Een typische Pyreneeënrit met onderweg de legendarische Col de Peyresourde en de Col d'Aspin. Een echte afvallingsrit, maar de vraag is of de klassementsrenners zich hier al van hun beste kant gaan laten zien, want de Tour is nog lang en zwaar.
Het is voor de negende keer dat Bagnères-de-Bigorre etappeplaats is in de Tour de France. In 1952 was de legendarische Raphaël Geminiani die met de overwinning aan de haal ging. In 2003 maakte de plaats nog deel uit van de Tour, maar toen was er alleen maar een etappestart.
Parcours Het begin van de rit over 224 kilometer is nog rustig. Er wordt wel constant in een ligt stijgende lijn gestegen, maar echt klimmen komt nog niet. In de eerste 125 kilometer liggen wel vijf bergjes die meetellen voor het bergklassement. Eerst komen er vier van de vierde categorie gevolgd door ééntje van de derde categorie. Uitstekend voor een vluchtersgroepje om voorsprong te nemen op het peloton om misschien voor de dagzege te gaan.
Het tweede gedeelte van de rit is van een zwaarder kaliber. Er zal namelijk eerst de Col de Peyresourde beklommen moeten worden met de top na 166 kilometer fietsen. Daarna staat de Col d'Aspin op het programma. Beide bergen zijn van de eerste categorie. Als de top van de Aspin bereikt is zal er nog 26 kilometer gedaald moeten worden tot de finish. Pas de laatste kilometer is echt vlak. De Peyresourde is 15,27 kilometer lang en heeft een gemiddeld stijgingspercentage van 6,1 procent. De Aspin is iets korter met 12 kilometer, maar iets steiler met 6,5 procent.
In 1963 wist Jacques Anquetil hier zijn basis te leggen voor de eindoverwinning in La GrandeBoucle.

Rolkrant wielrennen op tblogkrantje zie linkerkolom
|