Klompen worden uit een stuk hout gemaakt.
Vooral uit hout van de populier. Eerst wordt de boomstam verdeeld in blokken hout. Uit één stam kunnen vier tot acht blokken worden gehaald. Vroeger werden klompen zo goed als volledig met de hand gemaakt. Uit zon blok hout werd eerst een ruwe klompenvorm gekapt. Daarna sneed de klompenmaker er kleine stukjes hout af om de verschillende delen van de klomp te vormen: de hak, de bovenkant, de neus.
Vervolgens werden er gaten in de klomp geboord en werd er een soort gang naar de top van de klomp gemaakt. Zodat er een voet in kon. Om de klomp mooi vlak te krijgen, werd ten slotte een scherp mesje gebruikt. Als een paar klompen klaar was, werden de klompen met een touwtje aan elkaar gebonden, zodat maat 36 niet bij maat 40 geraakte... De klompenmaker had drie tot vier uur nodig om een paar klompen te maken.
Sinds 1950 worden klompen met machines gemaakt. De stam van de boom wordt nog steeds in blokken gezaagd. Daarna wordt de blok op een machine gelegd die kan beitelen, schaven en snijden. Op een andere machine zit een voorbeeld van een klomp. Die machine volgt de omtrek van de klomp en vertelt op die manier aan de andere machine hoe de klomp moet worden gemaakt.
Die machine volgt dus het patroon van de afgewerkte klomp op de andere machine. De klompenmaker werkt dan hier en daar de klomp nog wat bij. Er zijn ook grote klompenfabrieken, waar de machines groter en beter zijn. Tien werknemers kunnen er 20.000 paar klompen per maand maken...
Ze werden vooral vroeger veel gebruikt. Vandaag worden in Nederland nog heel wat klompen gedragen. En gemaakt. Veel van de klompen die vandaag nog worden gemaakt, dienen voor de toeristen. Ze worden in winkeltjes te koop aangeboden, geschilderd in allerlei kleuren en versierd met tekeningen.
Zeeuwse wateren, nog voor de Westescheldetunnel
|