de naam VAYAMUNDO.
Reeds meerdere jaren hebben wij daar met Finant een vaste stek met
leden uit de verschillende groepen.
De
halte van de kusttram Ravelingen ligt aan de voorzijde van het
gebouw. Een trein naar Oostende en aan het station overstappen op de
kusttram is een makkie. Met de wagen kan u ook terecht en de prijs
voor een parkeerplaats onder het gebouw bedraagt slechts 5,80 per
nacht. Men kan ook op de openbare weg parkeren.
Wij
verblijven in kamers van het superiortype in blok 3000. Alle
maaltijden zijn in buffetvorm
en dranken (wijn, bier, waters en frisdranken à volonté) zijn
inbegrepen. Lakens zijn voorzien; handdoeken zelf mee te nemen of ter
plaatse te huren.
Iedereen
kan vrij deelnemen aan elke door Vayamundo voorziene activiteit of
zelf zijn dag invullen met wandelen, zwemmen in het eigen zwembad of
uitrusten in de jacuzzi. Een uitstapje met de kusttram naar de
omliggende badsteden is ook vlug meegenomen. Deelname aan aangepaste
voormiddaggymnastiek, lijndansen, zumba of een martelronde in het
fitnesscenter en nog veel meer. s Avonds is er animatie voorzien.
Alles is gratis met uitzondering van de sauna die betalend is. Kijk
ook even op de website www.vayamundo.be
Prijzen
per persoon per dag in volpension:
56,6 voor
double en
71,6
in singlekamer -ondergrondse garage 5,80 per dag
Voorschot
35 per persoon) te storten op rekening : BE10
7895 1814 3504
van Norbert Lauwerys met vermelding "VerblijfVayamundo
- zeven nachten of vier nachten"
Inschrijving:
namen en voornamen - adres - lidnummer Finant (facultatief voor de
verzekering)
- telefoonnummers - type kamer - al dan niet parking in het
gebouw gewenst
Indien
u nog vragen heeft, kan u mij altijd via deze mail of telefonisch
(0484/091 305 - 03/295 88 07) bereiken. Meer inlichtingen kan u ook
vinden op de website www.vayamundo.be
Vroeger
was er voor de ganse haven slechts één inspecteur en die had zijn
bureel in het gebouw van de directie aan Sint-Pietersvliet. JB
(Afkorting van zijn naam) of de scheve klak. Hij liet zich wel
regelmatig zien en dat ging niet altijd onopgemerkt voorbij. Alvorens
hij een bezoek bracht aan de verificateur informeerde hij zich op de
kaai. Nadien stelde hij een aantal pertinente vragen en wee u
als je niet evenveel wist te vertellen over de schepen en de goederen
die zich dan aan en op de kaai bevonden . Er waren collegas die zo
bang van hem waren , dat ze geen minuut meer op hun stoel konden
blijven zitten zodra hij ergens op een kaai gesignaleerd werd. Ze
namen hun tarief onder de arm en liepen de kaai op , hun kwelgeest
tegemoet.
Nochtans
deelde hij maar heel zelden blaren (491 ) uit en stuurde hij nooit
aan op zware straffen. Bovendien was hij een zeer sociale man die in
verschillende verenigingen actief is geweest en gedurende zijn ganse
loopbaan de grote bezieler was van de Schaakclub der douane en
accijnzen.
In
tegenstelling tot de inspecteur waren de controleurs wel in de haven
gevestigd.
Haven
Noord had je twee gebouwen waarover de verschillende Controles
verspreid zaten namelijk op D.142 en D 205.
Vraag
tot verantwoording:
Een
blad was een formulier 491 met als titel Vraag tot verantwoording
Het
werd je overhandigd wanneer een chef constateerde dat je fouten in je
werk gemaakt had.
Het
nummer (491 ) van het document is niet zomaar gekozen. Het nummer zou
zijn oorsprong gevonden hebben in de Bijbel , waar gesteld zou zijn
dat je zeven maal zeventig (=490) keer kunt vergeven vooral je
iemand moet bestraffen.
Ik
heb net het boek Terug naar Oosterdonck uitgelezen. Het was de
basis van het gelijknamige feuilleton op VRT. Als geen andere
beschrijft Guido Van Meir de teleurgang van de polder. Veel mensen
worden ontroerd door het liedje Het Dorp van Wim Sonnevelt. Met
rede natuurlijk. Het is een erg goed nummer. Maar dit boek staat zo
veel dichter bij ons.
Voor
de mensen die nog ooit nog hebben rondgezworven aan de haven op zoek
naar een verdere plaats van overwerk, is het duidelijk. Oosterdonck
is de samentrekking van Oosterweel en Wilmarsdonck. Twee dorpen die
verloren zijn gegaan aan de macht van de industrie en die zonder
mededogen zijn ondergespoten onder het zand. Je kan er makkelijk
schelpjes rapen. De vruchtbare poldergrond werd onder gespuwd met
een tien meter dikke laag en werd plots industriegrond. Daarop werd
dan de toen heilige petrol neergepoot. De vooruitgang,
nietwaar. Dat kan je niet tegenhouden, dat is toch de toekomst. En
wat is in deze de betekenis van een drietal dorpen met een paar
landbouwers. Die kunnen ons niet tegenhouden en trouwens we zorgen
wel voor een goed alternatief, desnoods geld.
Er
staan nog twee getuigen van deze dorpen. De toren van Wilmarsdonck is
blijven staan. De rest van de kerk is afgebroken. Het restant
tegenwoordig is een witgrijze spits waar het onkruid en de bomen
doorheen groeien. Het is omsloten door hoge stapels containers en is
nog nauwelijks zichtbaar. De andere getuige is het kerkje van
Oosterweel. Het staat nog in zijn geheel op de originele plaats, in
een diepe put, die heel goed laat zien hoe hoog de polder wel werd
opgespoten. Het staat er eenzaam en verlaten, dicht. Regelmatig komen
wel schoolreizen langs om te laten zien hoe machtig de machines zijn
die onze welvaart beschermen en verzekeren. Met oog voor het verleden
weliswaar.
De
dragende figuur in het boek is Pietje, Pietje de leugenaar. Op
zijn Indiaanse trom slaat hij steeds luider zijn woede uit om het
vernietigen van zoveel weelde aan natuur en de onrechtstreekse moord
op een gemeenschap. Met de stak van Wannes zweert hij dat dit
nooit zal verdwijnen.
Het
is een aanrader. Fiets, wandel, of loop eens op een zomerse avond
langs deze relieken. Aan de boorden van de Scheldearm, waarvan de
lichtjes reeds lang naar het noorden zijn verdwenen. En het is
verwonderlijk, de natuur is er allemaal terug. Het Noordkasteel,
eens de plage van Antwerpen, nu in een weelderig groene oase. Overal
zie je konijnen, hazen, fazanten of een vlucht patrijzen. Met wat
geluk eenden, reigers. Noem maar op.
Natuurlijk
kan je ook even verder kijken naar de vergane glorie. Dok
100,138,178,192,58,103,117,205,249,259,207,302,314,320,338,142, en
noem maar op.
Leeg of afgebroken. Maar vooral geen ziel meer. Is de stak van
Wannes verdwenen door de stick van de computer ?
Misschien
blijf ik wel een beetje Pietje. Met weemoed een trappist
drinken in Spek en Eieren met de overgebleven vrienden, 407 weet je
nog, met den John. En luisteren naar de eeuwenoude drum van de polder
: DOM- DOMDOMDOM, DOM-DOMDOMDOM.
