Een
dame uit Merksem, die vlak bij de Solo woonde, één van de grootste
margarinefabrikanten van ons land, at liever echte, onvervalste
boter van de koe. Omdat de boter in België veel duurder was dan in
Nederland nam ze regelmatig de tram, later de autobus en reed naar
Putte-Kapellen. Ze was toch met pensioen en had dus veel tijd. Daar
was het maar een kleine honderd meter lopen om de boter te kopen die
zoveel goedkoper was dan bij ons.
Maar
daar stonden spijtig genoeg ook die mannen in kaki uniform die
vervelende vragen stelden en soms met hun röntgenogen konden zien
dat je boter op je lichaam verborgen had. Was de visiteuse niet
aanwezig, dan durfden ze een dame vlak bij een lekker brandende
kachel te plaatsen en dan liet de neiging om de boter van onder de
rokken te halen niet lang op zich wachten. In die tijd bestonden er
nog geen vrouwelijke douaniers en een visiteuse was meestal de
echtgenote van een douanier die dicht bij het kantoor woonde. Het was
haar taak om vrouwelijke smokkelaars af te tasten en de klederen
ervan te onderzoeken op mogelijke smokkelwaar.
Onze
Merksems dame was amper zestig jaar toen ze voor het eerst tegen de
lamp liep. Ze werd gepakt met 5,250 kg boter. Toen ze zeventig was
werd ze voor de 41ste keer gepakt met 4 kg boter. Al deze
overtredingen werden samengevoegd en de correctionele rechtbank van
Antwerpen velde een straf van twaalf jaar en acht maanden
gevangenisstraf. Onze toenmalige koning Boudewijn had echter een goed
hart en schold de gevangenisstraffen kwijt, maar de meeste boeten
bleven behouden. In totaal werden bij deze dame 292,500 kg boter
aangehaald en betaalde ze 54,249 fr (1,344,80 euro) boete plus de
gerechtskosten.
In
haar verhoren klonk het altijd als volgt ik heb de boter in
Nederland gaan halen om ze in België voort te verkopen. Daar ik
slechts een klein pensioen heb en weduwe ben, ben ik verplicht te
smokkelen teneinde mijn huishuur te kunnen betalen.. Soms was het
een beetje naar de waarheid : ik moet smokkelen om mijn boetes te
kunnen betalen..
Smokkelen
was mijn tweede leven en dat gaf ik niet zomaar op. Zonder blozen
zette ik mijn smokkelaarsbestaan verder met drie Amerikaanse wagens.
Het systeem van de uitkijkposten werkte, maar soms wisten de mannen
van de wet me toch te verschalken.
Op
zekere dag bij een smokkelrit doemde plots uit het niets een
barricade op. Ik sleurde mijn stuur om en sloeg linksaf een zandweg
in. Een man in kaki uniform , het geweer in aanslag ,versperde me de
weg. Verblind door mijn koplampen dook de douanier op het laatste
nippertje weg. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik geen lampen meer.
Mijn
hart jubelde reeds , maar iets te vroeg, want plots dook er een
heuveltje voor me op. Aan beide zijde van de zandweg had men aarde
aangebracht om een zandpijp te overbruggen Te laat om snelheid te
minderen werd mijn Ford omhoog gekatapulteerd en landde hij tien
meter verder met een smak op de grond. Door de slag braken de
steunpilaren van de motor af en plofte in het zand. Daarna werd alles
stil zoals alleen de stilte in de nacht kan zijn. Geen lampen , geen
geronk van motoren , geen stemmen. Misschien dachten de douaniers dat
ik weer eens ontsnapt was ? Vliegensvlug sleepte ik de boterlading
uit de auto en verstopte de lading iets verderop in het bos, en vatte
mijn terugweg te voet aan door de bossen, richting huiswaarts.
Toen ik
de volgende dag wagen en boter wou recupereren waren die verdwenen
.De douane was nadien blijkbaar nog komen rondneuzen . Of waren ze
getipt ?
In alle
geval was ik mijn wagen en 800kg boter kwijtgespeeld.