Geschreven toen ik jong was.
Heel jong zelfs: ik was nog geen twaalf. Kan ook niet, want na mijn twaalfde heb ik bijna niets meer geschreven. Vanaf die tijd tikte ik de meeste van mijn literaire gedrochten. Geleerd tijdens een cursus "Blind typen". Een grove leugen, dat was het, die cursus. We moesten letterreeksen lezen en ze netjes natikken, maar we hebben nooit geleerd hoe we ze konden lezen met de ogen dicht. Hier wijken we evenwel iets van het onderwerp af. Mijn eeuwige drieling, die was dus geschreven. Met de pen, geheel volgens de regels en de traditie van de grote schrijvers. Toen mijn nonkel pastoor het eerste brouwsel gelezen had was hij echt verrukt: de godsdienst zat diep in mij gebakken: eeuwig, drie, de drievuldigheid, kortom: het zag er echt beloftevol uit met die onderliggende katholieke boodschap. Wist ik veel, ik had heel wat anders voor ogen !
Ik wou een succesvolle reeks schrijven en daarom baseerde ik me op mijn grote voorbeelden.
Zoals de Rode Ridder. Niet die stripverhalen vol wulpse deernen, maar de boeken, de echte. Boek na boek trekt Johan, de Rode Ridder, ten strijde tegen de Saracenen. Of Drie jongens en een helikopter, een reeks over hoe kan het anders - drie jongens die een oude helikopter op de kop kunnen tikken en daarmee boeven in de gevangenis gooien. Dertig jaar later zijn de tijden veranderd: nu tikken boeven helikopters op de kop om uit de gevangenis te ontsnappen.
De allerbeste reeks was wel die van de G7, de Geheime Zeven.
Een groepje jongens en meisjes ontdekken allerlei complotten en ontmaskeren de gemene bandieten. Super ! Zo goed dat we zelf ook een G7 oprichtten. Zonder meisjes, dat spreekt vanzelf, want dat was het enige minpunt van die jeugdreeks: jongens spelen met jongens en meisjes met meisjes, ze maken geen gemengde groepen. We hadden zelfs een speciaal gecodeerd alfabet waarmee we onze boodschappen schreven, en als extra beveiliging schreven we zelfvernietigende brieven in onzichtbare inkt. Echt waar ! Ik ken de formule niet meer precies, maar de letters werden pas zichtbaar wanneer je het papier boven een kaars hield. Negen keer op tien hielden we de kaars te dicht bij de brief waardoor de boodschap in rook opging en zichzelf vernietigde. Ik vrees dat dit de reden was waarom wij geen enkel gemene bandiet ontmaskerden.
Dit alles had ik dus voor ogen toen ik aan mijn boek begon.
Ken je een beter uitgangspunt dan een eeuwige drieling? Ik niet. Je begint het verhaal ergens in de prehistorie, je zorgt voor een goede fee die hen eeuwige jeugd schenkt en je bent vertrokken voor een serie zonder einde. Eerst een boek of drie tijdens de prehistorie, dan een boek of vijf tijdens de historie, daarna bij de Romeinen, in de middeleeuwen met de Saracenen, een korte flashback naar het Oude Egypte, dan weer Napoleon, de eerste wereldoorlog en daarna wordt het wel tijd om te stoppen met schrijven. En om met de ontzaglijk grote winsten te rentenieren op Hawaï.
Het idee was briljant en een logische voortzetting van mijn prille en succesrijke schrijverscarrière.
Die is begonnen met karamelleverzen zoals "De meester staat vooraan in de klas, ik wou dat het al speeltijd was. De bel die wil nu maar niet gaan en als 't lang duurt dan is 't nie rap gedaan". In een tweede fase werden er literaire hoogstandjes afgeleverd met een A-B-A-B rijm. "De meester staat vooraan in de klas en de bel die wil maar niet gaan. Ik wou dat het al speeltijd was en als 't lang duurt dan is 't nie rap gedaan". Pas in het middelbaar leerde ik dat poëzie niet noodzakelijk moet rijmen. Dit werd me echt duidelijk tijdens de lessen Frans: ik kreeg er een grenzeloze bewondering voor de gedichten van Jacques Prévert. Dit mondde uit in mijn poëtische climax, aan de unief, tijdens de lessen van een prof die om de haverklap "euh" zei. De eerste lessen hielden we een wedstrijd "euh's" tellen, maar na 180 keer "euh" - na drie minuten dus - gaven we het meestal op. Over die professor heb ik mijn mooiste gedicht geschreven, vol dichterlijke vrijheid, à la Prévert. Je zag de prof zo voor je ogen. Het was een knettergek gedicht, maar wel compleet getikt. Niet dat het vlot verliep: tijdens het tikken heb ik toch een paar liter Typex gebruikt.
Nu is het gemakkelijker.
Met de computer kan ik schrappen, wijzigen en hele zinnen opnieuw schrijven tot mijn afgedrukte cursiefjes netjes op de vooropgestelde plaats eindigen: precies op het einde van een A4 pagina. "De Eeuwige Drieling" was helemaal niet getikt: twaalf bladzijden handschrift vol avontuur en spanning. Het verhaal begon in de prehistorie en op bladzijde twaalf zaten ze nog maar in de middeleeuwen. Uren leesplezier verzekerd dus !
Jammer dat het geen successerie werd want dan zat ik nu al in Hawaï.