Weet je wat me vorig jaar
triest heeft gemaakt ? Neen, triest is het juiste woord niet, eerder
weemoedig. Het is in feite ook nog iets heel banaals : een
puincontainer. Het klinkt volslagen gek, en dat is het natuurlijk
ook. Maar toch wil ik u het waarom hierover vertellen.
Om welke reden dan ook,
ooit komt de dag dat je ouderlijke huis leeg komt te staan. Het warme
nest waarin je bent opgegroeid. De veilige haven van je jeugd, waar
je alles wist staan. Met zijn geur die je direct herkende en de
zalige warmte om je heen. En dan moet je onvermijdelijke beslissing
nemen, de verkoop. Het immokantoor, prijs bepalen, een koper wordt
gevonden, de notaris, verkocht. In je diepste binnenste denk je, ik
verkoop hier een belangrijk stuk van mijn leven. Maar je maakt er een
jong gezinnetje gelukkig mee, en je weet dat hun klein kindjes daar
ook een even gelukkige tijd als jij zal beleven.
Na het afscheid voor
jezelf voel je op een dag toch die aantrekkingskracht van de
onzichtbare magneet. Je wil nog eens terug gaan kijken. En dan staat
hij daar dan : de puincontainer. Je kan er donder op zeggen dat de
nieuwe eigenaars willen gaan verbouwen. Heel logisch. En dan zie je
die grote, bijna verveloze container voor de deur staan. Vol met
blutsen en builen van de veelvuldige vorige gebruikers. Voor de
mensen van de stad een goede raad, laat hem niet de vorige avond
afkippen, want dan is hij met garantie de volgende morgen al helemaal
vol voor je zelf kunt beginnen.
Dat is mij dus ook
overkomen. Schijnbaar achteloos loop ik voorbij het onding. Als
nieuwsgierig mens, kon ik het met een vertraagde pas niet laten om
even de inhoud te bekijken. Er lag een behoorlijk grote blok in van
zowat een baksteen of tien. Met het behangpapier er nog op. En net
dat deed het hem. Ik zag het in mijn geest weer helemaal in de
originele staat. Ik kon het niet nalaten om er wat aan te prutsen. Ik
pulkte vier lagen los.
Nu moet ik even terug
naar het verleden gaan. Toen was behangpapier nog echt papier en geen
veredelde plastic. Men bracht de nieuwe gewoon aan over de vorige
laag. De hele onderneming verliep volgens een steeds weerkerend
stramien. Om de zowat tien jaar was men zowat uitgekeken op het
behang. Het was dan ook wel wat ouderwets geworden. Het begon vuil en
stoffig te worden. De bloemen van de tekening zagen er al wat verlept
uit. Daarna werden de centen geteld en als er genoeg in de sok zat
werd de beslissing genomen : we gaan opnieuw tapiseren. De
volgende stap was naar de decoratiewinkel te gaan om op de terugweg
te zeulen met loodzware stalenboeken. Die krengen waren dagenlang het
middelpunt van de familiale belangstelling. Ze werden blad per blad
bemonsterd, tegen de muur gehouden, tot je krampen in je armen kreeg,
dit alles om te zien of het wel paste bij de bestaande huisgarnituur.
Niemand dacht er maar een seconde aan dat deze boekwerken op het
einde van je jaar zouden vervangen worden door nieuwe en modernere.
Ze zouden hun eindbestemming krijgen in een kleuterschooltje waar de
ukken op de achterkant hun kinderfantasie zouden uitsmeren. De
laatste fase was de behanger zelf, die dagenlang het hele huis
overhoop haalde. Alle meubelen werden verplaatst en bracht het hele
huishouden in een toestand die te vergelijken is met een nomadenkamp.
Maar na afloop mocht het resultaat gezien worden en was heel het
gezin tevreden voor weer een tiental jaar.
En zo kwam die brok puin,
weer tot leven. Laag na laag, periode na periode, die elk hun eigen
verhaal kunnen vertellen, wat ze gezien en gehoord hadden. In een
vlaag van nostalgie had ik zin om de brok mee te nemen. Maar ach,
herinneringen zijn er niet om op een schouw te plaatsen maar om ze te
koesteren in een diep plaatsje in je ziel waar ze warm en veilig
zijn.
Puincontainer, vergaarbak
van een verleden, neem maar mee.
Dit is het verhaal over,
neen ik vergis me, het is voor mezelf een ode aan Gerard. Iemand die
men in het mooi Vlaams een schone mens noemt. Ik ben heel
gelukkig dat ik deze man kon leren kennen en op mijn levenspad mocht
tegenkomen. Ik heb hem leren waarderen in al zijn levenskunsten en
heb hem graag gezien. Het lot bepaalt soms dat je mensen ontmoet die
je voor altijd zullen bijblijven en waar je zoveel bewondering,
eerbied en respect voor hebt.
Het klinkt misschien
heel raar, maar als ik dit nu neerschrijf , voel ik nu nog zijn hand
op mijn schouder en hoor ik hem zo zeggen maar mijn jongeske wat
ga je nu over mij schrijven in zijn beschaafde westvlaams. Ik zie
zijn guitige ogen, hoor zijn klaterende lach, Hij ging dan altijd
iets achterover hangen, en wreef daarbij over zijn dij en stak
daarbij altijd zijn hand in de rechterzak van zijn eeuwige stofjas.
Iedere bekende figuur
aan de dok, en dat waren er heel wat, had wel een bijnaam. Dat kon
gaan van de tankcommandant tot pooter de shooter. Gerard zijn
lapnaam was Fernandel. Ken je de film van de vrolijke
krijgsgevangene die met zijn koe Marie ontsnapt uit het
concentratiekamp ? Wel je kunt geen betere omschrijving vinden van
Gerard, zowel uiterlijk als innerlijk. De goedheid zelve.
Mijn verhaal begint op
11 maart 1976, kaaibureel UCB 205. Het staat in mijn geheugen
gegrift. Als bleuke en pas aangestelde adjunct van de verificateur
zat ik daar als uitrekenaar. Nu was dit kaaibureel niet de meest
boeiende uit het rijtje van de cottage. Het ging altijd om plastic
korrels of aanverwante chemische brol in een eigen bizar systeem van
de firma.. Niemand die zich daar zorgen over maakte. Je moest al
rekenen op een domme fout van een van de bedienden die toevallig de
dollar voor een Belgische frank had gelezen om een vaststelling te
doen. Het ging wel om enorme bedragen zodat de contencieux van de
verificateur er wel bij vaarde. Toegegeven, kleine fouten werden in
der minne geregeld, tot nut en voldoening van iedereen.
Nu wil ik teruggaan naar
die bepaalde datum. Mijn vrouw was toen hoogzwanger van ons eerste
kindje. Rond tien uur kwam er dat telefoontje, het is bijna zover.
Lichtjes, neen behoorlijk, in paniek vroeg ik hem wat ik nu moest
doen. En dan kwamen die wijze, rustgevende woorden van hem. Zooze,
want zo noemde hij mij, ga maar naar je vrouwtje, dit maak je maar
éénmaal in je leven mee. Ik trek mijn plan wel en we zwijgen
erover, de bazen moeten niet alles weten. De dag nadien belde ik hem
op om hem te bedanken en te vertellen dat het een dochtertje was
geworden, en ik voelde dat hij even trots en gelukkig was als ik.
Jarenlang hebben onze
wegen elkaar samengebracht. Het was telkens lachen geblazen, want een
dag zonder lach was een verloren dag. Het meest geschikte moment was
daarvoor ook de middagpauze. Weet je wel. Tussen twaalf en één, eet
iedereen. Als hoofd van de roedel moest je wel jezelf aanpassen aan
de gebruiken van je tijdelijke nest. Het kon kingen, gewone wies,
kleurenwies, manillen zijn, het maakte niet uit, de baas moest zich
aanpassen, liefst nog betalen ook. Maar het was ieder geval een
dekmantel om de pauze uit te rekken tot één uur en zo de nodige
dekking te krijgen tegen ambetante oversten die dat niet volgens het
boekje vonden. Ik snap nog altijd niet dat dit niet als verplichte
leerstof werd opgenomen in de cursus voor verificateur.
