Foto
Foto
Filesofische gedachtensprokkels

Elke week een nieuwe column,
als het even kan...

"Filesofie:
een
samenstelling van de griekse woorden voor wagenrij en voor wijsheid.
Een beoefenaar van de filesofie wordt een
filesoof of wagendromer genoemd."
Anonymus.

Jarenlange files naar Brussel , uren in luchthavens, op de Thalys en in andere treinen gaven me de tijd om te filesoferen, jeugdherinneringen neer te pennen en gewoon wat te mijmeren.
Die tijd is voorbij, nu zijn het jarenlange files rond Aalst en Wetteren, maar de pennevruchten blijven...

Martin Steelandt

 

Een goede column moet zijn zoals een minirokje:

kort genoeg om de aandacht te trekken

en lang genoeg om de essentiële inhoud te dekken.

 

(naar meester Wilfried Criquelion,
speech naar aanleiding
van
40 jaar oudercomité,  
Tollembeek 13 april 2008)


Knappe blogs
  • Sprokkels: fijne verhaaltjes uit het leven gegrepen
  • Leven met ADHD
  • Het leven bij het openbare vervoer in A'pen. De moeite van het ontdekken waard.
  • Cursiefjes, een fijne kijk op de wereld. Een beetje filesofie ?

  • Link met het thuisfront, van een jonge avonturier in Canada
  • Follow the blue line
  • Filesofie

    Cursief durven denken.


    30-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sinterklaas

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    KNAL!!! BOEM!!!!

    We wipten minstens een meter hoog, de voordeur sloot met een knal nog eer we terug in onze zetel belandden. Het gebeurde te snel, we konden het niet direct vatten. Het ene ogenblik zaten we rustig tv te kijken en het andere ogenblik kwam die ontzettende verrassing, tijdens Het Zandmannetje. Heb je dat gekend, Het Zandmannetje? Een tv-programma in zwart-wit en toch veel mooier dan de huidige Hopla’s, Bumba’s, Samson’s en andere plopkabouters, ook al zijn die nu in kleur en in een 16 x 9 HDTV formaat. Eenvoud troef, geen gecompliceerde dingen met een reclamekaravaan van schoenen, boekentassen, boterhammen, shampoos en andere merchandising op de achtergrond. Nee, het was simpel, leuk en heel spannend. Wij zaten echt gebiologeerd aan dat kleine scherm gekluisterd, terwijl er in feite helemaal niets gebeurde. En toch… ik weet niet meer precies wat het was, maar toch hield het ons in de ban.

    Kan je volgen?

    Dan begrijp je ook hoe oud we toen waren: Bumba-leeftijd, dagelijks hartstochtelijk uitziend naar dat Zandmannetje. En net die heerlijke vredige rust werd harteloos verstoord door die afgrijselijke KNAL gevolgd door die enorme BOEM. Ik wist niet dat ik zo kon gillen. Ik schrok zelf van mijn geproduceerde decibels, ik stond te trillen op mijn benen, maar die schrik was direct voorbij toen ik het resultaat van die knal ontdekte. In ons salonnetje lag op de grond een enorme zak piknikken, zo noemen ze de nic-nac's in West-Vlaanderen. Het snoepgoed lag overal in het rond. We begrepen het nu: de knal, die kwam door de zak die uit het niets in ons huisje uiteen, tja, knalde. En die boem, dat was onze voordeur die keihard dichtgesmeten werd. Hij was het, Sinterklaas, de heilige man! Uit het niets verschenen, en via de voordeur terug verdwenen. We sprintten naar de voordeur in de hoop nog een glimp van de mijter op te vangen, maar we waren al te laat. Kan je dat geloven? Minder dan dertig seconden na het dichtklappen van de deur was er op straat al niemand meer te zien. Verlaten. Het was een wonder. We hebben nooit, maar dan ook nooit begrepen hoe hij zomaar kon binnenkomen, en nog minder hoe hij in geen tijd kon verdwijnen. Misschien dook hij sneller in de schoorstenen dan we konden vermoeden?

    Een paar dagen later zagen we hem terug, op het feest van de vakbond.

    Ik heb nooit echt van dat feest gehouden. We zaten met veel te veel mensen op veel te ongemakkelijke stoelen aan veel te lange tafels en veel te dicht bij elkaar. We moesten eerst urenlang luisteren naar deftige meneren die heel belangrijke dingen kwamen vertellen waar wij geen snars van begrepen. Pas nadat die uitverteld waren, allemaal, pas dan mochten we boterkoeken eten. Met chocomelk. Daarna kwam de volgende opdracht: "Zie ginds komt de stoomboot" kwelen. Aartsmoeilijk, want wij waren pas aan "Sinterklaas kapoentje" toe, en zelfs dat liedje was al te moeilijk voor ons. Probeer maar eens aan zo'n ukkepuk uit te leggen waarom “Sinterklaas kapoentje, leg wat in mijn schoentje" correct is en "leg wat in mijn laarsje, dank u Sinterklaarsje" niet, het rijmt allebei toch perfect?

    Maar kijk, daar kwam hij: de Sint!

    Hij schreed plechtig voort, omringd door vier...vijf, nee, zes zwarte pieten. Wij waren dolblij. Hij was er! Tot we doorhadden dat dit slechts het begin van nog een urenlange marteling was. Een mevrouw begon namen af te roepen. Amelinck Anneke, Amelinck Pieter, Asselbach Joke... De een na de ander mocht naar de Sint, alleen wij niet. Dedeurwaerder Dimitri, Devolder Jan, allemaal kwamen ze terug met een prachtig cadeau in hun armen. Ons mama had alle moeite van de wereld om ons uit te leggen dat iedereen aan de beurt kwam, alleen moesten we geduld hebben want alle kindjes kwamen aan de beurt, zeker weten, dat had de Sint haar verteld. Alleen moest het heel ordelijk verlopen, en daarom kwamen eerst de kindjes met een naam die begint met een A, daarna die met een naam met B enzovoort… We hebben gesmeekt, gesmacht, gebedeld en haar oren afgezaagd met de vraag of onze naam nu echt niet met een andere letter mocht beginnen zodat we sneller bij de Sint konden gaan, maar dat was onmogelijk.

    Een echte marteling, dat wachten.

    Geen boterkoeken of chocomelk meer om de tijd te doden. Alleen die ellen- ellenlange rij kinderen die naar de Sint stapten en met prachtige cadeautjes terugkeerden. Hoe langer het duurde, hoe meer schrik we kregen dat de mooiste cadeautjes weg zouden zijn voor het onze beurt was. Kan je je de hel voorstellen van de kinderen bij wie de familienaam met W, X, Y of Z begint? En toen kwam, eindelijk, de "S". Het einde van onze ellende. We stapten naar de Sint. Oef.

    Toen werd mijn zusje op de schoot van de Sint gezet, en dat was een grote fout.

    Ze begon te wenen, te wenen, er was geen troosten aan! Ze was toch zo bang voor die oude man met zijn immense witte baard en met die hoed die tot aan het plafond leek te reiken. Ik kon haar natuurlijk begrijpen want zij was dan ook twee jaar jonger en ik, met mijn jarenlange ervaring met Sinten, zou haar tonen hoe het moest. Op de schoot van de Sint kruipen, vriendelijk kijken, fotootje laten nemen, cadeautje pakken en wegwezen. Twee jaar na elkaar hebben we die ellende meegemaakt. Het was zo'n beproeving dat ik me zelfs nu niet meer kan herinneren welke cadeautjes we toen kregen. Nee, die grote organisaties onder het mom van een kinderfeest, die hoeven voor mij niet meer. Geef mij maar zes december. 's Morgens vroeg opstaan en vol verwachting naar de cadeautjes kijken. Een tafel vol. Chocolade, piknikken, koekjes, kleurboeken en kleurpotloden, een echte wandelende pop voor zus en voor mij een echte trein. Uren heb ik ermee gespeeld. Zes kromme railtjes die samen een cirkeltje vormden, een locomotiefje dat je moest opwinden om het te laten rijden, en twee aanhangwagentjes.

    Eenvoud troef en uren speelplezier!


    » Reageer (0)
    19-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gebakken peren

    Eventjes diep ademhalen.

    Vrijdagavond, precies op het moment dat mijn PC allerbelangrijkst was, heeft het kreng besloten om de geest te geven. Ik was net van plan om het (de vriendelijke "hem" die ik normaal pleeg te gebruiken wanneer ik naar mijn computer verwijs is hier niet meer van toepassing, die "het", verwijzend naar dat kreng dat me in de steek liet lijkt me sinds vrijdag heel wat geschikter), ik was dus net van plan om het tijdens een vergadering te gebruiken, toen het nukkig, koppig en met een klein vleugje arrogantie, plechtig een pikzwart scherm te zien gaf. Smeken, bidden, wenen, heropstarten, de kabels uithalen en opnieuw insteken, niets hielp. Het scherm bleef netjes zwart. Gelukkig ben ik via mijn werk goede vrienden geworden met Murphy, en ik had dus een backup-oplossing voorzien. Het was slechts een light versie van mijn oorspronkelijk plan, maar het werkte.

    En ondertussen waren de peren gebakken. Ik zat er mee.

    Die gebakken peren bleken een paar systeembestanden te zijn die hoogstwaarschijnlijk ergens in een pan lagen te sudderen, want op mijn computer waren ze niet meer te vinden. Alles heb ik geprobeerd om de toestand te redden, maar tot mijn ontzetting was er geen andere oplossing meer dan Windows opnieuw te installeren. Idem dito voor alle andere programma's. Ik ben nu dus een tijdje zoet met het opnieuw terugvinden van mijn installatie-CD's met de virusscanner, met Office en met die andere nuttige en vooral onnuttige maar leuke programma's, gevolgd door het opnieuw installeren van dat boeltje. Ik ben wel blij met die externe harde schijf, een nieuwjaarsgeschenkje voor mezelf van begin 2008: op tijd en stond pomp ik daar een copietje van al mijn data op neer.

    Maar bon, dit is het einde van de wereld niet. We overleven het wel. Voor u, lezer, is er echter nog meer.

    Er is een nieuwe periode aangebroken van reizen met de Thalys en de TGV, met vliegtuigen, taxi's en andere vervoermiddelen. Allemaal leuke businesstrips waarbij ik frisse, nieuwe indrukken op kan doen en de wereld nog eens op een aparte manier kan bekijken. Maar misschien ontbreekt me de tijd om ze veilig, accuraat en met mijn eigen 'twist' neer te pennen. De toekomst zal het uitwijzen.

    Wordt vervolgd.


    » Reageer (1)
    07-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sint Maarten

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Voor de archieven: ik schreef dit op elf november.

    Tweeduizendendrie om precies te zijn, en ik was kwaad. Ontzettend kwaad. Heel kwaad zelfs. Want die dag was het feest van mijn patroonheilige, Sinte Maarten. Door Jan en alleman gevierd in het Ieperse, in Poperinge, in Aalst, Dendermonde, Den Diel, Dessel, Beveren en nog een aantal andere steden, alsook in grote delen van Nederland. Maar voor de rest van België kan hij de pot op en dit werd mij die dag maar al te duidelijk. Heb je toen ook naar het nieuws gekeken? Ik wel, met afgrijzen. Het begon zoals het op elke elfde november begint: een horde oud-strijders, een stukje over de koning, wat soldatenkerkhoven en dit alles werd netjes afgesloten, geheel volgens de traditie, door de Last Post in Ieper. Die stad was nu de ideale link om naar het feest van Sint Maarten over te stappen maar nee - en dat maakt me nu net pisnijdig - de volgende vijf minuten werden aan die andere kindervriend besteed, aan Sinterklaas. Geen woord over Sint Maarten want de Nico was die dag met de boot in Oostende aangekomen.

    De stoomboot.

    Net op die dag, op het feest van Sint Maarten, precies op die dag kwam Sint-Nicolaas naar België. Hoe durft hij! In het nieuws durfden ze zelfs te melden dat ze er later die avond nog dieper op in zouden gaan, ik kreeg er het schijt van. Waarschijnlijk was de nieuwsdienst omgekocht, bedolven onder een berg snoepgoed, want in Terzake kreeg hij nog eens tien minuten zendtijd. We zagen Bart Peeters glunderend als een klein kind achter Sinterklaas huppelen. Bijna opgebrand, dat is hij, die Bart Peeters, maar hij helpt wel aardig bij de carrière van die profiteur met zijn hoge mijter en zijn lange baard, Nico de Sint. Ieder jaar komt hij iets vroeger op tv (de Nico, niet de Bart want die krijg je gewoon niet weggezapt), en ieder jaar zie je hem iets langer. Let op mijn woorden, binnen twee of drie jaar heeft hij een eigen talkshow op VRT (Welgesint bij Nico) en nog een jaartje of wat later heeft hij een exclusiviteitscontract bij VTM.

    Echt waar, als ik er aan denk word ik pisnijdig.

    Want wat heeft die man meer dan Sint Maarten? Hij heeft wat cadeautjes uitgedeeld aan meisjes om hen van de prostitutie te redden en daarna heeft hij wat gepekelde en in stukken gesneden kindjes uit de tobbe gehaald en weer levend gemaakt. OK, zeker, dat is echt een wonder, maar hij kon dat niet alleen. Om die meisjes uit de prostitutie te halen had hij heel wat geld nodig, en zoveel verdient een bisschop nu ook weer niet. En om zo'n mirakel uit te voeren als bij die kinderen in de pekel, daar moet Ons Here wel bij tussengekomen zijn want zoiets kan je ook niet alleen. Mijn Sint Maarten daarentegen, wel, die scheurde, moederziel alleen, zonder steun van bovenaf, zijn jas in twee en hij gaf de helft aan een bedelaar. Dat is pas klasse: iedereen kan zoiets doen, weinigen doet het. Delen. Niemand verloor: Sint Maarten had nog een stuk jas en kreeg het dus niet al te koud, en die bedelaar kreeg er een warm stuk kleding bij. Dat maakt die heilige nu zo speciaal: geen hulp van God, geen mirakel, gewoon menselijk. Maar bon, zaken zijn zaken, en Sinterklaas heeft daar nu eenmaal een neus voor. Als echte commerçant is hij in de jaren zeventienhonderd met de Hollanders meegetrokken naar Amerika. Daar ging hij in de clinch met die andere patroon, die dan weer met de Engelsen meereisde: Father Christmas.

    t Heeft niet lang geduurd.

    In de jaren negentiendertig werd Father Christmas gewoon van de kaart geveegd. Een contractje met Coca-Cola en kijk, daar verscheen Santa Claus, met acht rendieren en een slee, in de reclameboodschappen van Coca-Cola. Om de Engelsen niet al te zeer voor het hoofd te stoten heeft hij zijn feest daar maar naar Kerstdag verplaatst, en zo sloeg hij een dubbele slag: in Europa werkt hij tot de zesde december, waarna hij zich ten volle kan toeleggen op de Amerikaanse markt. Spreiding van het risico noem ik dat. Verder zorgt hij voor verwarring in de namen, waardoor zijn slinkse werkwijze niet al te duidelijk wordt: de Amerikaanse Santa Claus is hier, bij ons, gewoon "de Kerstman". Kassa kassa: dubbele inkomsten in België! En pas op, hij heeft nog andere gegadigden in het oog. In Rusland komt Vadertje Vorst op Nieuwjaar, en in Spanje en Italië vliegt op 6 januari Vrouwe Befona op haar bezem over het land om cadeautjes uit te strooien, maar lang zal dat niet meer duren, let op mijn worden.. Kijk maar eens met welke snelheid Halloween uit Amerika naar ons kwam overgewaaid. Ik zeg het je: binnenkort vieren we Sinterklaas op 6 december, Santa Claus op 25 december, Sint Nico op 31 december en de drie Sinten op 6 januari. Gedaan met La Befona en met Vadertje Vorst. Op brugpensioen.

