Bij het buitenkomen deze morgen valt mij opnieuw op dat er helemaal geen cicaden meer te horen zijn, hoewel ze er de vorige nacht zeker nog wel waren. Ik moet nog even de stad in, en ook daar is hun enerverende getsjirpt verdwenen. Bizar.
Ik koop enkele postkaarten, maar zal moeten wachten om die te posten, want hoewel anders aangegeven op het internet is de post wel degelijk gesloten.
De eerste 100km van de rit ben ik zo goed als alleen op de weg, daarna wordt het opnieuw drukker. Er ligt ook helemaal geen roadkill op of langs de weg, tot zon 100km voor mijn eindbestemming. Dan enkele kangoeroes en een paar koeien.
Ik stop enkel even waar ik de Stuart Highway moet verlaten, om wat bij te tanken en een broodje te kopen. De benzine is hier het duurst tot nu toe, en het broodje is assortie wat de prijs betreft.
Op de weg naar Yulara (het resort dat gecreëerd werd om de toeristen naar Uluru te herbergen) doemt een 100km na de afslag een flinke heuvel op aan de linkerkant van de weg, beetje het model want men kent uit de Amerikaanse Westerns. Het is niet Uluru, maar Mount Conner. Drie keer zo groot als Uluru, maar niet half zo bekent. De heuvel wordt dan ook niet toeristisch uitgebaat, en ligt op privé grond, eigendom van dezelfde mensen die eigenaar zijn van de camping/motel waarnaar ik op weg ben.
Rond 14.30 kom ik aan. Ik blijf hier enkele dagen overnachten, omdat de prijs hier toch een heel stuk lager ligt dan in het resort. Het onderkomen is er ook wel een beetje naar. De kamer heeft meer iets weg van een cel: er staat een dubbel bed, en aan 3 zijden rondom is er zon 60cm vrije ruimte. 2 boekenplanken en een kapstok. Thats it. Wel airco, die de kleine ruimte zonder probleem fris krijgt, en waardoor het geheel meer iets weg heeft van een koelcel ipv een kamer.
De stopplaats/camping/motel/restaurant heet Curtin Springs, en is onderdeel van een werkend veeteeltbedrijf, een 420000 hectaren groot. Ik ben er niet de enige Belg, want blijkbaar houden ze zich hier bezig met het kruisen van Belgische Blauw rund met Murray Grey (een Australisch ras). Te lezen in de informatiefolder in de kamer.
Na het uitladen van de valies rij ik nog even door tot Yulara zelf, zon 80km. Eventjes zomaar 160km, ik begin mij hier al thuis te voelen. When in Rome...
Langs de weg tussen Curtin Springs en Yulara kom ik stukken tegen die doen denken aan een rode versie van de hoge blekker in Koksijde: gewoon duinen met rood zand en hier en daar een kurkdroge Dessert Oak (typische boom van deze streek). Wie haalt het in zn hoofd om hier runderen te willen kweken. Van gras is hier zelfs geen sprake.
De 2 koeien die ik tegenkom zijn dan ook helemaal geen dikbillen, en de kamelen staan er ook maar magertjes bij.
In Yulara nog wat informatie verzamelen en eens kijken of ik hier nog iets herken.
Bij het terugkeren staat buiten het dorp een auto langs de kant. Een viertal jonge gasten vertellen dat ze net zonder diesel gevallen zijn. Of hier ergens een tankstation is. Ik voer er 2 even terug naar het resort achter een blik (?) diesel
Ze zijn afkomstig van Sydney maar werken in Alice Springs en blijkbaar trakteert hun baas dit weekend met een feestje.
Terug in het motel bestel ik een T-bone voor diner.
Ik raak aan de praat met de man die de cel naast de mijne heeft geboekt. Hij blijkt Italiaan te zijn, en is bezig aan een wereldreis per motor. In feite meer een veredelde scooter, zo eentje met 2 wielen vooraan. Hij is vertrokken in Italië, en heeft noord en oost Afrika doorkruist tot in Durban, waar hij en zn motor dan het vliegtuig naar Perth hebben genomen. Nu doorkruist hij Australië, daarna zuid, midden en noord Amerika, en dan via Siberië terug naar Europa. Vermoedelijke datum van thuiskomst: september volgend jaar, en hij is in oktober vertrokken.
Hij is heel tevreden over de motor, die hij van de fabrikant in bruikleen heeft in ruil voor het bijhouden van de technische gegevens en zn ervaringen. Het rijden over gravel en zand verloopt blijkbaar zeer vlot.
Gisteren heeft hij wel wat pech gehad, en is hij een tas verloren onderweg. Toen hij dit opmerkte is hij teruggereden, om te constateren dat zn tas al enkele keren door een roadtrain was overreden. Grootste verlies: laptop en lader voor de batterij van zn fototoestel. Hij zal kijken of hij in Alice Springs voor vervanging kan zorgen.
Hij is morgen ook van plan om langs Kings Canyon te gaan, en misschien komen we elkaar daar nog eens tegen. Ik wens hem alvast goede nacht en een goede reis verder. Respect.
