Na het ontbijt ga ik op goed geluk naar het Nitmiluk Visitors Center om te zien of ze nog een plaatsje vrij hebben op de 9.00 tour. En dat hebben ze. Ik kom er mijn buurvrouw opnieuw tegen, en samen met nog een tiental anderen vertrekken we op een cruise door de twee eerste delen van de Nitmiluk Gorge. Je kunt er ook een kano huren, maar in deze temperaturen zie ik dat niet echt zitten. We zullen er ook maar 2 tegenkomen.
Het landschap en de rotsen zijn indrukwekkend. Jammer genoeg is het al te laat om nog veel dieren te zien. Die zitten er sowieso al minder omdat er terug voldoende water is in het noorden.
Na de cruise wens ik mijn tijdelijke metgezel nog een goede reis, zij trekt door naar Darwin.
Ikzelf bezoek nog enkele plaatselijke bezienswaardigheden en blijf daarna op de site van het motel, waar onder andere nog een wasje wordt gedaan.
Het is al de hele dag licht bewolkt geweest, en deze keer breekt het onweer al om 15.00 uit. Opnieuw een grote hoeveelheid regen op korte tijd, alleen ziet de bliksem er nu niet zo indrukwekkend uit, gezien het nog niet donker is.
Door de wolken en het onweer is het vandaag ook iets minder warm, wellicht slechts 35°.
Diner in het restaurant van het motel, en dan op tijd gaan slapen, want morgen staat weer een fikse rit op de agenda.
Na het dagelijkse ritueel (ontbijt uitchecken tanken) opnieuw op weg naar Tennant Creek.
Ook hier ben ik al eens in de tegenovergestelde richting gepasseerd, en veel is er in die week tijd nog niet veranderd. Het weelderige groen van het noorden verdwijnt langzaam en wordt in hoofdzaak opnieuw droog gras en dorstig ogende bomen en struiken. Nu en dan een stuk waar blijkbaar nog niet lang voorheen een brand heeft gewoed. De ene keer links, de andere keer rechts van de weg.
In Elliot stop ik opnieuw om iets te eten, maar deze keer ben ik er alleen, op enkele rondhangende aboriginals na. Geen Franse of andere toeristen.
In de namiddag komen de wolken opnieuw opzetten, maar er valt vandaag niets uit. Ook geen gerommel in de lucht.
Ik boek in Tennant Creek een kamer in de Eldorado Motor Inn, matige kamer, zon beetje tussen de twee.
Pas s avonds zal mij opvallen dat hier geen verduisterend gordijn voor het venster hangt, enkel een soort voile en een rolgordijn met een zeer lichte stof (soort goedkope Trevira uitvoering). Dat belooft voor morgenochtend.
Na het inchecken doe ik nog enkele inkopen en trek dan richting Bill Allen lookout om er de zonsondergang mee te maken.
O ja, ook dit nog.
Vorige week vrijdag heeft in Engeland een verpleegster zelfmoord gepleegd, blijkbaar omdat ze door 2 Australische DJs (die zich uitgaven voor de Queen en prins Charles) werd beetgenomen.
Dat de twee erin slaagden informatie te bemachtigen is hier inderdaad even ik het nieuws geweest. Maar met de zelfmoord staat blijkbaar opeens heel de media in rep en roer. Iedereen vindt het zijn of haar plicht om met grote woorden en gebaren schande! te roepen. Verontwaardiging alom over de zeer ongepaste grap. En wie is de schuldige? De 2 DJs? De media in Engeland die het voorval zodanig opklopten als had men een staatsgeheim kunnen ontfrutselen? Het radiostation dat het telefoongesprek uitzond (want iemand moet altijd die gesprekken screenen voor uitzending). Kortom, enorm veel geblaat en veel 20/20 hindsight (kennis na de feiten). Want laat ons eerlijk zijn, wie zou dit niet willen uitzenden? En wie vindt het niet grappig dat het hun met die belachelijke accenten gelukt is binnen te geraken? Maar nu komt natuurlijk de grote hysterische, puriteinse verontwaardiging, en moet iedereen hier natuurlijk direct over twitteren en facebook-en. De hypocrisie. Terwijl wij natuurlijk nooit zullen weten wat hier allemaal meespeelde, en dat ook niet hoeven te weten.
Gezien mijn raam geen verduisterend gordijn heeft, vandaag opnieuw vroeg op. Niet erg, want er staat opnieuw een lange rit op de agenda. 510km.
Na het ontbijt ook de tank van de wagen vullen, nog even het stadje bekijken van op de plaatselijke Anzac heuvel, en dan op weg. Het is kwart voor acht.
Het lijkt druk op de weg, en dat zal de hele dag zo blijven. Er zit nooit meer dan tien minuten tussen 2 wagens die mij tegemoet komen, en dat is toch heel wat meer dan vorige dagen, en zeker meer dan op de ritten naar bijvoorbeeld Winton en Boulia.
Het vroege uur en de rijrichting zorgen er ook voor dat de airco de wagen de gehele dag moeiteloos op een comfortabele temperatuur kan houden. En vreemd genoeg valt het buiten ook nog mee, hoewel het volgens de weerberichten net een paar graden warmer zou moeten zijn. Maar naarmate ik meer naar het zuiden rij wordt de lucht droger, en er staat ook meer wind. Beiden zorgen ervoor dat een mens niet in zweet uitbreekt door gewoon de ene voet voor de andere te zetten.
Na een 100km, een eerste stopplaats: de Devils Marbles. Grote granieten rosten, velen bijna perfecte bollen, liggen rondgestrooid in het landschap, op een relatief kleine oppervlakte te midden van de uitgestrekte bush. Net alsof het inderdaad een knikkerbaan van reuzen of zelfs de duivel zou zijn. Op zoek naar de perfecte foto.
Het landschap verandert niet al te veel, soms komen er eens meer heuvels, soms verdwijnen bomen en struiken om enkele kilometer verder opnieuw op te duiken. Ook hier is de omgeving bijlange nog geen groene oase, maar schuchter probeert vooral het gras langs de bermen een extra kleur aan het landschap te geven. En hier en daar bloeien zowaar bloemen langs de weg.
Verdere stopplaatsen zijn de ruines van een oude homestead, een waterput, en het overschrijden van de steenbokskeerkring.
Rond 14.00 rij in Alice Springs binnen.
Ook deze stad lijkt te zijn gegroeid.
Ik boek een kamer in Alice in the Territory, het complex waar we ook 12 jaar geleden verbleven ($89). Het lijkt nog steeds hetzelfde. De kamer is ruim, en goed onderhouden. Ik blijf de rest van de namiddag op de kamer om wat te rusten en een en ander op te zoeken voor de volgende dagen. En tegen 18.00 trek ik opnieuw naar Anzac Hill om te zien of de zonsondergang hier een mooi plaatje oplevert. De heuvel is hier aanzienlijk hoger en biedt ook effectief een goed uitzicht op de stad en zn omgeving. En ik ben er niet de enige: enkele locals, wat toeristen, en het obligate koppeltje Nederlanders.
Op de terugweg nog even passeren bij Hungry Jacks, de Australische variant van Burger King.
Voor de volgende 3 nachten heb ik ergens anders een kamer geboekt, voor een iets gunstiger prijs.
Inchecken kan pas na 14.00, dus tijd genoeg voor wat sightseeing.
Maar eerst op zoek naar een garage waar ik de volgende check-up kan laten uitvoeren. Ik heb nog wel wat kms te gaan, maar anders passeer ik de 5000km grens ergens halverwege Coober Pedy en Adelaide, en waar vind ik daar ergens een garage?
Op het adres dat ik van TAB in Darwin heb meegekregen kunnen ze mij niet helpen: ze zitten volgeboekt tot 7 januari. Ze sturen me door naar een collega en daar heb ik meer geluk. Ik maak een afspraak voor vrijdag morgen.
Daarna nog maar eens tanken, en dan even een kijkje nemen bij de gebouwen van het vroegere telegraafkantoor.
De site is duidelijk beter onderhouden dan die van Tennant Creek, maar er wordt deze keer ook een inkomprijs gevraagd. Ik pas, en maak enkel een wandeling in de omgeving. De temperatuur valt nog net mee.
Hierna is het bijna middag, en ik trek te voet het stadje in.
Even rondwandelen en een hapje eten bij de Chinees in het winkelcentrum. Daarna nog even langs de VVV en dan richting Heavitree Gap Outback Lodge. In die richting rij ik verder naar de Eastern MacDonnell Ranges. Daar stop ik bij de Emily en Jessie Gaps en de Corroboree Rock. Het rood van de rotsen tegen de diepblauwe lucht, de uitgestrekte rotspartijen Geen enkele foto kan dit ooit recht aan doen.
Na het inchecken een brood en soep (mmm, soepje, lang geleden) kopen in het supermarktje van de camping en dan voor het eten nog enkele fotos van de plaatselijke rostwalabis die hier residentiële gasten zijn. Een kleine déjà vu.
De camping ligt net naast de opening (Gap) tussen de ranges waar de Stuart Highway, de enige toegangsweg naar Alice Springs, door passeert. Maar zodra het donker wordt zie je de weinige wagens die er nog rijden passeren aan een slakkengangetje van nog geen 60 per uur. Allemaal bang van de kangoeroes.
