In China is sinds 1912 de westerse (Gregoriaanse) kalender in gebruik. De traditionele maankalender is daarentegen nog van groot belang. Zo wordt bijvoorbeeld de datum van het belangrijkste festival, Chinees Nieuwjaar oftewel het Chinese Lentefeest, bepaald volgens de maankalender.
De Chinese kalender heeft per jaar 12 of 13 maanden. De maanden hebben negenentwintig dagen (kleine maanden) of dertig dagen (grote maanden). Zeven keer in de negentien jaar wordt een extra dertiende (schrikkel)maand ingevoegd.
Het begin van een maand wordt vastgesteld door waarneming, waarbij meestal wel een paar jaar vooruit gerekend wordt, maar de kalender is echter niet volledig vooruit te berekenen.
Het Chinese jaar begint op de tweede nieuwe maan na de zonnewende van 21 december. Chinees Nieuwjaar kan dus niet voor 21 januari en niet na 20 februari plaatsvinden.
De dagen en maanden van de Chinese kalender hebben geen namen, maar zijn genummerd van 1 tot 7 (maandag is de eerste dag, dinsdag de tweede, enz.) en van 1 tot 12 (maand 1, maand 2, enz.). In een schrikkeljaar komt daarbij nog een dertiende ongenummerde maand. De plaats van deze extra maand hangt af van de bewegingen van de zon door de tekens van de dierenriem, net zoals bij de hindoekalender.
|