De dingen cursief bekeken
Foto

Inhoud blog
  • De Strooien Hoed
  • Telefoonterreur
  • Verraad
  • De moeilijke klant
  • Rustige kinderen
  • Het Kot
  • Reine goten
  • "Weg"-wijzertjes
  • Een boom van een vent
  • Schram op de ziel
  • Tweetaligheid
  • Karel en Harry Potter
  • De voetbaltrainer
  • De wattman en de dame

    Het gastenboek !
  • Goed werk !
  • Hallo
  • prettige paasverlof
  • hallokidokie
  • hallo

    Zin om je bezoek aan deze blog electronisch vast te leggen voor het nageslacht ?


    Mailtje zenden?

    Druk op onderstaande knop als je een bemerking wil overmaken.



    Beter dit dan een molotov-cocktail
    Als liefhebber van cursiefjes heb ik me reeds lang voorgenomen er ook eens aan te beginnen

     

    Als liefhebber van cursiefjes heb ik me reeds lang voorgenomen er ook eens aan te beginnen. Daar de kwaliteitskranten en -tijdschriften nog niet onmiddellijk aan mijn deur staan te kloppen lijkt de BLOG mij nu de ideale vorm. Véél plezier ermee.

     

     

    11-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Strooien Hoed
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De hoed maakt een vast onderdeel uit van het café-interieur. Het betreft een strooien hoed van een model dat in het vooroorlogse verleden geregeld ten tonele werd gevoerd in wat men toen zedenprikkelende Parijse variétéshows noemde. De hoed ligt omgekeerd op de toog, vlakbij de paal waar een handgeschreven affiche aanduidt dat iedere gift, geworpen in de hoed, ten bate is van de plaatselijke schuttersvereniging.

     

    Neen, deze vereniging omvat geen rambo-achtige types die met vuurwapens aan “Police Practical Shooting” doen, wel gezapige gasten met bierbuiken die met hun handboog de oude sport van het liggende wipschieten beoefenen. En tussen iedere beurt één of twee pinten naar binnen kappen om, uiteindelijk, na tien beurten niet meer in staat te zijn nog één pluimpje van de wip te raken wegens nét iets te veel alcohol. Uiteraard.

     

    In het volkscafeetje heerst geregeld een gezellige ambiance. De caféhouder weet daar meestal consequent op in te spelen, wat ertoe leidt dat – in functie van het algemeen gemiddelde alcoholverbruik van de aanwezige klanten – de muziek net iets harder gespeeld wordt dan normaal, terwijl de muziekkeuze richting carnavalmuziek uitdraait. En uitgerekend dan heeft de hoed reeds dikwijls een crusiale rol gespeeld: even snel het geld eruit halen (nooit meer dan wat koperen eurocenten en een sporadische 10-center), de hoed op het hoofd zetten, en dansen alsof men net van persoonlijkheid veranderd is. De anders rustige types die zich plots laten leiden door de combinatie van drank, omgevingsambiance en aansporing.

     

    Steevast komt de hoed telkens weer op zijn plaats terecht, wordt aangevuld met de ervoor bedoelde fondsen, en klaar is Kees. Niemand die erom mort. Integendeel, alles wat bijdraagt tot de ambiance van het moment kan enkel geappreciëerd worden.

     

    Zo niet die laatste keer. Fons, voorzitter van de liggende wipmaatschappij had reeds een serieuze neut op en bemerkte dat Jean – tevens met neut op doch dat is de logische gang van zaken bij de ambiancecreatie - de hoed opzette. Nu zijn er twee fundamentele zaken die je moet weten: 1. Jean staat erom bekend zich soms nogal agressief te kunnen opstellen, een etiket dat hij meedraagt uit een ver verleden en 2. Jean zette de hoed op zijn hoofd mét het geld er nog in.

     

    Ondanks het feit dat Jean erin slaagde de kleine geldstukjes in de hoed én op zijn hoofd te houden was Fons van oordeel dat zulks niet kon. Gesterkt door zijn neut maakte hij Jean daarop attent, die daarop aanbood 10 euro extra in de hoed te zullen leggen. 10 euro, een bedrag dat de hoed ongetwijfeld nog nooit had mogen ontvangen in één donatie. Voor Fons was het echter een zaak van principes. Hij hoefde die 10 euro niet (en sprak dus duidelijk in naam van zijn liggende wipmaatschappij). Het ging erom dat je gewoon de hoed niet op je hoofd zet!

     

    Iedereen voelde aan dat zich hier een vorm van discriminatie afspeelde, ook al zal het woord op zich bij velen niet zijn opgekomen. Jean mag de hoed niet opzetten, terwijl die hoed reeds vele andere hoofden had gesierd! En OK, de anderen deden eerst het geld eruit, zo Jean niet. Maar langs de andere kant bood Jean bovenop het aanwezige geld nog een extra sponsoring van 10 euro aan.

     

    Fons was onwrikbaar. Reeds ietwat moeilijk pratend dreigde hij naar Jean met zijn naakte en ietwat vervette wijsvinger. Om een handgemen te voorkomen kwamen enkele anderen tussenbeide en uiteindelijk geraakte de hoed mét inhoud terug op zijn normale plaats, wachtend op een donateur. De eerst daaropvolgende donateur was Jean. Ambiance weg, spanning in de zaal, Fons en Jean die op een afstand van mekaar zaten aan te kijken als katten die verwachten te moeten anticiperen op een nakende aanval.

     

    Enkele dagen later kwam ik terug in het cafeetje. Jean zat sober aan de toog, Fons zat rustig aan een tafel. Ik hoorde Jean zeggen “Schol, Fons”. Een rondje later hoorde ik Fons zeggen “Schol, Jean”. Vermoedelijk bijgelegd zonder uit te praten, ieder met zijn besef een stukje in de fout te zijn gegaan. Life goes on.

     

    En de hoed? Die ligt nog steeds op zijn vertrouwde plaats, ontdaan van Jean’s 10 euro en vol verwachting hopend op een volgende avond vol ambiance.

    11-06-2006, 10:22 geschreven door eMBee  


    05-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Telefoonterreur
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het was weer zover. Een afgeladen vol mutualiteitskantoor, slechts één loket open. Een ongetwijfeld competente bediende die het ook niet kan helpen dat op service steeds meer bespaard wordt. De personeelskosten, weet je wel?

    Het oude dametje dat bediend werd was van het hardhorige type. Tevens van het type dat véél uitleg behoefde. Gevolg was dat gans de gevulde wachtruimte niet anders kon dan kennis nemen van haar specifiek probleem. Dat ze niet in aanmerking kwam voor een verhoogde toelage omdat haar pensioen te hoog was. "Omdat je pensioen te hoog is" riep de loketdame nogmaals. En dat ze daar bezwaar kon tegen indienen op voorwaarde dat ze het laatste fiscale aanslagbiljet binnenbracht. "Het aanslagbiljet van de belastingen" riep de loketdame.

    De telefoon ging. Vriendelijk beantwoordde de loketdame de persoon aan de andere kant van de lijn. Ze gaf duidelijk alle gewenste informatie die we met z’n allen konden volgen. Spijtig dat we de vragen niet konden aanhoren, anders had zulks onze kennis ongetwijfeld weer wat verrijkt. Toen de loketdame weer telefoonvrij was kreeg het aanwezige publiek terug de nodige aandacht.

    "Neen, niet de belastingsbrief, het aan-slag-bil-jet" beklemtoonde ze nogmaals toen het dametje blijk gaf niet te weten over welk biljet het nu juist ging.

    Toen de oude dame de documenten terug in haar handtas had gestopt duidde het verlichte paneel mét zoem aan dat nu nummer 17 wordt geholpen. De persoon met nummertje 17 in de hand meldde zich aan bij de loketdame en deed de verrichtingen die hem naar het kantoor toe hadden geloodst.

    De telefoon ging. Weerom vriendelijk beantwoordde de loketdame de persoon aan de andere kant van de lijn, gaf de gewenste informatie die we ook nu weer met z’n allen konden volgen. Eens ingelegd gaf de loketdame het aanwezige publiek weer de nodige aandacht.

