Ik bén ernstig, maar mag ik dan niet meer lachen?'
Ik zal u eens iets in vertrouwen zeggen.' PS-minister van Pensioenen Michel Daerden buigt zich naar voren en fluistert met een brede grijns: Ik ben zestig jaar. Ik kan nu toch niet weggaan en stoppen met werken? Ik moet het goede voorbeeld geven.'
Minister van Pensioenen Michel Daerden (PS) werkt op de lachspieren. Is het niet door wat hij zegt, dan toch zeker wel door de manier waarop: met brede gebaren en pretlichtjes in de ogen, luid roepend, theatraal of op fluistertoon, soms onverstaanbaar en zelden puur zakelijk. Het is sterker dan hemzelf, en hij doet er soms nog een schepje bovenop. Mede daardoor lijkt het er geregeld op dat hij dronken is.
Het heeft van hem een politicus gemaakt die niemand koud laat: mateloos populair in zijn heimat Luik, omstreden in Wallonië, nog veel meer omstreden in Vlaanderen. Het is bizar dat de meningen over één persoon zo uiteen kunnen lopen.
Papa' is een God voor zijn Luikse kiezers, voor veel Vlamingen is hij een soort selfmade clown wiens gedrag een minister onwaardig is.
En nu is hij de auteur van een groenboek over de pensioenen, een wetenschappelijk verantwoorde stand van zaken van de pensioenen in ons land. Tegen de zomer moet dat groenboek leiden tot een witboek met concrete voorstellen. De federale regering heeft donderdag akte genomen van het werkstuk.
Daerden, pas zeven maanden minister van Pensioenen, is er trots op, maar is tegelijk nog altijd verrast door de jongste wending die zijn carrière heeft genomen.
Ik had nooit gedacht dat ik mijn functie als Waals minister nog zou inwisselen voor een federale post, en toen kwam het ministerschap op de post Pensioenen ineens uit de lucht vallen. Ik kan u zeggen: ik heb er wel op moeten studeren, hoor.'
Met dank aan Ecolo, dat u liever niet als minister in de Waalse regering zag. Welnee, dat verhaal klopt niet. Zo zit de politiek niet in elkaar. Mijn politieke ervaring zegt me dat geen enkele partij zich aan zulke veto's zou wagen. Want dat zou het einde betekenen van het systeem dat elke partij zijn eigen ministers benoemt. Nee, vergeet het. Dat klopt niet.'
Dankzij uw carrièrewissel leren de Vlamingen u ook stilaan kennen. Tot voor kort was u een nobele onbekende in Vlaanderen.
Ze zullen zich afgevraagd hebben: wat is dat daar voor iemand? (lacht) Och, ik lig niet echt wakker van wat men in Vlaanderen over me denkt. Trouwens, over wat men in Wallonië denkt al evenmin.'
Eerlijk, ik kan u verzekeren dat ik altijd goed onthaald word als ik in Vlaanderen kom, en ik kom er dikwijls. In Tongeren, bijvoorbeeld. Er is geen enkel probleem.'
Alleen kunnen Vlamingen niet op u stemmen. Nog niet (giechelend). Met de staatshervorming weet je nooit. Maar u hoeft niet ongerust te zijn. Ik hou erg van de kieskring Luik. Ze noemen mij hier papa. Ja, zelfs de jongeren. Maar wat betekent dat? Ik denk soms dat het is wegens mijn zoon Frédéric.'
Maar dat is allemaal niet belangrijk. Ik ben maar van één ding overtuigd: het is de kiezer die beslist. We leven nog altijd in een democratie, hè. De kiezers tellen ook nog mee, nietwaar?'
En u bent nog altijd erg populair in Wallonië. Het leven kan soms vreemd zijn. Sinds mijn eerste parlementaire mandaat, in 1987, ben ik altijd federaal verkozen geweest, maar ik werd regionaal minister. Bij de vorige verkiezingen, in juni 2009, was ik voor de eerste keer lijsttrekker bij de regionale verkiezingen en ik werd federaal minister van Pensioenen. (de neus in de lucht) Met een historische score.' U maakte van enkele van uw optredens komische conferences. Kunt u niet beter wat ernstiger blijven?
