Veerle op vrijdag: Collum van Veerle Beel over familie en gezin. Of ik nog wel eens West-Vlaams spreek, wil men soms weten. Ja natuurlijk, of liever, vaneigens. Het is mijn moeder-, mijn vader- en mijn thuistaal. Die ik evenwel niet bezig tegen mijn kinderen, tenzij ik op een zeldzame keer eens uit mijn krammen schiet. Wij zijn thuis dus tweetalig, en onze kinderen zijn dat ook maar in iets mindere mate. Mijn moedertaal is niet de hunne en zij beheersen die van ons passief.
Onze tweetaligheid is er niet echt een waar je mee kunt uitpakken. Het is per slot geen Chinees dat wij thuis spreken, ook al zou het u misschien zo in de oren klinken. Oké, dialect is nu misschien wel wat salonfähiger geworden, maar het komt van heel ver.
Lang geleden kon je op de speelplaats van mijn school de 'zwartepiet' krijgen als iemand je op een 'foute' uitspraak of een 'fout' woord betrapte. Die 'zwartepiet' ging als een trein van de een naar de ander, want op een paar uitzonderingen na, spraken we tijdens dat vrije kwartiertje allemaal onze moedertaal. Maar o wee, zij die het ding in handen had als de bel rinkelde om de les te hervatten. Ik vond dat hoogst oneerlijk: als we in de klas ons beste beentje voorzetten, mochten we in onze speeltijd toch wel spreken hoe we wilden zeker?
Berbers, Arabisch, Turks en de vele andere talen die allochtonen en nieuwkomers spreken, zijn nu het verguisde dialect van toen: voor velen de thuistaal, maar daarbuiten niet gewenst. Toch niet in het onderwijs, waar het vooropgestelde doel is om de kinderen zo snel mogelijk Nederlands te leren. Allochtone ouders zouden beter meer Nederlands spreken thuis en hun kinderen naar de Vlaamse televisie doen kijken, zo luidt het officiële vertoog. Weg dus met alle schotelantennes! Maar die ouders, ook zij die hier geboren en getogen zijn, ervaren dat strenge uitgangspunt toch niet als ideaal.
Zij willen de taal van hun eigen ouders juist wel nog doorgeven aan hun kinderen, omdat taal drager is van een cultuur en van familietradities. Al was het maar een eetcultuur of -traditie: als je kinderen geen Italiaans meer spreken, kan hun oma hen ook niet leren hoe je echte Italiaanse pasta maakt.
Ach, kun je zeggen, hoort het niet bij inburgering dat nieuwkomers de pasta gewoon in de supermarkt leren kopen? Maar ik versta dat. Ik rijd deze maand ook graag een extra keer westwaarts, om er de typische 'mans-te paard' in te slaan, die je alleen daar vindt en alleen in deze pre-sinterklaastijd. Het is een soort koek die lijkt op een sandwich, maar dan steviger en veel groter. Hij heeft vaagweg de vorm van een man op een paard. Hij is heerlijk met een sneetje kaas ertussen bij een warme kop chocolademelk. Of een ouderwetse eierkoek, ook al iets dat ze zelden in het centrum van het land verkopen. Lekker om te soppen in een gewoon glas melk. En als er feest is, moet er vaneigens geytetaart zijn. Dat is niet eens een algemeen West-Vlaamse, maar een erg lokale lekkernij. Het is de beste taart van heel de wereld. Daar zijn zelfs mijn 'uitheemse' zonen het mee eens.
Veerle Beel is redactrice Binnenland en schrijft op vrijdag over gezin en samenleving. (standaard). Wordt vervolgd.
|