    Dat herhaalde zich zo enkele malen, redelijk lastig als je daar staat met het nummertje 26 in handen. Inmiddels hadden de aanwezigen, telkens de telefoon ging, reeds enkele malen een blik van gefrustreerde verbondenheid met elkaar uitgewisseld. Sommigen lieten deze blik begeleid gaan met een bijna onhoorbaar geblaas, anderen met een korte blik gericht naar boven alsof ze op zoek waren naar één of andere hogere macht. Doch niets mocht baten; geregeld rinkelde de telefoon en werden de bellers geholpen alsof ze een VIP-behandeling verdienden.

    Geen van hen had een nummertje moeten trekken. Geen van hen had zich moeten verplaatsen naar het kantoor. Geen van hen had de verhalen van de voorgangers moeten aanhoren. Ze hadden geen blik van gefrustreerde verbondenheid uitgewisseld. Neen, ze braken gewoon binnen op het ogenblik dat zij het nuttig vonden de telefoon te nemen en het kantoor te bellen. Vermoedelijk nadat ze eerst op hun gemak een tas koffie met een koekje hadden genomen en een sigaretje hadden opgestoken. Kwestie van het even gezellig te hebben aan de telefoon.

    In de beslotenheid van hun knusse woonruimte wilden zij geholpen worden, NU, en de rest liet hen egoïstisch koud. Vermoedelijk zonder het te beseffen begaven zij op het pad van de telefoonterreur. Ik wou de loketdame – toen uiteindelijk nummer 26 werd geholpen – nog de raad geven ieder beller het volgende nummertje te geven en hem/haar "on hold" te zetten totdat hun nummertje viel. Ik heb het maar niet gedaan, want vermoedelijk wordt de loketbediende door haar werkgever ook gecontroleerd op vriendelijkheid aan de telefoon.

    05-06-2006, 16:49 geschreven door eMBee  


    10-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verraad
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Je kon er bijna je klok op juist zetten: namiddag, vijf uur, en ze verschenen in de deuropening van het cafeetje. Hij liep telkens achter haar aan, één of twee meter, alsof het deel uitmaakte van een cultuur waar de man steeds achter de vrouw loopt. In andere culturen zou men ervan opkijken.

    Iedereen wist dat ze reeds hun vaste toer hadden gedaan. Een flinke wandeling met een serieus ommetje om van thuis naar het cafeetje te gaan. Op hun terugweg namen ze steeds de kortste route. En, mochten ze toch eens iets later dan vijf uur binnenkomen, dan wist je zeker dat er op hun vaste wandelroute iets gewijzigd was, iets dat door haar van dichterbij moest bestudeerd worden. Ze was nogal van het curieuse type.

    Aan de toog hadden ze hun vaste plaats. Geen van de stamgasten die het in zijn hoofd zou halen tegen vijf uur op die plaats te gaan zitten. En een gelegenheidsbezoeker die toch die intentie had werd er door de aanwezigen fijntjes op gewezen dat zulks niet écht een goed idee was.

    Reeds van bij hun binnenkomst tapte de caféhouder een pintje voor hem – in een speciaal glas – en zette een platte water voor haar klaar, samen met een koekje. Een ritueel als een ander. Hij ging zitten op de barkruk, zij bleef steevast naast hem staan. En, ook al waren ze reeds jaren samen, geregeld wisselden ze een blik die verliefdheid uitstraalde.

    Zij had één grote handicap: ze kon niet praten. Horen wel, scherp zelfs. Het was duidelijk dat, mocht ze wel hebben kunnen praten, ze honderd uit zou hebben gepraat. Wat ze gezien had onderweg, wat er gewijzigd was op de vaste route, wat ze die dag gedaan en gegeten had, hoezeer ze wel van hem hield. Het kampioenschap roddeltante zou haar niet voorbij zijn gegaan.

    Door de jaren heen waren ze zo vergroeid dat ze min of meer op mekaar waren gaan lijken. Of beter, was hij méér op haar gaan lijken. Een bizarre interactie die gevolgen heeft gehad op fysische eigenschappen. Een zelfde trouwe blik, een zelfde soort droefheid. Geregeld drukte zij haar neus tegen zijn kaak, waarop hij haar streelde over de goudblonde haren en de rug. Eénheid met zijn twee.

    Steeds na drie pintjes betaalde hij en gingen ze naar huis. Zij nam steeds genoegen met die ene platte water en met het koekje. Terwijl hij betaalde stond zij reeds aan de deur te wachten.

    Plots verschenen ze enkele dagen op een rij niet meer. De stamgasten vroegen zich weliswaar af waarom, doch niemand deed moeite eens te informeren bij hen. Tot op een dag hij er terug was, alleen, niet om vijf uur, doch merkelijk vroeger. Bleek dat zij gestorven was. Met tranen in de ogen deed hij het verhaal: hoe ze plots door de benen gezakt was, de bezochte arts terminale ouderdomskanker had vastgesteld en haar een spuitje had gegeven om haar uit het lijden te verlossen.

    "Na die twaalf jaar samen mis ik haar enorm", zei hij, nadat hij reeds méér dan drie pintjes had opgedronken. "Daarom kan ik het niet over mijn hart krijgen een andere Golden Retriever te kopen. Dàt zou ik pas écht verraad vinden".

    10-05-2006, 13:41 geschreven door eMBee  


    09-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De moeilijke klant
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In tegenstelling tot de normale gang van zaken was het zéér kalm in het koopjesmagazijn. Je kent ze wel, die "ketenstores" – meestal van Nederlandse origine, weliswaar voor zover ze nog niet gerund worden met Chinees kapitaal – waar je zowel gezondheidsproducten, bergen snoepgoed, CD’s als speelgoed kunt vinden, evenals zowat alles wat daar tussen ligt. Ze staan ervoor bekend om goedkoop te zijn. Klopt meestal trouwens ook.

    Ik zag de klant binnenkomen. Hij droeg een doos onder de arm, duidelijk een speeltje dat ik kort daarvoor reeds in de rekken had opgemerkt. Ik zag dat hij zich naar de kassajuffrouw wendde die, na een kort gesprek, wees in de richting van een andere juffrouw die net dezelfde T-shirt droeg als de kassajuffrouw. Uiteraard droeg die rode T-shirt de naam en het logo van het koopjesmagazijn.

    Doos onder de arm begaf de man zich richting aangewezen juffrouw. "Bent U de verantwoordelijke?" vroeg de man vriendelijk. Op deze vraag kreeg hij een positief antwoord. Uit het gesprek dat zich daarop ontwikkelde bleek dat de man de vorige dag dus een speeltje had gekocht. Bleek tevens dat de batterij in het speeltje leeg was, zodat het speeltje niet deed wat het hoefde te doen en dit terwijl op de doos duidelijk stond genoteerd "Battery included". Het was duidelijk dat de man er vanuit ging dat zulks betekende dat die batterij dan ook nog vol was. Om één en ander duidelijk te maken toonde de man ook nog zijn kassaticket, alsof hij er zich op voorbereid had dat men hem ervan zou verdenken een elders aangekocht soortgelijk speeltje terug te brengen naar het goedkope koopjesmagazijn. Inmiddels had de kassajuffrouw zich bij hen vervoegd.

    Volgens wat de verantwoordelijke winkeljuffrouw zei was het niet de politiek van het koopjesmagazijn verkochte goederen terug te nemen. Je hoorde duidelijk dat zij op die zin reeds geregeld geoefend had, vermoedelijk tijdens sessies teambuilding georganiseerd door de directie van de keten waartoe het plaatselijke filiaal behoorde. Je zou het haar immers niet aangegeven hebben dat zij uit eigen beweging het woord "politiek" zou gebruiken.