Ook de spoorweg loopt door de spleet, en de trein rijdt er nog langzamer. Na vijftig wagons ben ik gestopt met tellen.
Vandaag staat de westelijke kant van de MacDonnell Ranges op de agenda. Ik vertrek iets later dan gepland, en het zonnetje is al van de partij.
Het eerste deel van de rit volgt de Namatjira Drive, waarlangs een vijftal stopplaatsen liggen.
Het landschap is even magistraal als gisteren.
Eerste halte is Ellery Creek Big Hole, een poel vlakbij een doorgang in de heuvelkam. Ik ben er niet alleen, een gezin zwemt er al vrolijk rond. Nu ja, vrolijk? Een van de kinderen zet het plots op een huilen. Hier zullen geen dieren gezien worden.
Een tiental kilometer verder ligt Ochre Pits. Een plaats waar aboriginals rode oker verzamelen die ze vervolgens vermalen en gebruiken als verf, voor tekeningen of op zichzelf. Hier ben ik wel de enige bezoeker. En op de korte wandeling valt mij plots iets op: het is hier muisstil. Enkel het geluid van de wind in de struiken, en heel af en toe een vogeltje. Maar anders niets, helemaal niets. Dit is de eerste keer deze reis. In de steden en dorpjes is er altijd wel wat verkeer, of gepraat (soms geroep) van mensen, maar overal sjirpen er wel krekels of cicaden. Soms (vooral net voor het echt donker wordt) met een oorverdovende hevigheid. Het getsjirpt gaat ook s nachts onverstoorbaar verder.
Maar hier is het stil. Zalig.
Ormiston Gorge is de volgende halte. Hoewel het al bijna middag is besluit ik toch de Ghost Gum wandeling te volgen. Ik zal het geweten hebben.
De wandeling is maar 4 km lang, en leidt naar een uitkijkpost die vrij zicht geeft over opnieuw een opening in de ranges. De tocht naar de lookout is goed uitgebouwd en loopt over een hele reeks betonnen trappen. Prachtig uitzicht. Het pad aan de andere kant terug naar beneden en langs de ook daar aanwezige poel is veel minder evident. Hier en daar is het improviseren over keien en rotsen. Beneden, beschut van ieder zuchtje wind door de steile wanden, is het snikheet. Een groepje wandelaars die blijkbaar het zelfde idee hadden ligt te puffen in de schaduw van een van de schaarse bomen. Ik stap door, maar ben wat later toch ook blij als ik terug bij de wagen ben. Het is niet meer die vochtige serre-hitte van het noorden, maar het is net alsof je in een oven zit. Zelfs de lucht die je inademt is warm.
Laatste stop op dit deel van de route: de Glen Helen Gorge. Een vrij grote poel deze keer, en ook een mogelijkheid om iets te drinken te kopen. Een mogelijkheid die ik niet voorbij laat gaan.
Het tweede deel van de met 2-wiel aangedreven voertuigen bereikbare West Macs leidt naar het dorp Hermannsburg, waar een oude missiepost zou staan, waar oa ook werk te bekijken is van Albert Namatjira, een van de eerste aboriginals die schilderde in een figuratieve stijl en niet de symbolische stijl waarvoor de aboriginals meestal gekend zijn. Hij is er ook vrij bekend door geworden.
Maar ik heb geen geluk. Hoewel een bord vermeldt dat de site alle dagen behalve kerstdag open is van 9.00 tot 16.00 (er staat in feite 4pm, want ze tellen hier maar tot 12), én het pas 15.00 gepasseerd is, hangt er ook een 2de bordje: Sorry, closed. Daar heb je dan 112km voor gereden!
Op de terugweg nog even stoppen bij de Simpsons Gap.
Opnieuw een gat in de bergketen, maar het is al iets later in de namiddag, dus iets koeler, en ik ben ook hier helemaal alleen. Hier laten zich dan wel enkele vogeltjes fotograferen.
Terug op de camping vlug een doucheke en dan naar de nabijgelegen Tavern, die elke dag een zeer prijsvriendelijke dagschotel serveert.
Om 9.00 doe ik de wagen binnen voor zn 2de onderhoud.
Deze keer ruim voor de vastgelegde termijn van 5000km, maar die verstrijkt anders ergens in the middle of nowhere, en als ik ze nu laat uitvoeren moet ik normaal gezien al in Sydney zijn tegen dat de volgende termijn verstrijkt. De wagen zal tegen de middag klaar zijn, men zal mij opbellen ;)
Ik trek te voet het stadje in en maak er een wandeling langs de plaatselijke bezienswaardigheden. Het waait nogal, en dat maakt de temperatuur iets draaglijker.
Eerste halte is het gebouw van de RFDS: Royal Flying Doctors Service. Voor een schappelijke prijs een korte film en een kleine tentoonstelling over dit Australische icoon. Ik ben er een uurtje zoet mee.
Terug buiten is de wind al een heel stuk afgenomen. Jammer.
Ook een wandeling langs de Todd Mall (plaatselijk winkelstraatje) staat op de agenda. Als het meezit kom ik hier vanavond nog eens terug, want er staat een Christmas Carnaval gepland, met als hoogtepunt het aansteken van de lichtjes in de kerstboom. Ik blijf het hilarisch vinden.
Net voor 12.00 bel ik even naar de garage. Deze keer ben ik net iets te vlug: de wagen zal binnen een half uurtje klaar zijn. Nog net de tijd om iets te eten (KFC).
Met een klein hartje stap ik het kantoor binnen, maar de prijs valt deze keer goed mee en komt nu wel overeen met wat TAB als richtprijs vooropstelt. Oef. Geen grote gebreken, en dus kan de reis worden verder gezet.
De rest van de namiddag blijf ik op de kamer en maak ik de achterstand in het bloggen goed, terwijl er ook nog maar eens een wasje wordt gedaan. Niet dat je je hier zo makkelijk vuil maakt, maar vooral om de emmers zweet weg te spoelen.
Tegen 18.00 terug naar het centrum. Er is al redelijk wat volk op de been. Voor de gelegenheid is de winkel-wandel-straat van het stadje (de Todd Mall) voorzien van verschillende kraampjes waar snuisterijen worden verkocht, kunstwerkjes en lekkers allerhande. Net Moerkerke kermis, maar dan warmer.
Er blijft volk bijkomen en rond de namaak kerstboom van zon goeie 10m verzamelen al redelijk wat mensen.
Tegen kwart na zeven is het dan zover, en de burgemeester, in vol ornaat, wordt naar voor geroepen. Hij krijgt de micro in de hand geduwd. De geluidsinstallatie laat het een beetje afweten, niet alles komt verstaanbaar over. Maar blijkbaar zijn er weinigen rondom mij die zich daaraan storen.
Nog enkele plichtplegingen (uitreiking best versierde etalage ) en dan mag het meisje dat de wedstrijd badge-versieren gewonnen heeft de knop indrukken. Of liever de hefboom, als van een dynamietlading.
De lichtjes floepen aan, en vuurwerk schiet van achter het stadhuis de lucht in. Bewonderende blikken en enkele Achs en Ohs.
Een kleine 10 minuten later is het alweer gedaan, en na het applaus keren velen zich al om om terug weg te gaan. Ik volg hun voorbeeld. Het was niet spectaculair, maar ik ben toch blij dat ik dit heb meegenomen. Kerstmarkt in korte broek en bij dertig graden, het is eens iets anders.
Bij het buitenkomen deze morgen valt mij opnieuw op dat er helemaal geen cicaden meer te horen zijn, hoewel ze er de vorige nacht zeker nog wel waren. Ik moet nog even de stad in, en ook daar is hun enerverende getsjirpt verdwenen. Bizar.
Ik koop enkele postkaarten, maar zal moeten wachten om die te posten, want hoewel anders aangegeven op het internet is de post wel degelijk gesloten.
De eerste 100km van de rit ben ik zo goed als alleen op de weg, daarna wordt het opnieuw drukker. Er ligt ook helemaal geen roadkill op of langs de weg, tot zon 100km voor mijn eindbestemming. Dan enkele kangoeroes en een paar koeien.
Ik stop enkel even waar ik de Stuart Highway moet verlaten, om wat bij te tanken en een broodje te kopen. De benzine is hier het duurst tot nu toe, en het broodje is assortie wat de prijs betreft.
Op de weg naar Yulara (het resort dat gecreëerd werd om de toeristen naar Uluru te herbergen) doemt een 100km na de afslag een flinke heuvel op aan de linkerkant van de weg, beetje het model want men kent uit de Amerikaanse Westerns. Het is niet Uluru, maar Mount Conner. Drie keer zo groot als Uluru, maar niet half zo bekent. De heuvel wordt dan ook niet toeristisch uitgebaat, en ligt op privé grond, eigendom van dezelfde mensen die eigenaar zijn van de camping/motel waarnaar ik op weg ben.