Op dat bepaalde
kaaibureel was dat vogelenpik, niet zo evident en ook niet de
leukste manier om je middagpauze om te krijgen, maar er was niet
veel ruimte en ook niet veel volk om een andere activiteit te
organiseren. Maar op een dag had Gerard met een paar van zijn
companen besloten om een beleefdheidsbezoek te brengen aan het
nabijgelegen portomagazijn. Nu was dit bezoek iets of wat uitgelopen
en de weg terug dubbel zo lang als de weg erheen. Eén uur na de
landing was Gerard terug verdwenen. In de bange veronderstelling dat
hij terug een nieuwe citytrip had geboekt naar Portugal, besloten we
toch om overal eens navraag te doen. Maar na een interne zoektocht
hebben we hem toch gevonden. Zo mooi heb ik heb ik nog niemand een
toiletpot zien omarmen. Het was zo innig en zo diep, je kon niet
verstaan dat er een inniger liefde kon bestaan. Case closed, nachtje
uitrusten, en tommorow it's another day. Maar zoals het Nederlandse
Tv programma het zegt de wereld draait door. Hij werd na
ontelbare mislukkingen en ontgoochelingen toch hoofdcontroleur. Zijn
levenshouding was dan ook , studeren is mijn hobby. En zo
vergaat de tijd en onze wegen gingen uit elkaar en zijn eigen
gangetje.
Dit zou het einde van
een verhaal kunnen zijn, maar dit is het niet. Het lot, weet je wel,
dat onvoorstelbare en onvoorspelbare. Mijn jongste dochter werkt als
ergo in een RVT. En zoals het gaat wordt er aan tafel over ditjes en
datjes gepraat binnen het gezin. En dan zei ze, er woont iemand bij
ons die vroeger ook bij de douane gewerkt heeft. De voornaam wist ze
wel Gerard. En er zaten wel wat i's in zijn naam. . Het was geen
grote gok van mij, maar ik wist gevoelsmatig dat hij het was. Mijn
vraag was of ik hem kon bezoeken. Dat kon, dat zou hem echt deugd
doen. Maar dan het liefst als zij erbij was. Op mijn vragende blik
kreeg ik geen direct antwoord. Die mysterieuse aandoening die men
dementie noemt had hem in haar kracht.
Zo kwam het dat ik op
een namiddag een bezoek aan hem bracht. Het werd een vreemde
ontmoeting. Bij mij was er dadelijk de herkenning, hij was geen
spatje veranderd. De oude verhaaltjes kwamen bij mij plots terug
opborrelen. Bij hem was het een waas van niet herinnering. Pas na
lang praten, en een monoloog van mij, met plaatsen noemen, namen en
gebeurtenissen vertellen, kwam zichtbaar wat terug boven in hem en
begon hij terug te lachen. Heel raar was voor mij, dat hij nog altijd
een abonnement had op de Knack. Hij las die trouw iedere week. Hij
zei me : waar kunnen we nog veel beter zijn dan hier. Na zoveel
jaren ben ik nog samen met mijn vrouwke, beter kan dat niet zijn, wie
kan dat vertellen. In het vakjargon van de verzorging klinkt het
misschien iets anders, orde, regelmaat, het niet onderbreken van
gewoontes. Bij ons afscheid zei hij, bedankt voor je bezoek.
Nu wil het toeval,
alhoewel hoeveel toeval kan er zijn in een mensenleven, dat mijn
eigen moeder wordt opgenomen in hetzelfde RVT. .En nu had ik dan ook
meermaals contact met hem. En telkens na een aantal minuten nadenken,
was ik terug zooze. En hij genoot ervan. Ik vertelde altijd wel
een verhaaltje over vroeger, vaak hetzelfde, maar hij genoot ervan.
Zijn vrouwtje zei steeds jullie hebben vroeger toch heel wat
uitgespookt. Met een glunderende lach van hem er bovenop. Die
bezoeken aan mijn moeder waren ook een beetje bezoekjes aan hem
geworden.
Op een dinsdagnamiddag
was het de traditionele bingo namiddag. Een topevenement voor de
bewoners. Ik kwam binnen in de cafetaria waar het spel werd gespeeld.
Ik zag Gerard een beetje somber kijken. Na de herkenning zei hij,
Zooze, moe je nu wa weten. K'en zoon goestinge in ne pintje bier
en ik krijg er geen. Ik zeg Gerard, dat kan niet. We hebben er
zoveel samen gepakt, dat nemen ze ons niet af. Ik deed even navraag
bij de verpleging, en het kon geen kwaad..Hij kreeg zijn pint, dronk
ervan en trok een gezicht van dit moet het zijn als een engeltje op
mijn tong pist. Toen de pint leeg was had hij nog wel zin in een
tweede, maar een blik van de verpleegkundige vertelde me dat de
medicatie dit niet meer toeliet.
Een kwartiertje later
trok hij aan mijn mouw. Zooze, zou je ons naar huis kunnen brengen.
Want we weten de weg niet meer. Het was de weg naar hun kamertje.
Wees gerust mijn vriend, ik regel dat wel. Een knik terug, ja 't
is goed alzo. Ik kon toen niet bevroeden dat het onze laatste pint
zou zijn. Enkele weken later had die andere ziekte met de grote K hem
te grazen genomen. Een paar weken later, in helse pijnen, een mens
onwaardig, is Gerard overleden.
Gerard, lieve man, dit
was niet onze laatste pint. Later volgt die eeuwige pint, nooit
helemaal vol, nooit helemaal leeg. Rust zacht en tot later.
Het
gerucht gaat dat blauw ooit een praktische keuze was voor de
fabrikanten.Blauwe
inkt zou vloeibaar zijn , waardoor de pennen niet snel verstopt
raakten. Maar
de balpennengigant BIC kan dat niet bevestigen. Volgens
hen zijn balpennen traditioneel blauw.
De
eerste commerciële versie in 1943 werd geproduceerd voor de Britse
luchtmacht om te gebruiken in vliegtuigen , omdat ze onder lagere
luchtdruk zonder lekken bleven schrijven. En de luchtmacht wilde
enkel blauw.
Toen
de pen op de commerciële markt werden gebracht in 1950 , bleef dat
nog een heel tijdje de enig verkrijgbare kleur. Pas later werden
groen , zwart en rood geïntroduceerd.
Kort
na mijn huwelijk kochten we een stuk bouwgrond dat ik zo snel
mogelijk wilde afbetalen. Ik woonde kort aan de Nederlandse grens en
met smokkelen werd menig grensbewoner een beetje rijk.
Hoezeer
ik mezelf ook aanprees , contacten proberen te leggen , de
zwijgplicht werkte. Ik kreeg bij geen enkele smokkelbende voet aan
wal.
Dan
maar op eigen houtje aan de slag !!!.
In
enkele cafés mocht ik sigaren en jenever leveren en in enkele
Belgische kruidenierswinkels boter. Eén kg boter kocht ik in
Nederland aan voor 54 frank en in België kon ik diezelfde kilo
verkopen voor 108 fr.
Ik
begon mijn smokkelcarrière als pungelaar Pungelaars verslepen
hun smokkelwaar te voet of op de fiets in pungels. Het zijn grote
sterke zakken.
