Elk jaar maken 26.500 van de 160.000 personen die een baan hebben in het onderwijs (16,5 procent of één op de zes), gebruik van één van de 17 vormen van voltijdse of deeltijdse loopbaanonderbreking. Sommigen gebruiken die voor korte periodes (palliatief verlof), anderen voor één jaar of meerdere jaren, blijkt uit cijfers van het ministerie van Onderwijs waarover de Coreliokranten schrijven.
In drie op de vier gevallen gaat het om deeltijdse onderbreking van de loopbaan, waarbij de personeelsleden wel aan de slag blijven. De traditionele voltijdse loopbaanonderbreking komt slechts op de achtste plaats met bijna 1.500 gevallen. Formules De vier meest gebruikte formules zijn deeltijdse loopbaanonderbreking (4.000), verlof voor verminderde prestaties om sociale of familiale redenen (4.000), gedeeltelijke loopbaanonderbreking voor 50-plussers (3.500) en afwezigheid voor verminderde prestaties om persoonlijke aangelegenheden (3.500). De meerderheid van de 17 formules richt zich ofwel op 'de verzoening van arbeid en gezin' ofwel op personen van middelbare leeftijd (50-plussers). Cijfers Deze cijfers slaan enkel op de 160.000 personen die rechtstreeks betaald worden door het ministerie van Onderwijs. Het personeel van hogescholen en universiteiten en het personeel dat scholen zelf betalen met hun werkingsmiddelen, is hierin niet begrepen. (belga/sam)
|