Rond 14.30 kom ik aan. Ik blijf hier enkele dagen overnachten, omdat de prijs hier toch een heel stuk lager ligt dan in het resort. Het onderkomen is er ook wel een beetje naar. De kamer heeft meer iets weg van een cel: er staat een dubbel bed, en aan 3 zijden rondom is er zon 60cm vrije ruimte. 2 boekenplanken en een kapstok. Thats it. Wel airco, die de kleine ruimte zonder probleem fris krijgt, en waardoor het geheel meer iets weg heeft van een koelcel ipv een kamer.
De stopplaats/camping/motel/restaurant heet Curtin Springs, en is onderdeel van een werkend veeteeltbedrijf, een 420000 hectaren groot. Ik ben er niet de enige Belg, want blijkbaar houden ze zich hier bezig met het kruisen van Belgische Blauw rund met Murray Grey (een Australisch ras). Te lezen in de informatiefolder in de kamer.
Na het uitladen van de valies rij ik nog even door tot Yulara zelf, zon 80km. Eventjes zomaar 160km, ik begin mij hier al thuis te voelen. When in Rome...
Langs de weg tussen Curtin Springs en Yulara kom ik stukken tegen die doen denken aan een rode versie van de hoge blekker in Koksijde: gewoon duinen met rood zand en hier en daar een kurkdroge Dessert Oak (typische boom van deze streek). Wie haalt het in zn hoofd om hier runderen te willen kweken. Van gras is hier zelfs geen sprake.
De 2 koeien die ik tegenkom zijn dan ook helemaal geen dikbillen, en de kamelen staan er ook maar magertjes bij.
In Yulara nog wat informatie verzamelen en eens kijken of ik hier nog iets herken.
Bij het terugkeren staat buiten het dorp een auto langs de kant. Een viertal jonge gasten vertellen dat ze net zonder diesel gevallen zijn. Of hier ergens een tankstation is. Ik voer er 2 even terug naar het resort achter een blik (?) diesel
Ze zijn afkomstig van Sydney maar werken in Alice Springs en blijkbaar trakteert hun baas dit weekend met een feestje.
Terug in het motel bestel ik een T-bone voor diner.
Ik raak aan de praat met de man die de cel naast de mijne heeft geboekt. Hij blijkt Italiaan te zijn, en is bezig aan een wereldreis per motor. In feite meer een veredelde scooter, zo eentje met 2 wielen vooraan. Hij is vertrokken in Italië, en heeft noord en oost Afrika doorkruist tot in Durban, waar hij en zn motor dan het vliegtuig naar Perth hebben genomen. Nu doorkruist hij Australië, daarna zuid, midden en noord Amerika, en dan via Siberië terug naar Europa. Vermoedelijke datum van thuiskomst: september volgend jaar, en hij is in oktober vertrokken.
Hij is heel tevreden over de motor, die hij van de fabrikant in bruikleen heeft in ruil voor het bijhouden van de technische gegevens en zn ervaringen. Het rijden over gravel en zand verloopt blijkbaar zeer vlot.
Gisteren heeft hij wel wat pech gehad, en is hij een tas verloren onderweg. Toen hij dit opmerkte is hij teruggereden, om te constateren dat zn tas al enkele keren door een roadtrain was overreden. Grootste verlies: laptop en lader voor de batterij van zn fototoestel. Hij zal kijken of hij in Alice Springs voor vervanging kan zorgen.
Hij is morgen ook van plan om langs Kings Canyon te gaan, en misschien komen we elkaar daar nog eens tegen. Ik wens hem alvast goede nacht en een goede reis verder. Respect.
Om 5.30 loopt de wekker af, en tegen 6.00 kan ik vertrekken. Net na zonsopkomst. Mijn buurman is net 10 minuten vroeger weg. Ik passeer hem enkele kilometers verder.
Zon 200km is het naar Kings Canyon, en ik kom er net iets voor 8.00 aan. Net voor de canyon verschijnen opnieuw enkele eucalyptusbomen hier en daar, maar in hoofdzaak blijven het toch struiken en Dessert Oaks.
Ik ga het er op wagen en begin aan de 6km lange Rim Walk, een wandeling boven op de rand van de canyon. Het is licht bewolkt (schapenwolkjes) en er staat een stevige bries, dus is het nog doenbaar. Voldoende water, een beetje proviand, zonnecrème, en we zijn weg.
De tocht begint met een stevige klim, in 1 ruk tot boven de heuvelrug. Geïmproviseerde trappen, gemaakt van de keien uit de directe omgeving.
Boven loopt de wandeling rond de volledige inham of canyon, met prachtige rotsformaties en vergezichten.
Halverwege laten de wolkjes en de wind het wat afweten en wordt het opnieuw puffen en zweten. Gelukkig moet er hier niet veel meer geklommen worden.
Tegen 11 uur sta ik opnieuw bij de wagen en zie dat de motor van mijn buurman net naast mij geparkeerd staat.
Ik wacht nog even, terwijl ik van T-shirt verwissel, maar ik zie Maurizio niet meer terug.
Nog even wat bijtanken in het Kings Canyon Resort (waar de benzine blijkbaar met vloeibaar goud verrijkt wordt), en even stoppen in Kings Creek Station voor een hamburger. Van rundvlees, want blijkbaar is de kamelenburger van het menu geschrapt.
Terug via Curtin Springs naar Yulara, aankomst rond 14.00. Bezoekje aan het bezoekerscentrum en dan naar Uluru.
Ook daar eerst naar het cultureel centrum voor wat informatie over de hier levende aboriginals, en dan de rots zelf.
Even kijken waar morgen het beste plaatsje te vinden is.
Ik ga ook nog even kijken bij de waterpoel, die bijna droog staat. Terwijl ik daar nog enkele vogeltjes probeer te fotograferen begint het plots te druppelen. Was het vanmiddag zo goed als volledig opengetrokken, toen ik uit het cultuurcentrum kwam hingen er inderdaad dreigende grijze wolken. Maar dat was gisteren ook zo, daarom is regen hier nog geen zekerheid. Maar vandaag valt er dus wel wat uit.
Geen grote plensbui, ook niet zomaar een beetje miezel. Net genoeg om de rots nat te maken. En er opnieuw enkele fotos van te nemen. Uluru in de regen, het is zeker eens iets anders.
In rij verder rond de monoliet en op de parking waar men de berg kan beklimmen zet ik mij net op tijd aan de kant voor een geslaagde zonsondergang. Perfect.
Dat maakt nu natuurlijk wel dat ik de kleine 100km terug naar Curtin Springs in het donker moet afleggen, hier en daar ook nog eens een stukje in de regen.
Halverwege staat een auto langs de kant van de weg. Ik vertraag en zie dat enkele mensen mij teken doen om te stoppen. Een viertal aboriginals maken mij duidelijk dat ze zonder diesel gevallen zijn, en vragen of ik in Curtin Springs niet even wil bellen naar familie of vrienden om hen te komen depanneren. Geen probleem. Ik laat hen ook nog een fles water en een fles (zelfgemaakte) ice-tea na.
In Curtin Springs aangekomen blijkt bellen niet zo simpel als gedacht. Bellen kan enkel met de betaaltelefoons buiten. Hebben ze geen telefoon in de bar, of willen ze die botweg niet uitlenen, ik heb het niet gevraagd.
Van de 2 telefoons buiten is er 1 die met telefoonkaarten werkt en 1 met muntjes. Ik heb geen zin om hiervoor een kaart te kopen, en de andere is bezet, door een Duitstalige die blijkbaar niet van zin is direct in te haken. Haar vriend (vermoed ik) zit erbij ( ze hebben zich beiden een stoel genomen) en vraagt uiteindelijk (nadat ik mij ostentatief ook een stoel heb gepakt) of ik ook wil bellen (duu!). Als hij hoort waarom ik wil bellen is zijn eerste reactie: Waren het aboriginals? Die vraag had ik wel verwacht. Ik bevestig, en onmiddellijk komt de voorspelbare reactie: Je moet je dat niet aantrekken. Dat gebeurt hier altijd.. De gast werkt hier blijkbaar, maar zn accent verraadt dat hij hier zeker niet geboren is. Ik antwoord kort dat ik die mensen beloofd heb te bellen, en dat ik dat dan ook zal doen. Waarop de droge reactie komt: Maar je zult nog even moeten wachten hoor, dit zal nog wel een half uur duren. En inderdaad, als madam gedaan heeft met kwekken, moet de gast ook nog eens een babbeltje slaan. Even ophangen om dan een minuutje later terug te bellen is blijkbaar te veel gevraagd. Maar wie verwacht nu van Duitsers ook een beetje elementaire beleefdheid of medeleven. Dat hadden ze in 14 en 40 ook al niet.
Een goed half uur later ga ik nog eens kijken en is de telefoon vrij. Ik bel en geef de boodschap door. Het heeft nog geen minuut geduurd. Weer iets bijgeleerd over de Outback Hospitality die ze hier zo graag afficheren.
Kalm blijven, vooral kalm blijven ;) Er volgt zeker nog een gepeperde commentaar op TripAdvisor
Het is gisteren door alles ineens vrij laat geworden, en ik zat pas om 24.00 in bed. Vandaag staat de wekker op 4.00, want ik wil tijdig vertrekken om mij niet te moeten haasten en tijding voor zonsopkomst om 5.50 bij Uluru te zijn.