    Bleek dat de man niet echt uit was op een terugbetaling. Vermoedelijk had hij het speeltje aangeschaft voor een hem nauw aan het hart liggend kind dat, nadat bleek dat de batterij niet functioneerde, hem sterk ontgoocheld had aangekeken. Daarop zal hij gezegd hebben dat hij het zo snel mogelijk zou omruilen. Dat was dan ook zijn vraag aan de verantwoordelijke winkeljuffrouw. En, zo had hij al gezien, er lagen nog voldoende soortgelijke exemplaren in de rekken.

    Blijkbaar hadden de sessies teambuilding ook daarop een antwoord geformuleerd. Bleek dat omruilen niet kon, tenzij de man een brief schreef naar de directie waarop hij dan een antwoord zou ontvangen met hetwelk hij terug naar het magazijn kon komen teneinde het speeltje om te ruilen. De verantwoordelijk winkeljuffrouw wist er nog bij te vertellen dat zulks haar bevoegdheid niet was. Aan niets was haar aan te geven dat het woord "bevoegdheid" tot haar persoonlijke woordenschat behoorde.

    Op zulk ogenblik kun je van de klant uiteraard verschillende reacties verwachten: ongeloof, woede, teleurstelling, noem maar op. Niet zo bij de man. Even kalm en beleefd als voordien bedankte hij de verantwoordelijke winkeljuffrouw, meldde haar dat hij die brief wel zou schrijven en dat hij nog even rond wou kijken in het magazijn.

    Toen de man uiteindelijk de zaak had verlaten, doos onder de arm, hoorde ik de verantwoordelijke winkeljuffrouw aan de kassajuffrouw zeggen dat die aanpak de beste manier was om moeilijke klanten af te schepen. "Die brief schrijven doen ze toch nooit" zei ze. Je zag aan haar dat ze een opdracht tot een goed einde had gebracht. Vermoedelijk voelde de kassajuffrouw bewondering voor haar.

    Wat geen van beiden echter had gezien was dat de man, tijdens zijn rondgang in het magazijn, het speeltje uit zijn originele doos geruild had met een soortgelijk speeltje uit een doos die zich nog in de rekken bevond.

    Een win-win situatie dus, want alle betrokken partijen bleven achter met een voldaan gevoel. Blijft enkel de vraag hoe de volgende koper van het speeltje met de lege batterij zal reageren.

    09-05-2006, 14:29 geschreven door eMBee  


    08-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rustige kinderen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Meer dan geregeld zitten ze aan de toog van het cafeetje. Geen échte stamgasten, maar toch goed op weg. Halverwege de veertig, ook wekelijks te treffen in plaatselijke gelegenheden die net niet dancing genoemd werden. De taverne die zich op vrijdag- en zaterdagavond ontpopt tot gelegenheidsdancing. Bewust blijven steken in de tijd: Middle of the Road, Tom Jones en Tamla Motown sound. Geen hoge prijzen, zeker geen inkom, drank die rijkelijk vloeit, de toerneebel boven de toog. Doe ze nog eens vol Mon, gans de toog. Sommigen die daardoor met een permanente "achterstand" staan wegens nog twee volle glazen voor hen en ogen die groter zijn dan hun drinkvermogen. En, wees eerlijk, krijgen is krijgen, niet? Sommigen ook waarvan het glas steeds op bijna leeg blijft staan, wachtend op de volgende gek die aan de bel trekt. Een beweging die hen zelf totaal vreemd is. De types die uiteindelijk doorgaan en vragen "Alles betaald?" zonder dat ze hoefden te betalen. Louter een beleefdheidsvraag dus.

    Ze staan bekend als een "heet" koppel. Geregelde bezoeken aan parenclubs, zo wordt gefluisterd. Ook partnerruil via contactadvertenties volgens hetzelfde gefluister. Ieder zijn keuze weliswaar. Hij gaat prat op zijn viriliteit. Naar eigen zeggen kunnen er veel jonge gasten achter hem komen. Hij is ook fier op de présence van zijn ega. Zwaar beborst, korte rokjes of kleedjes die haar bilcellulitisch alle ruimte geven om vrij te ademen. Doorkijktoestanden of spannende topjes die aantonen dat ze geregeld geen BH draagt, ook al heeft ze nood aan goedmenende vrienden die haar melden dat ze zulks beter wél zou aandoen. Afhankelijk van de hoeveelheid drank en de mood gaat het topje al eens omhoog. Vermoedelijk kwestie van verluchting te creëren gecombineerd met een verlangen al dat overdreven tastbare aan de wereld te tonen. Kilo’s klier als een hangende pendule. De keurslager zou weten wat ermee te doen.

    Blijkt dat ze een appartementje aan de kust hebben gekocht én een caravan op een nabijgelegen zogenaamd recreatiepark. Het laatste om er effectief te vertoeven zolang hij nog werkt, het eerste om er zich officieel te vestigen en er de belastingsvoordelen van op te strijken.

    "Waarom? Jullie hebben hier toch een mooi appartement?" meent Freddy zich te moeten moeien in hun aan niemand in het bijzonder gelanceerde relaas. Blijkt dat het appartementsgebouw waar hun woonst is gevestigd hoe langer hoe meer bewoond wordt door jonge gezinnen. "Die van boven ons heeft drie kinderen en die van naast ons twee. Die kinderen lopen heel de dag over en weer" Bleek dat ze daar gek van werden. "Pas op, ik heb geen problemen met kinderen hé, maar ze moeten wel rustig gehouden worden". Relatine als kinderdieet dus. "Die van mij hebben dat nooit gedaan".

    Onlangs heb ik hun zoon nog gezien. Nergens terecht gekomen nadat hij afgestudeerd is in de diverse homes waar hij telkens weer geplaatst werd. Een sociaal wegwerpproduct. De dochter heb ik geruime tijd niet meer gezien, maar blijkt dat zij de voetstappen van haar broer heeft gevolgd.

    Die van hen zijn inderdaad duidelijk rustig gehouden, zelfs zonder Relatine.

    08-05-2006, 16:05 geschreven door eMBee  


    23-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Kot
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     Als je het, om welke reden dan ook, absoluut wilde vinden dan moest je écht je best doen om het te vinden. Geen enkele aanduiding. Niet terug te vinden op de “Je bent hier”-borden, waarbij een cirkel rond een cirkel rond een cirkel op de kaart de plaats aangeeft waar je in realiteit echt bent. Geen wegwijzertjes. Niet opgenomen in de brochure “Welkom en Wegwijs in het Ziekenhuis”, die nochtans bol stond van de voorzieningen die het ziekenhuis je naar verluidt allemaal te bieden heeft.

     

    Zo iets als “inside information” bijvoorbeeld zou je best kunnen gebruiken om het te vinden. Evenwel, eens je het zag wist je dat de kans groot was dat die insiders het je gewoon niet zouden zeggen, om welke motieven ook, al dan niet “onder druk van”. Het was letterlijk weggeduwd in een uithoek ergens op een plaats die bereikbaar was doch nooit bereikt wilde worden. Een plaats in het gebouw waar een verloren gelopen ziekenhuisbezoeker  toevallig op uitloopt, of waar een bewuste bezoeker van “het” het ooit uiteindelijk heeft weten te vinden.

     

    Tot voor een tweetal weken zou ik het zelf, als tijdelijk resident in het ziekenhuis, hebben gaan opzoeken. Nu niet meer, persoonlijke keuze. En, nu ik er in deze gewijzigde situatie toevallig op uitliep, sprak het me écht niet meer aan, niet de buitenzijde en zeker niet de binnenzijde. Het was … vies en het leek erop dat, mocht je het toch bewust zijn gaan opzoeken, je jezelf naar de zelfkant van de maatschappij had verplaatst. De ligging had niet méér symbolisch kunnen zijn, de inrichting evenmin.