    Echt waar, iedereen moet wijken als 't om zaken gaat.

    Kijk maar naar Nicodemus. Vroeger liep die nog naast de Zwarte Pieten, maar nee, eenmaal één verkeerd woord en daar vloog hij, de laan uit. Zie of hoor je hem nog? Ja, hier en daar nog bij enkele respectvolle mensen, maar verder is hij van het toneel verdwenen. En met Sint Maarten gaat het langzaam maar zeker dezelfde weg op. Toch moet je het toegeven: het business plan van Sinterklaas heeft hem geen windeieren gelegd: een prachtige villa in Spanje, een peloton knechten, een ranch vol witte paarden en een eigen postbus om alle brieven met "Sinterklaas - Spanje" te kunnen ontvangen. Verder nog een kinesist om hem te helpen bij zijn dagelijkse oefeningen "dakrijden" en een psychiater om hem bij te staan als hij een dipje heeft (zoals na de zoveelste mislukte poging om een eigen website met gepast e-mailadres te maken). Daarnaast heeft hij onder de naam Santa Claus nog een riant kasteel in Korvatunturi, Lapland, dat door de goede inkomsten echter te klein werd. In 1950 is hij dan maar naar Napapiiri, nabij Rovaniemi verhuisd. Voor 't gemak van de Amerikanen wordt dit gewoon "Santa Claus Village" genoemd. En Sint Maarten? Niets heeft die mens. Hij zou zelfs het andere stuk van zijn jas in twee snijden om het met nog een andere bedelaar te delen. Ik denk dat hij hulp nodig heeft. Snel. En heel deskundige hulp. Misschien kunnen onze politici hem wel helpen. "We moeten de gewone mensen meer cadeautjes geven”.

    Allez toe zeg, wie gelooft er nu nog in Sinterklaas ?


    » Reageer (3)
    20-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schoolfeest

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Ik hang alles aan de kapstok.

    Echt waar, ik geef het op, voor mij hoeft het hoeft niet meer. Aan de kapstok, voor altijd, die clownsneus, die oranje pruik, dat idiote groene hoedje, de “zwaluwstaart” en de te ruime broek: alles vliegt aan de kapstok. En die schoentjes van maatje drieënzestig, die zet ik eronder. De schmink, die vliegt in een doos tot ze beschimmelt. Of nee, beter nog: ik stop alles samen in een grote zak met een goede scheut mottenbollen en ik gooi hem op zolder. Daar ligt die goed. Voor het nageslacht. Want wie weet, misschien zit er nog een opvolger in de familie en dan kan die het materiaal nog gebruiken.

    Ik speel al clown sinds mijn achttiende, zo nu en dan een keer.

    Eerst in een spektakelgroep, daarna op studentenfuiven, dan op het huwelijk van een nichtje of twee drie en de laatste keer was op het schoolfeest in ons dorp, nu al wat jaren geleden. Leuk was dat: de ganse namiddag op de speelplaats rondlopen en de kleintjes laten lachen. Hoewel... na drie uur werd het wat lastig: ze waren mijn aanwezigheid toen al gewoon en een paar hadden begrepen dat ik geen “echte” clown was maar de papa van... . Dus werd de clown hun eigendom. Ze kwamen letterlijk aan mijn kleren hangen, een paar wilden voortdurend met mij rondlopen, hand in hand, en de één of andere stoere kleine durfde al eens een stomp geven. Op dat moment leuk en vriendelijk blijven, dat is een toffe uitdaging maar toch niet zo evident en dus verdween de clown van het toneel. Maar het was nog niet voorbij want het kleintje dat aan mijn hand rondgelopen had herkende me, ook zonder schmink. Ook de groteren kwamen naar mij gelopen: zie je wel dat jij de papa bent van...., jij was de clown! Alleen die ene voetballer in de dop durfde gelukkig niet meer stompen. Het was mijn laatste dag als clown en binnenkort vliegen alle attributen dus op zolder. Misschien voorgoed, want het is niet meer nodig: ik heb de toekomst gezien, en die is veelbelovend. Echt veel belovend.

    Het was een zaterdag, vijf uur, en deze keer vond het schoolfeest plaats in een circustent.

    Circus in Tollembeek, daar moesten we naar toe! Het was te lang geleden dat ik nog een circus gezien had. Leeuwen, tijgers, jongleurs, acrobaten, trapezisten, dagen vooraf droomde ik er al van. Hoe zouden de kinderen dat doen? En die dag zag ik het. Het was beter dan mijn sterkste verwachtingen. De circusdirectrice en haar ploeg waren perfect, ze bespeelden het publiek zoals een virtuoos viool speelt. Het begin was direct een schot in de roos. Tollembeek’s clown nummer één: Urbanus! Zijn job: jongleren met lege plastiekzakjes, elk zakje zogezegd 50 kilo zwaar, ik zag me zelf al in zijn plaats staan. Prachtig toch, het publiek zo kunnen meeslepen dat ze alles geloven, maar dan ook alles. Lege zakjes van vijftig kilo, en iedereen maar lachen en applaudisseren.

    Toen kwam er een jongetje de piste opgelopen.

    ‘Hela, hela, papa, het is nu wel aan ons, hé!’ En weg was Urbanus. Mijn lach ook. Papa? Urbanus papa? Ik weet wel dat Urbain vader is van een nestje kinderen, maar Urbanus? De grapjas? Urbanus, vader? Mijn droom vloog aan diggelen. Een clown is niet echt een clown. Het is een hij of een zij, een zoon of een dochter, een broer of zuster, een vader of moeder... Een clown is geen figuur, maar een ‘iemand’. Van mezelf wist ik het al, mijn clownskostuum was al een paar jaar buiten gebruik en het lag zuchtend te wachten tot het naar een verborgen hoekje verbannen zou worden. Maar nu begreep ik ook Urbain, de man achter Urbanus. Zolang je in je clownspak rondloopt ben je een figuurtje, een publiek bezit. De grote truc om te overleven is ervoor te zorgen dat het publiek de man of vrouw niet met het figuurtje verwart. Dus zorg je voor een low profile wanneer je niet verkleed bent. Tollembeek begrijpt dit, want wanneer vreemde “BV-toeristen” vragen waar Urbanus woont wordt hen vriendelijk de weg uitgelegd naar zijn standbeeldje op het plein. Maar goed, dat jongentje, dat was dus de zoon van de clown.

    En nu was het zijn beurt en die van zijn vriendjes, want het was schoolfeest, de dag van de kinderen.

    Wat ik daarna zag heeft me tot tranen toe bewogen, tranen van vreugde wel te verstaan. Het was wondermooi, ik kreeg echt een krop in de keel. Twintig kleine clowntjes van ocharme misschien net drie jaar oud kwamen de piste ingestapt. Ze kropen elk in een kartonnen doosje en toen begon de muziek. De clowntjes werden wakker, gingen zitten en keken om zich heen, het was snoezig. Het waren net kleine bloempjes die langzaam openbloeiden. Paarse, gele en rode pruikjes, een prachtig geschminkt gezichtje en kleertjes in alle kleuren. Ze droegen veel te grote broeken, breed genoeg om vijf lagen pampers op elkaar te bevatten, en die werden netjes opgehouden door bretelletjes van misschien veertig centimeter lang. Verbaasd keken ze om zich heen, waarschijnlijk zoekend naar papa, mama, oma, pepe of tante, tot ze de juf in het oog kregen en begrepen dat het weer showtime was. Rond het kartonnen doosje lopen, eventjes zwaaien, weer rondlopen en dan, bij een grote BOEM in de muziek, moesten ze vallen. Eentje wist dat nog en vloog netjes op zijn pampers, de beentjes hoog in de lucht. Een natuurtalentje. Echt waar, de toekomst is verzekerd. Twintig nieuwe clowntjes in de dop, dat is heel wat. Onze kleinkinderen zullen dus ook nog kunnen lachen.

    De rest van het circusgebeuren kon voor mij niet meer stuk.

    Ik heb alles opgeslorpt en met volle teugen genoten. De directeur, de burgemeester en een meester deden ook mee. Het werd een wedstrijdje gewichtheffen waar ze maar bekaaid van af kwamen want de jeugd was heel wat sterker. Daarna kwamen de kleinsten in de arena, verkleed als leeuwtjes en tijgertjes, als paarden en olifanten, we zagen de groteren gedurfde capriolen maken op reuzenballen en fietsen, jongleren met ballen, doekjes, borden en diabolo’s, ballerina’s dansten met touwen, lintjes en hoepels en de soepelste gymnasten maakten een reuzenpiramide. Er was bijna te veel spektakel om alles te onthouden, maar dat is niet erg: het was oké.

    De clowntjes hadden mijn dag gemaakt.


    » Reageer (1)
    14-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oud-strijder

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Toen hij de koning ontmoette was hij zevenennegentig.

    Dit is geen verzonnen verhaaltje, het is echt gebeurd, ik was erbij. Het was komisch, grappig, diep intens en intriestig tegelijk. Maanden had hij er naar uitgekeken, ik heb zijn verhaal wel honderd keer moeten aanhoren. Hoe hij in de grote oorlog van 14-18 als simpele soldaat van ocharme 17 jaar in de loopgraven gevochten had, hoe hij gewond werd, hoe hij in Frankrijk herstelde en hoe hij daarna opnieuw de loopgraven in moest. Als simpele pajot, als soldaat zonder strepen, zonder graad, heeft hij gevochten, afgezien en de pinhelmen verjaagd. Een prestatie om fier op te zijn. Heel fier. Het land was hem dan ook erkentelijk: toen hij oud werd mocht hij naar het rusthuis van de oorlogs-invaliden. Een klein kamertje van amper twaalf vierkante meter met een bed, een kast en wat plaats voor een meubeltje, maar met heel veel publieke ruimtes, een leuke bar om een pintje te pakken net als in 't café van op de hoek, en vooral veel gelijkgezinden: iedereen had wel de één of andere oorlog meegemaakt. Die van veertien-achttien waren zeldzaam, de meesten waren van veertig-vijfenveertig en er waren er zelfs die in de oorlog van Korea gevochten hadden. Daar mocht hij zijn hele verhaal doen, en hoe meer hij het vertelde, hoe triestiger hij werd. Nooit had hij een onderscheiding gekregen. Was hij niet gewond geraakt? Had hij de oorlog niet volledig uitgevochten? En toch was hij nog steeds gewone pajot. Medailles had hij genoeg maar die anderen, die verhoogden regelmatig van graad, hij niet. Waarom toch? Waren ze hem vergeten?

    Iemand hoorde dit verhaal en vond dat hij meer verdiende.

    Na veel heen-en-weergeloop, na het verwerken van de volledige administratieve molen, kreeg hij plots de verrassing van zijn leven. Hij werd uitgenodigd door de politiecommissaris om als erekorporaal in het korps opgenomen te worden, wegens een voorbeeldige dienst voor het land. Trots als een gieter was hij, hij had een ontzettend dik fotoalbum aan de ceremonie overgehouden, en sinds die dag was zijn verhaal opnieuw optimistisch: hij had heel zijn leven gevochten als pajot, en nu was het land hem zeer erkentelijk, nu was hij ere-korporaal. Hij moet toen zowat vijfennegentig geweest zijn. Het mooiste moment uit zijn leven. Mooier kon niet meer.

    Of toch?

    Hij was zevenennegentig toen hij mij een dienst kwam vragen. Zijne Majesteit de Koning Boudewijn had hem persoonlijk uitgenodigd om deel te nemen aan een herdenkingsfeest, vijfenzeventig jaar na het einde van de oorlog 14-18, in Brugge. Onze Vorst zou elke genodigde ook persoonlijk ontmoeten. Met die brief in de hand vroeg hij of ik hem wou vergezellen, wat ik natuurlijk niet kon weigeren. Maar kort daarna overleed onze vorst, totaal onverwacht. Het was een periode van nationale rouw, die zich in dat specifieke rusthuis nog meer deed voelen, want Koning Boudewijn had veel respect voor "zijn" oud-strijders. Het was pijnlijk. Ook voor onze korporaal. Hij zou de Koning niet zien. Zijn laatste mooie droom lag aan diggelen. Het kon niet waar zijn. Dat kon niet…

    Een paar weken later kwam een nieuwe brief.

    De feestelijkheden in Brugge gingen toch door en ondanks hun diepe rouw zouden Koning Albert en Koningin Paola aanwezig zijn, uit respect voor de oud-strijders. Op naar Brugge dus. Op zijn overjas droeg hij al zijn medailles en ik kon een glimlach niet onderdrukken toen ik ze hoorde rinkelen. Bij het instappen stelde ik hem voor zijn overjas uit te doen. Op zijn vest had hij nog even zoveel medailles, in kleiner formaat, met een fijner gerinkel. Nog een glimlachje. Sympathiek. In Brugge werden we gescheiden: hij mocht op de eretribune, ik vloog ergens langs de zijkant bij de andere begeleiders, en na een paar uur in de kou kwam het moment suprême: we mochten naar het gemeentehuis voor de receptie. Een prachtige grote zaal, journalisten, een zestigtal oud-strijders en hun begeleiders. Er waren zes tafels, één per tien personen. Onze tafel stond achteraan links. Wij, begeleiders, moesten recht blijven staan, maar dat deerde ons niet want we waren blij dat onze mannen de Koning zouden ontmoeten. En toen kwamen de vorsten.

    Koningin Paola begon aan de linkerkant, Koning Albert aan de rechterkant.

    Ze namen rustig de tijd om met iedereen een praatje te slaan, heel sereen. Toen de Koningin bij ons kwam viel het ons pas op hoe lastig ze het had: ze was zwaar verkouden en deed haar best om het te verbergen. Vriendelijk hoorde ze het verhaal van elke soldaat, en toen … toen kwam de ontgoocheling. Wij hadden gedacht dat ze beiden alle tafels zouden bezoeken maar nu bleek dat ze de Koning slechts bij de ene helft ging en de Koningin bij de andere. Toen ze aanstalten maakten om te vertrekken kwam de soldaat in hem naar boven. Hij had niet voor niets gevochten, hij was niet voor niets ere-korporaal, hij was een echte soldaat die uitgenodigd was door Koning Boudewijn! Het stond duidelijk in de brief: de Koning wou hem spreken, en dat was niet gebeurd. Hij had de Koning niet gesproken, enkel de Koningin. Het zei het luid genoeg om de veiligheidsdienst te alarmeren, en in geen tellen stonden die mannen daar, discreet maar alert. We konden hen het probleem uitleggen en ze hadden begrip voor zijn zaak. Koning Albert, die al bijna vertrokken was, keerde op zijn stappen terug, en aanhoorde het hele verhaal.