Ik slaap echter slecht en wordt wakker om 2.00. Nadien nog wat woelen en keren, maar niet echt meer geslapen. Het zal een lastige dag worden.
Ik kom gelukkig ruim op tijd op mijn bestemming aan.
Het is er zo goed als volledig bewolkt, maar er zit wel veel variatie in de wolken, wat toch voor enkele geslaagde fotos zorgt (hoop ik). We zien de zon niet echt opkomen, maar zowel de hemel als de rots worden in verschillende kleuren gehuld. En enkele tellen later begint het opnieuw te druppelen.
Het regent maar eventjes door, daarna zal het nog een beetje miezeren, maar de rest van de dag blijft het droog. Rond de middag trek het zelfs bijna volledig open, om dan tegen de avond opnieuw volledig bewolkt te komen.
Ook een beetje omwille van de regen besluit ik niet opnieuw de volledige omstrek af te stappen, maar hier en daar een kortere wandeling te maken. Te beginnen met de gratis (nog niet veel meegemaakt hier) gidsenwandeling die vertrekt aan de plaats waar men normaal gezien de rots kan beklimmen. Klimmen zit er vandaag niet is, de klim is gesloten omwille van de regen, maar wordt blijkbaar ook voor 3 maanden gesloten tijdens de zomer (nu dus). De lokale aboriginals vragen trouwens om niet te klimmen, uit respect voor wat voor hen een heilige plaats is. Beetje als zou je de grot van Lourdes willen beklimmen.
De uitleg op de wandeling is interessant, maar komt natuurlijk grotendeels overeen met wat je in de informatiecentra kunt te weten komen.
Tegen 10.30 (omdat ik al zo vroeg op pad ben lijkt het al veel later) vertrek ik richting Kata Tjuta, de andere bekende rotsformatie die hier zon 50km verder ligt. Door volg ik de wandeling door de Valley of the Winds. Vandaag een zeer toepasselijke naam. Het zonnetje begint er al wat meer en langer door te komen, wat vooral de terugkeer weer wat lastiger maakt.
Hiermee is het voor mij wel genoeg geweest voor vandaag.
Ik rij terug naar Yulara, om iets te eten en te proberen enkele blogs te posten (alsook enkele kaartjes).
De prijzen zien er best schappelijk uit. Ik bestel er de vis van de dag en begin al te watertanden als ik de minder geprijsde burger zie van de mensen aan het tafeltje voor mij.
Maar opnieuw wacht een kleine teleurstelling.
De vis is niet slecht, maar toch enkele honderden calorieën te weinig. Eerder een ruim voorgerechtje.
Ik ga mij dan nog maar een cola en een Snikkers halen en zet mij met de laptop op het pleintje. Verbinding maken lukt, maar ik moet mij haasten. Mijn laptop is niet van de snelste, en de batterij gaat ook maar zon half uurtje meer mee. In de haast vergeet ik dat het verslag van vrijdag ook nog moet gepost worden. Het zal voor de volgende keer zijn. (ze staat er ondertussen al op)
Ik keer nog eenmaal terug naar Uluru, om definitief afscheid te nemen. Ik blijf niet voor de zonsondergang. Het is opnieuw bewolkt, dus zal het wellicht gelijkaardige fotos opleveren. En ik zie het niet zitten om nog een drietal uur te wachten en dan opnieuw in het donker naar het "motel" te rijden. Zie dat er mij weer iemand doet stoppen.
Terug in de kamer besluit ik mijn frustratie van gisteren van mij af te schrijven op het customer feedback form blaadje dat ik verondersteld word in te dienen bij mijn vertrek. Het wordt dus geen positieve evaluatie. Ik stel meteen ook een verslagje op met de bedoeling dit te posten op Tripadvisor, een online waardering voor motels, hotels, attracties en zo meer. Als ze er ook maar 1 klant mee verliezen ben ik al content. Ik ga hier vanavond ook niet dineren, aan mij verdienen ze geen cent meer. Na!
Opstaan rond 7.00, klaarmaken, sleutel en evaluatie afgeven en dan op weg.
Vandaag is het opnieuw volledig bewolkt, maar nu zonder interessante wolkenformaties. Geen zonsopkomst boven Mount Conner.
Weinig stops voorzien vandaag, dus de 650km zullen snel worden afgehaspeld.
Op het kruispunt met de Stuart Highway wel even bijtanken, en dan de lange weg naar het zuiden.
Nu en dan regent het licht, maar nooit zoveel dat de ruitenwissers constant moeten werken.
Even voor het oprijden van de Stuart Highway verdwijnen de Dessert Oaks weer van het toneel. Ik zal er geen meer zien. Het landschap bestaat nu vooral uit struiken en halfhoge bomen die mij op het eerste zicht een opgeschoten versie van de struiken zijn. De struiken vertonen groene scheuten, maar het gras lijkt nog steeds op hooi. Wel regelmatig bloemen in de wegberm.
Als ik zon 100km langs de SH gevorderd ben steek ik opnieuw een staatsgrens over. Vanaf nu rij ik doorheen South Autralia, en moet ik de tijd een uur vooruit zetten. Het tijdsverschil is nu 9,5 uur.
Rond de middag stop ik bij Marla Roadhouse voor een hapje en een drankje: Chickenschnitzel Hamburger with the lots en een cola.
Van hier tot Coober Pedy verdwijnen geleidelijk ook zo goed als alle struiken uit het landschap. Weidse vergezichten alom. De grond wordt nu ook niet meer bedekt met bloedrood zand, maar eerder met gravel. Helemaal geen regen meer, de wolken laten schoorvoetend wat zon door, en die is direct voelbaar.
Wat mij ook opvalt is dat er, op misschien 2 of 3 kangoeroes na, geen roadkill langs de weg ligt. Opnieuw weet ik niet of dit ook echt een goede zaak is, maar misschien een teken dat er gewoon minder dieren zijn. Het verkeer is er anders wel drukker dan ik mij kan herinneren van 12 jaar geleden. Bijna de ganse dag zal er opnieuw nooit meer dan een kwartier tussen 2 tegemoet komende wagens zitten, en ik kom er ook vrij veel tegen die mijn richting uit rijden.
De infoborden op de verschillende rustplaatsen langs de weg (bv bij het overschrijden van de staatsgrens) zien er ook niet fris meer uit, en vandalisme tiert hier welig.
Wat wel voldoende te vinden is zijn autowrakken. De prijs van oud ijzer zal hier zeker geen vette zijn. Wel een beetje verontrustend als je zelf in een iets ouder bakje rondtuft.
Tegen 15.00 kom ik aan in het opaal-mijners-dorp. Ik was van plan om ondergronds te kamperen, maar de camping is jammer genoeg gesloten en opent pas terug ergens halverwege januari.
Dan maar op zoek naar een motel. Het wordt een kamer in The Lookout Cave Underground Motel.
Opnieuw een kamer onder de grond. Zelfs zonder airco wordt het hier niet warmer dan 25°. Mooie, nette kamer.
Ik bekijk nog wat plaatselijke informatie, en besluit hier morgen nog een dag te blijven en de plaatselijke bezienswaardigheden te inspecteren.
Vanavond nog wat rondkijken in het dorp, zien wat ik mij er nog van herinner, en wat er veranderd is, en een spaghetti bij Johns Pizza Bar.
Ik boek nog een extra nacht en ga hier in Coober Pedy nog een en ander bekijken. De zonsondergang in de Breakaways, een heuvelrug hier niet ver vandaan, schijnt de moeite te zijn.
In de voormiddag bezoek ik eerst het Umoona museum, waar ik zonder het te weten ineens meestap met een geleide wandeling. Zo spaar ik toch een A$10 uit. Ik denk dat we hier de vorige keer ook geweest zijn, maar dan niet het begeleide gedeelte gezien hebben. Dit bestaat uit enkele oude mijngangen en een ondergrondse woning.
Hierna naar de Old Timers Mine. Eveneens een omgebouwde mijn waar in één gedeelte het werken in de mijn in de beginjaren wordt uitgebeeld, en een ander met eveneens ondergrondse behuizing en een bont allegaartje van oude artefacten en krantenartikelen uit de vorige eeuw. Het museum is dringend aan een opwaardering toe. De mannequinpoppen in de mijn zijn, zoals zo vaak het geval is, weinig geloofwaardig en stoffig (hoewel dat laatste nu net wel toepasselijk is). En in de verzameling oude voorwerpen zit weinig samenhang. Maar in de mijngangen zie je wel zelf nog de opaal-aders zitten.
Buiten staan er ook nog enkele oude machines, en blijkbaar ook het graf van de bedenker van het museum (gestorven in 1991). Beetje vreemd, zo midden op de parking.
Ondertussen is het middag geworden, en ik ga opnieuw naar Johns Pizza Bar, nu wel voor een pizza. Ik krijg 10% korting door mijn boeking in het Underground Motel ;)
In de namiddag blijf ik op de kamer. Buiten is het opnieuw bijna 40°, en ik moet toch nog een en ander uitzoeken op het net. En ook eens een advertentie plaatsen voor mijn auto, eens proberen of ik hem ook zelf aan een particulier kan verkopen, en misschien aan een gunstiger prijs dan de terugkoopgarantie.