Ik
liep langs veldwegeltjes door weide en heide en op de rand van het
bos of weide D loerde ik alle bewegingen uit. Als de autos niet
moesten stoppen , betekende dit dat er geen controlepost van de
komiezen was, zoals we de douaniers noemden. Af en toe hield ik halt
om naar de geluiden van de nacht te luisteren. Een koe die in de
verte loeide , een paard dat hinnikte , of een hond die blafte ,
waren allemaal tekenen van onheil.
Op
een kille mistige avond trok ik met 16 flessen jenever op mijn rug
vanuit Nederland, door het bos, de Belgische grens over. Plots
gekraak in het bos. Ik dook plat op mijn buik in het natte gras en
verroerde geen vin. Met tussenpozen herhaalde zich het gekraak.
Hadden
de douaniers mij opgemerkt ? Slopen ze dichterbij ?
Maar
er gebeurde niets . Na enige tijd was ik doorweekt, onderkoeld en
stokstijf.
Ten
einde raad kroop ik recht , sloop verder en botste op vier
smokkelcollegas die vier koeien bij hadden. Na eens goed te hebben
gelachen vervolgde ieder zijn eigen pad.
Al
vlug schakelde ik over naar de fiets waarmee ik tot 60 kg boter kon
versassen. En omdat vele handen ook zwart werk lichter maakten,
ronselde ik een bende van vier smokkelaars. Eén van hen laadde
slechts 10 kg en reed voorop om te kijken of de kust veilig was, ik
en de andere twee hadden elk 60kg boter bij.
Tijdens
een smokkelnacht met volle maan reed Jef voorop om de omgeving te
verkennen . Hij keerde die nacht op zijn passen terug om ons te
waarschuwen dat er een auto van de vliegende brigade verscholen stond
in een bospad achter de volgende bocht.
Doch
de douaniers hadden Jef opgemerkt en vermoedde wel dat er iets gaande
was.
Vlug
verstopten wij onze fietsen en lading in het bos en trokken langs een
ander bospad naar huis met de bedoeling de lading de volgende op te
halen.
Toen
we de volgende dag fiets en lading wilde gaan ophalen , waren die
verdwenen .
De
douane was nadien blijkbaar toch nog komen rondneuzen of was getipt
door een rivaliserende bende. Het was de eerste maal dat ik mijn
lading aan de douane kwijt speelde.
Als
er verhalen worden verteld over de toenmalige grenzen is het
opvallend dat de meeste histories zich afspelen rond of in cafés,
in het streekjargon ook wel ijzerwinkels genoemd. Dit is niet te
verwonderen. Het kantoor was meestal omsloten door verkopers van de
edele gele vochten. En wie zonder zonde is werpe de eerste steen
Meer
zelfs, het was zelfs noodzakelijk om deze oorden op te zoeken. Waar
moest je immers zijn om het zo fel begeerde volg-briefje te
overhandigen ? Juist daar ! De chauffeurs waren soms al uren onderweg
en snakten naar hun kopje koffie. Uit puur contentement om het
zojuist verkregen ge kunt het afbollen, verdween plots de
natuurlijke vete tussen de vrachtrijder en de tollenaar. Het eindigde
in de verbroederingswoorden : en geft diën doewaan ook iet.
Zeg nu zelf wie kan zon vredespijp weigeren. Geloof me vrij er
zijn meer vredesconferenties doorgegaan in de Putse kroegen dan de
Verenigde Naties ooit zullen kunnen organiseren.
De
grote tegenstanders van deze Pax-missies waren de bazen (althans de
meeste). Controleurs en Luitenanten hadden nu eenmaal de slechte
gewoonte meer aandacht te besteden aan de dienstuitvoering dan aan de
toenaderingspogingen tussen de commerce en de tol. Op de meest
ongepaste momenten doken ze dan op uit het duister, om vervolgens te
zwaaien met formulieren 491 een blad waarop de zondaar zich in
allerlei bochten kon wringen om toch maar een uitleg te geven aan
zijn begane doodzonde. Vele pure stukjes litteratuur zijn zo
ontstaan. Alle argumenten werden naar boven gehaald gaande van het
achtervolgen van een smokkelaar (die eigenlijk een goede buurman
was), over de aankoop van een pakje tabak (waar vind je nog zo laat
een winkel open) en als het niet anders kon waren het plots opkomende
maagklachten (niet moeilijk na al dat bier).
Het
hoeft dan ook geen verwondering te baren dat om aan het alziende oog
van het opperhoofd allerlei routes werden gebruikt waar de mannen van
secret army een puntje konden aan zuigen.
Zo
waren er eens drie ambtenaren op velddienst. Ze hadden op eigen
initiatief een bijkomende observatiepost ingelast. Dat op dat punt
toevallig een biljarttafel stond en grote pinten werden getapt, werd
als een toevallige speling van het lot er graag bijgenomen. De
overste die de drie fietsen broederlijk tegen de gevel had zien staan
oordeelde bij zichzelf dat dit geen voorgeschreven dienst kon zijn en
maakte zich op om de nodige uitleg te vragen. De inmiddels
verwittigde tollenaars gebruikten de normale route via de tuin van de
kroegbazin. Ongelukkig werd een van hen hij betrapt boven op de
hofmuur waar hij door hoogtevrees niet meer af durfde te komen.
De
oversten hadden ook de onhebbelijke gewoonte om die stukjes proza
nooit te geloven. Zelfs al schreef de boosdoener een roman waarvoor
de Nobelprijs een te geringe beloning zou zijn geweest, het werd
opzij geschoven als een goedkoop stationsromannetje. En de straf kwam
altijd een paar weken later, licht of zwaar, de zaak werd gesloten en
het leven ging gewoon verder. Ergens in de Antwerpse ivoren toren
bleef er wel een aantekening over op één of andere individuele
fiche. Maar wie ligt daar nu wakker van ? Het werd enkel nog gebruikt
in de speech die gehouden werd bij de pensionering. Konden ze nog
straffere verhalen vertellen en eens goed lachen.
Zon
verhaal ging over het tot stilstaan brengen van een voertuig van een
vermeende smokkelaar. Het lijkt voor een leek eenvoudig maar het is
een kunst op zich. Het moet namelijk op tijd gebeuren. Doe je het
teken te vroeg dan kan de fraudeur eventueel op zijn stappen
terugkeren. Doe je het te laat dan krijg je gierende banden. Zo
gebeurde het eens met een bestuurder van een R 4ke. Deze gooide de
remmen van zijn wagentje volledig dicht waarop de banden reageerden
met schrille tonen. Helaas had de carrosserie toch de onweerstaanbare
drang om België binnen te rijden. Het karretje zakte pal op de
grens door zijn pootjes. Beetje pech.
Bij
de bazen, ook wel goudvinken genoemd, waren er ook er meegaande types
( ik ben de meest meegaande mens, t is enkel te zien waar je naar
toe gaat ). Zon braaf heerschap kwam na een toenaderingspoging
eens tot de vaststelling dat zijn stuur van de dienstwagen was
gestolen. Dat maakte hij dan ook hoorbaar aan de hele gemeenschap.
Helaas was hij aan de verkeerde kant van zijn auto ingestapt. Een
kleine vergissing.
Een
dame uit Merksem, die vlak bij de Solo woonde, één van de grootste
margarinefabrikanten van ons land, at liever echte, onvervalste
boter van de koe. Omdat de boter in België veel duurder was dan in
Nederland nam ze regelmatig de tram, later de autobus en reed naar
Putte-Kapellen. Ze was toch met pensioen en had dus veel tijd. Daar
was het maar een kleine honderd meter lopen om de boter te kopen die
zoveel goedkoper was dan bij ons.