    Het hele verhaal.

    Van veertien-achttien, van de verwonding, het uitvechten van de oorlog, de simpele pajot, de ere-korporaal, de uitnodiging van Zijne Majesteit Boudewijn…


    » Reageer (2)
    08-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fawlty Towers

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    We dachten dat het in Torquay lag, in Engeland, dat Fawlty Towers hotel.

    Maar we waren fout. Fawlty Towers ligt in Italië. Erg verspreid zelfs: je zou kunnen stellen dat Fawlty hier ligt en Towers daar en het zal nog steeds correct zijn. Ze hadden dus toch gelijk, de Spanjaarden, want volgens hen komt Manuel helemaal niet ‘from Barcelona’, maar uit Italië, en we hebben het mogen weten. Drie jaar geleden al werden we aangetrokken door een prachtige brochure van een aangenaam en rustig oord om een leuke vakantie door te brengen. Een schitterende voorstelling van mooie vakantiehuisjes midden in de glooiende Toscaanse heuvels, zwembaden, thalassotherapie en - ik citeer - “last but not least, at our estate you can enjoy wonderful traditional Italian cuisine at our restaurant”. Luxueuze rust gegarandeerd dus.

    Je voelt het al aan jouw kleine teen: we waren fout.

    De gegeerde rust die we bij aankomst verwachtten kwam er niet want er was een klein probleempje: ik was mijn portefeuille kwijt. Gelukkig laat een stressvolle job toe om ook bij de moeilijkste momenten kalm te blijven en alles geduldig te analyseren (“Jaja, ’t zal wel”, hoor ik mijn vrouwtje al denken, en ze heeft gelijk). In volle paniek sprintte ik dus naar onze wagen om de terugweg aan te vatten. Met veel geluk lag de portefeuille nog in het cafeetje waar we laatst gestopt waren, anderhalf uur geleden, in het ergste geval lag ze in het restaurant waar we ’s middags gegeten hadden, in Pisa, drie uur eerder. We zouden het cafeetje proberen, en lag ze daar niet, dan zouden we wel zien. Het werd dus anderhalf uur terugrijden en het ongelooflijke geschiedde: in dat land vol geboefte waar de mafia of de cosa nostra, de camorra en de n’dranghetta elke argeloze toerist op een vriendelijke doch doortastende wijze de laatste euro, dollar of yen uit de portefeuille probeert te persen, in het land van charlatans en loverboys waar geen enkele schoonheid veilig is voor de ruimschoots voorhanden wulpse blikken en het bewonderend fwiet-fwiet gefluit, in datzelfde land waar een buitenlandse man niet één steelse blik mag werpen naar een al dan niet aantrekkelijke dame op straffe van een mes tussen de ribben, in dat rovershol lag mijn portefeuille netjes op mij te wachten, in het café. De eigenaars waren blij dat ik ze zelf kwam halen, want ze wilden de politie al inlichten maar ze vreesden dat die me niet zouden vinden. Geen slecht woord meer over Italianen, dus. Of toch?

    Want ik zei het eerder al: we waren fout. We verwachtten namelijk een ‘wonderful traditional Italian cuisine’.

    Het restaurant lag in open lucht. We genoten van de prachtige zonsondergang, daarbij gesterkt door het idee dat de portefeuille terecht was, we nipten van ons zalig Italiaanse drankje en we wachtten op onze antipasta. Er was veel volk, het moest dus inderdaad een goed restaurant zijn. Na een half uurtje hadden we het systeem door: er waren twee keukens: één in het gebouwtje links en één in het gebouwtje rechts. Een ober kwam met onze schotels, zorgvuldig vragend of dit wel onze bestelling was. Toen zagen we de rest van het systeem: er was er gewoon geen. Elke ober liep wat rond tot er een belletje ging in één van de keukens. Eén ober haalde de schotel en bracht die naar de correcte tafel. Alleen was er zoveel volk dat er geen tijd was om ‘wat rond te lopen’. Het werd dus snelwandelen. Wat zeg ik? Sprinten werd het. Bord halen, bord afleveren, belletje horen links, naar de linkerkeuken lopen, belletje horen rechts, vaststellen dat je daar dichter bij bent en dus afwijken naar rechts, zien dat een andere ober nog dichter bij rechts is en dus maar weer afwijken naar links. Daar het bord ophalen samen met het papiertje van de bestelling, toekomen aan de tafel en dan pas het papiertje lezen, vaststellen dat je het foutieve bord vasthebt, het even voor de neus van de gasten laten zweven om er dan met Italiaanse zwier rechtsomkeer mee te maken, terug naar de rechtse keuken, oeps, foutje, ‘t moest de linkse keuken zijn, om daar nog een verkeerd papiertje mee te grabbelen, waarna de scène herbegint. Met één ober is dat grappig, met zes obers tegelijk is dat ronduit hilarisch. We hebben die avond heel laat gegeten maar wel veel plezier gehad. De volgende dagen was het restaurant leeg. Die eerste dag was namelijk de ‘aankomstdag’ van tientallen toeristen, en die vonden terecht dat je in de stad beter bediend werd.

    En we bleven fout, want we dachten dat dit ons maar één keer in ons leven kon overkomen.

    Dit jaar werd het Sicilië. Grande luxe: elke avond zocht de maître de salle een geschikt plaatsje voor ons. Tot die ene dag, toen er drie bussen tegelijk toegekomen waren. Een massa volk, en we mochten gewoon doorlopen om zelf een plaatsje te zoeken. De tafeltjes voor twee personen waren volzet, ook die voor vier, dus namen we een tafel voor zes. Er waren twee obers voor een zestigtal gasten, en hun taak was eenvoudig: drankbestellingen opnemen en afruimen. De ene was jong en rustig, de andere was van middelbare leeftijd en in paniek. Hij sprintte met zijn notaboekje van de ene tafel naar de andere, luidop vragend ‘Trinken?, Trinken?’ zonder na te gaan welke taal de gasten spraken. Aan onze tafel gekomen werd zijn paniek ten top gedreven: twee mensen aan een tafel van zes! Onmogelijk! Hij keek rond, maar zag geen tafeltje voor twee of vier meer vrij en hij zei ons dus, de stress uit zijn stembanden springend, dat hij waarschijnlijk nog gasten aan onze tafel zou plaatsen. Daar hadden we natuurlijk al op gerekend, geen enkel probleem. Hij sprintte verder en we zagen dat de jonge ober al één bestelling klaar had – een fles water -. De oudere schreef en schreef, het zweet parelde van zijn voorhoofd, zijn vestje werd al verdacht zwarter onder de oksels, en toch ging het niet vooruit. Hij krabbelde en noteerde, maar vergat zijn bestellingen af te geven. Zijn orderboekje was vol en de jongeman stond daar, zonder werk, met een brede glimlach rond de lippen en wulpse blikken werpend naar de toeristische schoonheden.

    Gelukkig hebben we daar toch op tijd kunnen eten. Het was een buffet.


    » Reageer (0)
    23-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Marketing

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Je bent niet op Sicilië geweest als je niet van de sfeer in een echt Siciliaans restaurant hebt kunnen proeven.

    De resort-formule met continentaal ontbijt, zwembadrust, uitgebreid middagbuffet, opnieuw zwembadrust of zonnebakken aan zee, de activiteiten van de animatieploeg polsen om te besluiten dat je je toch beter lekker omdraait om verder en vooral gelijkmatig te bruinen, aperitiefje, copieus avondbuffet, espresso en obligate limoncello, die kan daar in de verste verte niet aan tippen. Maar natuurlijk ontsnap je niet zomaar uit zo’n resort om op restaurant te gaan. Je kunt het proberen via een georganiseerde uitstap waarbij je van bus naar boot naar bus naar strandje naar zichtpunt naar historisch gebouw naar interessant niemendalletje naar eventjes rustpauze in een bar en opnieuw naar bus en naar boot sprint, ondertussen massa’s foto’s makend om vooral thuis na te kunnen genieten van dat waar je geen tijd voor had tijdens de trip, om uiteindelijk vermoeid terug neer te strijken in het resort, net op tijd voor het aperitief. De oren tuiten nog wat na van die non-stop babbelende meertalige gidse die Italiaans, Frans, Duits, Engels, Russisch en Pools sprak, liefst door elkaar, zodat je het toeristisch interessante punt al vijf minuten voorbij was eer je begreep waar ze het over had. ‘Ah ja, dat hebben we inderdaad gezien’. Maar rustig op restaurant zitten, vergeet het maar.

    Misschien probeer je het te voet.

    Maar dit is ook geen optie want het resort ligt doelbewust niet in de bewoonde wereld, kwestie van inkomsten te genereren. In Sicilië heb je drie leefwerelden: toeristische steden aan de kust, gewone dorpen hoog op de top van een berg, en toeristenresorts. Deze laatste liggen gezellig dicht bij zee en strand maar zijn ook kilometers ver verwijderd van de dorpen, en toeristische steden liggen helemaal buiten bereik; die zijn enkel via de bovenvermelde georganiseerde toeristische sprints te bezoeken. Je kunt het natuurlijk kalmer aan doen en een heroïsche voettocht ondernemen naar het dichtstbijzijnde dorpje, zoveel kilometers verder en vooral zoveel honderden meters hoger. Een uitstekende conditie is een minimale vereiste, topsportniveau met hittetraining vooraf is aangewezen. Verder komt een overlevingspakket goed van pas: perfect zittende stapschoenen, een rugzakje met het klassieke lunchpakket, liters isotone drank, een paar verse T-shirts, een wandelstok en een paraplu. Dit laatste lijkt niet nuttig in subtropische temperaturen maar het is vooral handig om de wilde honden, die daar wel iets vaker voorkomen dan normaal, op een afstand te kunnen houden. Hond blaft, hond stormt met ontblote tanden op jouw af, je richt de paraplu, doet hem open, en als je even geluk hebt druipt het monster met de staart tussen de benen af. Of niet, en dan heb je pech. Heel misschien brengt de salami uit het lunchpakket dan nog redding. In de meeste gevallen echter kom je ongedeerd aan in het dorp. Te laat weliswaar: de siësta is aangebroken en de restaurants sluiten. Terug naar af. Lunchpakket verorberen (met of zonder salami, al naargelang…) en terug naar beneden. Dit verloopt wel iets sneller zodat je vermoeid neerstrijkt in het resort, net op tijd voor het aperitief. Rustig op restaurant zitten, vergeet het maar.

    Dit jaar verkozen wij de derde optie: een huurwagen.

    Als het een beetje meevalt kan je genieten van een echte Italiaanse wagen. We droomden van een kleine Fiat cinquecento, het oude model. Zo’n klein minuscuul bijna-bolhoedje met variabele ruimte: buitenlanders kunnen er met heel veel moeite twee personen en twee valiezen in kwijt terwijl Italianen er gemakkelijk met vijf personen in stappen en nog ruim plaats overhouden voor een kinderwagen, twee grote rieten manden met watermeloenen, een mand met kippen, twee hespen, vijf salami’s en het reservewiel van een scooter. Maar het mocht niet zijn, we kregen een ander model. Ook Italiaans maar iets beter aangepast aan ons Belgisch gevoel voor ruimte. En tegelijk toch klein genoeg om zonder blikschade door de smalle Siciliaanse straten te laveren en op anderhalve zakdoek te kunnen parkeren. Daarmee trokken we dus op zoek naar een Italiaans restaurantje met sfeer. We waren niet aan ons proefstuk toe, we kenden het klappen van de zweep. Een beetje klasserestaurant vind je steeds in de buurt van de toeristische steden, en de truc bestaat er in om de toeristenvallen te vermijden. Je kijkt dus eerst waar de bussen parkeren, en daar blijf je liefst zo ver mogelijk vandaan. Daarna wandel je het stadje in en speur je naar de valiezenkoersen. Horden toeristen die hun koffers naar hun hotel sleuren tonen je welke weg je zeker moet vermijden. En tot slot zoek je mature dames met een fluogroene of knalrode omhooggestoken, gesloten paraplu. Mijlen in de omtrek is er geen hond te zien, maar dichtbij staat wel een kudde Japanners, Duitsers of Amerikanen. Deze streek is ook te mijden. Eens die zones afgebakend zijn weet je waar je niet moet zoeken, en zo vind je jouw restaurant. Wij dus ook.

    Het lag langs de dijk.

    In feite waren er twee: ‘da Nino’ en ‘da Giuseppe’. We liepen twijfelend over het trottoir, beide restaurants vergelijkend, en knalden bijna tegen zo’n rood/wit lint van wegenwerken aan. Typisch Italiaans: ze hadden het voetpad al gebarricadeerd maar de werken waren in de verste verte nog niet begonnen. We moesten dus de straat op en automatisch viel onze blik op Giuseppe, die ons uiterst hoffelijk in zijn restaurant uitnodigde. We hebben er heerlijk gegeten, met een prachtig zicht op zee. Er waren wel heel wat Fransen, Duitsers, Engelsen en weinig tot geen Italianen. Jammer ook dat de meeste wagens fel claxonerend voorbijreden. Ze moesten wel, want alle voetgangers liepen daar de straat op om het afgesloten voetpad met de niet-bestaande wegenwerken te vermijden. Maar we zaten toch netjes niet in een toeristenval.

    Iedereen genoot van zijn espresso. Giuseppe stak de straat over.

    Met een brede glimlach verwijderde hij het lint van de wegenwerken.


    » Reageer (0)
    12-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sorry

    Sorry folks !
    ik ben even een frisse neus gaan halen...
    Binnenkort meer nieuws.


    » Reageer (1)
    08-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Instinkers

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    In feite was het beangstigend.

    Ik zat vast in de Hallepoort-tunnel in Brussel. Ik had net nog gedacht: rij ik er af of blijf ik er op, op die kleine ring? Ik bleef erop, en twee tellen later stond het verkeer stil. Drie kwartier zat ik vast, drie keer vijftien minuten, negen keer vijf minuten, tweeduizendzevenhonderd ellenlange seconden - het kunnen er wat meer of minder geweest zijn - stond ik daar stil, in die donkere tunnel. Dampen van uitlaatgassen stroomden langs alle gaten binnen en niemand dacht eraan om zijn motor af te zetten. De radio werkte niet meer en de GSM was opnieuw een waardeloos stukje metaal. We waren echt van de wereld afgesloten. Maar ik had het gehoord. Net toen de afrit voorbij was, net toen het te laat was om nog te kunnen uitwijken, net op dat ogenblik kwam de verkeersinformatie: alle toegangswegen naar "de Zuid" waren afgesloten. Wegens een recente bommelding in het Zuidstation. Na vijfenveertig minuten doodsangsten en helse schrik werd het alarm gelukkig afgeblazen en konden we weer doorrijden.

    Maar die bommelding had vreemde gedachtenkronkels geactiveerd.