Om 5.30 loopt de wekker af, en tegen 6.00 kan ik vertrekken. Net na zonsopkomst. Mijn buurman is net 10 minuten vroeger weg. Ik passeer hem enkele kilometers verder.
Zon 200km is het naar Kings Canyon, en ik kom er net iets voor 8.00 aan. Net voor de canyon verschijnen opnieuw enkele eucalyptusbomen hier en daar, maar in hoofdzaak blijven het toch struiken en Dessert Oaks.
Ik ga het er op wagen en begin aan de 6km lange Rim Walk, een wandeling boven op de rand van de canyon. Het is licht bewolkt (schapenwolkjes) en er staat een stevige bries, dus is het nog doenbaar. Voldoende water, een beetje proviand, zonnecrème, en we zijn weg.
De tocht begint met een stevige klim, in 1 ruk tot boven de heuvelrug. Geïmproviseerde trappen, gemaakt van de keien uit de directe omgeving.
Boven loopt de wandeling rond de volledige inham of canyon, met prachtige rotsformaties en vergezichten.
Halverwege laten de wolkjes en de wind het wat afweten en wordt het opnieuw puffen en zweten. Gelukkig moet er hier niet veel meer geklommen worden.
Tegen 11 uur sta ik opnieuw bij de wagen en zie dat de motor van mijn buurman net naast mij geparkeerd staat.
Ik wacht nog even, terwijl ik van T-shirt verwissel, maar ik zie Maurizio niet meer terug.
Nog even wat bijtanken in het Kings Canyon Resort (waar de benzine blijkbaar met vloeibaar goud verrijkt wordt), en even stoppen in Kings Creek Station voor een hamburger. Van rundvlees, want blijkbaar is de kamelenburger van het menu geschrapt.
Terug via Curtin Springs naar Yulara, aankomst rond 14.00. Bezoekje aan het bezoekerscentrum en dan naar Uluru.
Ook daar eerst naar het cultureel centrum voor wat informatie over de hier levende aboriginals, en dan de rots zelf.
Even kijken waar morgen het beste plaatsje te vinden is.
Ik ga ook nog even kijken bij de waterpoel, die bijna droog staat. Terwijl ik daar nog enkele vogeltjes probeer te fotograferen begint het plots te druppelen. Was het vanmiddag zo goed als volledig opengetrokken, toen ik uit het cultuurcentrum kwam hingen er inderdaad dreigende grijze wolken. Maar dat was gisteren ook zo, daarom is regen hier nog geen zekerheid. Maar vandaag valt er dus wel wat uit.
Geen grote plensbui, ook niet zomaar een beetje miezel. Net genoeg om de rots nat te maken. En er opnieuw enkele fotos van te nemen. Uluru in de regen, het is zeker eens iets anders.
In rij verder rond de monoliet en op de parking waar men de berg kan beklimmen zet ik mij net op tijd aan de kant voor een geslaagde zonsondergang. Perfect.
Dat maakt nu natuurlijk wel dat ik de kleine 100km terug naar Curtin Springs in het donker moet afleggen, hier en daar ook nog eens een stukje in de regen.
Halverwege staat een auto langs de kant van de weg. Ik vertraag en zie dat enkele mensen mij teken doen om te stoppen. Een viertal aboriginals maken mij duidelijk dat ze zonder diesel gevallen zijn, en vragen of ik in Curtin Springs niet even wil bellen naar familie of vrienden om hen te komen depanneren. Geen probleem. Ik laat hen ook nog een fles water en een fles (zelfgemaakte) ice-tea na.
In Curtin Springs aangekomen blijkt bellen niet zo simpel als gedacht. Bellen kan enkel met de betaaltelefoons buiten. Hebben ze geen telefoon in de bar, of willen ze die botweg niet uitlenen, ik heb het niet gevraagd.
Van de 2 telefoons buiten is er 1 die met telefoonkaarten werkt en 1 met muntjes. Ik heb geen zin om hiervoor een kaart te kopen, en de andere is bezet, door een Duitstalige die blijkbaar niet van zin is direct in te haken. Haar vriend (vermoed ik) zit erbij ( ze hebben zich beiden een stoel genomen) en vraagt uiteindelijk (nadat ik mij ostentatief ook een stoel heb gepakt) of ik ook wil bellen (duu!). Als hij hoort waarom ik wil bellen is zijn eerste reactie: Waren het aboriginals? Die vraag had ik wel verwacht. Ik bevestig, en onmiddellijk komt de voorspelbare reactie: Je moet je dat niet aantrekken. Dat gebeurt hier altijd.. De gast werkt hier blijkbaar, maar zn accent verraadt dat hij hier zeker niet geboren is. Ik antwoord kort dat ik die mensen beloofd heb te bellen, en dat ik dat dan ook zal doen. Waarop de droge reactie komt: Maar je zult nog even moeten wachten hoor, dit zal nog wel een half uur duren. En inderdaad, als madam gedaan heeft met kwekken, moet de gast ook nog eens een babbeltje slaan. Even ophangen om dan een minuutje later terug te bellen is blijkbaar te veel gevraagd. Maar wie verwacht nu van Duitsers ook een beetje elementaire beleefdheid of medeleven. Dat hadden ze in 14 en 40 ook al niet.