     

    Het lag op het einde van een lange en brede gang, vlak tegenover groengrauwe liften met aanduidingen die aanzetten ze enkel te gebruiken om dienstredenen. Het was opgetrokken in wanden van Gyproc, een platliggend smal raam aan de bovenzijde van de langste kant, een rechtopstaand smal raam in de deur die zich bevond in de kortste zijde. Enkel langs dit laatste raam kon je een glimp opvangen van de binnenruimte, gevuld met stoelen en grote staande asbakken. De muren en het plafond toonden een bruinige vuilheid. De atmosfeer was mistig. Zij die daar bewust waren binnengegaan vielen in de grauwte bijna niet op. Op de buitenzijde van de deur duidde een bordje aan wat het juist was: ROOKKOT.

     

    De ruimte was schraal ingericht, letterlijk (reeds) bruingerookt en de aanwezigen leken op één of andere wijze ook allemaal wat schraal (al zou het kunnen dat het lichtbruingebrande glas van de deur hier enige bijdrage in leverde). Het was alsof de grote organisator van de anti-rookcampagnes – laten we hem voor het gemak Rudy noemen - zélf had ingestaan voor de inrichting van dit Rookkot (inderdaad, Rookkamer is niet op zijn plaats).

     

    Alsof Rudy met een sardonisch genoegen zijn creativiteit de ruimte had gegeven een voor rokers zulke onsympathieke omgeving te creëren, dat enkel dàt reeds hen ertoe zou aanzetten te stoppen met roken. Het Pariakot voor de uitgestotenen van de maatschappij, voor “zij die het nog doen”, de volgelingen van Nicomort. Eens erbinnen geëtiketteerd voor de rest van het leven: “zij die er reeds zijn binnengeweest”.

     

    Terwijl ik de toestand zowat in me stond op te nemen ging de deur open. Een Nicomort-aanhanger kwam buiten en keek me aan. Ik deinsde onbewust ietwat achteruit, alsof ik niet in zijn nicosfeer wilde terechtkomen. Even vergat ik dat die man zopas weer 15 eurocent belastingen per gerookte sigaret had betaald, gestort in de grote maatschappelijke kas. Respect moet je verdienen man !

     

    23-02-2006, 21:35 geschreven door eMBee  


    08-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reine goten
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het pak zat haar niet echt als gegoten. Het maakte haar zeker niet aantrekkelijk, het woord sexy was wat betreft haar verschijning op vakantie naar een verre bestemming. De kleur ervan gaf haar weliswaar een beveiligende bescherming, doch flatteerde haar hoegenaamd niet. De eerlijkheid gebied me te zeggen dat niets in me opkomt bij de vraag wat haar wél had kunnen flatteren. Daar het pak niet de gelegenheid bood enig ander menselijk ding te ontwaren dan haar hoofd was het enkel mogelijk enige indruk te bepalen op basis daarvan.


    Die indruk was grauwheid. Een tamelijk uitdrukkingsloos bleekgrauw gelaat, lange haren die shampoo konden gebruiken. Resten van waarschijnlijk ooit zelf geplaatste kleurspoelingen die reeds geruime tijd aan het wegkruipen waren van de haarwortel. Die indruk was ook miserie, ze straalde het uit. Ze had het opgegeven. Wat weet ik niet, maar ze vocht er niet meer tegen, ze onderging het.


    Ik sloeg haar gade terwijl ze haar job uitvoerde. Die deed ze duidelijk consequent, ietwat rigoureus zelf. Je zou denken dat iemand die haar job op zulke wijze uitvoert ook gemotiveerd zou zijn. Neen, dat was ze duidelijk niet. Zij was het levende bewijs dat de bedenker van het spreekwoord “Arbeid adelt” niet wist waarover hij sprak. Je zag dat zij deze job deed uit miserie. Ik ben er zelfs zeker van dat zij deze job gekregen had juist omdat ze in de miserie zit. Tewerkstellingsproject nummer 527. En dat die job haar niet uit die miserie zou helpen. De vicieuze cirkel van de ellende.


    Bij gebrek aan ernstige zaken had haar werkgever maanden geleden de pers gehaald: “Stad Antwerpen stopt werklui in veiligheidskledij van modeontwerper Van Beirendonck”. Ik stelde me de vraag of zij zulk pak droeg. Indien niet zal het aan haar niet besteed zijn geweest, indien wel zou Van De Putte me geen slechtere oplossing lijken. Maar ja, daar haal je de pers niet mee uiteraard.


    Hoe dan ook, in haar oranje werkpak liep ze de stoeprand af, het gootvuil met de borstel op een schopje kerend en consequent in haar handkar deponerend. Ze had in de lange straat al een hele afstand afgelegd en er was nog een langer eind te gaan. De controleur van haar werk – zulk individu zal ongetwijfeld wel bestaan – zou echt geen moeite hebben haar te vinden: hij dient enkel de propere goten te volgen. Op het einde daarvan zou hij haar wel tegenkomen.


    Ergens aan dat einde, tevens het einde van haar werkdag, zal zij haar handkar leegmaken. Nog steeds met een uitdrukkingsloos bleekgrauw gelaat. En, ook al heeft zij haar job goed gedaan, toch zal ze er niet voldaan uitzien. Haar miserie vult haar dag en haar gedachten. Feit dat in haar omgeving sommigen hebben gezegd “Toch goed dat ge terug een job hebt hé Jeanne” doet daar geen afbreuk aan. Zij had het zich ooit anders voorgesteld.


    Zowat twee uur later kwam ik terug voorbij de plaats waar ik haar had zien werken. De goot vertoonde reeds terug elementen van menselijke beschaving: papiertjes, sigarettenpeuken, een leeg drankblikje. Er ligt reeds terug werk op haar te wachten.

    Haar job zal dus nooit gedaan zijn, net zomin als haar miserie.

    08-02-2006, 13:27 geschreven door eMBee  


    15-12-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen."Weg"-wijzertjes
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het zet je soms aan het denken, de gezondheidsproblemen en doktersbezoeken van anderen, maar meestal sta je er niet bij stil. Of wil je er niet bij stilstaan.

     

    Uiteraard hebben we allemaal onze gedachten bij Frank’s ziekte. Permanent in ziekteverlof, quasi nooit bij de dokter noch in de apotheek, maar telkens wel met besmeurde behangersoverall na de werkuren aanwezig aan de toog van het stamcafeetje. Meestal gaat zijn parlé trouwens niet over zijn verziekte rug (ongeneeslijke hernia), wél over het aantal rollen die hij die dag heeft ingepapt en met minutieuze zorg op hun definitieve plaats heeft gekleefd. En over het feit dat die klootzakken van de ziekenkas hem geregeld naar de controlearts sturen. En dat hij van plan is zijn bijna vier jaar oude Mercedes in te ruilen voor een nieuwe.

     

    Haar steunkruk zien we niet meer, zo is ze vergroeid met het beeld dat we van José hebben. Enkel als ze - gezeten aan haar vaste tafel - zich wil doen gelden ten aanzien van een (steeds) mannelijke flauwe grappenmaker, komt haar extra steun ter sprake: “Ik zal subiet es met m’n kruk op  uwe kop kloppen”. Aan gegarandeerd iedere stamgast heeft ze haar verhaal ooit gedaan: hoe een lakse behandeling van een diep-veneuze trombose ertoe leidde dat haar onderbeen geamputeerd moest worden, letterlijk in stukken, schijfje per schijfje. En quasi zeker heeft iedere toehoorder haar bevestigd hoe erg zulks inderdaad is. En toch houdt niemand de deur nog open voor José, ook niet na die Duvel te véél.

    Electronisch versterkt zingt Frans Bauer doorheen het cafeetje “Heb je even voor mij?”.

     

    Daar komt Ben in beeld: fiere en verzorgde verschijning, steeds in kostuum mét das, die na zijn voorname dagtaak even de volkskroeg binnenwipt. Goedlachs, intelligente praat, culturele bagage, pretentieloos. Ook al praat hij er niet zelf over, plots gaat het gerucht dat Ben ernstig ziek zou zijn. Best Ben even bevragen, niet? Het gerucht klopt. Hij heeft het begin van ALS, een ongeneeslijke ziekte die het spierweefsel doet wegkwijnen. Hij praat er zeer technisch en afstandelijk over. Ben komt minder en minder, tot op het ogenblik dat hij nog één avond per week komt, ondersteund door zijn vrouw, die we voorheen nooit zagen.