    Bom-melding, bommel-ding. Het is toch zo gemakkelijk om iemand met een kleine wijziging, met een lichte nuance, op het verkeerde been te zetten. Het is zelfs heel gemakkelijk: ooit heb ik in een opstelletje een oud-strijder koelbloedig verast, terwijl ik hem gewoon wou verrassen! De arme man. Gelukkig is hij niet meer, of hij vergaf het me nooit. En hoewel ik vanaf mijn prille jeugd gedrild werd om zo'n fouten te vermijden schrijf ik nog steeds dergelijke taalonkundige misbaksels,. Ik heb het met scha en schande geleerd, door telkens opnieuw in instinkers te lopen. Op jonge leeftijd stuurden mijn West-Vlaamse roots me al in de fout. Eerste leerjaar: we leren lezen. Jan, Miet, aap en alle andere dieren van de zoo, en plots stond hij daar, de bastaard: ‘thuis’. Wat lezen we? Lettertjes: een "tee", een "gaa naar boven" (West-Vlaams, nietwaar), een "uu", een "i" en een "is". Heel gemakkelijk: "tguis". En dat bleek fout te zijn. Wanneer de "tee" en de "gaa naar boven” bij elkaar staan, zoals in “thuis”, dan worden ze samen als "tee" uitgesproken.

    Toch was ik blij dat ik uit die fout kon leren want zo zag ik in dat het o zo moeilijke Nederlands toch wat op West-Vlaams lijkt.

    De “h” bestaat gewoon niet in het West-Vlaams. Dat is gemakkelijk want zo moet je die ook nooit uitspreken. Hoor je een “g” of een “h”, dan schrijf je altijd een “g”, een “gee naar beneden”. Een “hee naar beneden” is ook goed, dat is toch hetzelfde. Hoor je niets, dan schrijf je een “h”, een “haa naar boven”. Of een “gaa naar boven”. In “tuis” hoor je niets, dus staat er een “h”. Pure logica (hoewel ?) en geen mens die er zich aan stoort.

    Dat niet West-Vlamingen er zich toch aan konden storen begreep ik pas toen ik veertien jaar oud was.

    Vakantie in Zwitserland. Limburgse vriendjes. Een mopje. Over een gaantje en een gennetje. Maar ze konden er niet mee lachen. Letterlijk, want ze begrepen er geen snars van. Tot het eindelijk, na een hele tijd, bij hen doordrong dat ik West-Vlaming was, en dat er dus een simultaanvertaling naar het "normale" Nederlands moest gebeuren. "Aah jaa, een haaaantje en een hennetje! Daaaa's een goeie!". En zo werd een jarenlange vriendschap geboren, die zoals zovele vakantievriendschappen in het pre e-mail, SMS en MSN tijdperk, al na één brief sneuvelde. Maar let wel: mits de nodige inspanning en veel oefenen is het, ook voor een West-Vlaming, mogelijk om de "gee" en de "haa" duidelijk uit te spreken en het verschil tussen beide letters ook aan anderstaligen duidelijk te laten horen. Bepaalde ministers doen het ons voor: ze gopen op een choeie afloop, chesteund door gele choede mensen. Sommige West-Vlamingen verongelukken zelfs niet meer bij de tongbreker “Ik heb een hele hoge hoed op, of is het helaas een gele hoge hoed?” .

    Maar zo wijken we af van onze instinkertjes.

    In het vierde leerjaar kon ik me wel voor de kop schieten. Tijdens het proefwerk had ik me opnieuw laten vangen! Ik vergeef het de leerkracht nooit. Ook nu nog niet. Hij martelde onze onschuldige kinderlijke fantasie met de aartsmoeilijke vraag: "Wat weegt het zwaarst, een kilogram lood of een kilogram pluimen?" We herinnerden ons de les waarin hij ons uitgelegd had wat "loodzwaar" betekende, we zagen het blok lood nog voor ons ogen, we voelden opnieuw hoe zwaar het woog, en dan durfde hij te vragen wat het zwaarst was, een kilo lood of een kilo pluimen. Je mag het proefondervindelijk uitproberen: laat een kilo lood op jouw rechtervoet vallen, en daarna - als je nog kan - een zakje pluimen van een kilootje, het mag zelfs wat meer zijn, op jouw linkervoet. Wat zal je het sterkst voelen? Je mag twee keer proberen en daarna jouw rechtervoet verzorgen. Zo'n domme vraag, dat was toch een cadeautje: iedereen weet toch dat een kilo lood veel meer pijn doet. Het antwoord is dus eenvoudig: lood is zwaarder dan pluimen. Die grijns op de leerkracht zijn gezicht, die vergeet ik nooit. "Jongens, wat had ik gevraagd? Wat weegt er meer? Een kilogram of een kilogram?" Toen ging er ons een licht op. Het was een instinker!

    Jaren later hebben we de logica van de zaak geleerd.

    We leerden toen zelfs bewijzen waarom wij in onze pyjama kunnen, onze pyjama in onze valies, maar wij niet in onze valies. Als ik me niet vergis had het iets met premissen te maken, maar dat is niet belangrijk want ik probeer al lang niet meer in mijn valies te kruipen. Die premissen zijn nochtans belangrijk, ik las het onlangs nog in de krant. Een vrouw maakte een scène op de luchthaven toen ze haar handbagage niet mocht meenemen. Ze had namelijk gehoord dat je op de Spaanse tv’s VTM niet kan ontvangen, en daarom nam ze haar tv mee. Als handbagage. Om VTM te kijken.

    Foute premisse.


    » Reageer (0)
    02-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lotto

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Eén kans op twee dat ik de Lotto win!

    Dit is statistisch heel gemakkelijk te bewijzen. Vroeger was ik daar tamelijk sterk in, ik haalde er zelfs afgrijselijk goede punten voor, iets wat jammerlijk genoeg ook wel eens in de beste families voorkomt. Toch krijg ik snel tegenwind wanneer ik aan een ietwat erudiet lijkend persoon vertel dat ik zaterdag vijftig procent kans heb om de Lotto te winnen. "Arme stakker. Die combinatie van jouw zes cijfertjes, dat is toch maar één van de vijf miljoen mogelijkheden, je hebt dus toch slechts één kans op vijf miljoen!" En dan mag ik het weer uitleggen hoe de vork aan de steel zit. Ik bespaar je de wiskundige details, we houden het bij gokken, meer bepaald bij het dobbelen. Hoe groot is de kans dat je, met één dobbelsteen, drie ogen gooit ? Wel kijk, je hebt zes mogelijkheden. Je kunt één oog gooien, of twee, of drie, of vier of vijf of zes. De Lotto, dat is hetzelfde: je hebt daar iets meer dan vijf miljoen mogelijke combinaties. Bij elke trekking is mijn combinatie dus slechts één van de vijf miljoen mogelijkheden, maar toch is mijn kans één op twee: ofwel win ik, ofwel niet. En zo zie je dat ik de kern van de lessen van mijn prof wiskunde goed onthouden heb: "Met statistiek alles kan bewijzen wat je maar wil, zeker als je rekening houdt met de o zo menselijke eigenschap om verbanden te zoeken waar er geen zijn, als je ze maar voldoende cijfertjes op een logisch ogende manier geeft". Om dat te bewijzen vertelde hij een griezelig accuraat verhaal over een onderzoek in de jaren zestig.

    De noeste vorsers stelden een positieve correlatie vast tussen het aantal auto-ongelukken en de verkoop van nylons.

    Toen hij dat vertelde gingen mijn ogen open. Ik wist het ! Ik had het al vermoed en nu was het ook nog eens statistisch bewezen: nylons of panty’s zijn een waar gevaar voor de zorgeloze mannelijke chauffeur. Je rijdt rustig door een bebouwd kommetje, je volgt netjes het verkeer als plots, voor je het beseft, jouw aandacht getrokken wordt door een welgevormd been. De vormen verschuilen zich in een teder omhulsel, frêle spinrag wikkelt zich beloftevol rond die enkel, die kuit, die knie, hoger, en nog hoger, met als enig doel om goddeloze lusten op te wekken bij de argeloze man die er een blik op durft te werpen. Dit moet het enige doel zijn van die nylons want geen mens gelooft dat die dingen benen warm kunnen houden. En dan is het zover: het oog bereikt de omfloerste knie en wil de trektocht hogerop aanvatten als plots, knal, boem, de neus van jouw wagen zich in de koffer van jouw voorganger boort. Een auto-ongeval ! Maar nu ben ik gerustgesteld, nu weet ik hoe dit komt, dit wordt veroorzaakt door de statistiek.

    Toen bleek dat ik - net als mijn mannelijke collega-studenten trouwens - het verkeerd voor hadden.

    Een positieve correlatie betekent dat twee totaal verschillende zaken ongeveer gelijk op gaan. In ons voorbeeld dus: in de jaren 60 werden er meer ongevallen vastgesteld en werden er meer nylons verkocht. Maar dit betekent niet dat nylons ongevallen veroorzaken ! Het is meer waarschijnlijk dat er toen een goede conjunctuur was zodat de mensen meer konden kopen. Nylons bijvoorbeeld, maar ook auto’s. En hoe meer auto’s, hoe meer kans op ongevallen. Zo misleidend kan statistiek zijn. Dit is nu wel een sterk en sprekend voorbeeld, maar er wordt nog teveel met jargon gegoocheld. Want wie zit nu ’s morgens aan de ontbijttafel te mijmeren over die toch wel opmerkelijk positieve correlatie tussen het aantal kruimeltjes op tafel en het aantal besmeerde boterhammen? Ik niet in ieder geval, mijn voornaamste zorg is te weten hoeveel koppen koffie ik nog moet drinken eer die slaap nu eindelijk eens uit mijn ogen wil verdwijnen.

    Toch zijn veel mensen met kansberekening bezig. Of denken dat ze er mee bezig zijn. Kijk maar naar de beurs.

    Statistiek bij de vleet, en iedereen trapt er in. Ik zal het heel eenvoudig uitleggen, de moraal van het verhaal bekijk je zelf maar. Stel: je hebt een klein spaarpotje. Laat ons zeggen een miljoen of twee eurootjes. Het huisje is afbetaald, de 4 x 4 met kanjers van ijzeren staven voor het radiatorrooster (een bullbar) staat op de oprit. 4x4, bullbar ? Ja, want je krijgt jouw drie kinderen niet in de Porsche, nog minder in de Lamborghini, en het sinds de jaren zestig is toch zo gevaarlijk geworden om de kinderen naar school te brengen met al die nylons op de openbare weg ! Dus zeg je aan jouw vrouwtje: als we nu eens een miljoentje naar de beurs brachten ? Na twee dagen rekenen om na te gaan of er nog voldoende overblijft om te overleven - niptjes - neem je uiteindelijk de grote stap en zie, één jaar later brengt dit een extra miljoentje op.

    Dat is puur, dat is genieten, dat is honderd procent winst, probeer dat maar eens met een spaarboekje op de bank!

    Je doet dus nog een jaartje verder, maar nu blijkt plots dit een rampzalig jaar is. De index stijgt (leuk: je krijgt opslag), alles wordt duurder (helemaal niet leuk, want de opslag volstaat niet om dat allemaal te betalen), de rente op spaarboekjes gaat wel iets omhoog, maar o wee, dan blijkt plots dat de beurs gezakt is! Met vijftig procent dan nog wel. Jouw geld op de beurs is maar de helft meer waard. En er stond al twee miljoen op ! Maar wacht eens even.. Je blijft je natuurlijke zelf, doodkalm dus, en je begint alles met een frisse kop na te rekenen. Zo erg kan het toch niet zijn ? Verleden jaar hadden je honderd procent winst. En dit jaar vijftig procent verlies. Honderd min vijftig is toch nog steeds vijftig? Zie je wel: iedereen panikeert voor niets: na twee jaar, met de inzet van jouw schamele spaarcentjes, heb je nog steeds vijftig procent winst. Statistiek !

    Vrijdag win ik dus misschien de jackpot van de Euromillions. Eén kans op twee.

    P.S. Ergens gelezen, maar ik weet niet meer precies waar: "In de voetbalmatch Rusland - Verenigde Staten werd Rusland eervol tweede. De Verenigde Staten moesten zich met de voorlaatste plaats tevreden stellen."


    » Reageer (0)
    28-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boek

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    "De eeuwige drieling".

    Dat was de titel van mijn eerste boek. En dat is hij nog steeds: de titel van een boek verander je niet zomaar van de ene dag op de andere. Stel je voor dat ze op school vragen om een boekbespreking te maken over "Kartonnen dozen" van Tom Lanoye en dat jouw definitieve bespreking uiteindelijk over het boek " Valiezen op wieltjes" handelt omdat hij in de tussentijd zijn titel veranderd had. Dat kan dus niet, en daarom heet mijn eerste boek ook nog altijd "De eeuwige drieling".

    Geschreven toen ik jong was.

    Heel jong zelfs: ik was nog geen twaalf. Kan ook niet, want na mijn twaalfde heb ik bijna niets meer geschreven. Vanaf die tijd tikte ik de meeste van mijn literaire gedrochten. Geleerd tijdens een cursus "Blind typen". Een grove leugen, dat was het, die cursus. We moesten letterreeksen lezen en ze netjes natikken, maar we hebben nooit geleerd hoe we ze konden lezen met de ogen dicht. Hier wijken we evenwel iets van het onderwerp af. Mijn eeuwige drieling, die was dus geschreven. Met de pen, geheel volgens de regels en de traditie van de grote schrijvers. Toen mijn nonkel pastoor het eerste brouwsel gelezen had was hij echt verrukt: de godsdienst zat diep in mij gebakken: eeuwig, drie, de drievuldigheid, kortom: het zag er echt beloftevol uit met die onderliggende katholieke boodschap. Wist ik veel, ik had heel wat anders voor ogen !

    Ik wou een succesvolle reeks schrijven en daarom baseerde ik me op mijn grote voorbeelden.

    Zoals ‘de Rode Ridder’. Niet die stripverhalen vol wulpse deernen, maar de boeken, de echte. Boek na boek trekt Johan, de Rode Ridder, ten strijde tegen de Saracenen. Of ’Drie jongens en een helikopter’, een reeks over – hoe kan het anders - drie jongens die een oude helikopter op de kop kunnen tikken en daarmee boeven in de gevangenis gooien. Dertig jaar later zijn de tijden veranderd: nu tikken boeven helikopters op de kop om uit de gevangenis te ontsnappen.

    De allerbeste reeks was wel die van de G7, de Geheime Zeven.

    Een groepje jongens en meisjes ontdekken allerlei complotten en ontmaskeren de gemene bandieten. Super ! Zo goed dat we zelf ook een G7 oprichtten. Zonder meisjes, dat spreekt vanzelf, want dat was het enige minpunt van die jeugdreeks: jongens spelen met jongens en meisjes met meisjes, ze maken geen gemengde groepen. We hadden zelfs een speciaal gecodeerd alfabet waarmee we onze boodschappen schreven, en als extra beveiliging schreven we zelfvernietigende brieven in onzichtbare inkt. Echt waar ! Ik ken de formule niet meer precies, maar de letters werden pas zichtbaar wanneer je het papier boven een kaars hield. Negen keer op tien hielden we de kaars te dicht bij de brief waardoor de boodschap in rook opging en zichzelf vernietigde. Ik vrees dat dit de reden was waarom wij geen enkel gemene bandiet ontmaskerden.