Een goed half uur later ga ik nog eens kijken en is de telefoon vrij. Ik bel en geef de boodschap door. Het heeft nog geen minuut geduurd. Weer iets bijgeleerd over de Outback Hospitality die ze hier zo graag afficheren.
Kalm blijven, vooral kalm blijven ;) Er volgt zeker nog een gepeperde commentaar op TripAdvisor
Het is gisteren door alles ineens vrij laat geworden, en ik zat pas om 24.00 in bed. Vandaag staat de wekker op 4.00, want ik wil tijdig vertrekken om mij niet te moeten haasten en tijding voor zonsopkomst om 5.50 bij Uluru te zijn.
Ik slaap echter slecht en wordt wakker om 2.00. Nadien nog wat woelen en keren, maar niet echt meer geslapen. Het zal een lastige dag worden.
Ik kom gelukkig ruim op tijd op mijn bestemming aan.
Het is er zo goed als volledig bewolkt, maar er zit wel veel variatie in de wolken, wat toch voor enkele geslaagde fotos zorgt (hoop ik). We zien de zon niet echt opkomen, maar zowel de hemel als de rots worden in verschillende kleuren gehuld. En enkele tellen later begint het opnieuw te druppelen.
Het regent maar eventjes door, daarna zal het nog een beetje miezeren, maar de rest van de dag blijft het droog. Rond de middag trek het zelfs bijna volledig open, om dan tegen de avond opnieuw volledig bewolkt te komen.
Ook een beetje omwille van de regen besluit ik niet opnieuw de volledige omstrek af te stappen, maar hier en daar een kortere wandeling te maken. Te beginnen met de gratis (nog niet veel meegemaakt hier) gidsenwandeling die vertrekt aan de plaats waar men normaal gezien de rots kan beklimmen. Klimmen zit er vandaag niet is, de klim is gesloten omwille van de regen, maar wordt blijkbaar ook voor 3 maanden gesloten tijdens de zomer (nu dus). De lokale aboriginals vragen trouwens om niet te klimmen, uit respect voor wat voor hen een heilige plaats is. Beetje als zou je de grot van Lourdes willen beklimmen.
De uitleg op de wandeling is interessant, maar komt natuurlijk grotendeels overeen met wat je in de informatiecentra kunt te weten komen.
Tegen 10.30 (omdat ik al zo vroeg op pad ben lijkt het al veel later) vertrek ik richting Kata Tjuta, de andere bekende rotsformatie die hier zon 50km verder ligt. Door volg ik de wandeling door de Valley of the Winds. Vandaag een zeer toepasselijke naam. Het zonnetje begint er al wat meer en langer door te komen, wat vooral de terugkeer weer wat lastiger maakt.
Hiermee is het voor mij wel genoeg geweest voor vandaag.
Ik rij terug naar Yulara, om iets te eten en te proberen enkele blogs te posten (alsook enkele kaartjes).
De prijzen zien er best schappelijk uit. Ik bestel er de vis van de dag en begin al te watertanden als ik de minder geprijsde burger zie van de mensen aan het tafeltje voor mij.
Maar opnieuw wacht een kleine teleurstelling.
De vis is niet slecht, maar toch enkele honderden calorieën te weinig. Eerder een ruim voorgerechtje.
Ik ga mij dan nog maar een cola en een Snikkers halen en zet mij met de laptop op het pleintje. Verbinding maken lukt, maar ik moet mij haasten. Mijn laptop is niet van de snelste, en de batterij gaat ook maar zon half uurtje meer mee. In de haast vergeet ik dat het verslag van vrijdag ook nog moet gepost worden. Het zal voor de volgende keer zijn. (ze staat er ondertussen al op)
Ik keer nog eenmaal terug naar Uluru, om definitief afscheid te nemen. Ik blijf niet voor de zonsondergang. Het is opnieuw bewolkt, dus zal het wellicht gelijkaardige fotos opleveren. En ik zie het niet zitten om nog een drietal uur te wachten en dan opnieuw in het donker naar het "motel" te rijden. Zie dat er mij weer iemand doet stoppen.
Terug in de kamer besluit ik mijn frustratie van gisteren van mij af te schrijven op het customer feedback form blaadje dat ik verondersteld word in te dienen bij mijn vertrek. Het wordt dus geen positieve evaluatie. Ik stel meteen ook een verslagje op met de bedoeling dit te posten op Tripadvisor, een online waardering voor motels, hotels, attracties en zo meer. Als ze er ook maar 1 klant mee verliezen ben ik al content. Ik ga hier vanavond ook niet dineren, aan mij verdienen ze geen cent meer. Na!
Opstaan rond 7.00, klaarmaken, sleutel en evaluatie afgeven en dan op weg.
Vandaag is het opnieuw volledig bewolkt, maar nu zonder interessante wolkenformaties. Geen zonsopkomst boven Mount Conner.
Weinig stops voorzien vandaag, dus de 650km zullen snel worden afgehaspeld.
Op het kruispunt met de Stuart Highway wel even bijtanken, en dan de lange weg naar het zuiden.
Nu en dan regent het licht, maar nooit zoveel dat de ruitenwissers constant moeten werken.