    Electronisch versterkt kleurt André Van Duyn de kroeg met “De laatste ronde”.

     

    We zien Theo zitten, de gepensioneerde leraar. Voormalig fabrieksarbeider, bijgeschoold op eigen initiatief in een periode dat zulks nog niet gesubsidieerd werd, les metaalbewerking gaan geven in het beroepsonderwijs. Steeds een débardeur aan, hemd met open kraag. Getrimd baardje dat enkel de kin bedekt. In gedachten nog steeds bij zijn laatste job “Het onderwijs is niet meer wat het geweest is” en “Die jonge onderwijzers hebben geen grip meer op de kinderen”. Je kunt er quasi zeker van zijn dat hij nog steeds een stukje bordkrijt in de broekzak heeft zitten. Zijn stevige hoest bleek algauw longkanker te zijn. Hij praat er open en bloot over, militant bijna. “Tot mijne laatste dag kom ik hier mijn pintje pakken, zelfs mijnheer Kanker pakt me dat niet af”, die stijl.

    Electronisch versterkt vergeilt Rob De Nys zich op de achtergrond aan “Het werd zomer”.

     

     

    Laatst moest ik even wat onderzoeken ondergaan. De gangen van het grote ziekenhuis waren bezaaid met richtingaanwijzers als “Oncologie >” en “< Vaatkunde” en “< Chemotherapie” en “Inwendige ziekten >” enzovoort. Ook het bordje “Mortuarium >”, net als in de supermarkt “Droge voeding >” en “< Zuivel” en “Gevogelte >” en “Uitgang >”. De verhalen van de vele Josés, Bens en Theo’s waren plots héél dichtbij.

     

    Terug in het stamcafeetje waren Rob De Nys, Frans Bauer en André Van Duyn weerom daar. Zij deunden op de achtergrond, zoals ze dat altijd zullen blijven doen.

    Frank was juist vertrokken in zijn nieuwe Mercedes.

    José zat aan haar tafeltje, net terug van een beetje méér been weg. Toch maar even informeren hoe het met haar gaat.

    Met Ben praten kan niet meer, met Theo evenmin.
    Beiden zijn immers niet meer langsgekomen nadat ze in het ziekenhuis het bordje “Mortuarium >” hadden gevolgd.

    15-12-2005, 10:07 geschreven door eMBee  


    03-07-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een boom van een vent
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Als iemand ooit ter inspiratie gediend had om de benaming “een boom van een vent” te doen bedenken, dan moest het Marc wel zijn. Met zijn ongetwijfeld 1,95 meter lengte, zijn breedgeschouderdheid, zijn handen als koolschuppen, zag ik hem geregeld binnenkomen in het "Café De La Sûre”. Deze plaatselijke drankgelegenheid werd zowat 100 jaar terug gecreëerd in een voormalige boerderij, nadat ze enkele eeuwen gediend had voor het onderbrengen van vee.

     

    Het is overduidelijk dat de uitdrukking “een boom van een vent” in die tijden nog niet bestond. De toenmalige bouwers hielden het bij deuropeningen die doen vermoeden dat 1,65 meter reeds ruim groot was. Vandaar dat ieder bezoek van Marc aan het "Café De La Sûre" startte met een buiging. Dat, gepaard aan het plaatselijke gebruik iedere aanwezige nog een flinke handdruk te geven, creëerde het gevoel dat hij zowel een Oosterse als Westerse begroeting wilde combineren.

     

    Zijn aanwezigheid vulde de kleine ruimte op een immense wijze. Je kon niet om of naast hem zien. Voor kinderen was hij zéér zeker de vleesgeworden reus. Gans zijn fysiek straalde kracht uit. Mocht kracht nog niet benoemd zijn door een woord zou ik voorstellen dat woord Marc te noemen. Professioneel benutte hij die kracht als bomenveller. Dag in dag uit in het bos, de door de boswachter gemarkeerde bomen omleggen met bijl en zware kettingzaag. De gevelde bomen onttakken, de stammen wegslepen met een jeep of tractor voor transport naar de zagerij of ter plaatse verzagen voor brandhout. Het gevecht om de hoofdwortels te verwijderen. De verhalen die hij over zijn bomen en zijn bos kon vertellen deden zelfs een buitenstaander begrijpen dat bomen omhakken zich situeert in een bijzondere leefwereld. Eén met de natuur, gevaarlijk, ruw, cameraderie, kwetsuren allerhande, een stevige pint achteraf.

     

    Zo robuust als zijn fysionomie was, zo minzaam was hij tegenover zijn medemens. Pretoogjes, steeds goedlachs, een grap hier, een luisterend oor daar. Een gemeende handdruk. Een Comment ca va ? waarop hij echt een antwoord verwachtte, geen beleefdheidsformule. Een leidersfiguur waarnaar zijn werkmakkers en toogvrienden opkeken.

     

    Als Marc het café verliet keek iedereen hem na, als was het om hem zo lang mogelijk bij te houden. Een wandelende brok energie.

     

    Vanaf eind oktober was Marc niet meer present in het "Café De La Sûre". Half december werd me gezegd dat hij ziek was. In januari vernam ik dat hij het nieuwe jaar niet gehaald had. Een agressieve kanker. 48 jaar. De aftakeling moet snel en grondig zijn werk gedaan hebben. Blijkt dat hij, vanaf hij wist dat hij ziek was, niemand meer wilde zien. Blijkt ook dat hij zich, totdat het niet meer kon, door zijn vrouw alle dagen naar het bos liet voeren. Alsof hij de bomen deelgenoot maakte van zijn aftakeling, alsof hij hen duidelijk maakte dat ook een boom van een vent geveld wordt.

    03-07-2005, 00:00 geschreven door eMBee  


    28-06-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schram op de ziel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hij moet wonen in de buurt waar ook ik geregeld vertoef. Telkens ik de jongen op straat zie voel ik me ietwat onbehaaglijk. Niet dat ik op enige wijze verantwoordelijk ben voor de situatie waarin hij zich bevindt, wel omdat hij me telkens weer duidelijk maakt dat ik tot de gelukkigen behoor. En dat er geen rechtvaardigheid is. En dat, mocht er een god bestaan, die zulks niet zou toestaan. Iedere maal dat ook mijn nu negenjarige zoon hem ziet zegt hij me “Dat is toch erg hé papa”. Klopt makker, héél erg. Vele keren al heb ik eraan toegevoegd dat die jongen een enorm sterk karakter moet hebben.

     

    Ik schat hem op zowat 23 jaar. In principe “in de bloei van zijn leven”, vol van eindeloze verwachtingen, dromend van een onbekende toekomst. En vermoedelijk zal dat ook bij hem zo wel zijn, hij is nu eenmaal jong. Ik vrees echter dat voor hem vele dromen effectief bedrog zullen zijn, dat de samenleving mensen als hij niet veel kansen geeft om dromen te doen waarmaken.

     

    Volgens de ene is zijn toestand het gevolg van een kinderziekte, volgens de andere werd hij zo geboren. Feit is dat hij zich met een zwaar fysische handicap voortbeweegt. Met bijna spastische bewegingen. Het hoofd ietwat ongecontroleerd schuin links hangend, naar boven gericht alsof de jongen steeds naar de wolken kijkt, de mond permanent half geopend. Zijn bovenlichaam maakt slagzij naar links. Het lijkt alsof zijn rechterbeen enkel kan stappen als hij dit vanuit de heup zijdelings naar voren werpt. Bij het stappen gebruikt hij de armen als waren ze geconcipieerd om zijn bewegende schuine masa in balans te houden.