Maar
daar stonden spijtig genoeg ook die mannen in kaki uniform die
vervelende vragen stelden en soms met hun röntgenogen konden zien
dat je boter op je lichaam verborgen had. Was de visiteuse niet
aanwezig, dan durfden ze een dame vlak bij een lekker brandende
kachel te plaatsen en dan liet de neiging om de boter van onder de
rokken te halen niet lang op zich wachten. In die tijd bestonden er
nog geen vrouwelijke douaniers en een visiteuse was meestal de
echtgenote van een douanier die dicht bij het kantoor woonde. Het was
haar taak om vrouwelijke smokkelaars af te tasten en de klederen
ervan te onderzoeken op mogelijke smokkelwaar.
Onze
Merksems dame was amper zestig jaar toen ze voor het eerst tegen de
lamp liep. Ze werd gepakt met 5,250 kg boter. Toen ze zeventig was
werd ze voor de 41ste keer gepakt met 4 kg boter. Al deze
overtredingen werden samengevoegd en de correctionele rechtbank van
Antwerpen velde een straf van twaalf jaar en acht maanden
gevangenisstraf. Onze toenmalige koning Boudewijn had echter een goed
hart en schold de gevangenisstraffen kwijt, maar de meeste boeten
bleven behouden. In totaal werden bij deze dame 292,500 kg boter
aangehaald en betaalde ze 54,249 fr (1,344,80 euro) boete plus de
gerechtskosten.
In
haar verhoren klonk het altijd als volgt ik heb de boter in
Nederland gaan halen om ze in België voort te verkopen. Daar ik
slechts een klein pensioen heb en weduwe ben, ben ik verplicht te
smokkelen teneinde mijn huishuur te kunnen betalen.. Soms was het
een beetje naar de waarheid : ik moet smokkelen om mijn boetes te
kunnen betalen..
Smokkelen
was mijn tweede leven en dat gaf ik niet zomaar op. Zonder blozen
zette ik mijn smokkelaarsbestaan verder met drie Amerikaanse wagens.
Het systeem van de uitkijkposten werkte, maar soms wisten de mannen
van de wet me toch te verschalken.
Op
zekere dag bij een smokkelrit doemde plots uit het niets een
barricade op. Ik sleurde mijn stuur om en sloeg linksaf een zandweg
in. Een man in kaki uniform , het geweer in aanslag ,versperde me de
weg. Verblind door mijn koplampen dook de douanier op het laatste
nippertje weg. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik geen lampen meer.
Mijn
hart jubelde reeds , maar iets te vroeg, want plots dook er een
heuveltje voor me op. Aan beide zijde van de zandweg had men aarde
aangebracht om een zandpijp te overbruggen Te laat om snelheid te
minderen werd mijn Ford omhoog gekatapulteerd en landde hij tien
meter verder met een smak op de grond. Door de slag braken de
steunpilaren van de motor af en plofte in het zand. Daarna werd alles
stil zoals alleen de stilte in de nacht kan zijn. Geen lampen , geen
geronk van motoren , geen stemmen. Misschien dachten de douaniers dat
ik weer eens ontsnapt was ? Vliegensvlug sleepte ik de boterlading
uit de auto en verstopte de lading iets verderop in het bos, en vatte
mijn terugweg te voet aan door de bossen, richting huiswaarts.
Toen ik
de volgende dag wagen en boter wou recupereren waren die verdwenen
.De douane was nadien blijkbaar nog komen rondneuzen . Of waren ze
getipt ?
In alle
geval was ik mijn wagen en 800kg boter kwijtgespeeld.
In
je jeugd ging je naar het grootwarenhuis samen met mama, papa moest
immers altijd werken. Ergens op het einde van het jaar was tot je
grote verbazing heel het bovenste verdiep van het magazijn bevrijd
van alle herfstfestijn en herschapen in een zaal bezaaid met
speelgoed. Het hele gebouw, met roltrappen erbij, stonden in het
teken van de Sint. Kartonnen handjes, in rood en goud, wezen met een
priemende vinger in de richting van de troon, met baldakijn. Hij was
er: de goed heilig man die zo lief was om alle kinderen aan sabels,
geweren, kanonnen, treinen en poppen te helpen op zijn verjaardag
Je
zag mamas rondzeulen met peuters die in het voorbijgaan probeerden
een oog uit een pop te prutsen. Die poppen konden overigens maar met
moeite een geluid voorbrengen dat leek op mama. Ze knipperden
ook met hun ogen naargelang de stand van het lichaam, later verstond
je de achterliggende gedachte hiervan wel. De beertjes konden als je
ze omkieperde ook een geluid voortbrengen dat leek op blèrende
schapen in de wei en ook dat verstond je later. Snotneuzen probeerden
in het geniep met een stokje de locomotieven te laten ontsporen. Die
reden eindeloos en feilloos rond op grote tafels, herschapen in een
Zwitsers decor met bergen en tunnels, die je in het echt nog nooit
had gezien. Je had ook de eerste plastic telefoontjes, met
draaischijf, waar je zogenaamd naar elkaar kon bellen tenminste als
je hard genoeg riep. De ene riep Allo, Allo waarop de andere
prompt antwoordde met Piet op ne velo.
En
dan kwam je bij de Sint. Na een beleefd handje en het gemurmel van
wat je ultieme droom was, kreeg je een zacht tikje tegen je wang, een
goede raad (braaf zijn en goed luisteren naar je ouders en eventueel
broers of zussen niet plagen) maar vooral zon klikkertje. Het ding
had de vorm van een Sinterklaaskop in de kleuren van de Grand Bazar.
Een knap staaltje van naoorlogs vernuft.
Na
een paar dagen waarop de ouders en schoolmeesters horendul werden van
het gekliklak, begaf het ding wel aan de gevolgen van metaalmoeheid.
Naast het marsepeinen varkentje en het timmergerief, op een kartonnen
kaart met elastiekjes, dat het ook begaf na een week intensief
gebruik, was het feest over en kon je uitkijken naar volgend jaar
want dan kwam de man uit Spanje terug. Je vroeg je niet af wat hij
daar heel het jaar dan deed, maar ook daar kwam je later achter in
een bar aan de Costa Brava.
Uit
pure nieuwsgierigheid ben ik dit jaar eens terug gaan kijken, al
verlang ik al lang niet meer iets in mijn schoen terug te vinden. Het
decor was helemaal veranderd. Huizenhoge stapels met speelgoed, een
overweldigende keuze. Je weet soms niet wat je er kan met aanvangen
en dan blijkt ook te kloppen want er zit een handleiding van 50
bladzijden bij. De poppen kunnen nu al lopen, plassen, zingen en ze
hebben zelfs al een huidskleur en geslacht gekregen. En de beren
grollen nu ook echt. En jawel, alles is computer gestuurd en maken
vooral veel lawaai. Je denkt dat je per ongeluk in een of andere
disco bent binnengestapt.
En
ja daar kwam hij weer voorbij : de Sint. Hij was nog altijd even
vriendelijk en droeg nog steeds dezelfde kleren. Het leek me dat hij
zelfs een beetje kwieker was dan vroeger. Maar, het weze mij
vergeven, ik had enkel oog voor Piet. Het was, hoe zal ik het zeggen,
een Miet. Een gaaf wezentje in een strak fluwelen pakje waarin de
benen en de rest heerlijk mooi tot hun recht kwamen. Een streling
voor mijn ogen.
Nu
kan je wel zeggen dat vroeger alles beter was, maar ik denk dat die
dekselse Sint je zal tegenspreken en de vooruitgang met een smile tot
achter zijn oren heeft aanvaard.
Wie
een week of langer met vakantie is geweest, doet er best aan de
waterleidingen even te spoelen door de kranen een minuutje te laten
lopen. Zo verwijder je bacterieën die zich mogelijk in de leidingen
hebben vastgezet.