Tegen 17.30 vertrek ik naar The Braekaways, een rondrit over zon 25km gravel en 10km asfalt.
Het eerste wat ik tegenkom is de Dog Fence, een 5300km lange afrastering die de dingos uit het zuidelijke deel van Australië moet weghouden en zo de schapen moet beschermen. Verschillende keren lees ik dat de Fence véél langer is dan de Chinese muur. Kan wel zijn, maar ik denk dat de muur toch een stuk indrukwekkender is.
Wat verder kom ik dan aan bij de heuvelkam. Een kleine oase in dit desolate landschap. Met inderdaad verschillende kleuren. Mesa heuvels in allerlei groottes. De zon schijnt als ik er aankom, maar vanuit het westen komen er wolken opdagen. Ik ben er eerst alleen, maar wat later zullen nu en dan andere wagens komen en gaan. Als ik er alleen ben is het muisstil. Zelfs geen zuchtje wind. Helemaal niets.
Maar een uurtje later zijn de wolken tot bij de heuvels genaderd en steekt er een enorme wind op. Het begint ook af en toe te druppelen, maar het zal nooit echt door regenen.
Prachtige vergezichten en zeker de moeite, maar meer door het wolkenspel dan de zonsondergang, want die kan de heuvels zelf niet echt belichten omwille van het golvende landschap in het westen. Opnieuw zal het afwachten worden als de fotos de werkelijkheid recht zullen doen.
Opstaan, inladen, uitchecken en om 9.00 kan ik vertrekken.
Best dat ik gisteren nog getankt heb, want ik denk dat de 3 pompstations zonder loodvrije benzine zitten. Overal hangt er een bordje: buiten gebruik.
De wind die gisteren is komen opzetten heeft de ganse nacht stand gehouden, wat hoorbaar was in de verluchtingspijpen die vanuit de ondergrondse kamers naar buiten leiden. En ook deze morgen waait het nog steeds.
Wat zorgt voor een aangename temperatuur. En hoewel er de ganse dag geen wolkje aan de hemel zal te zien zijn, door de opmerkelijk frisse wind blijft het heel de dag perfect doenbaar om tijdens de enkele stops onderweg eens een wandelingetje te maken. De wind mocht wat mij betreft iets vroeger gekomen zijn.
Ik heb een tocht van 850km voor de boeg, veel tijd om onderweg te stoppen is er dus niet. Niet dat er geen interessante plekjes zijn, maar ik kan nu eenmaal niet alles bekijken. Er blijven immers maar 19 dagen meer over.
Ik stop wel even op de rustplaatsen bij Lake Hart en Island Lagoon, 2 zoutvlaktes (die bij hevige regen wel water kunnen bevatten). Lake Hart ligt niet ver van de rustplaats, en nu het toch niet te warm is moet ik dit wel even testen.
En inderdaad, het smaakt zout. De klompjes zout (nee, jammer genoeg geen goud) liggen hier voor het rapen.
In Pimba, ongeveer halverwege, stop ik bij Spuds Roadhouse. Spud zelf is er jammer genoeg niet meer, hij overleed in 2007. Maar hij kan gerust zijn, het tankstation/wegrestaurant/pub draait nog steeds. Je kunt er takeaway bestellen, of ter plaatse iets eten. Ik bestel er een Fishermans Basket en cola, en ben licht verbaasd als dit maar $22 moet kosten (prijzen voor het eten staan er niet geafficheerd). Ik wacht in spanning af, maar mijn vrees blijkt ongegrond. De portie is zeker ruim voldoende, en hoewel het meeste natuurlijk gewoon vanuit de vriezer in het frituurvet geworpen is, het smaakt.
Tot hier is het landschap nagenoeg hetzelfde gebleven als in de omgeving van Coober Pedy: vooral eindeloze zand en gravel vlakten met hier en daar kurkdroge plukjes gras. Maar vanaf Pimba komen er terug struiken te voorschijn, en misschien daardoor ook enkele slachtoffers langs de weg (omdat die dan minder vroeg worden opgemerkt). Het zijn meestal koeien, slechts enkele kangoeroes. De hoeveelheid roadkill langs de Stuart Highway is deze keer maar een fractie van wat er 12 jaar geleden lag.
Ik stop nog enkele keren om wat fotos te nemen (oa van een ellenlange goederentrein), maar tegen 16.00 rij ik Port Augusta binnen. Ook deze stad lijkt mij gegroeid, maar ze komt mij weinig bekend voor. Enkel bij het buiten rijden meen ik het motel van de vorige keer te herkennen. Ik moet ook even over een inham van de Spencer Gulf, en ben zoals altijd blij als ik de zee nog eens zie.
Hierna kom ik in een totaal andere omgeving. Uitgestrekte velden van vers gemaaid graan, varkensstallen die de West-Vlaamse boeren jaloers zouden maken, en hier ook geen bordjes meer die waarschuwen voor loslopend vee. De koetjes en schaapjes (véél schaapjes) staan netjes achter een Ursus-omheining.
Hun weides staan er evenwel ook maar magertjes bij. Ook hier is duidelijk nog geen grote hoeveelheid regen gevallen. Het is ook een prettig weerzien met de groene eucalyptusbomen en hun kunstig gewrongen stammen.
Het is de ganse dag vrij druk geweest, zeker bij het naderen en verlaten van Port Augusta. Het leven is hier wat mij betreft toch wel veranderd in die 12 jaar tijd. De landschappen en natuur zijn nog steeds spectaculair, maar het gevoel van afzondering is bijlange na niet meer zo uitgesproken. Zeker niet langs de hoofdwegen. Misschien dat je dit nog kunt najagen op de 4x4 tracks, maar aan het grote aantal terreinvoertuigen te zien (al dan niet reusachtige caravans trekkend) ben ik daar nog niet zo zeker van. Als je dit unieke gevoel nog wilt meemaken, dan zou ik me toch beginnen haasten.
Een heel eind buiten Port Augusta verandert de highway van tweevaksweg (met nu en dan een extra inhaalstrook) naar 2 door een brede, vaste berm van elkaar gescheiden banen met ieder 2 vakken. En vreemd genoeg wordt het dan ineens veel minder druk.
Tot ik de buitenwijken van Adelaide binnenrij. Dit is de grootste stad tot nu toe op deze reis, maar de GPS loodst mij zonder problemen naar het ingegeven adres. Plan was om vanavond op een camping te logeren (beetje aan het budget denken), maar ik ben te laat. De receptie sluit om 17.30 en je kunt er niet binnen zonder eerst bij de receptie te passeren. Dan maar terug een motel zoeken. Het wordt de Jackson Motor Inn. Ik boek voor 1 nacht, en probeer morgen dan wél tijdig bij de camping aan te bellen.
Blijkbaar is er nog niets speciaals gebeurd, en in het nieuws worden ook nog geen grote rampen gemeld. Maar in Mexico is het nu natuurlijk nog maar 20-12-12.
Als ik voor het vertrekken de wagen nog eens check heb ik minder geluk. Ik had gisteren al iets geroken, maar dacht dat het misschien van de lange rit en de warmte was, maar als ik het oliepeil controleer staat dit wel aan de erg lage kant. Bij een vorige check had ik al gezien dat het niveau iets onder vol stond, maar zeker niet alarmerend. En er lag ook nooit iets onder de wagen, behalve condens van de airco. Nu ligt er wel een plas.
TAB bellen voor het adres en nummer van een plaatselijke garage. Er is er gelukkig een niet ver uit de buurt, en hij wil er nog naar kijken als ik er binnen het half uur ben. Dat moet lukken.
Het probleem is blijkbaar gauw gevonden, en het onderdeeltje dat moet vervangen worden heeft hij op voorraad. Het zal een uur duren, en de prijs valt gelukkig ook nog mee.
Ondertussen maak ik een wandeling naar de dichtstbije geldautomaat, en stap ernaast een koffieshop binnen voor een ontbijtje.
Een goed uur later kan ik alweer vertrekken. Al bij al heb ik nog geluk, want deze namiddag sluit de garage en ze beginnen pas op 7 januari opnieuw. Deze namiddag gaan ze eerst nog iets eten. Mijn collegas zullen vandaag het zelfde doen. Nu, best dat het hier gebeurt en niet ergens temidden de outback.
Vanuit Adelaide rij ik naar Freeling, een rit van een uurtje.
Niet dat Freeling nu zo een toeristische attractie is, en het anders wel zeer propere dorpje heeft ook niet veel speciaals in de aanbieding. Maar liefhebbers van de reeks McLeods Daughters moeten Freeling maar eens Google-en.
Op weg ernaar toe stop ik eerst langs de Kingsford Road. Een gewone gravel weg, zijweg van de Sturt Highway (een dubbele tweevaks expressweg met vaste middenberm). Langs het gravelpad ligt een 100m van de snelweg de oprit van de Kingsford Homestead. Een vrij nieuw uitziende entree en automatische poort laten niet meer vermoeden dat dit inderdaad voor jaren de toegangsweg was naar "Drovers Run". Wat verder langs de gravel weg kun je nog net een glimp opvangen van het dak van het huis. De rest wordt aan het oog onttrokken omdat het in een dal ligt.
Wie zou kunnen vermoeden dat dit op nog geen uur van een stad als Adelaide ligt, vlakbij de snelweg?