Even voor het oprijden van de Stuart Highway verdwijnen de Dessert Oaks weer van het toneel. Ik zal er geen meer zien. Het landschap bestaat nu vooral uit struiken en halfhoge bomen die mij op het eerste zicht een opgeschoten versie van de struiken zijn. De struiken vertonen groene scheuten, maar het gras lijkt nog steeds op hooi. Wel regelmatig bloemen in de wegberm.
Als ik zon 100km langs de SH gevorderd ben steek ik opnieuw een staatsgrens over. Vanaf nu rij ik doorheen South Autralia, en moet ik de tijd een uur vooruit zetten. Het tijdsverschil is nu 9,5 uur.
Rond de middag stop ik bij Marla Roadhouse voor een hapje en een drankje: Chickenschnitzel Hamburger with the lots en een cola.
Van hier tot Coober Pedy verdwijnen geleidelijk ook zo goed als alle struiken uit het landschap. Weidse vergezichten alom. De grond wordt nu ook niet meer bedekt met bloedrood zand, maar eerder met gravel. Helemaal geen regen meer, de wolken laten schoorvoetend wat zon door, en die is direct voelbaar.
Wat mij ook opvalt is dat er, op misschien 2 of 3 kangoeroes na, geen roadkill langs de weg ligt. Opnieuw weet ik niet of dit ook echt een goede zaak is, maar misschien een teken dat er gewoon minder dieren zijn. Het verkeer is er anders wel drukker dan ik mij kan herinneren van 12 jaar geleden. Bijna de ganse dag zal er opnieuw nooit meer dan een kwartier tussen 2 tegemoet komende wagens zitten, en ik kom er ook vrij veel tegen die mijn richting uit rijden.
De infoborden op de verschillende rustplaatsen langs de weg (bv bij het overschrijden van de staatsgrens) zien er ook niet fris meer uit, en vandalisme tiert hier welig.
Wat wel voldoende te vinden is zijn autowrakken. De prijs van oud ijzer zal hier zeker geen vette zijn. Wel een beetje verontrustend als je zelf in een iets ouder bakje rondtuft.
Tegen 15.00 kom ik aan in het opaal-mijners-dorp. Ik was van plan om ondergronds te kamperen, maar de camping is jammer genoeg gesloten en opent pas terug ergens halverwege januari.
Dan maar op zoek naar een motel. Het wordt een kamer in The Lookout Cave Underground Motel.
Opnieuw een kamer onder de grond. Zelfs zonder airco wordt het hier niet warmer dan 25°. Mooie, nette kamer.
Ik bekijk nog wat plaatselijke informatie, en besluit hier morgen nog een dag te blijven en de plaatselijke bezienswaardigheden te inspecteren.
Vanavond nog wat rondkijken in het dorp, zien wat ik mij er nog van herinner, en wat er veranderd is, en een spaghetti bij Johns Pizza Bar.
Ik boek nog een extra nacht en ga hier in Coober Pedy nog een en ander bekijken. De zonsondergang in de Breakaways, een heuvelrug hier niet ver vandaan, schijnt de moeite te zijn.
In de voormiddag bezoek ik eerst het Umoona museum, waar ik zonder het te weten ineens meestap met een geleide wandeling. Zo spaar ik toch een A$10 uit. Ik denk dat we hier de vorige keer ook geweest zijn, maar dan niet het begeleide gedeelte gezien hebben. Dit bestaat uit enkele oude mijngangen en een ondergrondse woning.
Hierna naar de Old Timers Mine. Eveneens een omgebouwde mijn waar in één gedeelte het werken in de mijn in de beginjaren wordt uitgebeeld, en een ander met eveneens ondergrondse behuizing en een bont allegaartje van oude artefacten en krantenartikelen uit de vorige eeuw. Het museum is dringend aan een opwaardering toe. De mannequinpoppen in de mijn zijn, zoals zo vaak het geval is, weinig geloofwaardig en stoffig (hoewel dat laatste nu net wel toepasselijk is). En in de verzameling oude voorwerpen zit weinig samenhang. Maar in de mijngangen zie je wel zelf nog de opaal-aders zitten.
Buiten staan er ook nog enkele oude machines, en blijkbaar ook het graf van de bedenker van het museum (gestorven in 1991). Beetje vreemd, zo midden op de parking.
Ondertussen is het middag geworden, en ik ga opnieuw naar Johns Pizza Bar, nu wel voor een pizza. Ik krijg 10% korting door mijn boeking in het Underground Motel ;)
In de namiddag blijf ik op de kamer. Buiten is het opnieuw bijna 40°, en ik moet toch nog een en ander uitzoeken op het net. En ook eens een advertentie plaatsen voor mijn auto, eens proberen of ik hem ook zelf aan een particulier kan verkopen, en misschien aan een gunstiger prijs dan de terugkoopgarantie.
Tegen 17.30 vertrek ik naar The Braekaways, een rondrit over zon 25km gravel en 10km asfalt.
Het eerste wat ik tegenkom is de Dog Fence, een 5300km lange afrastering die de dingos uit het zuidelijke deel van Australië moet weghouden en zo de schapen moet beschermen. Verschillende keren lees ik dat de Fence véél langer is dan de Chinese muur. Kan wel zijn, maar ik denk dat de muur toch een stuk indrukwekkender is.