     

    Hij geeft me de indruk altijd onderweg te zijn. Reeds op vele plaatsen heb ik hem gezien, meestal in de buurt waar hij (zo denk ik dus) woont, echter ook op meerdere kilometers daar vandaan. Steeds moeizaam stappend, zijn lichaam in een slingerende beweging vooruitduwend. Steeds alleen. Het lijkt erop dat stappen voor hem een doel op zich is; het waarheen is niet belangrijk. Mogelijk is de verbeten trek op zijn gezicht het gevolg van een ongecontroleerde spier, in mijn perceptie is het evenwel een uiting van een onvoorstelbaar doorzettingsvermogen, van een permanente strijd met zichzelf: “Ik KAN stappen, ik KAN zelfstandig rondlopen”.

     

    Onlangs zag ik de jongen voor me op de trappen van de metro. Niettegenstaande de trappen hun vracht automatisch naar boven rolden stapte hij moeizaam de trappen omhoog. Eens boven stapte hij op de hem eigen wijze de ondergrondse hall in, richting treinstation, doorheen de mensenmassa. Op zijn weg passeerde hij een groepje jongeren. Zij porden mekaar aan en riepen hem wat toe. Eén van hen stapte achter zijn rug enkele stappen mee in een slechte poging tot imitatie van zijn prestatie.

     

    Wat ze hem toeriepen heb ik niet gehoord. Ik weet echter wel zeker dat het geen aanmoediging was en denk eerder in de richting van “kreupele aap”, “mankepoot” of soortgelijk ander fraais. Op dat ogenblik realiseerde ik me dat de schram op de ziel van de jongen enorm groot moet zijn, misschien het minst door de permanente fysieke confrontatie met zijn handicap.

     

    Korte tijd terug las ik in de krant dat één of andere idioot door de rechter veroordeeld werd wegens anti-joodse uitspraken, mogelijk iets in de zin van "vuile jood". Het is ook algemeen bekend dat je medeburgers niet ongestraft “makak”, “tapijtenverkoper” of “kamelendrijver” kunt noemen. Een scala van organisaties staat klaar om de naleving van die regels te bewaken en niet-naleving te doen bestraffen.

     

    Voor de karaktervolle zwaar gehandicapte jongen bestaan die organisaties niet. Hij moet zichzelf zien te redden in het moeras van neanderthalers, sociaal onaangepasten en van alle empathie verstoken monsters die zich toevallig in zijn omgeving ophouden. Hij moet gewoon leren leven met de schram op zijn ziel. Men zal ervan uitgaan dat, eens ze diep genoeg zit, hij het vermoedelijk wel gewoon zal worden.

    28-06-2005, 00:00 geschreven door eMBee  


    12-06-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tweetaligheid
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Tot in Namur zat de coupé tweede klasse halfvol; ik was die dag redelijk positief ingesteld, vandaar. In de hoofdstad van het Waalse Gewest veranderde dat evenwel, zowel het ene als het andere trouwens. Blijkbaar had een ruime meute afgesproken die dag richting Brussel (voor hen ongetwijfeld Bruxelles) te trekken en “mijn coupé” was daar overduidelijk het best geschikte middel toe. Ook voor hen kon een ticket eerste klasse er dus niet af.

     

    Temidden van de grijze horde viel ze mij onmiddellijk op. Ik schatte haar 24 jaar. Grijzig-blonde mèches tot op de schouders, afgewassen jeans, blote voeten in vaalwitte schoenen, kleurige T-shirt, afgebleekt kort zwart getailleerd jasje, een oversized zware sporttas met het motief van een tafeltapijt anno 1945/1950 torsend (niet dat ik een connaisseur ben wat betreft antieke tafeltapijten, doch ik herinner me dat een inmiddels reeds jaren overleden tante van me in 1965 zei haar tafeltapijt met soortgelijk motief reeds méér dan 15 jaar te hebben). Ze straalde een bepaalde klasse uit. Vraag me niet het waarom te definiëren, doch ik weet zeker dat het niets te maken had met het tafeltapijt. Voor het gemak zal ik haar verder Claudia noemen.

     

    Op zoek naar een zitplaats passeerde Claudia mijn zetelrij, de sporttas in de lengte en aan één zijde mede ondersteund door haar knieën voor zich uit duwend. Enkel een valse beleefdheid zorgde ervoor dat ik de ongetwijfeld sympathieke Dernière Heure-lezer (sportbladzijden), die pas enkele seconden voordien naast me had plaatsgenomen, géén gemene elleboogpor in de ribben ramde.

     

    Als de levenservaring me reeds één les heeft geleerd is het de nutteloosheid achterom te kijken naar vrouwen in het algemeen. Ook in het bijzonder bij Claudia deed ik het niet.

     

    Plots hoorde ik achter me zeggen “Mademoiselle, place, place”. Althans, zo schrijf je het, want in werkelijkheid klonk het meer als “Madammossel, plash, plash”. Mocht ik geen wereldreiziger zijn binnen de Benelux dan had ik nooit onmiddellijk én met zekerheid kunnen stellen dat dit een poging tot Franse volzin was van boven de Moerdijk. Blijkbaar was Claudia ook opgevallen aan mijn rugbuurman en - het is dus weer bewezen in Namur – boven de Moerdijk zijn ze meer ondernemend dan in Vlaanderen. Voor het gemak zal ik hem verder Hans noemen.

     

    Nu moeten we even technisch worden. Geregelde treinreizigers weten dat de zetels in de wagons niet allemaal in dezelfde richting staan. Gevolg is dat op bepaalde afstanden de rug van de ene zetelrij geplaatst staat tegen de rug van de daaropvolgende zetelrij. Bijgevolg heb je geen visueel contact met de medetreinreizigers die net achter je zitten, doch wel een redelijk goed oorcontact. Graag geef ik nog even mee dat ik steevast een zetelrij neem die gericht staat in de rijrichting van de trein. Ook al is tegen de richting ingaan mij als levenshouding niet onbekend, toch ben ik als treinreiziger redelijk behoudsgezind. Dit even terzijde.

     

    Aldus. Willen of niet, het gesprek dat zich ontwikkelde achter mijn rug bereikte ongevraagd mijn oor. Feit dat de sportbladzijden overduidelijk boeiend waren en de overgrote meerderheid van de andere reizigers niet uitmuntten in de nochtans gekende franse veelpraterij, zorgde ervoor dat ik passief luisteraar was van de conversatie tussen Claudia en Hans.

     

    Wat vraagt een man van boven de Moerdijk in de trein tussen Namur en Bruxelles aan de passagierster die net naast hem zit? Simpel: “Praat jij Nederlands?” in het beste Moerdijks. In tegenstelling tot wat ik verwacht had, namelijk “Qu’est-ce que vous disez?” zei Claudia met een onmiskenbaar Frans accent “Een klein beetje”. Moet je volgens mij als Franstalige toch al ruim wat jaren Nederlands achter de kiezen hebben om iemand van boven de Moerdijk zonder slag of stoot te begrijpen! Ik snapte dus onmiddellijk dat Claudia ook ruim wat bescheidenheid in huis had. “Oh, leuk!”, zei Hans, “Ben ik blij nog eens Nederlands te kunnen praten". (Het moet gezegd, ook dat hebben de Nederlanders voor op ons, Vlamingen. Zij hebben ooit de landsnaam Nederland geclaimd, en dat trekt nu eenmaal zeer goed op de taalbenaming Nederlands. Begrijpelijk dus dat de doorsnee Boven-Moerdijkenaar rondbazuint Nederlands te praten. En gezien Vlaams niet onderricht wordt in de Waalse scholen, is de verwarring alom!)  "Mijn naam is Hans.” Vermoedelijk volgde daar een handdruk op. “Ik ben Claudia”, zei Claudia.

     

    Nog voor Gembloux had Hans gemeld dat hij op de terugweg was uit Polen, waar “wij” een bedrijf “runnen”. Over wie “wij” was bleef hij in het vage. Het bedrijf “doet in hout”. Tussen Gembloux en Ottignies bleek dat Hans het salsadansen goed onder de knie had. Tussen Ottignies en Bruxelles-Luxembourg bleek dat Hans in Antwerpen een salsaschool leidde. Tussen Bruxelles-Luxembourg en Bruxelles-Schuman bleek dat Hans tevens een artiest was met geregeld optredens vermeld in zijn agenda.