    Dit alles had ik dus voor ogen toen ik aan mijn boek begon.

    Ken je een beter uitgangspunt dan een eeuwige drieling? Ik niet. Je begint het verhaal ergens in de prehistorie, je zorgt voor een goede fee die hen eeuwige jeugd schenkt en je bent vertrokken voor een serie zonder einde. Eerst een boek of drie tijdens de prehistorie, dan een boek of vijf tijdens de historie, daarna bij de Romeinen, in de middeleeuwen met de Saracenen, een korte flashback naar het Oude Egypte, dan weer Napoleon, de eerste wereldoorlog en daarna wordt het wel tijd om te stoppen met schrijven. En om met de ontzaglijk grote winsten te rentenieren op Hawaï.

    Het idee was briljant en een logische voortzetting van mijn prille en succesrijke schrijverscarrière.

    Die is begonnen met karamelleverzen zoals "De meester staat vooraan in de klas, ik wou dat het al speeltijd was. De bel die wil nu maar niet gaan en als 't lang duurt dan is 't nie rap gedaan". In een tweede fase werden er literaire hoogstandjes afgeleverd met een A-B-A-B rijm. "De meester staat vooraan in de klas en de bel die wil maar niet gaan. Ik wou dat het al speeltijd was en als 't lang duurt dan is 't nie rap gedaan". Pas in het middelbaar leerde ik dat poëzie niet noodzakelijk moet rijmen. Dit werd me echt duidelijk tijdens de lessen Frans: ik kreeg er een grenzeloze bewondering voor de gedichten van Jacques Prévert. Dit mondde uit in mijn poëtische climax, aan de unief, tijdens de lessen van een prof die om de haverklap "euh" zei. De eerste lessen hielden we een wedstrijd "euh's" tellen, maar na 180 keer "euh" - na drie minuten dus - gaven we het meestal op. Over die professor heb ik mijn mooiste gedicht geschreven, vol dichterlijke vrijheid, à la Prévert. Je zag de prof zo voor je ogen. Het was een knettergek gedicht, maar wel compleet getikt. Niet dat het vlot verliep: tijdens het tikken heb ik toch een paar liter Typex gebruikt.

    Nu is het gemakkelijker.

    Met de computer kan ik schrappen, wijzigen en hele zinnen opnieuw schrijven tot mijn afgedrukte cursiefjes netjes op de vooropgestelde plaats eindigen: precies op het einde van een A4 pagina. "De Eeuwige Drieling" was helemaal niet getikt: twaalf bladzijden handschrift vol avontuur en spanning. Het verhaal begon in de prehistorie en op bladzijde twaalf zaten ze nog maar in de middeleeuwen. Uren leesplezier verzekerd dus !

    Jammer dat het geen successerie werd want dan zat ik nu al in Hawaï.


    » Reageer (1)
    17-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anesthesie

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    ‘Ik moest nu toch al slapen ?’.

    Ik had haar een volle spuit witte vloeistof in mijn armbuisje zien spuiten, op zijn minst een vol glas dikke witte melk die ze rechtstreeks in het darmpje stampte dat de verpleger tien minuten eerder met een ‘let-op-het-is-een-venijnige-prik-vroeger-zei-ik-een-klein-prikje-maar-nu-niet-meer-want-verleden-maand-heb-ik-er zelf-ook-een-gehad’-waarschuwing in mijn ader geduwd had. Iets later had de chirurg me met vriendelijke ogen aangekeken. Ik begreep hem volkomen, in zijn plaats zou ik dat ook gedaan hebben want ik lag gekruisigd op de operatietafel, linkerarm en rechterarm elk op een smal tafeltje vastgebonden en rond mijn rechterkuit een automatische bloeddrukmeter om, tja, automatisch mijn bloeddruk te meten. Bewegen kon ik bijna niet meer, ik kon hoogstens een kickboxbeweging met mijn linkerbeen verzinnen maar de chirurg stond veiligheidshalve aan mijn rechterkant. ‘Mijn god, mijn god, waarom heb je me verlaten’, had ik kunnen denken, maar zo ben ik niet. Vastberaden lag ik daar hulpeloos te liggen. Ik was inderdaad het perfecte slachtoffer voor het uitoefenen van de heelkunde, een beetje chirurg kan niet anders dan zo’n patiënt met vriendelijke ogen aankijken.

    ‘Dit is de anesthesiste’ had hij gezegd.

    Ik kon dit niet controleren want ik zag groen. Een groene burka. Zo leek het toch met dat lange groene kleed, dat groene mondmasker en die groene muts. Ogen in groene tinten opgemaakt. Vriendelijke ogen, dat wel… Een andere burka spreidde netjes een groen laken over mij uit. De burka had paarse handen. Vreemd hoe ze in een operatiezaal nog oog hebben voor kleurenharmonie: groen en paars zijn twee complementaire kleuren. De chirurg gaf de anesthesieburka een knikje (professioneel, niet vriendelijk). Ze zei niets maar controleerde haar spuit. Vreemd: in films en in stripverhalen laat de dokter een druppeltje of een straaltje vloeistof uit de spuit spritsen, zij deed dit niet. Het was geen stripverhaal, daar was ik zeker van. Ik was ook geen figurant in een film. Dus was dit een droom. Of de burka was geen dokter. Of misschien – help – was het echt ! Ik keek naar de chirurg. Die keek met grote, begerige ogen naar zijn instrumentarium. De blinkende instrumenten lachten mij toe. De anesthesieburka stak de spuit in de darm die in mijn arm stak, en spoot de vloeistof er in. Ik moest niet aftellen. Dat was niet normaal. Niets… er gebeurde niets…. ‘Ik moest nu toch al slapen ?’ vroeg ik haar.

    ‘Ja hoor, slaapwel !’ zei ze.

    Ik word door het witte licht aangetrokken. Ik open mijn ogen en zie een grote, lege, witte ruimte. Ik hoor hemelse geluiden. Een witte schim zweeft naar me toe. Flarden herinneringen komen in me op. Vanmorgen was ik vol vertrouwen naar het ziekenhuis vertrokken. Om halfacht moest ik er zijn, om twintig na zeven was ik er al. Mijn vrouwtje was chauffeur, want ik zou niet kunnen rijden na de ingreep. Moest ze nu alleen naar huis ? Het licht lachte mij toe. We moesten tien minuten wachten eer ik ingeschreven was. Toen we in het dagziekenhuis kwamen verwachtten ze me al. Ze hadden al drie keer voor me gebeld. Drie keer, een heilig getal. Het witte licht wordt nog helderder. Ik had geen tijd om deftig afscheid te nemen, alles ging zo snel. ‘Ah, hij is er’, hoor ik de witte figuur zeggen. En het wordt donker. Leegte. Totale amnesie.

    ‘Hoe laat is het ?’ vraag ik

    Mijn vrouwtje lacht. ‘Tien na tien’ zegt ze, ‘je vraagt dit nu al voor de vijfde keer in vijf minuten’. Ik denk dat ik droom. Mijn rechterarm voelt raar aan. Hij zit in het gips en hangt met een verband aan een infuusstaander vast. Hup met de beentjes zeggen ze soms, hup met het armpje lijkt hier correcter. Donker. Nu zit ik plots recht, met een plateau voor mijn neus. Boterhammetjes. Lekker. Opeens is de plateau weg en lig ik plat op mijn rug. Ik speel toch mee in een film. Ik ben Jan Decleir in de zaak Alzheimer: stukken tijd ontbreken, ik weet niet wat er zopas gebeurd is, mijn leven verloopt als een caleidoscoop: in stukken en brokken, met horten en stoten. Ik zit in de wagen op weg naar huis.

    Mijn vrouwtje lacht.

    Ik lig thuis in een zetel en ik keek net even op mijn uurwerk. Het is vijf na drie. ‘In het ziekenhuis vroeg je elke minuut hoe laat het was, hier kijk je elke minuut op jouw uurwerk, dat is komisch’. Ik weet het niet zo, het leven glipt aan mij voorbij, ik verlies uren en uren zonder te beseffen waar ik ben. De televisie staat op, maar ik heb geen benul van wat er verteld wordt. Ik denk dat hij op een vreemde post staat. De Chinese of de Russische staatstelevisie waarschijnlijk. ‘Heb je naar mijn ma en naar jouw ouders gebeld ?’ ‘Ja hoor, je hebt ze zelfs even kort gesproken’. Dat wist ik niet. Heb ik dat echt gedaan ? Jan Decleir, respect man, respect ! Ik kan me niet voorstellen dat mensen zo moeten leven. Of toch, ik stel het me levendig voor, want ik zit er midden in. ‘Zouden we niet eens naar onze ouders bellen ?’ Leegte. Donker. Ik zink heel diep weg. Ik moet mijn gegipste arm omhooghouden, dat herinner ik me nog. Dit is geen anesthesie, dit is iets anders. Slaap ik? Ik twijfel, ik denk dat ik het antwoord al ken, maar toch vraag ik het maar eens, want ik weet het niet meer. ‘Bellen we eens naar onze kinderen om hen te laten weten dat alles OK is?’ ‘Schatje, die hebben we net gebeld’.

    Het is toch al weer een tijd geleden dat ik keek hoe laat het was.

    Het is nu zes na drie.


    » Reageer (0)
    14-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Chatten

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Het gebeurde nu toch alweer heel wat jaren geleden. “Papa, mag ik alsjeblieft tsjetten ?”

    “Heunh ?” “Ja, papa, ik zou graag eens tsjetten.” Tja, tegenover zo'n lief gestelde vraag van jouw dochter zou je zelf ook smelten, mocht het niet zo gevaarlijk klinken. Tsjetten, ik zie ze daar al zitten, een half jaar na die eerste tsjet. Omgang met slechte vrienden, alleen, op straat, enkel levend voor die volgende tsjet. Ik had er geen goed oog in en dus vroeg ik wat meer uitleg. “En waar wil je dan wel naar toe?” “Wel, papa, ik zou het eerst eens proberen bij Tsjet Toebie.” Woow, nog een gevaarlijk teken, ik kreeg er koude rillingen van. Tsjet Toebie! Waar ligt dat? In Rusland? Mandsoerije ? In de buurt van de Galapagoseilanden ? Of was het zo'n slecht café, vol ongure, met tsjetten rondleurende elementen die onschuldige jeugd in de ontucht wilden drijven? Als vader van een opgroeiende tiener voelde ik me steeds minder op mijn gemak. Tot het eruit kwam: “Pa toch, dat is op internet, bij chat.to.be !”

    Oef, dat verklaarde alles.

    Chatten ! Je spreekt dat woord dus uit met een Engelse ‘tsj’. ‘Tsjetten’, en niet ‘sjatten’, met de Franse ‘sj’ zoals ik dacht. Ze wou dus chatten. Nu moet ik toegeven dat ik toen nog nooit gechat had. Of nee, toch wel, één enkele keer, op de Donna website. Onze zoon wou eens zien hoe dat werkte. Ik kende er geen ballen van, maar je weet hoe dat gaat, een pa, die kan alles, nietwaar ? Internet was toen nog niet wat het nu is, vooral niet met een trage modem. Chatten was nog gloednieuw en de enige chat-site waar ik van gehoord had was die van radio Donna. Plezant was anders: eerst minutenlang wachten voor alle tekeningetjes op het scherm verschenen en dan klikte ik natuurlijk verkeerd zodat ik op de webcam terecht kwam. Een webcam bekijken via een gewone modem, dat betekende toen nog gewoon dat jouw telefoonrekening voor niets aangedikt werd. Of toch bijna voor niets: om de tien minuten een nieuw fotootje, rechtstreeks vanuit de studio. Eerst een neuspeuterende presentator, daarna een presentator met een glas aan zijn lippen en vervolgens een presentator met een fris bepeuterde neus boven de microfoon. Live radio heette dat maar voor dat geld kreeg je niet eens muziek, daarvoor moest je eerst nog eens lifestreamen. Niks voor mijn modem annex telefoonrekening, dus bleef ik die chatbox zoeken.

    Een mooi internationaal woord overigens, een waardige mengeling van Frans en Engels : chat - box. Kattendoos.

    Vraag me nu niet hoe ik het er toen in geslaagd ben, maar uiteindelijk zat ik in die kattendoos en was ik aan het chatten. Ik geef het hier toe, met het schaamrood op mijn wangen: alleen had ik het niet gekund. Mijn zoon, die me nota bene gevraagd had om hem te tonen hoe het werkte, heeft me toen met raad en daad bijgestaan. Nochtans was het niet zo moeilijk: eerst een nickname verzinnen, daarna een kamer binnengaan, en daarna met iemand naar een privékamer trekken. Begrijp me nu echt niet verkeerd, het is helmaal niet wat je denkt ! Tenminste, als je denkt wat ik denk dat je zou kunnen denken. Dacht je dat niet, dan is het OK, dan begrijpen we elkaar. Maar als je echt denkt wat ik denk dat je denkt, dan doe je er goed aan om zelf eerst eens te leren chatten, we spreken daarna wel verder.

    Chatten was – en is – dus in feite doodeenvoudig als je een zoon hebt die je toont hoe het moet.

    Je ziet een zinnetje verschijnen op het scherm, je tikt daar een antwoordje op, en jouw chatpartner ziet dat op zijn scherm. Daarna tikt hij een zinnetje dat dan weer op jouw scherm verschijnt. Snel converseren is natuurlijk wat anders en na drie zinnen al wou ik die collega chatter zijn telefoonnummer vragen om het gesprek vlotter te laten verlopen. Maar goed, om kort te zijn: een jaartje en een modem later wou mijn dochter dus ook chatten. Niet bij Donna want dat was voor kleuters en beginnelingen. Nee, het moest bij Tsjat Toebie. Daar gingen haar schoolvriendinnetjes tijdens de middagpauze op chatten en daar maakten ze afspraakjes voor een volgende chat. Op school zat de hele bende giechelende pubers alle conversaties mee te lezen, maar ’s avonds, thuis was meelezen, voor ouders toch, een halsmisdaad die met eeuwig onbegrip en minachting bestraft zou worden. Ik heb het snel geweten, want – een ervaren rot in het vak, mijn chatsessie met Donna indachtig – wou ik haar natuurlijk met raad en daad bijstaan.

    Vergeet het maar !

    Dochterlief moest en zou alleen achter de computer zitten en niemand mocht zien wat ze in de chatbox tikte. Toch kon ik mijn vaderlijke nieuwsgierigheid niet bedwingen, en ik kwam nu en dan eens rondneuzen. Puur uit bezorgdheid voor het welzijn van mijn computer, dat begrijp je toch, nietwaar ? Ik schrok, want ik zag daar heel bizarre namen staan: Spider, Sweetlovebabe, HiP_hOp_FuR!€, Creed, Tof Meiske, Lieve Jongen en ik bespaar je de ergere varianten. Maar ja, ‘in onze tijd’ (wordt ik oud ?) hadden we ook de Cissen, den Teut, de Wietie, de Deure, den Djeet'n en de Stan, maar ik moet toegeven dat je bij die nieuwe namen toch je ogen uitkijkt ! De banvloek vergetend vertelde ze me tussen twee tikbeurten door dat er op school al heel wat vriendinnetjes een tsjetlief hadden. Tja. In onze tijd (help, ik word echt oud !) zochten we pennenvriendjes en vriendinnetjes via een weekblad: ‘Toffe jongen zoekt pennenvriendin om leuke brieven te schrijven’ of was het nu ‘Ik zoek een leuke vriendin om brieven te schrijven’ ? Daarna wachtte je minstens een week op wat antwoordjes, je pikte er de leukste brief uit, je schreef elkaar een paar maanden lang en misschien, heel misschien, ging je bij elkaar op bezoek. Waarna alles stilviel omdat het uiteindelijk toch zo leuk niet was.

