
De bakker deed er zijn broodronde mee. De postbodes scheurden in hun rode wagentjes van postbus tot postbus. In het leger behaalde menig milicien zijn rijbewijs aan het stuur van een Renault R4 en voor de wegenwachters was de R4 hun interventievoertuig en atelier. Het autootje was niet uit het straatbeeld te branden. De openbare diensten, de gas- en elektriciteitsmaatschappijen, installateurs en doe-het-zelvers, allemaal reden ze met een R4.
Renault heeft zijn succes in zekere mate te danken aan die andere Franse constructeur: Citroën. De 2PK was een goedkoop en zeer betrouwbaar product. In een periode waar veel mensen hun eerste auto kochten, was de kwaliteit van het voertuig een van de belangrijkste zorgen. Met de 2PK was voor veel nieuwe chauffeurs het ijs gebroken. Renault speelde daar handig op in met de lancering, in 1961, van de oerdegelijke R4.
En toch was de kleine Renault technisch minder vooruitstrevend dan het eendje. De 2PK had al een zelfdragend koetswerk, dé innovatie van die tijd, terwijl de koets van de R4 nog op een beresterk doch ouderwets ladderchassis stond. Hij kon wel meer laden en de achterklep maakte van de R4 een praktische wagen. Hij werd de eerste hatchback.
De schakelpook van de Renault schoof in het dashboard. Dames hingen onachtzaam hun handtas aan de pook waardoor de bak soms onprecies schakelde. Maar door de positie van de versnellingspook was er veel plaats op de vloer.
Renault bouwde een groot aantal varianten van de R4 waarvan het model Fourgonette als bestelwagen een ongezien succes werd. Toch heeft de constructeur zich nooit laten verleiden om dure versies van zijn wagen te bouwen. Eenvoud is het ordewoord gebleven van de meest verkochte Franse wagen.
De R4 werd nog tot 1993 in Europa verkocht. Na de R4 was het voor Renault duidelijk dat het merk zich voortaan vooral op het bouwen van kleine wagens zou toeleggen. (Jan Muylaert nieuwsblad)