Wat verder kom ik dan aan bij de heuvelkam. Een kleine oase in dit desolate landschap. Met inderdaad verschillende kleuren. Mesa heuvels in allerlei groottes. De zon schijnt als ik er aankom, maar vanuit het westen komen er wolken opdagen. Ik ben er eerst alleen, maar wat later zullen nu en dan andere wagens komen en gaan. Als ik er alleen ben is het muisstil. Zelfs geen zuchtje wind. Helemaal niets.
Maar een uurtje later zijn de wolken tot bij de heuvels genaderd en steekt er een enorme wind op. Het begint ook af en toe te druppelen, maar het zal nooit echt door regenen.
Prachtige vergezichten en zeker de moeite, maar meer door het wolkenspel dan de zonsondergang, want die kan de heuvels zelf niet echt belichten omwille van het golvende landschap in het westen. Opnieuw zal het afwachten worden als de fotos de werkelijkheid recht zullen doen.
Opstaan, inladen, uitchecken en om 9.00 kan ik vertrekken.
Best dat ik gisteren nog getankt heb, want ik denk dat de 3 pompstations zonder loodvrije benzine zitten. Overal hangt er een bordje: buiten gebruik.
De wind die gisteren is komen opzetten heeft de ganse nacht stand gehouden, wat hoorbaar was in de verluchtingspijpen die vanuit de ondergrondse kamers naar buiten leiden. En ook deze morgen waait het nog steeds.
Wat zorgt voor een aangename temperatuur. En hoewel er de ganse dag geen wolkje aan de hemel zal te zien zijn, door de opmerkelijk frisse wind blijft het heel de dag perfect doenbaar om tijdens de enkele stops onderweg eens een wandelingetje te maken. De wind mocht wat mij betreft iets vroeger gekomen zijn.
Ik heb een tocht van 850km voor de boeg, veel tijd om onderweg te stoppen is er dus niet. Niet dat er geen interessante plekjes zijn, maar ik kan nu eenmaal niet alles bekijken. Er blijven immers maar 19 dagen meer over.
Ik stop wel even op de rustplaatsen bij Lake Hart en Island Lagoon, 2 zoutvlaktes (die bij hevige regen wel water kunnen bevatten). Lake Hart ligt niet ver van de rustplaats, en nu het toch niet te warm is moet ik dit wel even testen.
En inderdaad, het smaakt zout. De klompjes zout (nee, jammer genoeg geen goud) liggen hier voor het rapen.
In Pimba, ongeveer halverwege, stop ik bij Spuds Roadhouse. Spud zelf is er jammer genoeg niet meer, hij overleed in 2007. Maar hij kan gerust zijn, het tankstation/wegrestaurant/pub draait nog steeds. Je kunt er takeaway bestellen, of ter plaatse iets eten. Ik bestel er een Fishermans Basket en cola, en ben licht verbaasd als dit maar $22 moet kosten (prijzen voor het eten staan er niet geafficheerd). Ik wacht in spanning af, maar mijn vrees blijkt ongegrond. De portie is zeker ruim voldoende, en hoewel het meeste natuurlijk gewoon vanuit de vriezer in het frituurvet geworpen is, het smaakt.
Tot hier is het landschap nagenoeg hetzelfde gebleven als in de omgeving van Coober Pedy: vooral eindeloze zand en gravel vlakten met hier en daar kurkdroge plukjes gras. Maar vanaf Pimba komen er terug struiken te voorschijn, en misschien daardoor ook enkele slachtoffers langs de weg (omdat die dan minder vroeg worden opgemerkt). Het zijn meestal koeien, slechts enkele kangoeroes. De hoeveelheid roadkill langs de Stuart Highway is deze keer maar een fractie van wat er 12 jaar geleden lag.
Ik stop nog enkele keren om wat fotos te nemen (oa van een ellenlange goederentrein), maar tegen 16.00 rij ik Port Augusta binnen. Ook deze stad lijkt mij gegroeid, maar ze komt mij weinig bekend voor. Enkel bij het buiten rijden meen ik het motel van de vorige keer te herkennen. Ik moet ook even over een inham van de Spencer Gulf, en ben zoals altijd blij als ik de zee nog eens zie.
Hierna kom ik in een totaal andere omgeving. Uitgestrekte velden van vers gemaaid graan, varkensstallen die de West-Vlaamse boeren jaloers zouden maken, en hier ook geen bordjes meer die waarschuwen voor loslopend vee. De koetjes en schaapjes (véél schaapjes) staan netjes achter een Ursus-omheining.
Hun weides staan er evenwel ook maar magertjes bij. Ook hier is duidelijk nog geen grote hoeveelheid regen gevallen. Het is ook een prettig weerzien met de groene eucalyptusbomen en hun kunstig gewrongen stammen.