    Tsjetten is dan toch gemakkelijker. Of ben ik toch te naïef en zie ik iets over het hoofd ?


    » Reageer (0)
    07-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.All in

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    De kamers waren steeds netjes gepoetst.

    De lakens werden elke dag ververst en de kamer was kraaknet. All inclusive, een perfecte formule. Zo hielden we genoeg geld over om heerlijk te shoppen in het – ik geef het toe – prijzige winkeltje in het resort. Dat die drie of vier euro kleingeld die we voor het personeel op tafel lieten liggen elke dag verdwenen toonde heel duidelijk aan hoe bezorgd ze waren voor een propere, klassevolle uitstraling. En dat allemaal voor een maandwedde van ocharme 30 euro – zo werd me toch door andere toeristen verteld -, wie doet hen dat na ?

    ’s Middags en ’s avonds lieten we ook heel bewust een kleine fooi na op tafel.

    Ze verdienden het. Het buffet was wel elke avond hetzelfde. De eerste dag proef je even van alles, heerlijk. De tweede dag neem je opnieuw alles en je vult jouw bord nog iets meer met wat je lekker vindt. De derde dag neem je een respectabele hoeveelheid van wat je lust. Op de vierde dag vul je een kleiner bord, enkel met wat lievelingsspijzen, en de volgende dagen kan je niet meer: je probeert alleen maar wat te eten. Neem beter een voorbeeld aan onze Russische toeristenvrienden: zij vullen borden en borden met al dat lekkers, en eten alleen maar wat ze echt heerlijk vinden, de rest gooien ze weg. Op die manier zijn ze zeker dat a) wat ze echt lusten zeker op hun bord ligt en b) dat deze lekkernij er in voldoende hoeveelheid op ligt, want de salad- en dessertenbar worden slechts tot een bepaald uur bijgevuld. Pientere kerels, die Russen.

    Maar de fooi, die verdienden ze dus wel, onze obers.

    “Onze” obers, inderdaad, want we hadden all inclusive geboekt. Ober incluis, leek het wel. Steeds vriendelijk, die mannen. Vrouwen zie je daar bijna niet, gelukkig maar, want wat werd het dan ? Oberin, oberes, oberice of misschien obere ? Vriendelijk dus, elke dag opnieuw. We hadden niet steeds dezelfde ober incluis (we verwisselden weleens van plaats: nu eens met zeezicht, dan weer met zicht op het zwembadencomplex), maar allemaal noemden ze me “My Friend”. Let wel: duidelijk gearticuleerd met heel respectvolle hoofdletters. De vrouw en kinderen hadden ook recht op dat respect, maar dan wel een groot stuk minder. Zo moet het zijn, dat is hun cultuur, en wie zijn wij om die te veranderen ?

    Ook niet te vergeten: de openbare markt.

    Daar moet je minstens eens geweest zijn, het is een belevenis op zich.Ongelooflijk hoeveel luxe die mensen zich kunnen permitteren, en dat alles voor datzelfde schamele maandloon ! Je moet die markt aflopen om het te geloven. Dolce & Gabbana, Dior, Delvaux, Ralph Lauren, Vuitton en wat nog al meer, allemaal voor spotprijzen, naar onze normen. Nu en dan is er wel een sloebertje dat wat vervalsingen probeert te slijten (Dolce&Gabanna, bijvoorbeeld – let op het kleine spellingsfoutje), maar dat zijn veeleer uitzonderingen. Je kan je dit niet voorstellen op de markt van Zeveneken, Poelkapelle of Zutendaal. Let wel op: laat je niet bedotten: is de prijs meer dan 2 maandlonen (zo’n 60 euro), dan wordt je fameus in de zak gezet. Vergeet dus zeker niet af te dingen. Ik zou het zelfs anders zeggen: als je niet afdingt ben je geen echte toerist.

    Ik heb het ook geprobeerd.

    En ik heb gefaald. De man lachte vriendelijk naar mij, keek even naar mijn buik (die zich intussen, dank zij de bordenvolle heerlijkheden van de eerste dagen en de meer dan overvloedige all inclusive dranken tot een echte horecaspier ontwikkeld had), klopte er even op en zei met een heerlijke smile “No, nooo, you have money !”. Anderen hadden meer geluk tijdens de vakantie, en op de terugreis waren we dan ook een beetje beschaamd. Wij liepen in onze doodeenvoudige kledij tussen al die mensen in superdeluxe Dior en Adidas en Lacoste. We konden er niet naast kijken: het merk stond er in koeien van letters op. Alleen heb ik nooit begrepen waarom wij probleemloos door de douane mochten en zij niet.

    Er was slechts één, één enkel maar wel een ontzettend groot probleem.

    Ze spraken er geen Nederlands ! Kan je dat geloven ? Spendeer dan eens al jouw zuurverdiende centen in een all-in formule, sauna, hammam, kinderclub en elke avond een prachtig geanimeerd spektakel inbegrepen, breng dan maar eens 4 tot 5 uur in een vliegtuig door om op jouw zongegarandeerde bestemming te komen, en dan spreken ze er geen nederlands ! Engels, ja. Een heel klein beetje toch. Duits: ook een woordje. Toeristenrussisch: overvloedig. Maar onze kleine kindjes, die begrepen er geen ballen van en dit zette geen klein beetje een domper op onze vakantie. Wij die dachten tijd te kunnen nemen, alleen voor ons twee terwijl de kinderen heerlijk in een vakantieclub zouden spelen, wij hebben onze volledige vakantie met hen moeten doorbrengen om er voor te zorgen dat ze zich zeker niet verveelden !

    Zo is het natuurlijk niet verlopen.

    Maar gisteren zocht ik wat kandidaat-vakantiebestemmingen op het internet, en het was heerlijk om de commentaren van de bezoekers te lezen. Door alle commentaren dooreen te gooien kon ik me een rampenscenario voorstellen , en ik vond dat je er van mocht meegenieten. Onze all-in vakantie, verleden jaar, was echt prachtig. Dit jaar wordt het waarschijnlijk weer een “gewone” vakantie, in een hotelletje of een appartement, met korte uitstapjes en elke dag een ander pittoresk lokaal restaurantje.

    Of toch all-in ? Mijn horecaspier is eindelijk een stukje kleiner, misschien kan ik nu al wat beter afdingen ?


    » Reageer (1)
    29-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ha !

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Ha Ha !

    Zo begin ik nu en dan, blijgemoed, mijn ochtend op het werk. Kwestie van beleefd te zijn en Ha te groeten. Ha past in een serie van morgengroeten: Ha, Thao, Rowena, Hung, Pierre, Rachid, Christophe en vele anderen, allemaal passeren ze de rij. En dan is er nog mijn andere vriend, Eddy, met wie ik geregeld een mailtje sla. Rasechte Antwerpenaar, in de Seefhoek opgegroeid, en sinds anderhalf jaar getrouwd met Jin, uit Thailand. Voor wie het nog niet doorheeft: dit is een heel ernstig cursiefje over samenleven, over integratie, over multiculturele dinges en nog meer dergelijke zaken.

    Je beseft het niet tot je er even bij stilstaat.

    Mensen, we leven in een smeltkroes van nationaliteiten en rassen en we zien het niet. Dus is het misschien nuttig om daar even over te filesoferen. Al is het maar om een glimlach op jouw mond te toveren als je nog even nadenkt over mijn morgengroet voor Ha: ha Ha! Ha vindt België een prachtig land. We reden op een A12 vol putten waar je niet te snel mag rijden of jouw chassis gaat kapot en als supplementair cadeautje wordt je dan nog eens geflitst ook. Zijn indruk: zo'n brede, vlakke weg, en we kunnen er zo snel rijden!

    Hij woont tijdelijk in Brussel, ergens in de buurt van de kleine ring en de Avenue Louise: ochtend- en avondfiles gegarandeerd en de luchtvervuiling krijg je er gratis bij. Maar Ha is ontzettend tevreden: eindelijk een stad met pure lucht! Ho Chi Minh City – het vroegere Saigon – is veel sterker vervuild: zonder masker kom je er gewoon niet buiten. Allemaal te danken aan de heel slecht afgestelde bromfietsen waar iedereen daar mee rijdt, en hij kan het weten want bij hem thuis staat er ook een. Thao was trouwens ook zeer gelukkig: tijdens zijn eerste week in België kon hij voor het eerst in zijn leven genieten van echte sneeuw. Dat was weer wat anders dan die voortdurende 25 à 30 graden in Vietnam, dat had hij nooit gezien en zijn kleinkinderen zullen het waarschijnlijk nog tot vervelens toe mogen horen.

    Van Vietnam naar de smeltkroes van onze kleine Europese samenleving, da's maar een kleine stap.

    En sorry als nu iemand beledig, dat is niet de bedoeling, ik wil alleen wat clichés gebruiken om even te helpen nadenken, want dat is namelijk het doel van filesoferen.

    Het “wij-tegen-zij-gevoel” verandert met de afgelegde afstand. Dat voel je best tijdens de vakantie. 't Begint met een "d" en 't zit in zijn caravan z'n ontbijt, middagmaal of avondmaal te eten op het parkeerterrein van het wegrestaurant? Juist: d'ollanders. Zie je een troepje lange magere mannen in het restaurant (en niet op de parking), dan vraag je spontaan: mogen die hollanders hier komen eten? Een bende lange, ietwat dikkere mannen, wat stijfjes gekleed –ook al zijn ze in vrijetijdskledij–, van op afstand gevolgd door een groepje mollige dames en een trosje kinderen, dat zijn gegarandeerd Duitsers.

    Hou je een halte in België, blijf dan even in de buurt van de toiletten.

    Hoor je vol afgrijzen zeggen dat je hier moet betalen voor het toilet, dan zijn het Fransen, zeker weten. In Frankrijk zijn de toiletten namelijk gratis. Kan ook niet anders: voor zo'n gat in de grond, daar geef je toch geen frank voor, laat staan dertig eurocent! Om verder in België te blijven: onze kust wordt langzaam maar zeker overspoeld door Walen en het is zo erg dat de een of andere minister van de "Vlaamse kust" begon te spreken. Die minister zal wel geen Li-imbu-urger gewees zijn zoals Steve Stevaer, wan die zou'e van de Vlaa-aamse kus gesproken hebben en dat brengt de mensen dan weer op andere ideeën. Ik denk ook niet dat het een Entwerpenaar was want die mannen kennen maar één strand: dat van Sint-Anneke. Allemaal clichés.

    Dat Vlaamse chauvinisme, dat provinciale gevoel stopt wanneer je wat verder reist.

    Want in Durbuy of Bouillon stikt het niet van de Antwerpenaren, Limburgers of Gentenaars, maar van de Vlamingen. Ontmoet je een Waal in Frankrijk of Italië, dan blijkt die plotseling ook een Belg te zijn. Verbazingwekkend trouwens hoe snel een Vlaming dan Frans kan spreken. François avec des cheveux sur, ça bien, mais cependant: françois (Frans met haar op, dat wel, maar toch : Frans). En die Waal laat ook al snel weten hoe slecht zijn Nederlands is en hoezeer het hem spijt dat hij niet verder raakt dan "kotverdoem". Bij een goed glas wijn worden dan de beste voornemens gemaakt om tijdens het komende jaar toch iets meer te doen aan "zijn Frans" of "zijn Nederlands". Hoewel: na enige glazen blijkt dit steeds minder noodzakelijk want hoe meer drank er uit de fles verdwijnt hoe beter men elkaar begrijpt.

    Waardoor elke vakantie opnieuw bewezen wordt dat één à twee flessen wijn beter zijn dan een woordenboek.

    Met de Nederlanders is het anders gesteld: een Hollander in Italië, in Spanje, in Duitsland of in Frankrijk, die blijft overal en altijd een Hollander, een suinige kaaskop in een

    caravan die vasthoudt aan zijn sjudoransj en spa rood. Sinaasappelsap en spuitwater zijn nu eenmaal uit dat hollandse woordenboek verdwenen. Maar let op: eenmaal buiten Europa, in Zuid-Afrika, China of Nepal, vervalt die karakteristiek en worden Vlaming en Nederlander Europeanen die dezelfde taal spreken. Echt stof om even bij stil te staan: waar ligt de grens? Een tijd geleden bombardeerde een president een land kapot omdat het bestuurd werd door een dictator, morgen vitten wij misschien op een Limburger en daarna lachen we misschien een roodharige of een dikkerdje uit. Ik blijf daar ook niet van gespaard.

    Maar soms probeer ik mijn dag goed te beginnen. Ha Ha !


    » Reageer (0)
    23-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paardrijden

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Paardrijden, dat lijkt me wel iets.

    De wereld zo eens vanuit een ander standpunt bekijken, hoog van op de rug van een edel dier, dat moet heerlijk zijn. Het idee kwam bij mij op toen ik onlangs – ik weet niet meer waarom - aan de Sint dacht. Hoe die man op hoge leeftijd op zijn witte schimmel kan klimmen en daarna met zo'n lange rok tussen zijn benen toch nog op een normale manier over de daken kan rijden, dat is voor mij altijd al een raadsel geweest. Daarom ben ik er dus aan begonnen, aan dat paardrijden. Met een schriftelijke cursus.

    Echt waar: een schriftelijk cursus !

    Een paar jaar geleden kregen we namelijk een uitnodiging voor een paarden- annex taalkamp voor kinderen en onze dochter zag daar wel iets in: Frans leren en tegelijk leren paardrijden, tof zeg. Als voorbereiding kregen we enkele pagina's Franse ruiterterminologie. "Le cheval", dat is het paard. Een paard heeft vier hoeven en op hoeven horen hoefijzers, "sabots". Een hoefsmid is dus een saboteur. Oeps, foutje: dat is een "maréchal". En op die manier leerde ik het paard kennen, van boven tot onder, van links naar rechts en van voor naar achter.

    Echt wat je nodig hebt als nieuweling in het vak.

    Met die indiepe kennis trokken we naar het paardenkamp en daar wilden de kinderen natuurlijk direct de paarden zien. Ik had nog wat jeugdherinneringen aan pony's, maar zelf had ik nog nooit een paard van dichtbij gezien. Wij dus naar de stallen, ik heel zelfverzekerd want je toont je toch niet zwak tegenover jouw kinderen, nietwaar ? En plots stonden ze daar: het ene beest al woester dan het andere. Een paar saboteurs stampten keiluid met hun hoeven tegen de stalpoorten, een paar andere toonden hun glinsterende tanden en beten naar mijn haren, wat niet moeilijk was want die waren al verre ten berge gerezen. Zo'n monsters ! (Let wel: die paarden, niet mijn haren).

