Komkommer is een allemansvriend
Komkommers komen in het Himalayagebergte nog altijd in het wild voor.
de vermomde komkommer | Het waren waarschijnlijk de Indiërs die de groente het eerst in cultuur brachten. Tegenwoordig wordt ze overal gekweekt. Veel komkommers van bij ons zijn afkomstig uit serres. Door veredeling van de rassen en door de slingerplant naar boven te leiden, waardoor de vruchten naar beneden hangend groeien, is men erin geslaagd zo goed als rechte exemplaren te kweken. De komkommer behoort tot dezelfde familie, die zijn naam draag trouwens, als de augurk, courgette, meloen en pompoen en zo'n duizend soorten telt. Een eersteklas komkommer voelt stevig aan, heeft een strakke huid en is op een koele plaats tot een week houdbaar; verpakt in krimpfolie tot drie weken. Bewaart men een komkommer op een te koele plaats, bijvoorbeeld onderin de koelkast, dan bederft de groente snel.
Om de bittere smaak en het vochtgehalte te verminderen liet men vroeger versneden komkommer een paar uur trekken in zout. Na het trekken werd het zout en het sap met een gedeelte van de vitamines weggespoeld. Bij moderne komkommer is dat niet nodig, want die zijn niet bitter en het vochtgehalte is aanvaardbaar.
Meestal wordt komkommer rauw opgediend als onderdeel van rauwkost, maar de groente kan echter ook worden verwarmd, bijvoorbeeld gestoofd en gevuld met gehakt.
|