     

    Tussen Namur en Brussel-Noord zei Claudia, na lang aandringen (“Maar wat doe jij nou meid?), dat ze laatstejaarsstudente sociologie was.

     

    Brussel-Noord was mijn eindstation. Blijkbaar dat van Hans ook. We stapten samen doorheen de smalle gang naar de uitgang. Hij liep voor me. Aan niets was te zien dat hij een ondernemer in Polen was, evenmin dat hij een salsadanser was. Hij gaf me eerder de indruk een Hollandse weekendwauwelaar in Antwerpen te zijn dan wel de leider van een salsaschool.

     

    Hans keek nog enkele keren om, doch het was duidelijk dat zijn blik niet beantwoord werd.

     

    Tussen Bruxelles-Schuman en Brussel-Noord had Hans Claudia voorgesteld hem eens te komen opzoeken in Antwerpen. Daar had ze op een beleefde manier niet op geantwoord. Het feit dat ze gezegd had slechts een klein beetje Nederlands te praten kwam haar hier vermoedelijk goed uit.

     

    Ik had het reeds opgemerkt in Namur: ze straalde een bepaalde klasse uit.

    12-06-2005, 00:00 geschreven door eMBee  


    05-06-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Karel en Harry Potter
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Heb jij ook zo’n haat-liefderelatie met Karel De Gucht? Ik ken hem uiteraard ook niet persoonlijk, maar Karel is zo alomtegenwoordig dat je niet anders meer kan dan hem kennen. Je hebt hem niet echt nodig, je vraagt niet naar hem, maar toch is hij er telkens weer. Je kunt hem zowat vergelijken met Marcel van Belgacom, met Suzanne van Interlabor en met Phara van Terzake. Het product is reeds lang ondergeschikt geworden aan de naam.

     

    Voor zij die het nog niet weten: Karel is minister van buitenlandse zaken van het koninkrijk België. In die zin onderscheidt hij zich van Marcel, Suzanne en Phara. Karel heeft een officiële functie, de drie anderen werken louter voor een privaat bedrijf en spreken de taal van hun broodheren. Van dat laatste heeft Karel geen last, hij heeft geen herkenbare broodheren, en dat gaat hem goed af. Het geeft hem de ultieme vrijheid: zeggen wat hij denkt, iets wat velen niet kunnen, laat staan durven. Op die wijze bezit hij een luxe die belangrijker is dan welke materiële luxe ook. Hij heeft als het ware de “Euromillions for free thoughts” gewonnen.

     

    Zoals je wel meer hoort ontmoet de winnaar van een grote lottopot veel jaloezie. Zo ook Karel. Gevolg is dat de man permanent op loepzuiverheid wordt gecontroleerd en gecontesteerd, en dit voor het minste wat hij zegt. Op het absurde af. Zegt hij dat Coveliers een lelijke baard heeft, dan stapt Hugo uit de partij. Zegt hij dat Dedecker eleganter staat in een half afgerukte kimono dan in een driedelig pak, dan volgt bijna de helft van de blauwe bevolking de slogan “Jean-Marie for President”. Zegt Karel dat de politieke voorwaarden rond het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde niet vervuld zijn, dan verklaren de door hem zelf benoemde mestkevers hem een lakei van de Walen. Zegt hij dat de Congolese machtshebbers zakkenvullers zijn die niet in staat zijn een oplossing te bieden, dan springt zowat gans de wereld op zijn nek.

     

    Zeg nu eerlijk: heeft Coveliers een mooie baard? Staat Dedecker beter filibusterend in een Armanipak op het spreekgestoelte dan halfnaakt in een kimono op de tipi? Ligt er enig zinnig mens wakker van het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde? Gelooft er echt iemand dat Kabila jr. en consorten het er beter van afbrengt dan Mobutu Sese Seko Koko Ngbendu Wa Za Banga? Neen toch.

     

    Zo ook nu weer. Zegt hij op een rustige weekenddag dat wat ondertussen zowat iedereen weet: de premier van het koninkrijk der Nederlanden trékt inderdaad op Harry Potter! Gewoon kwestie van de filmfoto’s effe naast foto’s van de premier te leggen. De gelijkenis is zo groot dat, mocht Harry Potter in de buurt van Zwijnstein een gewapende overval plegen, waarna op basis van de getuigenis van een alerte getuige een robotfoto wordt samengesteld, ik in de plaats van de Nederlandse premier nooit nog naar het land van Zwijnstein zou gaan. Ik zou lekker in mijn knusse Hollandje blijven, zowat met zekerheid wetend dat mijn land me niet gaat uitleveren aan de Zwijnsteinen, internationaal opgespoord of niet.

     

    En wie gaat ontkennen dat de Nederlandse Harry een stijfburgerlijk mannetje is? Heb je de toespraken van die man al eens gehoord? In niets kun je hem vergelijken met al die losse, joviale Hollandse wereldburgers die ieder weekend weer op een ten zeerste opgemerkte manier de ambiance in de Antwerpse cafés bepalen. Zijn naam alleen al: Jan Pieter. Dat klinkt toch niet als Kees, Henk of Wiegbert. Het televisiejournaal is zelfs ver moeten gaan zoeken om iemand te vinden die durft te stellen dat je van Jan Pieter niét moogt zeggen dat hij een stijfburgerlijk mannetje is: Willy Claes en Mark Eyskens! Nou moe, join the club!

     

    Neen, dan liever de stijl van Karel. Die zorgt er tenminste voor dat België op de wereldkaart wordt gezet. Na Dutroux een verademing toch? In feite is de man een trendsetter: de diplomatie krijgt er een nieuwe dimensie door. Gedaan met dat kleffe handjesgeschud, met die beate lachjes, met die ingestudeerde schouderklopjes. Gewoon recht voor de raap, man en paard noemen: “George, hold your breath away!”, “Jacques, quelle connerie!”, “Angela, klein beigeben!”. Vanguchteren gaat men dat ooit noemen.

     

    Karel is momenteel met een handelsmissie in China. Wedden dat ze daar binnenkort met stokjes eten ook een beetje idioot vinden?

    05-06-2005, 00:00 geschreven door eMBee  


    04-06-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De voetbaltrainer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het voetbalseizoen is voor de jeugdspelers van de pre-miniemenploeg zo goed als voorbij. Ouders opgelucht, want ze gaan een periode van twee maanden tegemoet waarin het bedrijfje taxi-mama of taxi-papa even de boeken kan sluiten. Nog even een afsluitend tornooitje ter spijzing van de clubkassa en hop, de ploegshirt kan voorgoed opgeborgen worden. Volgend seizoen zal die trouwens toch te klein zijn.

     

    De trainer – laten we hem voor het gemak Dirk noemen - weet nog niet goed wat hij volgend seizoen zal doen: er terug een nieuw seizoen met “zijn mannen” tegenaan gaan, of doen wat hij ook vorig seizoen aankondigde: stoppen. Ook al is het EQ van “zijn mannen” nog onvoldoende ontwikkeld om hen ertoe aan te zetten het hem subtiel te vragen, toch voel je aan dat zijn stoppen voor hen geen optie is. Dan maar gezocht naar enkele ouders om die klus te klaren, ook al weet je dat je niet per definitie méér EQ zult vinden dan bij “zijn mannen”.

     

    Het probleem dat je dikwijls aantreft bij iemand die twijfelt is dat hij/zij op ieder argument een antwoord heeft. Eén antwoord, steeds hetzelfde antwoord weliswaar, maar telkens wel een antwoord: “Ja maar”. Dat je dan telkens ondervangt met een ander argument. Waarop echter telkens weer een antwoord blijkt te zijn: “Ja maar”. De perpetuum mobile van de conversatie als het ware. Je vindt die trouwens ook terug bij mensen die niet meer twijfelen maar om één of andere reden hun beslissing niet durven te uiten. De valse twijfelaars dus.