Het is de ganse dag vrij druk geweest, zeker bij het naderen en verlaten van Port Augusta. Het leven is hier wat mij betreft toch wel veranderd in die 12 jaar tijd. De landschappen en natuur zijn nog steeds spectaculair, maar het gevoel van afzondering is bijlange na niet meer zo uitgesproken. Zeker niet langs de hoofdwegen. Misschien dat je dit nog kunt najagen op de 4x4 tracks, maar aan het grote aantal terreinvoertuigen te zien (al dan niet reusachtige caravans trekkend) ben ik daar nog niet zo zeker van. Als je dit unieke gevoel nog wilt meemaken, dan zou ik me toch beginnen haasten.
Een heel eind buiten Port Augusta verandert de highway van tweevaksweg (met nu en dan een extra inhaalstrook) naar 2 door een brede, vaste berm van elkaar gescheiden banen met ieder 2 vakken. En vreemd genoeg wordt het dan ineens veel minder druk.
Tot ik de buitenwijken van Adelaide binnenrij. Dit is de grootste stad tot nu toe op deze reis, maar de GPS loodst mij zonder problemen naar het ingegeven adres. Plan was om vanavond op een camping te logeren (beetje aan het budget denken), maar ik ben te laat. De receptie sluit om 17.30 en je kunt er niet binnen zonder eerst bij de receptie te passeren. Dan maar terug een motel zoeken. Het wordt de Jackson Motor Inn. Ik boek voor 1 nacht, en probeer morgen dan wél tijdig bij de camping aan te bellen.
Blijkbaar is er nog niets speciaals gebeurd, en in het nieuws worden ook nog geen grote rampen gemeld. Maar in Mexico is het nu natuurlijk nog maar 20-12-12.
Als ik voor het vertrekken de wagen nog eens check heb ik minder geluk. Ik had gisteren al iets geroken, maar dacht dat het misschien van de lange rit en de warmte was, maar als ik het oliepeil controleer staat dit wel aan de erg lage kant. Bij een vorige check had ik al gezien dat het niveau iets onder vol stond, maar zeker niet alarmerend. En er lag ook nooit iets onder de wagen, behalve condens van de airco. Nu ligt er wel een plas.
TAB bellen voor het adres en nummer van een plaatselijke garage. Er is er gelukkig een niet ver uit de buurt, en hij wil er nog naar kijken als ik er binnen het half uur ben. Dat moet lukken.
Het probleem is blijkbaar gauw gevonden, en het onderdeeltje dat moet vervangen worden heeft hij op voorraad. Het zal een uur duren, en de prijs valt gelukkig ook nog mee.
Ondertussen maak ik een wandeling naar de dichtstbije geldautomaat, en stap ernaast een koffieshop binnen voor een ontbijtje.
Een goed uur later kan ik alweer vertrekken. Al bij al heb ik nog geluk, want deze namiddag sluit de garage en ze beginnen pas op 7 januari opnieuw. Deze namiddag gaan ze eerst nog iets eten. Mijn collegas zullen vandaag het zelfde doen. Nu, best dat het hier gebeurt en niet ergens temidden de outback.
Vanuit Adelaide rij ik naar Freeling, een rit van een uurtje.
Niet dat Freeling nu zo een toeristische attractie is, en het anders wel zeer propere dorpje heeft ook niet veel speciaals in de aanbieding. Maar liefhebbers van de reeks McLeods Daughters moeten Freeling maar eens Google-en.
Op weg ernaar toe stop ik eerst langs de Kingsford Road. Een gewone gravel weg, zijweg van de Sturt Highway (een dubbele tweevaks expressweg met vaste middenberm). Langs het gravelpad ligt een 100m van de snelweg de oprit van de Kingsford Homestead. Een vrij nieuw uitziende entree en automatische poort laten niet meer vermoeden dat dit inderdaad voor jaren de toegangsweg was naar "Drovers Run". Wat verder langs de gravel weg kun je nog net een glimp opvangen van het dak van het huis. De rest wordt aan het oog onttrokken omdat het in een dal ligt.
Wie zou kunnen vermoeden dat dit op nog geen uur van een stad als Adelaide ligt, vlakbij de snelweg?
De plaats is enkele jaren geleden verkocht aan een koppel uit de buurt, die het blijkbaar volledig hebben gerenoveerd. Het is dus privé, en niet toegankelijk. Er is een firma die een McLeod-tour organiseert, met toegang tot Drovers Run. Maar niet voor vandaag of morgen, en ze zijn trouwens ook aan de dure kant.
In het uiterst rustige Freeling, wat in de serie moest doorgaan voor Gungellan, staat het gebouw van de garage en trukstop, en het Gungellan Hotel (wat voorheen gewoon Railway Hotel heette). Gezien het nu toch middag is stap ik bij de laatste binnen om iets te eten.
Het interieur is nog herkenbaar, en hier en daar hangen enkele memorabilia. Het is er vrij rustig, maar als ik er mijn steak aan het opeten ben komt er met tussenposen toch een redelijke groep binnen. Uit wat ik kan opmaken zijn het locals die blijkbaar ook het begin van hun kerstvakantie komen vieren.
De steak was lekker en zeer schappelijk van prijs.
Hierna nog even een bezoek aan de nabijgelegen wijnregio van Barossa, zij het dan meer voor de fotogenieke vergezichten en niet voor de wijnhuizen, want die zijn natuurlijk niet aan mij besteed.
