Eens Rick De Leeuw, muzikaal en geletterd man par excellence, van wal steekt over zijn culturele inspiratiebronnen, is hij nauwelijks nog te stoppen. Wij leunden achterover en lieten ons weldadig meedrijven op zijn woordenvloed, die stroomt van Casanova tot James Joyce. Spraakwater lest de dorst!
Was u een cultureel kind? Kreeg u cultuur met de paplepel mee of hebt u gaandeweg zelf die interesse ontwikkeld? Er werd bij ons thuis veel aan cultuur gedaan. Mijn vader was in de eerste plaats een groot liefhebber van klassieke muziek Schubert, Brahms maar daarnaast ook een groot bewonderaar van de Ierse schrijver James Joyce. Regelmatig werden er bij ons thuis avonden georganiseerd waarop er vanuit heel Europa Joycevertalers kwamen aanzetten, om te debatteren over de vertalingen van Ulysses. Als kind vind je dat maar een boel gedoe en speelt dat alles zich ver boven je hoofd af, maar je leert wél dat mensen plezier kunnen hebben aan dat soort dingen en er een passie voor kunnen ontwikkelen.
U bent nochtans zelf allerminst de klassieke richting uitgegaan. En dan druk je je nog mild uit. (lacht) Toch is mijn keuze voor de rock-n-roll geen verzet geweest tegen de cultuurkeuze van mijn vader, want in de literatuur heb ik me bijvoorbeeld wel altijd kunnen verliezen. Ik las op kostschool al veel en ik ben ook altijd blijven lezen. Wat muziek betreft denk ik dat de rauwe energie en de opwinding die eind jaren zeventig heerste, op mn lijf geschreven was. Ik was zestien in 1977, er was toen The Jam, en dat was het voor mij helemaal.
Als u uw muzikale talent zou mogen ruilen met een ander artistiek talent, welk talent zou u dan verkiezen? Ik weet niet of ik een uitgesproken muzikaal talent heb, maar muziek is in ieder geval het eerste medium geweest dat ik heb omarmd om mijn verhaal mee te vertellen, om mn plek in de wereld mee af te bakenen. Later ben ik ook gedichten en romans beginnen schrijven. Als je al een scheiding kunt maken tussen verschillende kunstwerelden, denk ik dat ik meer op mijn plaats ben bij het woord dan bij het beeld, dat ik meer auditief ben ingesteld dan visueel.
Welke kunstdiscipline kan u het minst bekoren? Je doet me geen plezier met een musical. Misschien moet ik gewoon eens een knop omdraaien om het te begrijpen, maar het bespeelt een snaar die ik niet lijk te hebben. Het is goed dat veel mensen het mooi vinden, maar aan mij is het niet besteed. Dat is helemaal niet erg, want er zijn zo veel kunstvormen. En mijn smaak verandert ook gaandeweg in de loop der jaren heb ik bijvoorbeeld de negentiende eeuw ontdekt, een koekendozen tijd die door veel mensen als heel burgerlijk wordt beschouwd. Eens je je daarin verdiept komen er echter ontzettend mooie dingen boven en blijkt het een heel onstuimige en woelige periode te zijn geweest. Op mijn zestiende zou die eeuw mij waarschijnlijk ook niet hebben kunnen bekoren. (lacht)
Stel: u mag een avond lang tafelen met drie kunstenaars (levend of dood, internationaal, echt of fictief...). Wie zijn de uitverkorenen? In ieder geval begin ik met Giacomo Casanova.
Een lichtend voorbeeld voor u? Absoluut. (lacht) Vergis je niet: Casanova was een grote geest. Die man, geboren in 1725,heeft bijna de hele achttiende eeuw meegemaakt, en als je zn memoires leest trek je met hem te paard van Sint-Petersburg naar Londen, galoppeer je langs Venetië en los je vervolgens op in een stofwolk richting Padua. Wij hebben enkel een beeld van Casanova als libertijnse rokkenjager, maar daarachter gaat een man schuil die Homerus vertaalde, stedenplannen ontwierp, toneelstukken schreef, als geheim agent missies uitvoerde voor de Franse koning, ongelooflijk belezen was en een ongebreidelde interesse voor het hele leven aan de dag legde. Vervolgens nodig ik Beethoven uit, de man die aan het begin van de negentiende eeuw de nieuwe mens muzikaal vormgeeft. Hij is dé componist van de Verlichting. Een volstrekte zelfstandige geest, die zich af en toe noodgedwongen moet plooien naar de vereisten van de tijd, en als eerste het menselijk falen, de twijfelende en zoekende mens in muziek tracht te gieten. Beethoven leeft en componeert in een wereld die in een totale omwenteling verkeert. Fascinerende tijd, fascinerende mens, mag bij mij aan tafel. Met die twee kan je al een avond vullen, me dunkt.
Welk cultureel-historisch moment had u live willen meemaken? Het sneeuwpoppenfestival in Brussel. Dat vond plaats in 1511, tijdens een extreem koude winter. De stad lag verlamd onder het ijs en de sneeuw, en ergens in de stad moet iemand begonnen zijn met het maken van sneeuwpoppen. Geen gewone sneeuwpoppen maar echte ijssculpturen, waarin historische en bijbelse figuren werden afgebeeld, maar evengoed de dronkenlap van op de hoek. De eerste maker vond navolging, en hele buurten begonnen overal in de stad sneeuwpoppen te maken. Er ontstond een competitie: de mensen vanuit de ene wijk probeerden de sneeuwpoppen van de andere stuk te maken, zodat die poppen op een bepaald moment bewaakt moesten worden. Dat sneeuwpoppenfestival was een spontane, uit het volk gegroeide kunstuiting. De toenmalige stadsdichter van Brussel, Jan Smeken, heeft er een gedicht over geschreven zo weten we dat het heeft plaatsgevonden. Een werk bestaande uit 34 coupletten, die ik - vanuit het Middelnederlands naar het modern Nederlands vertaald heb. Per couplet kwam die Jan Smeken een paar jaar dichterbij, en uiteindelijk is die dichter een vriend geworden: als Jan Smeken nu had geleefd had hij wellicht een gitaar gekocht en bij mij in de band gespeeld. Welke Vlaamse kunstenaar verdient volgens jou een standbeeld en waarom? Het mooie is dat kunstenaars hun eigen monument maken, daar zijn ze hun leven lang mee bezig. Het oeuvre van Beethoven is zijn monument, daar kan geen standbeeld tegenop. Het is belangrijker om Elsschot te lezen dan om bij zijn standbeeld te gaan wandelen. Zon standbeeld zou eigenlijk een aansporing moeten zijn om het boek te gaan lezen. En voor de rest: iedereen een standbeeld! (lacht)
Wie Rick De Leeuw met kompaan Jan Hautekiet live aan het werk wil zien, kan gaan kijken naar het duoprogramma Op drift! (uit in Vlaanderen)
|