Maar ik bén ernstig. Laten we het even hebben over het fameuze incident in de Senaat, afgelopen januari, waar ik voor het eerst meer uitleg heb gegeven over het groenboek en het witboek pensioenen. Ik kan u verzekeren: dat was goed voorbereid. Zowel naar de inhoud als naar de vorm. Ik had zelfs mijn Nederlands goed voorbereid om de juiste klemtoon te kunnen leggen op de woorden, uit respect voor de vraagsteller.'
Ik dacht dat het allemaal goed verlopen was. Op het moment zelf kraaide er ook geen haan naar. Het is pas de dag daarna dat een medewerker naar me toe kwam om me te waarschuwen dat de pers zwaar naar me uithaalde omdat ik zogezegd stomdronken was geweest in de Senaat. Hein? Ik, stomdronken? Ik was stomverbaasd.'
Gelukkig voor mij heeft de voorzitter van de Senaat, Armand De Decker, dat onmiddellijk ontkend. Gelukkig zaten er ook een stuk of tien senatoren in het halfrond die konden getuigen. Maar intussen dacht wel heel Vlaanderen dat ik ladderzat was, een schaamteloze leugen.'
Pas later heeft men zich gerealiseerd dat het niet kon kloppen dat ik ladderzat was. Daarna hebben ze ervan gemaakt dat ik de senatoren aan het uitlachen was. Ik vermoed dat ook eerste minister Yves Leterme (CD&V) daarvan overtuigd is. Maar ik kan u verzekeren dat dit helemaal niet de bedoeling was.'
Enfin, zo word ik stilaan wel bekend in Vlaanderen. Ik word nu ongeveer wekelijks ondervraagd in het parlement. Ik vroeg me eerst af waarom er zoveel vragen kwamen, maar nu weet ik het (lacht). Ze zenden die debatten rechtstreeks uit op de Vlaamse televisie. Ik wist dat niet.'
Misschien begrijpen wij uw humor niet. Misschien. Maar ik kan blijkbaar niets goeds meer doen. Afgelopen donderdag, toen ik mijn groenboek in de kamer verdedigde, probeerde Jean-Marie Dedecker (LDD) me met enkele opmerkingen uit mijn concentratie te brengen. Ik zei dat hij misschien iets afweet van judo, maar ik van pensioenen. Het hele parlement heeft gelachen, maar vrijdag stond er wel een artikel in Het Laatste Nieuws over hilariteit en gêne. Terwijl mijn opmerking helemaal niet stekelig of stout was bedoeld. Helemaal niet (luide lach).'
Maar om terug te komen op uw vraag: (lacht) ik ben serieus (lacht).'
Al lachend. Ik ben serieus (lacht), maar je moet me niet ook nog eens vragen om niet te lachen. Moet ik staan huilen, misschien, met uien onder mijn neus? Goh, dat imago van mij, daar kan ik me niet meer druk in maken. Ik ben al meer dan vijftien jaar minister. Ik ga naar het einde van mijn politieke loopbaan. Dus... (schouderophalen).'
De afwerking van de pensioenhervorming zal niet meer voor u zijn. We hebben inderdaad enkele maanden vertraging, we moesten wachten op de cijfers voor 2009. Maar had ik dat niet gedaan en gewoon de cijfers voor 2008 gebruikt, dan was u de eerste geweest om te zeggen dat mijn groenboek achterhaald is. Dus heb ik wel gewacht om de eerste actuele berekeningen te kunnen maken. En nu zou het te laat zijn? Komaan.'
Er is wel al kritiek. SP.A-fractieleider Bruno Tobback zegt dat er niets in uw groenboek staat wat we tien jaar geleden ook al niet heel goed wisten.
Ha, maar dat is gemakkelijk. De trends kennen we al lang, de cijfers niet. Heeft Tobback toen hij minister van Pensioenen was misschien een groenboek gemaakt? Ik dacht het niet.'
Ik lees in het groenboek bijzonder interessante dingen. Mijn persoonlijke voorkeur? Ik zal het u bekennen: die gaat naar het Zweedse systeem, een mengeling van repartitie (de werkenden van vandaag betalen voor de gepensioneerden van vandaag, red.) en kapitalisatie (werkenden sparen voor hun eigen pensioen, red.). Dat biedt interessante perspectieven.'