Halverwege de namiddag keer ik terug richting Adelaide en rij ik een beetje door naar Mount Lofty Summit.
Daar worden opnieuw enkele fotos van het uitzicht op Adelaide genomen, en op de wandeling kan ik ook een paar Fairy Wrens op de gevoelige plaats vastleggen. Geen koalas.
Bij het verlaten bots ik nog op een ouder koppel waarvan de man het niet kan laten mij nog enkele tips mee te geven. Foto-tips en andere.
De weg terug verloopt over de scenic-route, een bochtige afdaling van de heuvel. Prachtige zichten, maar ik moet mij vooral op de weg concentreren. Zeker als op sommige momenten het enige dat de weg van de direct ernaast liggende afgrond scheidt enkel maar een reeks plastieken reflectorpaaltjes zijn.
Vandaag slaap ik dus wel op de camping, die had ik vanmorgen al geboekt. Ik kreeg een sleutel en een magnetische kaart, daarmee kan ik de slagboom openen en de sanitaire blok. Propere camping en zeer proper sanitair.
Ik zal in de wagen slapen, want de campingplaats is een betonnen plaat, daar krijg ik mijn piketten niet in.
Voor het donker wordt ga ik eerst nog een kijkje nemen langs de rivier die langs de camping loopt.
Als ik terugkom uit de douche wordt er in de verte een vuurwerk aangestoken. Ik kan alleen maar bedenken dat dit is omdat iemand (wellicht meerdere personen, het was een vrij groot vuurwerk) blij is dat de wereld dan toch niet is vergaan.
Het is donker, en ik kruip in de wagen. De zetels liggen plat, en zo kan ik er net in. Het is eens iets anders.
Slapen zal echter nog niet voor direct zijn. Niet dat het zo oncomfortabel is, of dat het te warm is (het duurt inderdaad wel een tijdje voor het echt afkoelt), maar mijn buren hebben vanavond blijkbaar veel tegen elkaar te vertellen. En bij drie van de vier valt dit nog mee, maar het andere mens heeft een stem om vis te verkopen, en als ze lacht denk ik dat ze het horen tot aan de overkant van de rivier. Pas om 24.30 gaan ze uiteindelijk slapen, en ik ook.
Om 6.00 word ik wakker. Het is nog zeer stil op de camping, maar ik blijf niet liggen en maak mij klaar.
Het slapen in de wagen is al bij al nog mee gevallen, wel een paar keer wakker geworden, maar telkens weer vlug in slaap geraakt. Rond 2 à 3 uur heb ik gevoeld dat het inderdaad een beetje afkoelt s avonds.
Als ik vertrek zit er nog steeds niet veel beweging in. Ik twijfel even of ik mijn buren niet even moet wekken, maar misschien doet het rammelen van de uitlaat dit wel voor mij.
Het experiment "slapen in de wagen" is deels geslaagd.
Ik ben wel een beetje teleurgesteld over gisteren, ik had toch op zn minst een kleine aardbeving verwacht ;)
Vanuit Adelaide rij ik richting Halls Gap in The Grampians.
Maar onderweg zijn enkele stopt voorzien, de eerste enkele kilometers verder, in het Warrawong Sanctuary.
Ik ben blij dat ik op tijd kon vertrekken, want om dieren te bekijken moet je hier vroeg zijn. Ik arriveer om 8.00, om dan te constateren dat het parkje maar om 9.00 opengaat. Jammer.
Als de poorten dan toch openen valt het park ook wel een beetje tegen. Het is volledig afgesloten, en vele van de dieren die er leven kunnen er in feite niet weg. Dus niet zozeer een beschermd natuurgebied.
De vogels vliegen natuurlijk wel vrij in en uit, maar of de koalas ook naar buiten kunnen weet ik niet. Misschien wel als ze via de bomen over de omheining gaan. De kangoeroe is wel verplicht daar te blijven.
Anderhalf uur later ben ik alweer op weg.
Het grootste deel van de route volgt de snelweg, de M1 richting Melbourne. Die bestaat voor een heel eind uit een dubbele tweevaksweg, maar wordt vanaf Tailem Bend gewoon opnieuw een Highway met een vak heen en een terug. Net voorbij Bordertown (toepasselijk) wordt de grens met Victoria overgestoken. Vanaf nu maximum 100km/uur. Dat was 110 in Zuid Australië.
In Dimboola verlaat ik de snelweg en rij richting Minyip.
Al de ganse tijd bestaat het landschap uit glooiende velden: graangewassen, afgereden graanvelden, weiden met vooral schapen. Alles omgeven door weidedraad en af en toe omzoomd met bomen. Het lijkt een beetje op de heuvels van Engeland, maar dan net iets anders. En warmer natuurlijk. De koele wind van eergisteren is nu totaal verdwenen (gisteren ook al bijna helemaal) en de thermometer flirt weer met de 40°.
Minyip is een klein slaperig dorpje, bij zijn inwoners en de mensen uit de omgeving vooral bekent om zijn graanproductie, maar bij ons meer onder zijn artiestennaam: Coopers Crossing. Thuisbasis van de tv-reeks The Flying Doctors. Hier en daar zijn nog wat gebouwen herkenbaar (de garage, de pub, het hoofdkwartier) maar een en ander heeft wel eens een opknapbeurt nodig. De serie dateert ook al van de jaren 80, en blijkbaar is de grote stroom toeristen al fel verminderd. Ik lijk er hoe dan ook de enige levende ziel op straat te zijn.