Wanneer
u terug komt van vakantie is het belangrijk dat u uw kranen goed laat
doorlopen. Doordat het water een tijdje stil heeft gestaan in de
leiding naar uw hoofdkraan kan de kwaliteit achteruit gaan. Wanneer
het warm is geweest tijdens uw afwezigheid, boven 25 graden, bestaat
bovendien de kans op de aanwezigheid van de legionellabacterie. Die
wordt overgebracht via de longen, door waterdamp of nevel. Laat
daarom alle koude- en warmwaterkranen in huis even rustig doorlopen
gedurende een minuut. Dompel ook de douchekop onder in een emmer
water en laat deze ook een minuut doorlopen.
Als
u langere tijd afwezig bent, en het water heeft al die tijd
stilgestaan in de leidingen, neemt stoffen op die van de leidingen
afkomstig zijn. Dat kan gaan om lood, maar afhankelijk van de
samenstelling en de hardheid van het water, kan ook ijzer, zink of
koper opgenomen worden. Bovendien vormt bij stilstaand water zich aan
de binnenwand van de leidingen een biofilm, waar bacteriën zich snel
thuis voelen. Daarom is het goed om bij langere afwezigheid, of zelfs
gewoon s morgens bij het opstaan, het water even te laten lopen en
het toilet even door te spoelen.
In de jaren zeventig had
men in Brussel, ver weg van onze vertrouwde kaai dus, een dienst
DACO opgericht. Deze dienst zou zich gaan bezighouden met het logge
douane apparaat van toen te hervormen, of dat was toch ons
aanvoelen. Want veel wisten we er niet van en de ivoren toren was
immens ver van ons bed gelegen. Wat we wel wisten was dat we ze niet
al te graag over de vloer kregen wegens veel te streng en vervelende
vragen stellen. Want waarom tenslotte aan een gevestigde instelling
iets veranderen terwijl het liep als een fluitje van een cent. Onze
buitendiensten hadden al snel de naam van deze dienst veranderd in
Dienst Afschaffing van Contencieux en Overwerk . Daarvan was toen
al sprake en de nodige humor hadden we wel.
Het verhaal begint op een
warme zomerse slome dag. Er lag geen schip te lossen en het was dus
heel erg kalm. Mijn collega en onze adjunct waren reeds op
strooptocht getrokken om ergens een verfrissing te zoeken. Voor de
insiders : een bezoek aan de Vlaamse Kamer. Ik zou wel de wacht
houden voor eventuele verloren gelopen declaranten en vervelende
binnenkomende telefoontjes. De brigadiers waren al lang vertrokken om
ergens een provisie te doen. De twee vrouwelijke uitgangsbedienden
besloten om hun tijd nuttig te besteden aan het reinigen van de
visbak. Die was bevolkt met drie goudvissen, gekregen en gesponserd
door de vaste declaranten. Deze visbak stond op het loket juist
tussen twee aan elkaar geschoven burelen. Vermits de beide dames
niet erg groot van stuk waren was het echt noodzakelijk om op hun
bureel te kruipen om hun werken degelijk uit te voeren. Nu moet je
ook weten dat de seventies echt wel de hoogdagen waren van de
minirokjes. Laat het mij zo zeggen, de doos van pandora stond
redelijk open in dit geval.
Rustig zit ik met mijn
aangezicht naar de ingang van het kaaibureel te kijken en zie plots
twee heren in het deurgat verschijnen. W. en B. , ondanks alles voor
ons bekende gezichten, de DACO dus. Een slechter moment hadden ze
niet kunnen uitkiezen en hen vriendelijk vragen om op een ander
moment terug te komen was ook geen oplossing. Alhoewel ik net
bruingebrand uit verlof terugkwam zal ik er wel krijtwit uitgezien
hebben. Willy zag als eerste de positie waarin de dames zich
bevonden want die waren nog gretig bezig om de goudvissen te vangen.
En toen kwam die ene kurkdroge vraag wat worden de dames
verondersteld te doen?. Mijn enige antwoord dat ik op dat ogenblik
kon bedenken, nou ja antwoord, was mijne heren, nu weet ik het
zelf ook niet meer !. Willy kon zijn serieusiteit blijkbaar niet
meer behouden, werd zo rood als een pioen en vluchtte naar buiten.
Na nog een paar
plichtplegingen verliet het gezelschap het gebouw. Nooit meer iets
van gehoord. Waarschijnlijk waren ze wel overtuigd dat de belangen
van de schatkist bij ons geen gevaar liepen en het douanebestel
althans daar dan toch naar behoren functioneerde.
In
de jaren zeventig, tachtig, was er een speciale job bij de douane,
namelijk : adjunct van de verificateur. Deze man had een specifieke
taak, het voorbereiden van het invoerdocument alvorens het in handen
van de verificateur kwam. Het narekenen van de factuur en het
vergelijken met de aangifte was het voornaamste. Nu heb ik bewust
'man' geschreven, want in die tijd was er nog niemand van het
vrouwelijk geslacht te bekennen op de kaai. Ze waren er wel al, maar
die werden veilig opgeborgen in de ivoren toren van directie en
kantoor. De gegadigden voor het werken als adjunct waren meestal
mensen van categorie drie die het hele gedoe van overwerk, rode meet,
blauwe meet, voor en nanachten, weekenddiensten en dergelijke grondig
beu waren en liever een eight to five plaatsje ambieërden. Bovendien
zat je dan aan de kant van de goudvinken en daar viel wel eens een
profijtje uit de kast. De mensen die het meegemaakt hebben, verstaan
dat wel. Af en toe passeerde er wel eens een slechte
verificateur maar door de cottage regeling was die na een maand toch
verdwenen. Enfin, het was een speciaal ras dat die gilde bevolkte.
De
merkwaardigste van heel die bende was echter de Jules. Hij was
afkomstig uit het dorp van Frank Vandenbroucke, diep verscholen in de
West-Vlaanderen, pal op de taalgrens. Hoe moet ik hem beschrijven,
een mager tanig mannetje met een rare haarbegroeing onder zijn neus
en op zijn kin. Best te omschrijven als een geitenbok die met zijn
sik te lang tegen een weipaal heeft geschuurd. Voor je verder leest,
bedenk dat ik Jules niet wil afvallen. Integendeel, hij was de beste
in zijn vak en heeft heel wat rechtmatig geld laten vloeien naar de
schatkist. Een betere in zijn stiel was er niet.
Jules
begon de dag met het vullen van zijn puppe, dat was het
noodzakelijkste attribuut om het etmaal door te komen. Nu ja pijp,
in de realiteit waren dat er acht , netjes op een rij, voor elk uur
ééntje. Eerst netjes uitkrabben met een mes en daarna zorgvuldig
vullen met zware Wervikse tabak. Het gebeurde wel meer dat hij op
zaterdag zijn fiets nam, naar zijn heimat reed en terugkwam met een
verse baal toebak, kwestie van toe te komen. Het voordeel voor de
verificateur was dat hij die maand absoluut geen last had van vliegen
of ander ongedierte.
Eens
dit ritueel tot een goed einde was gebracht, begon hij met het
verwerken van zijn achterstand. Dat waren de documenten die de vorige
dag onafgewerkt waren blijven liggen. Want Jules had de gewoonte om
in de late namiddag er de blok op te leggen, hij had geen goesting
meer. En al was de koning langsgekomen er was geen lievemoederen aan.
Tommorow it's another day.