    Eentje sloeg zelfs op hol.

    Wat later, toen mijn eerste schrik over was, bleek dat niet het paard maar wel mijn verbeelding op hol geslagen was. Toch hield ik liever wat afstand want ik had niet verwacht dat ze een schofthoogte van meer dan anderhalve meter konden hebben. Een week later, toen we onze dochter terughaalden, ging het natuurlijk heel wat beter. De fiere ouders mochten de laatste rijles bijwonen en ik moet toegeven: het feit dat onze dochter zo handig met die grote dieren omsprong, dat deed me wel iets. Zij deed dat zo vlot, dat wou ik ook leren. Daarom heb ik heel goed geluisterd naar haar verhalen. Ik leerde opnieuw hoe zo'n paard ineensteekt, nog eens van boven tot onder, van links naar rechts, van voor naar achter en zelfs hoe je zo'n paard moet bestijgen. Ja: bestijgen! Je stapt in een auto, je stapt op een motor maar je bestijgt een paard.

    En pas op, dat is geen kattenpis !

    Je staat naast het paard en je fluistert lieve woordjes in zijn oor tot het stil blijft staan. "Stil staan paardje!" lukt al aardig maar nog beter is het klassieke "Wooow peird !" Als het vurige ros eindelijk ter plekke blijft moet je jouw been in de stijgbeugel steken. Dat lukt redelijk goed bij pony's maar zodra je die mannen van anderhalve meter en meer naast jou krijgt gaat het niet zo gemakkelijk meer. Probeer het maar eens: je moet jouw buitenste voet tot in de beugel laten stijgen, en die bengelt daar zo'n meter twintig boven de grond. En meestal wil die dan ook niet meewerken zodat je daar maar onnozel staat te wezen met jouw buitenste voet ergens tussen de borst en de kinnebak. Erop letten dat het paard blijft staan, erop letten dat je jouw voet niet op je bakkes schopt en dan die stijgbeugel die daar maar hangt te lachen, doe het maar! Waarom heeft er nog niemand aan gedacht om elastiekjes aan die beugels te doen, dan kan je ze toch gewoon wat naar beneden trekken?

    Maar goed, eenmaal die voet in die stijgbeugel staat wordt het echte kunst.

    Je moet het paard stilhouden wat niet zo evident is want dat beest voelt heel wat gewicht aan één kant en wil dat natuurlijk compenseren, tegelijkertijd moet je jouw andere voet over de rug van het paard zwieren en in de andere beugel krijgen en heel belangrijk: je mag de achterkant van het paard niet raken want anders panikeert het en dan schiet het vooruit.

    Gebeurt dat toevallig wel dan is er maar één oplossing.

    Zo snel mogelijk een steuntje zoeken. Je hebt geluk als je jouw been nog over zijn rug krijgt en snel in de stijgbeugel kan stappen. Je bent deze keer wel blij dat die beugel nu net niet met een elastiekje vasthangt want anders was het zware miserie geweest. Voel je jouw voet in een zachte, warme en stevige holte die helemaal niet koud, hard en metaalachtig aanvoelt, dan ben je nog niet bij de beugel aangeland. Je bent halverwege blijven steken, zo ongeveer in de buurt van de staart. En als paarden ergens helemaal niet tegen kunnen, dan is het dat iemand de holte onder hun staart voor een stijgbeugel aanziet. Dan staat er niemand meer in voor de gevolgen, dan is dat edel ros tot alles in staat. Echt tot alles !

    Wil iemand nog weten waarom het paard van Sinterklaas over daken kan lopen ?


    » Reageer (1)
    15-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spieken

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Ze eten papier en schrijven op hun billen!

    Ik las het met heel veel interesse toen ik in de wachtkamer bij de tandarts en onze zoon in zijn examenperiode zat (vandaar die interesse). Het artikel stond in het gekende magazine waarmee onze jeugd op de trein aan de andere kunne te kennen geeft dat ze helemaal niet openstaan voor nadere contacten, omdat ze anders geen berichtje in “Uitlaat” kunnen schrijven over dat leuke meisje/die leuke jongen met witte T-shirt en blauwe jeansbroek dat/die ze niet durfden aanspreken, waardoor ze de toch wel leuke reacties van de Uitlaatcommentaar mislopen. Inderdaad, dàt gekende radio-en tv blad dus. Humo. Het was een recent exemplaar, net geen twee dagen oud. Wat heel veel zegt over de kwaliteit, of het gebrek eraan, van deze tandarts. Bij druk bezette gezondheidswerkers vind je magazines van weken, zoniet jaren oud, bij hem lagen tijdschriften van ocharme amper twee dagen geleden. Hij had dus tijd zat om ze vooraf te lezen. Toen ik een uurtje later met mijn mond vol vuur huiswaarts strompelde begreep ook ik waarom. Echt veel volk kan daar niet komen.

    Maar ondertussen weet ik dat studenten tijdens de blok papier eten.

    Eerst voelde ik me er niet goed bij: als bewuste ouder probeer je jouw kind de echte waarden van het leven mee te geven. Aan het begin van elk academiejaar gaat een lange en diepgaande studie vooraf waarbij de gemiddelde prijzen van de Aldi en de Lidl in het dorp, de Colruyt en de Carrefour in de nabije stad, de Karmeliet in Brugge en ’t Hof van Cleve in Kruishoutem grondig bestudeerd worden om het zakgeld van de jonge student op een eerlijke en rechtvaardige manier vast te leggen. Niet te weinig om zeker niet te verhongeren maar ook niet te veel om aan alle verleidingen van de vele cantussen, fuiven en lonkende cafés te kunnen weerstaan. En dan lees je dat ze tijdens de examens papier eten ! Je voelt je zwaar schuldig, tot je verder leest. Dat rituele papier eten legt namelijk het einde van een stressvol examen vast.

    Het werkt als volgt:

    eerst leest de student heel aandachtig en nauwgezet zijn cursus. Daarna sprint hij naar de nachtwinkel en koopt daar een boekje sigarettenblaadjes (alle sterken verhalen over de blokperiode spelen zich ’s nachts af, heb je dat ook al gemerkt?). Vervolgens legt hij zijn cursus voor zich en noteert hij hoofdstuk per hoofdstuk, in minuscuul kleine lettertjes, de kernpunten op een sigarettenblaadje. Dan volgt de creatieve fase: hoofdstuk 1 wordt in het borstzakje gestopt, hoofdstuk 2 in de rechterbroekzak, hoofdstuk 3 in de linkerkous en zo verder, en om te besluiten volgt er een doorgedreven trainingsfase. De student snort alle examenvragen van voorgaande jaren op, een luxe die men zich nu dank zij het internet kan permitteren, vroeger kon dit helaas nog niet. Voor elke vraag probeert hij zich te herinneren in welk hoofdstuk hij het antwoord kan vinden en tracht dan ongemerkt het correcte papiertje te vinden. Hij bekijkt zijn samenvatting, formuleert een antwoord en controleert of het correct is. Het spreekt vanzelf dat de papiertjes na deze trainingsfase volkomen onbruikbaar geworden zijn. Daarom wordt fase twee - kernpunten op sigarettenblaadjes noteren - opnieuw uitgevoerd, eventueel voorafgegaan door een hernieuwd bezoek aan de nachtwinkel. En uiteindelijk doorloopt de student een vlekkeloos examen. Wanneer de vragen van een hoofdstuk volledig beanwoord zijn eet hij het sigarettenblaadje op, en op het einde van het examen volgt de rest.

    Een ietwat rare studiemethode maar toch een mooi ritueel, zo op het einde van het examen de leerstof tot zich nemen.

    Meisjes hebben nog een andere methode: eenvoudiger maar volop gebruikmakend van hun psychologisch inzicht in de drijfveren van de mannelijke en vrouwelijke medemens. Ze schrijven niet op sigarettenblaadjes, daar doen ze niet aan mee want nachtwinkels bezoeken is niet zo hun ding. Nee, fase twee is bij hen: de leerstof in kleine lettertjes op de billen neerpennen en voilà: de blok is voorbij, laat de examens maar komen! Een kort rokje aantrekken en de psychologie kan beginnen. Een beetje mannelijke leerkracht is in eerste instantie uiteraard sterk gevleid door de hem geschonken aandacht, het meisje heeft zich namelijk met veel zin voor essentiële waarden gekleed, maar daarna bedenkt hij zich, wetende dat dit sensuele manoeuvre bedoeld is om zijn streng maar rechtvaardig beoordelings¬vermogen te vertroebelen en nee, daar trapt hij niet in. Na dit verhelderende inzicht wil hij geen seconde meer kijken naar de – geef toe: aantrekkelijke – benen die onder het rokje uitsteken. Bij vrouwelijke leerkrachten werkt het nog efficiënter: sexy opgetutte sexegenoten worden eerst minachtend bekeken en daarna ostentatief genegeerd. Zo kan de jonge studente ongestoord de antwoorden van haar billen aflezen.

    Een mannelijke collega-student had van dit trukje gehoord.

    Tijdens het examen werd hij betrapt. De surveillant vond die ene broekspijp, bijna tot aan de spriet opgerold, toch wat merkwaardig. Een echte man heeft het duidelijk moeilijker om op een correcte wijze te spieken.


    » Reageer (0)
    09-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tuinieren

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    Jaren geleden wou mijn – toen nog - zoontje (nu: zoon) een groententuintje.

    Dat was schrikken, want ik ben niet met groene vingers geboren, het waren veeleer kleine rozige vingertjes. Kort na mijn geboorte toch. En ik heb ze nog nooit groen gezien. Pech natuurlijk wanneer je, zoals ik, een medium grote tuin hebt. Gras afrijden is nog gezellig: gemiddeld duurt een snoeibeurt slechts drie uur, en dat is redelijk haalbaar. Ik heb namelijk drie buren: twee langszij en één wiens tuin achteraan aan de mijne grenst. En die voeden zich met geluid. Het geluid van grasmachines. Vermoed ik. Want telkens ik mijn gras snoei komen ze buiten om een praatje te slaan. Gezellig is het wel en zo blijf ik tenminste op de hoogte van het weer, de politiek, de sport en het leven in ons dorp. De hoek met bomen was ook een goede investering, want daar kan ik mijn gras- en snoeiresten kwijt en dat helpt perfect om het onkruid weg te houden. Maar dat is het zowat.

    Ergens las ik “Tuinieren is de natuur beletten zijn ding te doen”, en daar vind ik me helemaal in terug.

    De zone met bloemen en bloeiende struiken, die is op geregelde tijdstippen een echte ramp. Zevenblad, paardenstaart en paardenbloem, boterbloem en brandnetel, ze groeien en bloeien allemaal sneller dan de andere bloemen en de struiken. “Ja, dat moet je niet zaaien, hé”, zeggen de buren dan. En dan spreek ik nog niet van de mollen. Erger dan de metro van Charleroi: teveel ondergrondse gangen en compleet nutteloos. En ik krijg dat niet onder controle. Zo begrijp je misschien mijn paniek toen mijn zoontje een groententuintje wou. Maar ja, als vader kan je zoiets niet weigeren, het goddelijke gevoel dat je jouw kinderen iets kan leren, dat is zo heerlijk. Daarbij zijn groenten uit de tuin heel gezond. We begonnen er dus aan. Maar je kent dat: je hebt pas gebouwd en dan komt de tuin op de laatste plaats. Dus was de tuin voor drievierde weide.

    Voor verstedelijkte medeburgers: een weide, dat is gewoon wat gras.

    Mits gebruik van een goede grasmachine kan je er zo de schijn van een proper gazon op nahouden. En weidegrond is ook heel vruchtbare materie wegens jarenlange besproeiing door natuurlijke mest, rechtstreeks van de bron, ideaal dus voor een groentetuin, dus dat zat goed. Ik wou niet te overmoedig beginnen en daarom spitte ik slechts een stukje van twee op vijf meter om. Tweemaal niets als je het vergelijkt met het volledige terrein. Toen mocht de zoon kiezen wat er in die groentetuin kwam. Radijsjes? Goed: twee lijntjes radijsjes gezaaid. Worteltjes? OK, drie lijntjes worteltjes zullen wel lekker smaken. Sla ? Goed, wat slazaadjes gekocht en ze in de grond gepoot. Prei moest er ook komen, en verder, als experiment, wat dille en een bosje peterselie. Restte nog twee op drie meter voor de aardappeltjes.

    De zoon was heel tevreden: zijn groententuintje was in orde en papa had goed gewerkt!

    En kijk: een week later begonnen de eerste vruchtjes al hun kopje boven de grond te steken en nog eens twee weken later zagen we de eerste echte resultaten. Nu moet je weten dat ik door mijn job alleen tijdens het weekend tuinier kunnen spelen, dat het in België twee weekends op drie regent, en dat we meestal net toevallig tijdens dat andere weekends bij familie of vrienden verwacht worden...Perfect voor onkruid, als eerste resultaat. Dus snel even wieden, drie weken later nog eens en kijk: de radijsjes waren rijp en klaar voor consumptie. Alle radijsjes! Twee maal vijf meter radijzen en toen bleek pas dat ik in huis de enige ben die radijzen lust. Wat we wel graag aten – sla -, dat wilde dan weer niet kiemen. Geen sla uit de tuin dus dat jaar. De aardappelen vielen gelukkig wel mee. Schone knollen, en heel lekker. Maar onze worteltjes waren het grootste succes. Kanjers van drie vingers dik, zonder ook maar één wormgaatje of rot stuk. Perfecte dingen, prima kwaliteit.

    En zo heb ik het geheim van goed tuinieren ontdekt.

    Dat heuglijke feit werd namelijk pas in de annalen vastgelegd na vier weekends regen en twee weekends familiebezoek, je kunt je dus de toestand van mijn onkruidtuintje voorstellen. Na een volle namiddag wieden zagen we eindelijk dat er tussen het onkruid ook wortels stonden, in een perfecte toestand. Wie even logisch nadenkt en zijn hoofd onder de grond steekt ziet duidelijk hoe dat kon: de regenwormen, torren en ander ongedierte dat zich gewoonlijk een bult vreet aan jouw peentjes kon zich bij ons veel meer keuze permitteren. En geef nu toe: als je kan kiezen tussen elke dag hetzelfde boterhammetje met choco of een gevarieerd menu met vijf gangen, dan is jouw keuze toch ook snel gemaakt? Mijn ongedierte houdt ook niet van een eenzijdig dieet en liet mijn worteltjes dus voor wat ze waren. Het festijn aan ander onkruid was te kleurrijk om eraan te weerstaan, en ik had dus echte prijsbeesten van wortels. Let wel: dit was mijn enige echte jaar als boer en tuinder. Na dat groene jaar bleef dat stukje land eerst een paar jaar braak liggen en daarna gaf mijn buurman een scheutje van een pompoenplant. Dat was de oplossing: twee vierkante meter wordt in geen tijd door één enkele plant bedekt, zonder onkruid.

    Ben ik even blij dat ik geen groene vingers heb!


