Een slachtoffer van het seksueel misbruik houdt het onderzoeksrapport vast.
In de Ierse jongensinstellingen die werden geleid door de katholieke kerk was seksueel misbruik schering en inslag, en dat sinds het einde van de jaren '30 tot ergens midden de jaren '70. Dat blijkt uit een vandaag gepubliceerd rapport van een Ierse onderzoekscommissie. Het langverwachte rapport hekelt ook de 'zwijgcultuur' van de religieuze autoriteiten. Aan het rapport gingen negen jaren van onderzoek en interviews met duizenden slachtoffers vooraf.
Ook meisjes "De situatie in de instellingen voor meisjes was anders. De meisjes kregen ook af te rekenen met seksueel misbruik, maar het misbruik was niet systematisch", voegen de onderzoekers eraan toe. "Gedurende de hele tijd, van 1936 tot nu, wisten de religieuze autoriteiten dat seksueel misbruik een hardnekkig probleem was in de instellingen voor jongens", staat verder in het 2.500 pagina's tellende document.
Zwijgcultuur De auteurs beschuldigen de katholieke kerk ervan niet geluisterd te hebben naar degenen die kwamen klagen over seksueel misbruik in het verleden en hen niet te hebben geloofd, ondanks de vele bewijzen die tijdens getuigenissen en uit politie-onderzoek naar boven kwamen. "Misbruiken die werden gepleegd door leden van een religieuze orde, werden bovendien zelden door de religieuze autoriteiten aan het ministerie van Onderwijs gesignaleerd als gevolg van de zwijgcultuur die rond de kwestie hangt", betreurt de onderzoekscommissie.
Nooit politie Met de misbruikers werd vooral intern afgerekend, de politie kwam er nooit aan te pas. Toch wijzen de auteurs van het rapport ook met beschuldigende vinger naar het ministerie van Onderwijs dat zich, in de zeldzame gevallen dat het feiten van seksueel misbruik op het spoor kwam, eveneens schuldig maakte aan het verzwijgen ervan.
Folterinstrumenten Dat het misbruik soms wel erg ver ging, blijkt uit verschillende getuigenissen van slachtoffers. Zo vertelt een slachtoffer dat de kinderen werden behandeld als slaven en verhuurd werden aan boerderijen waar ze hard moesten werken. De kinderen werden niet bij de naam genoemd, maar hadden allen een nummer. Ze kregen bijna niets te eten en moesten hun eigen kleren maken. Soms moesten ze ook zelf de folterinstrumenten vervaardigen waarmee ze nadien gemarteld werden. In het holst van de nacht werden ze uit hun bed gesleurd en kregen ze buiten naakt zweepslagen, luidt het onthutsende verslag van de getuige.
Collectieve falen De onderzoekscommissie werd in 2000 in het leven geroepen door toenmalig premier Bertie Ahern. Dat gebeurde na een reeks televisiedocumentaires en politie-onderzoeken waaruit de omvang van het schandaal bleek. In 1999 verontschuldigde Ahern zich bij de slachtoffers voor wat hij noemde het collectieve falen (van het land) om tussenbeide te komen en een einde te maken aan het lijden van de slachtoffers. De overheid heeft al bijna een miljard euro aan schadevergoedingen uitgekeerd aan 12.500 van de ongeveer 14.500 slachtoffers die zich inmiddels kenbaar hebben gemaakt.
Wezen In de meeste gevallen waren de slachtoffers jonge mensen die in een moeilijke situatie verkeerden - vaak wezen of jonge delinquenten - en in katholieke heropvoedingsinstellingen, weeshuizen of andere opvanghuizen voor kinderen waren geplaatst. Sinds het einde van de jaren '30 zouden er ongeveer 30.000 tot 40.000 kinderen in de instellingen hebben verbleven. (belga/lpb/vsv)
|