Echt
waar, als je een document, in handen kreeg van hem, mocht je gerust
zijn en blindelings tekenen. Alles was nagekeken. Van de wisselkoers,
aantal colli, leveringsvoorwaarden , alles moest kloppen. Als er af
en toe een kreet kwam van 'ken hem bie zen kluuten, wist je dat er
iets niet juist was. Jules had echter een eigenaardige gewoonte. Er
bestonden toen wel nietjesmachines, maar aan zo'n toestel geraken en
aan de noodzakelijke nietjes via het economaat, was een hele opgave.
Hij gebruikte zijn eigen materiaal. Toen werd er nogal veel gomme
arabique gelost in grote jute zakken. Van dat goedje was er genoeg
op de kaai te vinden. Als je klompen , ter grootte van een tennisbal,
oploste in lauw water kreeg je een substantie die kon doorgaan als
lijm. Het had ook een zoeterige geur. Dat was het materiaal waarmee
hij het hele zaakje van facturen en paklijsten aan elkaar flanste.
Dan kreeg je zo'n smalle strook 136 M bis (invoerdocument) in je
handen en het voelde aan alsof je een handje gaf aan een kleuter die
te lang met een snoepje in zijn hand had gestaan.
Als
verificateur was je verplicht om dagelijks vijf fysieke verificaties
te doen. Die moest je dan netjes in een verificatiecarnet optekenen.
Het voordeel was dat Jules al de goederen die je wou zien ook al
wist staan. Dat kwam doordat hij zo rond een uur of tien in de
voormiddag de hoge nood voelde ontstaan om eens een wandelingetje te
gaan maken. Die liep dan steevast langs de typische groene hokjes
waar ons personeel toen werd in gestald. Daar was ook het nodige
Schots of Frans vocht voorhanden, om de vieze smaak van de tabak te
laten verdwijnen. Tijdens zijn omzwervingen, was hij langs een hoop
tweedehands kledij gelopen die klaarstonden om naar Afrika te worden
verscheept. Dat waren grote samengeperste balen met vlijmscherpe
banden er om heen. Hoe hij er aan geraakt was, weet ik niet, maar hij
kwam binnen in het kaaibureel met een smile tot achter zijn oren en
een knaloranje dames badpak met voorgevormde bumpers. Na het
verorberen van de schoofzak, zeker op tijd beginnen,werden de tafels
opzij geschoven , de pinten op de tafel gezet en de kaarten
bovengehaald (boompke wies of rikken, al naar gelang het kaaibureel)
. Jules had niet beter gevonden dan het badpak boven zijn kaki
uniform aan te trekken, hilarisch. Wil het nu het toeval dat de
hoofdcontroleur die dag zijn middaguur had voorzien. Hij kwam binnen,
bezag de Jules en ik heb nog nooit een baas zo snel zien verdwijnen.
De
eerste keer dat ik een cottage had met hem was in 1977, het
Rubensjaar. Er was toen een omzendbrief gekomen waarin met volk zocht
om de douane in Zaïre te versterken en op te leiden. Daaraan waren
nogal wat geldelijke voordelen aan verbonden. Daar had hij wel oren
naar. De grote struikelblok was de talenkennis. Met het Frans uit de
grensstreek zou hij er wel komen en met Westvlaams zouden die negers
wel vlug overweg kunnen, het trok toch goed op Nederlands. Alleen een
basiskennis van het Engels ontbrak. Nood breekt wet en hij schreef
zich in voor een schriftelijke cursus. Zijn eerste opdracht was het
schrijven van een kort opstel, kwestie van te zien welke voorkennis
hij al bezat van de taal. Een paar weken later kwam de verbetering
aan. Er stond meer rood op van de verbeteringen dan blauw dat hij
zelf geschreven had. Die illusie heeft hij dan maar wijselijk
begraven. Ter compensatie hebben we hem dan maar ingeschreven voor
het toenmalig succesprogramma Spel zonder Grenzen. Een hele
week eten, drinken en feesten op kosten van de BRT, dat was wel naar
Jules zijn goesting. Maar een tweede maal pech, hij voldeed niet aan
de fysieke testen. Op zaterdag zit ik naar de uitzending van het
programma te kijken en wie zie ik midden in beeld verschijnen, Mike
Verdrengh met naast hem Jules in volledige Rubens outfit en met pijp
in de mond.
Waarom
ik dit nu vertel. Laatst kocht ik ik de dvd box van 'Johan en de
Alverman'. Bij de extra's was er een trailer van Zaman, een
film uit de oude doos. En wie zie ik daar zitten als figurant in een
bruine kroeg, juist de Jules met de puppe in de mond en kaarten in
zijn hand. En de verhalen van een van de kleurrijkste figuren uit
mijn douaneleven kwamen terug naar boven. Het ga je goed hierboven
Jules, ze zullen daar voor jou ook wel een plaatske voorzien hebben.
Nu
kan je eventueel jezelf afvragen wat voetballers en duiven met elkaar
gemeen hebben. Maar toch is het zo. Even vertellen. De buurman van
mijn ouders, Leon, had zelf een duivenhok in elkaar getimmerd. In het
voorjaar was het altijd hetzelfde lidje. Zijn beestjes waren de beste
van de streek en gingen al de prijzen van Saint Quentin, Quievrain en
Noyon met gemak wegkapen. Barcelona zou wel wat te veel zijn, maar
toch. Iedere vrijdagavond ging hij inkorven en zijn constateur
halen in het plaatselijke duivenlokaal op de hoek van de straat. Nu
ja, iedere vrijdagavond is wat veel gezegd want er moest wel met een
inzet gespeeld worden en daarvoor was wel geld voor nodig.
De
zondag was ook heel voorspelbaar. Om tien uur naar de radio
luisteren of de duiven al dan niet gelost waren. Dit was overigens de
beste weersverwachting die je kon hebben. Iedereen in de buurt moest
stil zijn,. Kinderen buiten laten spelen was helemaal uit den boze.
Al wat enigszins lawaai kon maken was verboden. En toen begonnen de
duiven te vallen, maar dat was steevast op de dakgoot van ons huis.
Ze werden helemaal niet gelokt door het goedkope voer in een oud
conservenblikje van doperwten. Het fluiten hielp evenmin. Na één
seizoen was hun bestemming dan ook de soeppot van Maria, zijn vrouw,
die een krachtige bouillon maakte. Goed om de winter door te komen en
goed voor een opkomende valling.
Snap
je nu de overeenkomst. De kranten staan nu vol met transfers en
aanwinsten van voetbalclubs. De duizenden en miljoenen euro's vliegen
door ramen en vensters. Maar op het einde van het seizoen zullen ze
gedumpt worden, of uitgeleend of in het beste geval zonder
noemenswaardig verlies worden doorverkocht. Soep maken ze er nog net
niet van.
Toch
één positieve gedachte. Het gebeurde wel eens dat een verloren duif
op de til aankwam. Leon stak die in een keef en ik mocht die
dan naar het duivenlokaal brengen. Per duif kreeg ik dan een reep
chocolade en die smaakte heerlijk.
Deze zonnige morgen in
juli een briefje gekregen van Kato, één van onze kleinkinderen.
Heel leuk,want het is haar eerste kapoenenkamp bij de scouts. Het was
een invulbrief. Hij werd op voorhand uitgeschreven op computer en
daarna afgedrukt in de nodige exemplaren. Er moesten enkel een paar
vakjes aangekruist worden. Best handig en goed gevonden, want die
bengels denken toch enkel aan spelen en het schrijven van een brief
is onnodig tijdsverlies. En toen moest ik terugdenken aan mijn eigen
eerste kamp.
In de jaren zestig kon
men voor een voordelig prijsje met de ziekenkas op reis gaan. Het
kaderde in de zorg om stadskindjes de mogelijkheid te bieden om
gezonde lucht op te snuiven. En inspraak van de betrokkene bestond
toen nog niet, dus kak of gene kak, het inschrijven gebeurde en
vertrekken moest ik.