De vakbonden zullen dat niet graag horen. De kapitalisatie bestaat vandaag al. In de aanvullende pensioenen. En die heb ik niet in het leven geroepen. De vakbonden wel.'
Wat heeft het voor zin een groenboek te maken als de uitvoering achterwege blijft? De pensioenhervorming zal niet meer voor deze regering zijn.
We doen alles om nu snel te vorderen. Naast het groenboek heb ik een lijst met honderd vragen rond vijf thema's op tafel gelegd. Dat is voeding voor de taskforce Pensioenen, die er antwoorden op moet formuleren. Intussen ga ik snel naar het parlement voor een bespreking van het groenboek en komen er vijf rondetafels met organisaties en burgers.'
Zeg dus niet dat ik treuzel. Ik wil voor de vakantie zoveel mogelijk informatie verzamelen waarmee we dan een witboek kunnen maken, met concrete voorstellen en becijferde en wetenschappelijk verantwoorde denksporen.'
Maar wat bent u ermee als er geen beslissingen volgen? Volgend jaar zijn er verkiezingen en is uw werk misschien voor niets geweest.
Cijfers verouderen, net als mensen, dat is de enige zekerheid die we hebben. En een nieuwe regering kan een nieuw regeerakkoord maken. Zo gaat dat soms. Maar het zou toch raar zijn mocht er in die nieuwe regering geen enkele partij zitten die deel uitmaakt van de huidige meerderheid, nietwaar?'
In elk geval wordt dit een plan dat in fases uitgevoerd zal worden. Trouwens, de taskforce die de maatregelen uitwerkt, bestaat uit ambtenaren, sociale partners en regering. Bij een regeringswissel blijven alvast de sociale partners en de ambtenaren dezelfden.'
En als we intussen allemaal drie jaar langer werken, is alles opgelost, suggereert u. Is dat genoeg? Ik zeg dat we al een heel eind vooruit zouden komen als we allemaal drie jaar langer aan de slag blijven dan vandaag. Ik heb aanvankelijk wat kritiek gehoord op dat voorstel, maar die is stilaan verdwenen. Ik heb de indruk dat iedereen dit nu aanvaardt.'
Maar ik heb nooit gezegd dat het volstaat. Ik zeg u in alle duidelijkheid: er zal meer nodig zijn. Een pensioenbonus om de mensen tot langer werken aan te sporen, is ook absoluut nodig en ik denk dat men ook dit zal aanvaarden.'
Waarom? De huidige bonussen helpen duidelijk niet om mensen aan het werk te houden. Ze zullen hoger moeten zijn en echt moeten aansporen. Dat kost geld, maar goed. Alles kost geld.'
Wat is het alternatief? Wilt u misschien dat ik de pensioenen verlaag? Bonussen voor wie langer werkt, vanaf 60, 61, 62 jaar, zijn een interessant spoor. Hoe hoog ze moeten zijn, moeten we berekenen.'
Aanmoedigen om langer te werken is één zaak, ontmoedigen om te vroeg te stoppen met werken iets anders. De brugpensioenen moeten ook op tafel komen, zoveel is duidelijk. Dat ligt gevoelig, dat besef ik. Maar mensen op het hart drukken dat ze langer moeten werken en ze tegelijkertijd nog brugpensioen toekennen op 52, dat is moeilijk te verzoenen. Daarover zullen we toch moeten praten.'
Intussen blijven de pensioenen te laag. Duizend euro gemiddeld, dat is inderdaad te laag voor een werknemerspensioen. Het zou minstens 1.250 euro moeten zijn. En we moeten proberen om zoveel mogelijk mensen tot een pensioen van 1.400 euro te brengen.'
Dat kan niet met het wettelijk pensioen alleen, daarvoor is het aanvullend pensioen nodig. Daarnaast moet de inkomensgarantie voor ouderen (IGO) absoluut beter. Het kan niet dat we mensen een uitkering geven die beneden de Europese armoedegrens ligt.'
Bovendien zijn er mensen die recht hebben op de IGO, maar ze niet krijgen omdat ze niet op de hoogte zijn. Dat meldt de Ombudsman Pensioenen. Dat moeten we oplossen.'