Van Minyip naar Stawell en dan naar Halls Gap, de toegangspoort tot het nationale park The Grampians.
Ik huur een plaatsje op de lokale camping en wandel nog even rond voor ik mn tentje opzet. De grond is hier geen beton, al lijkt het er soms wel op. En in het tentje heb ik toch nog (net) iets meer plaats.
Mij lijkt het plaatsje een nieuwe toeristische zone gekregen te hebben, met winkeltjes en restaurantjes, dat moet ik eens checken. Ik ga naar de diner waar we de vorige keer gegeten hebben en bestel er een soepje (deze middag al onderweg een hamburger gegeten).
Daarna tentje opzetten, douchen, verslagen opstellen en doorsturen en hopen dat mijn buren vannacht rustig blijven.
Nu waren het de buren niet, maar de bezoekers van de pub aan de overkant van de straat. Eén man had er duidelijk ééntje (maar ik denk meerdere) te veel op. Hij werd daar uiteindelijk ook op gewezen door de eigenaar of een verantwoordelijke.
Dan was er nog de man van ergens uit het Midden-Oosten die blijkbaar zn vrouw aan het uitkafferen was via de GSM op een manier dat heel de camping het kon horen. Het was niet in het Engels, dus kon ik het niet letterlijk begrijpen, maar zeer vriendelijk klonk het toch niet.
En dan zijn er natuurlijk ook nog altijd de vogeltjes. Je zit hier tenslotte in een natuurgebied. En blijkbaar hebben ze hier in Australië een soort nacht-koekoek.
Dit, en blijkbaar ook de net iets te harde ondergrond maakt dat er van slapen weer niet veel in huis is gekomen.
Maar als ik om 6.00 opsta word ik begroet door de kangoeroes en enkele manengansjes, en dat maakt toch iets goed.
Vroeg op en weg, want vandaag had ik graag enkele van de vele wandelingen in de omgeving afgestapt, en liefst voor het weer te warm wordt. De zon is alvast al van de partij.
Voor de grote vloot vertrekken heeft ook als voordeel dat je de eerste bent die langskomt, en hierdoor meer kans hebt ook iets anders te zien dan de prachtige vergezichten en dito rotsformaties. Zoals bv een Helm Kaketoe. Of een Witooghoningeter. Rustige klim dus naar The Pinnacle, Maar ik ben er nog niet helemaal aangekomen of ik hoor al een groepje afkomen van de andere kant. Vooral de ene man is denk ik hoorbaar tot beneden. Ik vermoed zelfs dat het dezelfde is van gisteren nacht.
Vlug terug weg de andere kant op en nog wat verder naar een andere uitkijkpost. Hier blijft het gelukkig rustig.
Met de wagen een eind verder naar de McKenzie Falls. Mooie waterval, maar wellicht nog beter als er wat meer water naar beneden komt. Op de parking staat één wagen bots tegen een andere. Wellicht de handrem vergeten.
In het passeren nog even stoppen bij Brambuk, het informatie en cultureel centrum, waar nog maar eens de gebruiken en lijdensweg van de oorspronkelijke bevolking naar voor wordt gebracht. Wat mij al de ganse rit is opgevallen: verschillende van deze culturele centra zijn opgericht door of toch ten minste met goedkeuring van de plaatselijke stammen. Maar in de centra zelf zie je ze nooit. De mensen achter de balie, de eventuele gidsen, het zijn steeds blanken. Je kunt dus nooit iets vragen of een gesprek aangaan. De aboriginals die je wel op straat tegenkomt zijn dan weer meestal niet aanspreekbaar, of zien er toch zo uit.
Hierna vervolg ik mijn reis langs de bochtige weg door de beboste heuvels van The Grampians, richting Warrnambool. Eenmaal de bossen verlaten kom ik weer in het Engels uitziende landschap van de voorbije 2 dagen.
Het wordt ook bewolkt, en het begint wat te waaien, maar het is een warme wind.
Rond de middag wordt even gestopt in Dunkeld, en tegen 15.30 kom ik aan in Warrnambool, aan de kust. O ja, gisteren nog vergeten: het uurverschil met België bedraagt nu 10 uur.
Ik wandel even tot aan de zee, doe nog enkele inkopen en rij dan naar de camping. De prijs voor een standplaats met elektriciteit is iets duurder dan op de website vermeld wordt, maar dit is omdat het de kerstperiode is. Thats the Christmas spirit! Nu, ze hebben er wel een verwarmd binnenzwembad! Ik moet even glimlachen, en de receptioniste begrijpt mij onmiddellijk: het is buiten ergens tussen de 30 en 35°. Op de camping geen kaketoes of parkieten, maar mussen, Europese spreeuwen en merels! Maar de parkieten zijn iets later wel hoorbaar op de achtergrond.
Eten, wasje doen en verslag opstellen.
Geen tent vandaag, ik ga het er opnieuw op wagen (heb je hem: wagen).