De plaats is enkele jaren geleden verkocht aan een koppel uit de buurt, die het blijkbaar volledig hebben gerenoveerd. Het is dus privé, en niet toegankelijk. Er is een firma die een McLeod-tour organiseert, met toegang tot Drovers Run. Maar niet voor vandaag of morgen, en ze zijn trouwens ook aan de dure kant.
In het uiterst rustige Freeling, wat in de serie moest doorgaan voor Gungellan, staat het gebouw van de garage en trukstop, en het Gungellan Hotel (wat voorheen gewoon Railway Hotel heette). Gezien het nu toch middag is stap ik bij de laatste binnen om iets te eten.
Het interieur is nog herkenbaar, en hier en daar hangen enkele memorabilia. Het is er vrij rustig, maar als ik er mijn steak aan het opeten ben komt er met tussenposen toch een redelijke groep binnen. Uit wat ik kan opmaken zijn het locals die blijkbaar ook het begin van hun kerstvakantie komen vieren.
De steak was lekker en zeer schappelijk van prijs.
Hierna nog even een bezoek aan de nabijgelegen wijnregio van Barossa, zij het dan meer voor de fotogenieke vergezichten en niet voor de wijnhuizen, want die zijn natuurlijk niet aan mij besteed.
Halverwege de namiddag keer ik terug richting Adelaide en rij ik een beetje door naar Mount Lofty Summit.
Daar worden opnieuw enkele fotos van het uitzicht op Adelaide genomen, en op de wandeling kan ik ook een paar Fairy Wrens op de gevoelige plaats vastleggen. Geen koalas.
Bij het verlaten bots ik nog op een ouder koppel waarvan de man het niet kan laten mij nog enkele tips mee te geven. Foto-tips en andere.
De weg terug verloopt over de scenic-route, een bochtige afdaling van de heuvel. Prachtige zichten, maar ik moet mij vooral op de weg concentreren. Zeker als op sommige momenten het enige dat de weg van de direct ernaast liggende afgrond scheidt enkel maar een reeks plastieken reflectorpaaltjes zijn.
Vandaag slaap ik dus wel op de camping, die had ik vanmorgen al geboekt. Ik kreeg een sleutel en een magnetische kaart, daarmee kan ik de slagboom openen en de sanitaire blok. Propere camping en zeer proper sanitair.
Ik zal in de wagen slapen, want de campingplaats is een betonnen plaat, daar krijg ik mijn piketten niet in.
Voor het donker wordt ga ik eerst nog een kijkje nemen langs de rivier die langs de camping loopt.
Als ik terugkom uit de douche wordt er in de verte een vuurwerk aangestoken. Ik kan alleen maar bedenken dat dit is omdat iemand (wellicht meerdere personen, het was een vrij groot vuurwerk) blij is dat de wereld dan toch niet is vergaan.
Het is donker, en ik kruip in de wagen. De zetels liggen plat, en zo kan ik er net in. Het is eens iets anders.
Slapen zal echter nog niet voor direct zijn. Niet dat het zo oncomfortabel is, of dat het te warm is (het duurt inderdaad wel een tijdje voor het echt afkoelt), maar mijn buren hebben vanavond blijkbaar veel tegen elkaar te vertellen. En bij drie van de vier valt dit nog mee, maar het andere mens heeft een stem om vis te verkopen, en als ze lacht denk ik dat ze het horen tot aan de overkant van de rivier. Pas om 24.30 gaan ze uiteindelijk slapen, en ik ook.
Om 6.00 word ik wakker. Het is nog zeer stil op de camping, maar ik blijf niet liggen en maak mij klaar.
Het slapen in de wagen is al bij al nog mee gevallen, wel een paar keer wakker geworden, maar telkens weer vlug in slaap geraakt. Rond 2 à 3 uur heb ik gevoeld dat het inderdaad een beetje afkoelt s avonds.
Als ik vertrek zit er nog steeds niet veel beweging in. Ik twijfel even of ik mijn buren niet even moet wekken, maar misschien doet het rammelen van de uitlaat dit wel voor mij.
Het experiment "slapen in de wagen" is deels geslaagd.
Ik ben wel een beetje teleurgesteld over gisteren, ik had toch op zn minst een kleine aardbeving verwacht ;)
Vanuit Adelaide rij ik richting Halls Gap in The Grampians.
Maar onderweg zijn enkele stopt voorzien, de eerste enkele kilometers verder, in het Warrawong Sanctuary.
Ik ben blij dat ik op tijd kon vertrekken, want om dieren te bekijken moet je hier vroeg zijn. Ik arriveer om 8.00, om dan te constateren dat het parkje maar om 9.00 opengaat. Jammer.
Als de poorten dan toch openen valt het park ook wel een beetje tegen. Het is volledig afgesloten, en vele van de dieren die er leven kunnen er in feite niet weg. Dus niet zozeer een beschermd natuurgebied.
De vogels vliegen natuurlijk wel vrij in en uit, maar of de koalas ook naar buiten kunnen weet ik niet. Misschien wel als ze via de bomen over de omheining gaan. De kangoeroe is wel verplicht daar te blijven.
Anderhalf uur later ben ik alweer op weg.
Het grootste deel van de route volgt de snelweg, de M1 richting Melbourne. Die bestaat voor een heel eind uit een dubbele tweevaksweg, maar wordt vanaf Tailem Bend gewoon opnieuw een Highway met een vak heen en een terug. Net voorbij Bordertown (toepasselijk) wordt de grens met Victoria overgestoken. Vanaf nu maximum 100km/uur. Dat was 110 in Zuid Australië.
In Dimboola verlaat ik de snelweg en rij richting Minyip.
Al de ganse tijd bestaat het landschap uit glooiende velden: graangewassen, afgereden graanvelden, weiden met vooral schapen. Alles omgeven door weidedraad en af en toe omzoomd met bomen. Het lijkt een beetje op de heuvels van Engeland, maar dan net iets anders. En warmer natuurlijk. De koele wind van eergisteren is nu totaal verdwenen (gisteren ook al bijna helemaal) en de thermometer flirt weer met de 40°.
Minyip is een klein slaperig dorpje, bij zijn inwoners en de mensen uit de omgeving vooral bekent om zijn graanproductie, maar bij ons meer onder zijn artiestennaam: Coopers Crossing. Thuisbasis van de tv-reeks The Flying Doctors. Hier en daar zijn nog wat gebouwen herkenbaar (de garage, de pub, het hoofdkwartier) maar een en ander heeft wel eens een opknapbeurt nodig. De serie dateert ook al van de jaren 80, en blijkbaar is de grote stroom toeristen al fel verminderd. Ik lijk er hoe dan ook de enige levende ziel op straat te zijn.
Van Minyip naar Stawell en dan naar Halls Gap, de toegangspoort tot het nationale park The Grampians.
Ik huur een plaatsje op de lokale camping en wandel nog even rond voor ik mn tentje opzet. De grond is hier geen beton, al lijkt het er soms wel op. En in het tentje heb ik toch nog (net) iets meer plaats.
Mij lijkt het plaatsje een nieuwe toeristische zone gekregen te hebben, met winkeltjes en restaurantjes, dat moet ik eens checken. Ik ga naar de diner waar we de vorige keer gegeten hebben en bestel er een soepje (deze middag al onderweg een hamburger gegeten).
Daarna tentje opzetten, douchen, verslagen opstellen en doorsturen en hopen dat mijn buren vannacht rustig blijven.
Nu waren het de buren niet, maar de bezoekers van de pub aan de overkant van de straat. Eén man had er duidelijk ééntje (maar ik denk meerdere) te veel op. Hij werd daar uiteindelijk ook op gewezen door de eigenaar of een verantwoordelijke.
Dan was er nog de man van ergens uit het Midden-Oosten die blijkbaar zn vrouw aan het uitkafferen was via de GSM op een manier dat heel de camping het kon horen. Het was niet in het Engels, dus kon ik het niet letterlijk begrijpen, maar zeer vriendelijk klonk het toch niet.
En dan zijn er natuurlijk ook nog altijd de vogeltjes. Je zit hier tenslotte in een natuurgebied. En blijkbaar hebben ze hier in Australië een soort nacht-koekoek.
Dit, en blijkbaar ook de net iets te harde ondergrond maakt dat er van slapen weer niet veel in huis is gekomen.
Maar als ik om 6.00 opsta word ik begroet door de kangoeroes en enkele manengansjes, en dat maakt toch iets goed.
Vroeg op en weg, want vandaag had ik graag enkele van de vele wandelingen in de omgeving afgestapt, en liefst voor het weer te warm wordt. De zon is alvast al van de partij.
Voor de grote vloot vertrekken heeft ook als voordeel dat je de eerste bent die langskomt, en hierdoor meer kans hebt ook iets anders te zien dan de prachtige vergezichten en dito rotsformaties. Zoals bv een Helm Kaketoe. Of een Witooghoningeter. Rustige klim dus naar The Pinnacle, Maar ik ben er nog niet helemaal aangekomen of ik hoor al een groepje afkomen van de andere kant. Vooral de ene man is denk ik hoorbaar tot beneden. Ik vermoed zelfs dat het dezelfde is van gisteren nacht.