De vakbonden zullen u niet graag horen zeggen dat het wettelijk pensioen alleen niet zal volstaan om fatsoenlijk te kunnen leven.
Kijk, ik ben niet verantwoordelijk voor alles wat er al is gebeurd in het pensioenstelsel. Ik zeg alleen dat het anders moeilijk haalbaar is de mensen aan een hoger pensioen te helpen.'
Trouwens, ik heb die aanvullende pensioenen niet uitgevonden hè. Vele bedrijfssectoren hebben er nu al een. Het grootste is dat van de staalnijverheid.'
Maar wacht nog even. Mijn ontwerp voor het aanvullend pensioen voor niet-vastbenoemde personeelsleden van de overheid is bijna klaar. Na Pasen zal ik het voorstellen.'
Alleen worden al uw initiatieven zwaar overschaduwd door de commotie rond uw voormalige revisorenkantoor. (ernstig) Maar dat is onrechtvaardig, wat men daar over me zegt. Ik ben er heel trots op dat ik dat kantoor uit de grond heb gestampt. Toen ik met dat kantoor begon, had ik geen enkel politiek mandaat, zero, nul. Ik ben zelf op zoek moeten gaan naar cliënten, door hard te werken, dag en nacht.'
Bovendien heb ik sinds 1 januari 1995, nadat ik Waals minister was geworden, geen enkel rapport als revisor meer getekend.'
Ik hoefde dat niet te doen hè. Ik heb zelfs beslist om mijn kantoor te verkopen. Ik zou het aan wie dan ook hebben verkocht, maar toen mijn zoon Frédéric zei dat hij wel geïnteresseerd was, was ik daar toch trots op.'
Ik heb mijn kantoor tegen de marktprijs aan mijn zoon verkocht, en dat is het dan. Meer valt er niet te zeggen.'
Misschien toch wel. Er loopt een opsporingsonderzoek.
Dat is de schuld van de pers, hè. Ik begrijp wel dat die procureur zich op den duur vragen begint te stellen en denkt dat er toch iets van waar moet zijn.'
Het is nu al vijf jaar dat er artikels over mij verschijnen. Er zijn kranten die om de twee, drie dagen een artikel tegen mij schrijven, ik heb er mij zelfs kwaad in gemaakt.'
Ze hebben het over mijn vennootschap, die niet meer bestaat, met mijn foto erbij, terwijl ik met het revisorenkantoor niets meer te maken heb. Dat gaat toch niet? Je moet in het leven toch op een minimum aan eerlijkheid kunnen rekenen?
Weet u al wie dat anonieme dossier over u aan de pers en het gerecht heeft bezorgd?
Nee, ik heb een klacht ingediend wegens laster en eerroof, zoals u weet. Maar meer weet ik niet.'
Alleen is het duidelijk dat die zogeheten klokkenluider er werk van heeft gemaakt. Heb je dat dossier gezien, zeg? Wat een zaak heeft die ervan gemaakt. Daar is tijd in gestoken, hoor.'
Een revisorenbureau met alleen cliënten uit de publieke sector, is dat niet raar?
Het is geen bureau met alleen maar publieke cliënten, om te beginnen. Maar ik weet wat u wilt zeggen. U wilt zeggen dat ik het bedrijf van mijn zoon heb bevoordeeld, dat ik contracten naar hem heb toegespeeld.'
Wel, ik zal u zeggen dat ik hem in meer dan vijftien jaar ministerschap niet één keer heb aangewezen, niet één keer. Ik ben altijd totaal neutraal geweest.'
Vrijwillig, omdat men mij niets zou verwijten. Zo simpel is dat.'
Hebt u nooit gedacht: dat is het me niet waard, ik ben weg?
Er zijn er misschien die precies daarop uit zijn (lacht). Maar ik ben nog altijd in goede gezondheid, hè.'
Ik zal u eens iets in vertrouwen zeggen (fluisterend, met een brede glimlach): ik ben zestig jaar. Ik kan nu toch niet weggaan als minister en stoppen met werken? Ik moet toch het goede voorbeeld geven?' (de standaard Guy Tegenbos)
|