     

    Dirk is evenwel duidelijk een geval van échte twijfelaar. Vermoedelijk ietwat heen en weer geslagen tussen de vele positieve momenten en het structurele gemis aan support en duidelijkheid vanuit de clubleiding. De positieve inzet van “zijn mannen” op trainingen en hun quasi permanente onwil zijn lessen nuttig om te zetten tijdens hun matchen. Het verlangen de sfeer van en rond het veld in zich op te nemen en het ongetwijfeld geregelde gemor van moeder de vrouw. Vandaar dus. “Ja maar”.

     

    Voor de actie “Zorg dat de trainer blijft” zijn er echter twee positieve elementen aanwezig.

    Eén: Dirk is terminaal besmet met de voetbalmicrobe. Als fervent aanhanger van de oudste club van het land gaat hij er prat op ooit hooligan te zijn geweest. Naar officiële termen vertaald een gevaarlijk heerschap dus, een herrieschopper, een maatschappelijk onaangepast individu. Wie hem kent weet evenwel zeker dat, als hij het al echt geweest is, hij de meest sympathieke hooligan ter wereld was. What’s in a name, niet ?

    Twee: kinderen zijn voor Dirk heilig. Zijn aktiviteitenkalender is ongetwijfeld voor 95% gevuld met het item “nuttige dingen doen voor kinderen”. De trainer als permanente kerstman zonder muts of baard. Ook zonder zak vol speel- en snoepgoed, maar wel met een overdosis goede wil en inzet ten aanzien van “zijn mannen”.

     

     

    Alle argumenten waren op. Ik weet niet welke vraag uiteindelijk het meest impact heeft gehad op zijn beslissing. Was het “Wat ga je dan doen?” of was het “Moet je nog een pintje?”. In feite doet het er niet toe. De trainer heeft besloten volgend seizoen verder te gaan met “zijn mannen”. Niet onder grote mediabelangstelling, niet na voorlegging van een schandalig rijkelijk betaald driejarig contract. Bekendheid heeft hij niet nodig en zijn pintje zal hij zelf wel betalen. Zijn mannen zullen hem er niet persoonlijk voor komen bedanken, noch beseffen ze dat ze weer een jaar géén gemis zullen voelen. In het beste geval zal een enkeling onder hen zich later zijn periode bij Dirk nog herinneren.

     

    Ook al vragen mannen als Dirk geen bloemen, een gans tulpenveld zijn ze wel waard.

    04-06-2005, 00:00 geschreven door eMBee  


    03-06-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De wattman en de dame
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een weekdag, vroege namiddag, de tram zit halfvol. Hij stapt op, één halteplaats verder dan ik, dus ik kan al zijn bewegingen volgen van op de zitbank vlakbij de toegangsdeur aan de zijde van de opstapplaats. Hij blijft staan, de rug tegen het raam recht tegenover de toegangsdeur, en begint onmiddellijk naar zijn schoenen te staren. Werktuiglijk neemt zijn rechterhand de boekentas van de linkerhand over.

     

    Tenzij hij bewust heeft gekozen voor shirtreklame is het duidelijk dat hij werknemer is van “De Lijn”. Zijn blauwe parkavest vertoont bijbehorende passanten aan beide zijden waarop twee lijntjes geborduurd zijn. Ik weet nog steeds niet wat dat zegt over zijn functie. Bij het leger zou hij korporaal zijn, maar voor zover ik weet bestaat een korporaal-trambestuurder niet. Ik ben wél zeker dat hij geen controleur is. Met zekerheid beweer ik dat die héél wat méér lijntjes hebben en daarbovenop een andere blik en houding. Die staren niet naar hun schoenen. Vanaf het ogenblik dat die de tram bestijgen kijken ze onmiddellijk zowel links als rechts, als het ware de inhoud van de tram afscannend, met een getrainde blik die je ook bemerkt bij hongerige jachtluipaarden.

     

    De man staat ietwat zielig te wiegen, onbewust de zacht schommelende bewegingen van het Hermelein-tramvoertuig volgend. Je kunt er bijna op wedden dat hij de nog resterende dagen tot aan het pensioen aan het tellen is. Of dat hij kort voor het vertrek thuis slecht nieuws heeft gekregen. Een familielid overleden? Zijn kleinzoon ziek? Een op het eerste zicht onbetaalbare belastingsbrief? Hoe dan ook, zijn gedachten zijn niet prettig. Aan alles wat hij uitstraalt zie je dat hij moe is, fundamenteel moe. Hij heeft de blik van een gedemotiveerde ambtenaar. Hij sloft als het ware zonder te bewegen. Gekromde rug. Zijn lederen boekentas is een last. Gek genoeg blijft hij die vasthouden in de rechterhand, hij zet ze niet op de grond. Dat versterkt het gevoelen dat de man effectief tram- of busbestuurder is: vermoedelijk zit er wisselgeld in de boekentas.

     

    Eén halteplaats verder en via dezelfde toegangsdeur stapt een oude dame op, stram in de benen, onzeker in haar handelingen. In de rechterhand draagt ze een steunstok, een tramkaart in de andere hand. Haar handtas laat ze bengelend balanceren over de linkerpols.  Daar de onthaasting nog niet is doorgedrongen tot de uurroosters van De Lijn vertrekt de dienstdoende trambestuurder zoals het blijkbaar hoort: “step on the gas, full power for all engins”. Het gevolg laat zich raden: de oude dame doet een nutteloze poging zich nog vast te grijpen aan één van de vertikale palen, maakt ter wille van een wet die met zekerheid wordt onderwezen aan studenten fysica een zijdelinge beweging richting achterzijde tram en is duidelijk op weg de meest recente supersave van een getalenteerde doelman in “fast replay” op de tram te reconstrueren.

     

    Weze daar niet onze man! Met een ongeziene snelheid en reactievermogen laat hij - als het ware in één beweging en vechtend tegen de bruuske versnelling - zijn boekentas vallen, haakt zichzelf met de linkerhand vast aan een vertikale paal, omarmt met de vrijgekomen rechterarm nog bijna teder de oude dame en begeleidt haar onmiddellijk naar de dichtstbijzijnde zitbank. De oude dame kijkt hem zittend aan met een uitdrukking die afbouwende paniek en ongeloof combineert.

    Daarop neemt de man zwijgend de tramkaart uit haar handen, stapt ermee naar het valideringstoestel, valideert de kaart en geeft ze met een kordaat “Astenblief madammeke” terug aan de oude dame. Met bevende stem mompelt ze “Dank U wel menier”. Een simpel “Altijd tot uw dienst madammeke” vormt het sluitstuk van de conversatie tussen de twee.

     

    De man keert naar zijn oorspronkelijke plaats en neemt zijn boekentas terug in de rechterhand. Zijn blik kruist de mijne. Ik knik hem toe, de lippen iets naar voren geprononceerd om hem mijn waardering te tonen, en steek een duim op. Tip-Top.

     

    Twee halteplaatsen verder stapt de man af nadat zijn linkerhand de boekentas terug had overgenomen van de rechterhand. Het is een andere man die afstapt. Na het voorval had hij niet meer naar zijn schoenen gekeken. Hij keek integendeel voldaan voor zich uit, naar een denkbeeldig punt in de verte ondanks het beperkte zicht in de metrokoker. Hij had onmiskenbaar een taak volbracht. Een dubbele taak zelfs: niet alleen de oude dame was gered maar tevens het imago van "De Lijn".

     

    Vroeger werd een trambestuur "wattman" genoemd, duidelijk een benaming ontleent aan de elektriciteitseenheid watt. In dit geval had het evenwel ook kunnen staan voor “Wat een man !”.

    03-06-2005, 00:00 geschreven door eMBee  


    Foto

    Alles van deze pagina mag worden overgenomen voor zover er geen commercieel doel mee gediend wordt en voor zover de bron duidelijk vermeld wordt.


    Ga ook naar
  • Bestaan er nog opinies ?

  • Aan te bevelen
  • Probeer ook eens te bloggen!

  • Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Bloggen.be, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!