Vlug terug weg de andere kant op en nog wat verder naar een andere uitkijkpost. Hier blijft het gelukkig rustig.
Met de wagen een eind verder naar de McKenzie Falls. Mooie waterval, maar wellicht nog beter als er wat meer water naar beneden komt. Op de parking staat één wagen bots tegen een andere. Wellicht de handrem vergeten.
In het passeren nog even stoppen bij Brambuk, het informatie en cultureel centrum, waar nog maar eens de gebruiken en lijdensweg van de oorspronkelijke bevolking naar voor wordt gebracht. Wat mij al de ganse rit is opgevallen: verschillende van deze culturele centra zijn opgericht door of toch ten minste met goedkeuring van de plaatselijke stammen. Maar in de centra zelf zie je ze nooit. De mensen achter de balie, de eventuele gidsen, het zijn steeds blanken. Je kunt dus nooit iets vragen of een gesprek aangaan. De aboriginals die je wel op straat tegenkomt zijn dan weer meestal niet aanspreekbaar, of zien er toch zo uit.
Hierna vervolg ik mijn reis langs de bochtige weg door de beboste heuvels van The Grampians, richting Warrnambool. Eenmaal de bossen verlaten kom ik weer in het Engels uitziende landschap van de voorbije 2 dagen.
Het wordt ook bewolkt, en het begint wat te waaien, maar het is een warme wind.
Rond de middag wordt even gestopt in Dunkeld, en tegen 15.30 kom ik aan in Warrnambool, aan de kust. O ja, gisteren nog vergeten: het uurverschil met België bedraagt nu 10 uur.
Ik wandel even tot aan de zee, doe nog enkele inkopen en rij dan naar de camping. De prijs voor een standplaats met elektriciteit is iets duurder dan op de website vermeld wordt, maar dit is omdat het de kerstperiode is. Thats the Christmas spirit! Nu, ze hebben er wel een verwarmd binnenzwembad! Ik moet even glimlachen, en de receptioniste begrijpt mij onmiddellijk: het is buiten ergens tussen de 30 en 35°. Op de camping geen kaketoes of parkieten, maar mussen, Europese spreeuwen en merels! Maar de parkieten zijn iets later wel hoorbaar op de achtergrond.
Eten, wasje doen en verslag opstellen.
Geen tent vandaag, ik ga het er opnieuw op wagen (heb je hem: wagen).
Vrij goed geslapen, wakker geworden net na 6.00 en om 7.00 rij ik al het terrein van de camping af.
Het is bewolkt, en er staat een frisse wind. Die is goed volbaar als ik even tot bij de pier rij. Heel eventjes begint het ook te regenen.
Ik maak een rondrit in het nog slapende stadje. De stijl van de gebouwen is ietsje anders, maar het weer, de ligging en de kerken doen opnieuw sterk aan Engeland denken. Een gevoel dat mij bijna de ganse dag zal bijblijven.
Bijtanken, en dan op weg naar Geelong via The Great Ocean Road, die, zoals de naam doet vermoeden, bijna de ganse tijd de kustlijn volgt. De tweevaks weg slingert heen en weer, op en neer. En langs de route zijn verschillende stops voorzien, allen goed aangeduid en voorzien van een klein of groot parkeerterrein.
Als ik bij de eersten halt hou kom ik er een paar of misschien een kleine tiental andere mensen tegen. Het is dan ook nog vrij vroeg. Naarmate ik de route verder rij zal het aantal gestaag groeien, wat onmiddellijk ook voor een andere sfeer zorgt. Het is voor veel mensen wellicht ook een brugdag, en er is natuurlijk de onlangs gestarte schoolvakantie.
Ik kom ook regelmatig dezelfde mensen tegen.
De eerste reeks haltes tot en met die van de 12 Apostelen leiden telkens naar een plaats aan de kust waar de elementen de kalkzandsteen-rotsen hebben omgevormd tot diepe inhammen, bogen en vrijstaande pilaren. Allen in de meest grillige vormen. En allen even fotogeniek. Er wordt dan ook veelvuldig gekiekt, en niet alleen door mij.
Van het ene plaatsje naar het ander is meestal maar een paar kilometer, en verlopen door heuveltjes met frisse weiden en groene bomen. Aan de kust zelf zijn de kliffen begroeid met struikgewas, ook overal voorzien van groene scheuten. Wat een contrast met het binnenland. Ook qua temperatuur: de airco kan vandaag een dagje rusten.
De parking bij de 12 Apostelen is duidelijk de grootste van de reeks, en ook de enige die voorzien is van een kiosk waar een snack of een souvenir kan worden gekocht. Mensen die geld te veel hebben kunnen hier ook een helikoptervlucht boeken, voor verschillende trajecten en dito prijzen. En ze doen vandaag gouden zaken.
Het is hier een constant komen en gaan, en het wordt drummen op iedereen op de foto te krijgen met de beroemde rotsformaties op de achtergrond. Een foto nemen zonder mensen op wordt een uitdaging. En ondertussen blijven de helis af en aan vliegen.
Laatste stopplaats aan deze zijde van de kustlijn is cape Otway. De toegang naar de vuurtoren is niet gratis, de wandeling met zicht op de toren wel. De keuze is vlug gemaakt. Om de teleurstelling wat te verzachten wacht op de terugweg van de toren naar de eigenlijke Oceanway nog een aangename verrassing. Nu had ik die in het doorrijden ook al opgemerkt. Je kon ook moeilijk anders. Op zeker moment moet je in de remmen omdat er links en rechts van, maar ook óp de weg wagens kris kras geparkeerd staan. Mensen wijzen nerveus naar de boomkruinen en cameras komen in aanslag. Ik herinner mij dergelijke taferelen van de rondrit in Krüger park. Inderdaad, in de bomen zitten koalas.
En als ik terugrij zitten ze er nog. Ik merk zelfs een groepje op nog voor we aan de geïmproviseerde parking komen. Nu moet ik eerlijk toegeven dat ook dit groepje makkelijk te spotten viel: enkelen zitten in een zo goed als bladloze boom, op een tak die op nog geen 4 meter vlak boven de weg hangt. Hoewel ze er vrij rustig bij blijven en zich schijnbaar zeer nonchalant niets van de belangstelling aantrekken, zou ik bijna denken dat de anders zo moeilijk te spotten dieren hier gewoon een wedstrijdje houden om zo veel mogelijk gefotografeerd te worden. Ik zet mij netjes aan de kant en neem de camera.
Nog voor ik mijn eerste foto genomen heb staan er al 2 andere wagens langs de weg.
Vanaf hier zal het landschap sterk veranderen. Er komen meer beboste stukken en de hevels lopen nu af tot aan het strand. Wellicht betreft het hier een andere steensoort. Geen grillig verweerde kliffen meer, maar bomen tot bijna in het water, stranden met zand of vlak afgesleten rotsplateaus, en inhammen en kreken die bij hoog tij water tot een stuk in het binnenland brengen. Waar de heuvels ver genoeg van het water blijven kom ik nu ook typische kustdorpen tegen, voorzien van alle toeristische attracties (motels, hotels, restaurants, velen hebben ook een kermis aan het strand) maar zonder de afgrijselijke hoogbouw die onze kustlijn heeft verkracht. De verkeersborden en een enkel slachtoffer wijzen erop dat ook hier nog moet uitgekeken worden voor overstekend wild.
De weg blijft al kronkelend de kustlijn volgen. Prachtige zichten, maar je moet natuurlijk ook goed op de weg letten. Je kunt bijna nergens inhalen, dus moet je ook een zekere snelheid houden, wil je niet telkens een local met een ute aan de bumper kleven hebben.
In Torquay keert de route weg van de kust. De laatste 20km naar Geelong verlopen over een expresweg, waarlangs even voor het bereiken van de stad aan beide zijden de handelszaken verschijnen. Bijna naadloos kom ik in het centrum terecht, zo goed als recht op het motel waar ik voor vannacht een kamer heb geboekt. Nog vlug enkele inkopen doen (het is kerstavond) en de gewoonlijke avondroutine.
Vandaag staan geen grote afstanden op het programma. Van Geelong naar Melbourne is maar een goeie 100km.
Na het uitchecken ga ik nog even tot aan het strand, zon 500m. Daar hebben zich, in het langgerekte park, al heel wat mensen verzamelt. Het is hier namelijk heel gewoon om kerstdag met vrienden of familie in het park te vieren. Compleet met BBQ of picknick. En hoewel het nog maar gewillig 10.00 is, het vlees ligt al te sudderen. Wat verder speelt een ganse familie baseball, en er zijn natuurlijk ook, zoals in elk park s morgens of s avonds, de lopers en fietsers.
Voor ik richting Melbourne vertrek rij ik ook nog even tot Queenscliff, waar de ferry naar Sorrento vertrekt, het andere punt van de Port Phillip Bay, de baai die Melbourne afschermt van de oceaan. Maar er is niet bijster veel te zien, behalve de zwarte zwanen in de baai op de terugweg.
