Joke Eeckhout (30) uit Ooigem commercieel bediende en zus van Nico Eeckhout, (single) vertelt haar passie voor het wielrennen.
Steeds vaker zie je vrouwen op een racefiets. Manwijven? Allerminst. Ze wisselen vlot hun hoge hakken voor klikpedalen. Zadelpijn? Onvermijdelijk. Afzien hoort erbij.
Mijn broer Niko Eeckhout is profwielrenner. Als kind moest ik élk weekend mee naar zijn koersen. Vreselijk. Het parcours afstappen, uren wachten, niet naar de jeugdbeweging kunnen omdat de hele familie op de koers zat. Wielrennen, het zei me absoluut niets. Tot ik vier jaar geleden, na mijn studies, een nieuwe hobby zocht. Ik heb een koersfiets gekocht, zelfs zonder het tegenNiko te zeggen. Hij vindt wielrennen helemaal geen Vrouwensport. Ik heb dus maar gezwegen.
Ik ging in mijn eentje wat rijden, soms met vrienden, puur als ontspanning. Vorig jaar deed ik toevallig wat testen bij een sportdokter. Die vertelde me dat ik bestwel een goed lichaam had om te fietsen. Zo ben ik competitie beginnen rijden. Dit jaar zit ik bij een semi professionele ploeg. Elk weekend rij ik wedstrijden. Trainen doe ik ongeveer twintig uur per week, na het werk. Ik werk van acht tot vier, van zes tot negen zit ik op de fiets. Meestal train ik alleen. Ik rij het liefst op mijn eigen tempo. Niet tegen een ander, maar tegen mezelf. Ik geniet van die eenzaamheid. Daarom dat mijn leukste fietservaring ook de beklimming van de Galibier was, een berg uit de Ronde van Frankrijk. Ik reed de helling van 34 kilometer in mijn eentje op. In drie uur, niet onaardig. De nacht erna heb ik geen oog dicht gedaan. Er zat nog te veel adrenaline in mijn bloed.
Toen had ik niemand die me aanmoedigde. Dat was niet nodig. Maar met het competitie rijden heb ik gemerkt dat het wel goed doet, mensen naast de kant die je naam roepen. Ook al zijn er mannen die behoorlijk denigrerend doen. Ze roepen 'dat het wel geen training maar een echte koers is', als het vrouwenpeloton voorbij komt.
Echt lastig doen ze nooit tijdens de koers, wel op training. Dan stoort mijn mannelijke aanhang me. Letterlijk. Ik rij vaak een stukje snel, dan weer een stukje traag, omdat mijn trainingsschema dat voorschrijft. Er zijn mannen die dan de héle tijd in mijn wiel blijven hangen, ook al ga ik in de remmen. Niet om naar mijn achterwerk te kijken, nee. Ze willen gewoon bewijzen dat ze me kunnen bijhouden. Heel kinderachtig. Soms kloppen ze zelfs op mijn achterwerk. Dat lijkt opeens te mogen, omdat ik een strakke renners broek aanheb. Niet,dus.
Mooi vind ik die renners broek trouwens niet, maar ik ben wel best ijdel wat mijn fietstenue betreft. Nu krijg ik een outfit van mijn ploeg Lotto-Belisol. Ervoor zorgde ik er ook altijd voor dat mijn broek en mijn truitje van dezelfde ploeg waren. Een broek van Lotto met een truitje van Quick.Step erop, dat stáát niet. Ik blijf per slot van rekening een vrouw, hé.
Nu ik bij een professionele ploeg ben, vraagt het fietsen natuurlijk wel veel van me. Feestjes' etentjes, het kan niet meer altijd. Zolang ik het leuk vind, wil ik wedstrijden blijven rijden. Ik heb geen lief. Ik moet voor niemand thuis blijven. Mocht ik een jongen tegenkomen, zou het leuk zijn als hij ook zou fietsen. Als amateur weliswaar. Een profwielrenner moet ik niet: die traint te veel uren. Eigenlijk zoals ik nu.
|