Kinderen komen slechts de helft zo vaak in de natuur, en als ze er komen blijven ze minder lang.
Kinderen zijn bang van de natuur, zo concludeert de Nederlandse antropologe Celine van den Boorn na haar onderzoek over de relatie van 10 tot 13-jarigen en hum omgeving.
Stadskinderen zijn het bangst. Ze denken dat er veel rare, tropische dieren in de bossen zitten en associëren natuur vooral met vage dingen als 'rust, vrije dieren en fluitende vogels'. Ook de waarschuwingen om niet alleen door een bos te lopen, helpen niet bepaald. Tel daarbij dat stadskinderen qua natuur vooral stadsparken kennen, ook al geen kindervriendelijke buurt, en dan krijg je angstige reacties.
Natuurarme omgeving De reden daarvoor is niet ver te zoeken: kinderen groeien op in een omgeving arm aan natuur en omringd door technologie. Hierdoor komen ze minder buiten, waardoor de interesse voor de natuur afneemt. De natuur is ook minder toegankelijk omdat de veiligheid van de woonomgeving is afgenomen.
Ouders én leerkrachten Ook ouders en leerkrachten hebben minder aandacht voor de natuur. Een derde van de Nederlandse kinderen is nog nooit met de klas naar de natuur gegaan. Een gevolg van de tanende aandacht ervan in de lesprogramma's. Ouders trekken ook minder met hun kinderen naar de natuur, onder andere doordat kamperen minder populair is geworden.
"Deze toenemende vervreemding en verminderde interesse bij kinderen heeft negatieve gevolgen voor de ontwikkeling", betoogt Van den Boorn. "Ook voor het voortbestaan van de natuur is het van belang dat kinderen zich in de toekomst in de natuur blijven interesseren."
Wat je dan wél kan doen om kinderen vertrouwd te maken met natuur? Er op uit trekken. Maar ga niet gewoon wandelen, want dat kan kinderen niet zo boeien. Laat ze klimmen, springen, lopen en zich vuil maken. Alles wat ze normaal niet mogen. Wedden dat ze dol worden op de natuur? edp
|