De weg naar Melbourne is grotendeels autosnelweg (hoewel 100km/u nu ook weer niet zo snel is), ik kom er aan rond 12.30. Ik wist niet goed of ik hier iets te eten zou vinden, want elk (fastfood)restaurant wat ik onderweg tegenkwam was gesloten. Maar ik het centrum van de grootstad, het toeristische gedeelte, zijn wel een aantal zaken open. Misschien mensen die Kerstmis niet vieren, want de meisjes bij McDonalds waren bv allemaal Aziatisch, of uit het Midden-Oosten. Tot bij Flinders station in het centrum geraken was een beetje hectisch, maar de GPS levert goed werk, en het feit dat het kerstdag is maakt dat het verkeer héél goed meevalt. Ik parkeer de wagen en wandel wat rond, oa tot bij de Old Melbourne Gaol. De gevangenis waar Ned Kelly zijn laatste levensdagen doorbracht en uiteindelijk ook werd opgehangen.
Het is zeer rustig in de stad, en de enigen die je op straat tegenkomt lijken ook allemaal collega toeristen te zijn.
Hierna rij ik verder tot aan den botanieken hof, ofte The Royal Botanical Gardens. Prachtige tuinen, en ook hier weer veel mensen die er hun kerstdag vieren. Maar alles heel gemoedelijk. Het is er aangenaam wandelen.
Naast de tuinen rijst ook het monument op ter nagedachtenis voor de gesneuvelde soldaten. Het enorme piramide-achtige gebouw is hier ook niet gespeend van enige megalomanie. Op de muren de gekende slagzinnen voor de eervol gesneuvelden, maar gelukkig ook het veel soberder en betekenisvollere Lest we Forget.
Het gebouw is gesitueerd op wellicht de hoogste heuvel van de stad, maar de vele flatgebouwen en kantoortorens hebben het in hoogte al lang en ruim voorbijgestoken.
Rond 16.30 geef ik mijn eindbestemming voor vandaag door aan de GPS.
Ik was van plan om in het passeren even te stoppen bij André en Marie-Jeanne, maar ben ondertussen uitgenodigd om er 2 dagen te overnachten, en om deel te nemen aan hen kerstfeest, wat ze op 2de kerstdag (Boxing Day) gaan vieren. M-J is een vriendin van mijn moeder van vroeger die met haar man uiteindelijk in Melbourne is terechtgekomen, en die we 12 jaar geleden ook hebben bezocht. Ik kom bij hen aan om 17.30 en wordt er goed ontvangen. Na het kerstmaal, bestaande uit spaghetti Bolognaise, worden er wat ervaringen uitgewisseld, want zij zijn enkele maanden geleden ook met hun caravan naar het noorden getrokken.
Deze morgen help ik A en MJ een beetje met het klaarzetten van de feesttafel. Er staat een BBQ op de agenda, dat zal voor mij de eerste keer zijn met kerst.
Rond 12.00 komen hun kinderen en kleinkinderen, en ook een neef van A met zn zwangere vrouw.
Het wordt een zeer gemoedelijke namiddag en er wordt een beetje over koetjes en kalfjes gepraat. Gezien verschillende gasten blijkbaar al meerdere etentjes achter de rug hebben de voorbije dagen wordt er niet overdreven veel gegeten. A en MJ hebben nog left overs voor enkele weken ver.
En er worden natuurlijk ook pakjes uitgedeeld.
Als iedereen rond een uur of vijf vertrokken is volgt de grote opkuis, en A en ik maken nog een fikse wandeling rond enkele vijvers in de nabije omgeving. Alles lijkt hier nog vrij nieuw. Rustige en op het zicht een aangename woonzone. Na het terugkomen nog wat tafels en stoelen opbergen, nog wat babbelen en dan naar bed.
Na het ontbijt gaan A en MJ inkopen doen (in de plaatselijke shopping mall), ik probeer ondertussen TAB op te bellen. Dit lukt, maar ze kunnen mij geen adres van een garage in de omgeving geven, en diegene die ze doorgeven op de route blijkt na het opbellen ook geen gaatje meer te hebben in zn agenda. Dan maar zo door naar Sydney.
Ik bel ook even om uit te vissen hoe het zit met de langverwachte sticker, die zou verzonden zijn (met express) maar is nog steeds niet aangekomen. Vreemd, vooral als ik later te horen krijg dat de postkaartjes naar België (normaal enkele dagen later verzonden, vanuit het midden van Australië, en naar het buitenland) wel al aangekomen zijn.
A en MJ komen volgende week ook naar Sydney, en ik hoop dat de sticker alsnog doorkomt en ze hem kunnen meebrengen. Het lijkt wel een klucht, het ding zal mij gewoon de ganse reis achtervolgen.
s Middags wordt het overgebleven stokbrood van gisteren, en wat beleg, verorberd. MJ trekt met een schoon- en kleindochter terug naar de mall, terwijl A en ik een kijkje gaan nemen in The Royal Botanic Garden van Granbourne, een naburige suburb. A is daar zelf nog niet geweest, we zullen zien wat het geeft.
Het tuingedeelte lijkt vrij nieuw, net aangelegd. Alles zeer netjes en vol informatieborden, maar A is daar niet zo in geïnteresseerd, dus stappen we vlug door. De wandeling in het park is meer zijn meug. Zon 5 km door wisselend landschap, en we krijgen een mierenegel te zien. Vrij ongewoon, want dit zijn gewoonlijk nachtdieren. We kunnen het dier zeer dicht naderen, het hanteert immers de zelfde tactiek als onze egeltjes: oprollen en blijven liggen.
We drinken nog iets en keren dan terug naar huis.
Na het avondeten (restjes van gisteren, aangevuld met gebakken patatjes) willen A en MJ mij ook eens met de shopping mall laten kennismaken. Fountain Gate is volgens A het 2de grootste shopping centre van de zuidelijke hemisfeer, het grootste is een ander hier niet zo ver vandaan. MJ gaat op zoek naar koopjes (beginnen hier op 2de kerst), A en ik maken vandaag onze avondwandeling in de mall, iets wat hij blijkbaar meer doet als het regent.
Vele tientallen winkels, een food-court met alle mogelijke variëteiten en de alom tegenwoordige fastfood ketens, en een cinemacomplex van 10 zalen. Indrukwekkend, maar het moet toch leuker zijn als je ook werkelijk onbezorgd iets kan kopen. Doet mij denken aan het nummer Get Lucky van Mark Knopfler.
Terug thuis wordt nog even TV gekeken, en dan naar bed.
Rond 8.15 neem ik afscheid van A en MJ (en hoop hen in Sydney terug te zien met de sticker), en vertrek richting Lakes Entrance. Het wordt uiteindelijk een rit van 470km.
Het is bewolkt, winderig en er valt wat lichte miezel.
Ik volg de kustlijn, het landschap (groene heuvels, af en toe een bosje) doet opnieuw aan Engeland denken.
Langs de route even stoppen bij enkele windturbines (de vorige keer dat ik dit deed was helemaal aan de andere kant in de Atherton Tablelands, in het begin van mn trip) en de Agnes Falls.
Vanaf Yarram gaan de heuvels over in een plateau, het groen wordt er iets minder fris. De wolken verdwijnen geleidelijk en de zon warmt alles op. In Sale stop ik even om iets te eten.
Onderweg kom ik terug wat roadkill tegen, oa enkele wombats, die als grote teddyberen langs de weg liggen. Ik kom er jammer genoeg geen levende tegen, ondanks de vele waarschuwingsborden. Ook deze dieren komen liefst buiten in het donker.
Rond 15.00 kom ik aan bij Lakes Entrance. Ik herken er onmiddellijk de houten beeldhouwwerken langs de kust, en de vreemde naaldbomen. Die laatste lijken maar traag te groeien, als het inderdaad dezelfde bomen zijn.
Maar de sfeer in het stadje is compleet anders dan 12 jaar geleden. Toen was het er zeer rustig, beetje druilerig. Nu schijnt de zon en stikt het er van de toeristen.
Ik zoek mij een parkeerplaatsje en besluit het advies van A te volgen en een wandeling te maken tot bij de inham (Lakes Entrance) waar het zeewater de meren in en uit stroomt. Het wordt een stevige wandeling doorheen de duinen, waar ik vele vogeltjes hoor, en er enkele kan fotograferen. Bij de inham staat een stevige wind, en de stroming is duidelijk zichtbaar. De overkant is nauwelijks 50m ver, maar er naartoe zwemmen zou (zeker op dit moment) totaal onmogelijk zijn.
Terug bij de auto besluit ik door te rijden naar Cape Conran, en daar een plaatsje op een camping te zoeken. De reisgids verteld dat daar wombats over het kampeerterrein lopen.
Na vele kronkelende wegen en zon 5 km gravel kom ik aan op de camping, maar de receptie is al gesloten. Bezoekers wordt gevraagd het geld voor de standplaats in een enveloppe te steken en in een bus te deponeren. De daartoe voorziene enveloppen zijn op, en ik heb geen gepast geld, dus ga ik mij zo maar een plaatsje zoeken. We zien wel wat er gebeurd.
De camping is vrij basic (geen douches, wel rudimentair toilet) en ligt tussen de duinenbosjes vlakbij de zee. Veel families met kinderen, hier en daar wordt al een kampvuurtje opgestart.
Ik laat opnieuw het tentje in zn opbergzak zitten.