Wat aan dergelijke
onderneming voorafging is voor de huidige generatie niet te bevatten.
Voor het vertrek werd een infoavond gehouden in de hoofdzetel van de
ziekenkas. Daar kreeg je de nodige informatie over de verre
bestemming. Nu was die bestemming Lummen. Het dorp met de
duizendjarige eik en gelegen in wat men al wel eens het beloofde
land Limburg noemt. Hadden ze me toen wijsgemaakt dat dat in
Israël lag, ik had het ook zeker geloofd. Die avond werden ook de
obligate voorzieningen die nodig waren om een nog niet eens puberende
jongen op pad te sturen.
Het eerste was een
liederenkrans. Er stonden wel geen noten in. Maar het waren wel echte
kampliederen, van Bobbejaan die een berg beklom (in dacht spontaan
aan Bobbejaan Schoepen, want die kende ik), het potteke met vet en de
zon die zakte in de zee of was het omgekeerd. Natuurlijk waren er ook
de bravezeun en de ontembare leeuw naast de godsvruchtige
liederen zoals OLV van Vlaanderen. Deze gezangen werden op het einde
van de dag ten gehore gebracht bij het avondappel op het grote
middenplein. Daarna moesten we gaan slapen in armetierige ijzeren
bedjes. Waarom dat het moest met de handjes braaf boven de het
dekentje besefte ik toen nog niet.
Het tweede object was de
kartonnen doos. Het werd geleverd in een set van twee lichtbruine
helften die als ze gevouwen werd min of meer leek op een koffer. Op
de bovenkant werd geacht de naam, voornaam, bestemming en verbond
geschilderd te worden (viltstiften bestonden nog niet). Na droging
diende het geval gevernist te worden want anders zou, gezien de
Belgische weerstoestanden, het geheel wel eens in een papje kunnen
veranderen. Op de binnenkant moest een gestencild briefje geplakt
worden met de inhoud, zoveel onderbroekjes, onderlijfjes, kousen,
zeep en noem maar op. Het geheel moest bijeen gehouden met een stevig
touw of een oude broeksriem. Maar een eigen valiesje mocht ook, en zo
kreeg ik mijn eerste valiesje, met een groen schots ruitje als
motief. Ik heb het nog.
En dan kwam het moment
op het kamp dat je een brief moest schrijven aan je ouders. Daarvoor
werd een uurtje uitgetrokken vlak na de verplichte middagrust. Brief,
nu ja het was een kaartje met een oude zwart-wit foto van het gebouw
in betere tijden. De postzegels had je van thuis meegekregen, een
gele leeuw van 40 centiemen. Wist je veel van wat te schrijven want
ze hadden op voorhand gezegd dat alles werd nagelezen. Kritiek,
slecht eten ( hard gekookte eieren met een blauwe rand rond het
eigeel), eenzaamheid, dat alles mocht niet.
Dus eigenlijk maar beter
een invulbrief. Maar het bloemetje dat Kato erbij tekende was wel
heel erg lief. Bob Dylan zong het al : the times are changing.
Na
de oorlog groeide de invloed van de directe uitzendingen op de radio
zo dat de kranten, die altijd het monopolie op de Tourverslaggeving
hadden, ook meer aandacht aan de Tour gingen besteden. In België
deed een dagblad dat op spectaculaire wijze, de krant Het Volk kwam
van 1947 (tot in 1982) met een extra editie voor de dag, die een half
uur na aankomst al met verslag, uitslag en klassement, van de pers
rolde. De oplage liep op tot 120.000 exemplaren. De gazetten werden
in het begin verdeeld met vliegtuigjes, die het hele Vlaamse land
afvlogen om de kranten te droppen in velden en weiden, waar verkopers
met fietsen en brommers stonden te wachten.
HET
VOLK, met de uitslag van de Ronde van Frankrijk! Die roep
weerklonk voor het eerst in 1947 en zou sedertdien met vaste
regelmaat elk jaar worden vernomen. Het denkbeeld dagelijks een
buitengewone editie uit te geven ter gelegenheid van de grootste en
populairste wielerwedstrijd ter wereld, was uitgegaan van Bart
Lotigiers, aan wie de leiding van de sportredactie was toevertrouwd.
Nauwelijks hadden de coureurs de eindstreep van de dagelijkse etappe
gehaald, of de vier pagina's tellende krant was reeds ter perse,
bevattend, heet van de naald, het verslag van de rit, beoordelingen,
interviews en verhalen van vroeger, daarbij de karikaturen van Buth
(later ook die van Marc Sleen, respectievelijk Freddy en Guido). Het
geheel gekruid met Mosterd en Pickles van Thomas Pips, de held van
een toenmalige strip, waarvoor, tussen twee haakjes, de
jeugdschrijver Lod. Lavki twee verhalen leverde. In
de maand juli waren de kleine crieurs met hun oranje petje HET VOLK
en dito krantenzakje niet meer uit het Gentse stadsbeeld weg te
denken
Smokkelen
was mijn tweede leven en dat gaf ik niet zomaar op. Zonder blozen
zette ik mijn smokkelaarsbestaan verder met drie Amerikaanse wagens.
Het systeem van de uitkijkposten werkte , maar soms wisten de mannen
van de wet me toch te verschalken.
Op
zekere dag bij een smokkelrit doemde plots uit het niets een
barricade op. Ik sleurde mijn stuur om en sloeg linksaf een zandweg
in. Een man in kaki uniform , het geweer in aanslag versperde me de
weg. Verblind door mijn koplampen dook de douanier op het laatste
nippertje weg. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik geen lampen meer.
Mijn
hart jubelde reeds, maar iets te vroeg, want plots dook er een
heuveltje voor me op . Aan beide zijde had men aarde aangebracht om
een zandpijp te overbruggen. Te laat om snelheid te minderen werd
mijn Ford omhoog gekatapulteerd en landde hij tien meter verder met
een smak op de grond. Door de slag braken de steunpunten van de motor
af en plofte in het zand. Daarna werd alles stil zoals alleen de
stilte in de nacht kan zijn. Geen lampen , geen geronk van motoren,
geen stemmen. Misschien dachten de douaniers dat ik weer ontsnapt was
? Vliegensvlug sleepte ik de boterlading uit de auto en verstopte de
lading iets verderop in het bos, en vatte mijn terugweg te voet aan
door de bossen , richting huiswaarts.
Toen
ik de volgende dag wagen en boter wou recupereren waren die
verdwenen.
De
douane was nadien blijkbaar toch nog komen rondneuzen . Of waren ze
getipt?
In
alle geval was ik mijn wagen en 800 kg boter kwijtgespeeld.
Koppige
smokkelaarsters
De
pendelbuis die elke dag de vrouwen vervoerden die in Nederland gingen
werken werd op zekere dag, bij hun terugkeer aan de grens,aan een
grondige controle onderworpen.
Vele
vrouwen hadden aan de binnenzijde van hun jassen draagzakken genaaid
waarin ze 10 kg boter verstopten. Iedereen moest uitstappen en alle
vrouwen werden door vrouwelijk personeel aan een lichamelijke
controle onderworpen. Ontkennen of het onderzoek weigeren had weinig
zin. Doch waren er koppige vrouwen die alles ontkenden en geen
visitatie toelieten.
De
komiezen hadden dan geen groter plezier dan de koppige smokkelaarster
naast de stoof te zetten,waarin ze dan nog wat extra kolen in
gooiden zodat deze rood gloeiend stond. Het duurde dan ook niet lang
of de boter droop langs hun benen op de grond