    » Reageer (0)
    01-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kort

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    "Ik moet je iets vragen wat ik in mijn ganse leven tot nu toe nog maar aan één enkele vrouw gevraagd heb...".

    Enkele seconden stilte aan de andere kant van de lijn. Ik zag de vraagtekens in die ogen, misschien een vleugje twijfel, wie weet, en ik hoorde die gedachten door haar hersenen zoeven: "Wat is me dat nu? Wat betekent dat? Wat steekt er achter die vraag? Waarom vraagt hij nu zoiets?" Al die vragen werden samengevat in een stil, klein "Ja?". Na mijn verduidelijking kwam een kleine zucht van opluchting, een zucht die ik volledig begreep, want ik voelde hetzelfde. Het was voor mij ook moeilijk geweest, maar het was eruit. Oef, ook een zucht van opluchting. Het komt dan ook niet vaak voor dat iemand dit, na veertig jaar, stel je eens voor: na veertig jaar, aan een andere vrouw moet vragen. We hebben afgesproken om er meteen maar korte metten mee te maken. Hoewel, zo kort moesten die metten nu ook niet weer zijn, want kort, dat was nu net het probleem. Veertig jaar lang was de vraag "kort of lang" de inzet van een stille strijd. Bij momenten was het heel kort, op andere, meestal na wekenlang uitstel, was het dan weer lang.

    Tot het gebeurde.

    "Kom jongen, het wordt zo stilletjesaan tijd dat we er iets aan doen, nietwaar?". Meestal kon ik de feiten dan nog een paar dagen uitstellen, maar daarna was het onherroepelijk. Ik moest op een stoel zitten, kreeg een soort laken rond mijn nek geknoopt, een tweede werd over mijn broek gedrapeerd, en daar kwamen de schaar en de kam naar boven. Knip, knip knip. Met stille kreetjes vlogen mijn haren op de grond. Toen ik klein was, was het niet zo erg: ons moeke knipte onze haren, en dat was zeer gewoon. Ze had het geleerd van haar papa, onze pepe, toen die grijze haren begon te krijgen. Die grijze haren waren noodzakelijk, want zo viel het niet op als ze een "kap" sneed. Zo'n "kap", dat is een stukje kapsel (toeval: kap, kap-sel?), een stukje kapsel dus dat mishandeld werd: het lijkt net alsof er een snee in steekt. In die volle veertig jaar heeft mijn haardos toch één à twee keer zo'n snee, zo'n kap, mogen meemaken. Gevolg: verwoede pogingen tot herstel en des te meer gesneuvelde haren.

    Resultaat: kort, heel kort.

    Maar zonder snee. Het valt me steeds opnieuw op dat onze pepe op geen enkele foto met lange haren prijkt. Even tussendoor, voor alle duidelijkheid: ik heb mijn moeder heel dikwijls, vanwege veel mensen moeten feliciteren met mijn haarsnit, die toch steeds weer de mode volgde. Tot hier het tussendoortje. Het was niet evident, als kind was het zelfs een echte verschrikking. Ken je dat marteltuig, die tondeuse? Zo'n ijskoud ding, tijdens de middeleeuwen uitgevonden in de diepste kerkers van een luguber slot. Schjtskjk schjtsjk schjtsjk zegt dat, daar achteraan in de nek, net op dat kleine stukje ruggengraat. Koude rillingen krijg je ervan, erger nog dan bij een Eskimo die buiten, tegen de wind in staat te plassen. Ons ma had er een koosnaampje voor gevonden. Ze noemde het de kielekiele. Alsof dit onding ons kietelde. Toch lief van haar; zoals ze dat sadistisch tuig vooraf eerst over haar schort en daarna over haar hand wreef, om dat ijskoude metaal toch even op te warmen, al was het maar enkele graadjes, allemaal om ons te sparen. Het hielp toch een beetje, want ons mama deed het voor ons. Maar die tondeuse, die zagen we toch liever terug in Siberië dan daar in onze nek.

    Achteraf beschouwd was dat het minst erge.

    We werden een dagje ouder en we kregen oog voor de indirecte gevolgen van mei 68. Haren werden plots lang gedragen, zowel door jongens als door meisjes. Heb ik moeten zagen om die mode te mogen volgen! Zagen man, je hebt er geen idee van! Telkens een paar dagen langer uitstel verwezenlijken, de ene keer omdat ik nog moest studeren, dan weer omdat het examens waren. Hoe dikwijls heeft ze me niet gezegd dat ik er als een echte Beatle uitzag, en dat was niet als compliment bedoeld. Dan kon alleen een klaaglijk "allee toe ma..." haar hartje doen smelten. Om een lang en pijnlijk verhaal nu even kort te knippen: toen ik achttien was vielen mijn haren ongeveer tot op mijn schouders. Eindelijk. Oef. En bij de volgende kapbeurt zei ik telkens: korter.

    Nog korter.

    Nog. Mijn ma was verbaasd en ze bleef maar knippen. Centimeters en centimeters haargroei verdwenen in het niets. Mijn oren werden zichtbaar, de kielekiele vloog weer in mijn nek, en ik had opnieuw een fris kopje. Nu ben ik de veertig al lang voorbij en mijn leven begint opnieuw. Onlangs zag ik een jonge ex-collega, die me de bijnaam "voadre" gaf, omdat ik zo zwaar over futiliteiten kan zagen. "Voadre" zei die, "ge zijt een echte Beatle". Opnieuw lange haren, inderdaad. Een hele dikke, semi-lange haarbos. Bij mijn laatste bezoek aan ma vroeg ik of ze mijn haren even kon knippen, maar niet korter, enkel wat uitdunnen. "Oeie, dat kan ik niet, daar heb je een speciale schaar voor nodig, en die heb ik niet." Daarom heb ik dan maar, met lood in de schoenen, naar een kapster gebeld. Als je nu nog wilt weten wat ik haar vroeg, dan heb je het begin van dit cursiefje niet goed gelezen. Dat start zo ongeveer negenhonderd woorden terug. Ik vroeg haar dus of ze mijn haar wou snijden.

    Het antwoord was negatief.

    Een kapster snijdt geen haar. Althans, niet in Vlaams-Brabant. In West-Vlaanderen misschien wel, maar hier niet. Hier worden haren geknipt. In een gezellig cosy salonnetje, met een koffietje. En in mijn geval met knikkende knieën, ogen meer dichtgeknepen dan open, zenuwen dat het niet mooi meer is en een enorme grote opluchting achteraf.

    Maar dat is een totaal ander verhaal.


    » Reageer (1)
    24-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.My car

    Liever afdrukken en op papier lezen ?
    Klik dan hier, zo krijg je het in .pdf formaat.
    Eén pagina A4, perfect formaat om af te drukken.





    ‘My car is like a woman’, las ik onlangs op de achterruit van een wagen.

    Toen ik in de file iets dichter bij die wagen stond zag ik ook het onderschrift: ‘if it ain’t yours, don’t touch her'. “Dat zouden ze op alle wagens moeten hangen” zei mijn vrouwtje. “Groot gelijk, schat”, zei ik. Zo ben ik: ze krijgt gelijk. Dit zijn we overeengekomen toen we trouwden. Ik heb altijd gelijk, en zij elk jaar toch ook een keertje. Even heb ik gedacht om dit in een huwelijkscontractje te gieten, maar toen leek het te gek om los te lopen, ik kreeg toch altijd gelijk. En zij slechts een keer per jaar. Het eerste jaar was dat met Pasen, het tweede jaar met Valentijn en het derde jaar op 15 augustus (in de USA gekend als Mary-take-off, hier als OLV Hemelvaartsdag).

    En op 16 augustus. En op 17 augustus.

    Toen had ik de bui al moeten zien hangen, maar we waren jong en verliefd. Op 1 januari van het volgende jaar begon het. “Proficiat, schattebout !” zei ze. “We zijn nu 1989, nietwaar ?”. Naief als ik was antwoordde ik “Natuurlijk, wat dacht je ?”. “Hee”, zei ze, “je geeft me gelijk”. Sinds die dag heeft het me verschrikkelijk gespeten dat we geen sluitend huwelijkscontract hadden ! In mijn verliefde vrijgevigheid wilde ik haar gerust een keer per jaar gelijk geven, maar verder hadden we dat niet gedetailleerd. Niet “één dag”, “één maal” of “voor één enkel feitje”, nee. Een keer, zonder meer. Sedert die bewuste nieuwjaarsdag van 1989 begint die ene keer telkens op 1 januari om 00:00 uur en op 31 december om precies 24:00 uur is het afgelopen. Elk jaar opnieuw laat ik me vangen, geef ik haar op nieuwjaar even gelijk, en lap, we zijn weer vertrokken. Gelukkig is dit allemaal niet waar.

    Maar zodoende is het een feit dat alle wagens een sticker moeten dragen waarbij ze vergeleken worden met een onaanraakbare vrouw.

    Een Iron Lady dus. Ik kan er wel inkomen: als er in het huisgezin al twee wagens gestolen werden denk je er wel even aan: niemand komt er nog aan ! Achteraf beschouwd was die eerste keer toch een beetje grappig. Een echte sketch voor Mister Bean. Ik sloot de gordijnen voor het slapengaan en zag onze wagen nog netjes aan de overkant van de straat staan. De volgende morgen werden we heel vroeg wakker gebeld. “Hallo meneer, met de rijkswacht, om u te melden dat uw gestolen wagen teruggevonden is.” Met mijn hersenen nog op slaapstand zei ik tegen die man “Een ogenblikje meneer”. Naar het venster gelopen, gordijnen geopend en daar was ze: die grote leegte op de plaats waar een paar uurtjes geleden de wagen nog stond. Daarom ben ik meer dan akkoord: if it ain’t yours, don’t touch her. En toch…

    Stel dat we ‘My car is like a woman’ letterlijk mogen nemen, dan heb ik het er wat lastig mee.

    Nu geef ik grif toe dat ik, als man, oog heb voor de rondingen, de glitter, de glamour en de uitstraling van de hostessen die je tijdens het autosalon rond, op en in de wagens vindt. Heel wat wagens mogen er trouwens ook wel zijn, maar in de meeste gevallen doorstaan ze de vergelijking met die hostessen toch niet. Stel dus dat een wagen een vrouw is, dan heb ik een probleem. Om te beginnen moet je in de wagen plaatsnemen.

    In de wagen, qua symbool kan dat tellen.

    Terug naar de moederschoot, tijd voor het pre-oedipaal syndroom. Stil zitten, nu en dan eens met de handjes en de voetjes bewegen, netjes beschermd door een zachte zetel, beschut tegen weer en wind, temperatuur precies op peil, de geluiden van de buitenwereld zachtjes gedempt, echt een veilige cocoon. Tenzij je natuurlijk in een occasiewagen van het zevende knoopsgat stapt, dan lijkt het ’s winters meer alsof je in een eskimo baarmoeder zit en ’s zomers in een Somalische uterus. Telkens wanneer je uitstapt beleef je jouw geboortetrauma opnieuw. Uit de cocoon, recht de harde wereld in. Gedaan met de vrede en rust. Let wel: het geboortetrauma kan ook een opluchting zijn, zeker indien je uit die zevende-knoopsgat-wagen stapt.

    Maar goed, terug naar het onderwerp: als je het op die manier bekijkt, dan kan je wel beamen dat een wagen een vrouw is.

    Ik durf die vergelijking evenwel niet te ver doortrekken, want er is meer. Veel meer. Blijf even in de sfeer van de moederfiguur. Waar stop je jouw boodschappen, en waar haal je ze weer uit ? Juist: de koffer. Die bewuste sticker die jouw wagen vrouwelijke eigenschappen toedicht lacht jou van op de achterruit toe. Je haalt de boodschappen uit de koffer. Aan de achterkant van de wagen. Dicht bij de uitlaat.

    Nee, deze gedachte werk ik niet uit; laten we het op de vrouw in het algemeen houden.

    Jouw wagen is al een paar jaartjes oud, de eerste verliefdheid is over, het is liefde geworden, je bent elkaar gewoon, jij en jouw wagen, en dan komt die avond dat je met oude vrienden en vriendinnen gaat stappen, eventjes helemaal alleen, de wederhelft blijft thuis, geen zin. Sleuteltje in het stopcontact en … niets. Geen beweging, geen lichtjes op het dashboard, geen klank uit de radio, helemaal niets. Je bent een volhouder, dus probeer je het nog eens, maar de wagen houdt langer vol. Resultaat: na een halfuur ga je terug in huis. Jouw wederhelft kijkt verbaasd, en jouw reactie is simpel: “Vanavond niet, schat”. Bij dergelijke problemen is er slechts één oplossing: de wagen-gynecoloog. Uw garagist opent de motorkap. Even kijken, even voelen, met een uitgebreid instrumentarium de inwendige organen herstellen en de wagen is weer op de been. Opgelet: hier is de vergelijking met een vrouw bij de meeste wagens niet correct: er bestaan maar een paar modellen met de motorkap dicht bij de uitlaat. Maar dat zijn dan echt sexy modellen.

    En zo kunnen we blijven filesoferen over de vraag of een wagen inderdaad met een vrouw te vergelijken valt.

    Maar voor mij is dat niet noodzakelijk zo. Je kan het ook vanuit een ander standpunt bekijken en wat andere eigenschappen onderzoeken Dan is een wagen misschien als een man: avonturier, krachtig, een beetje ruig, meestal stil maar luidruchtig als het moet, en vooral: je komt heel snel waar je moet zijn.

    Maar tja, voor het ogenblik heeft mijn vrouwtje gelijk.


    » Reageer (0)


    Foto

    Foto

    Lees ook:

    Dringend
    Taxi driver
    Anesthesie


    Inhoud blog
  • Stress
  • Opi
  • Dringend
  • Worst
  • Orka
  • Crap
  • Badjas
  • Schwester
  • Koekoek
  • Catgut
  • Alfa
  • Donkerder blauw
  • Blond
  • Taxi driver
  • Betrapt
  • Baby blues
  • Madrid
  • Italië
  • Schoolstrijd
  • My Generation
  • Perfect
  • Lausanne
  • Nieuwjaar
  • Writer's Block
  • Groot Dictee
  • Anciens
  • Sinterklaas
  • Gebakken peren
  • Sint Maarten
  • Schoolfeest
  • Oud-strijder
  • Fawlty Towers
  • Marketing
  • Sorry
  • Instinkers
  • Lotto
  • Boek
  • Anesthesie
  • Chatten
  • All in
  • Ha !
  • Paardrijden
  • Spieken
  • Tuinieren
  • Kort
  • My car
  • Carpooltunnelsyndroom
  • Bredene
  • Comme chez soi
  • B.V.
  • Nooit...
  • Venetië
  • Zuster Zurulfa
  • Filesoof

    Foto

    Gastenboek
  • Eef op blogronde
  • Bezoekje Eef!
  • Op visite na de tropische bui!
  • vriendelijk bezoekje aan deze zeer mooie blog
  • Kunst

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    hooikoortsinfo
    www.bloggen.be/hooikoo
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    alternatievegeneeskunde
    www.bloggen.be/alterna

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Bloggen.be, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!