"Filesofie: een samenstelling van de griekse woorden voor wagenrij en voor wijsheid. Een beoefenaar van de filesofie wordt een filesoof of wagendromer genoemd." Anonymus.
Jarenlange files naar Brussel , uren in luchthavens, op de Thalys en in andere treinen gaven me de tijd om te filesoferen, jeugdherinneringen neer te pennen en gewoon wat te mijmeren. Die tijd is voorbij, nu zijn het jarenlange files rond Aalst en Wetteren, maar de pennevruchten blijven...
Martin Steelandt
Een goede column moet zijn zoals een minirokje:
kort genoeg om de aandacht te trekken
en lang genoeg om de essentiële inhoud te dekken.
(naar meester Wilfried Criquelion, speech naar aanleiding van 40 jaar oudercomité, Tollembeek 13 april 2008)
Integendeel. Ik hou van Italië en zijn inwoners. Ik spreek zelfs vijf woorden Italiaans. Met een Napolitaans accent, zoals een Italiaans-Limburgse vriend me wist te vertellen. Ik heb dus niets tegen Italianen, maar wel wat tegen domme Italianen. En tegen domme Britten, domme Duitsers, domme Vlamingen, kortom tegen die mensen die volharden in de domheid. Van zo'n kerels ontplof ik gewoon.
We reden dus naar Venetië.
De eerste de beste parking binnengereden, acht verdiepingen omhoog, tot op het dak, in de volle zon. Bij het uitstappen beveelt een bewaker iets in de zin van "lasciate le chiave". "OK" zeg ik met een brede smile, want ik had er geen ballen van begrepen, en weg waren wij. Bij de lift gekomen bleek dat we nog iets vergeten hadden. Terug naar de wagen, de vergeten dingen uitgehaald, en opnieuw op weg. Dacht ik toch, maar vergeet het. Kwam er daar een parkingbewaker op me toe, die vroeg de parkingpapieren, bekeek de nummerplaat van de wagen, en gebood "Dovete lasciare le chiave !".
Ik, in mijn beste Italiaans, goed wetende dat dit italiaans wel het mijne is maar daarom nog niet noodzakelijk het zijne : "Wadde?"
Die beste man begon opnieuw, lichtjes geënerveerd, deze keer met handen en voeten zoals alleen Italianen dat kunnen: "Lasciate le chiave". Ik begon te begrijpen dat ik mijn sleutels in de wagen moest laten, maar dat zie je van hier: geen haar op mijn hoofd dat er aan dacht mijn wagen daar onbeschermd achter te laten. Dus deed ik een zware inspanning, en met een licht Napolitaans accent kwam die eerste, echte, Venetiaanse volzin over mijn lippen: "Perché ?" Waarom ?
De arme man, geschokt door zoveel zucht naar wetenschap, begon zich nog iets meer op te winden.
Zijn hoofd kreeg de kleur van roze garnaaltjes, wat niet evident is voor een italiaanse parkeerwachter die dag na dag in volle zon doorbrengt op het dak van een parking. "Perché? Perché? Perché è il regolamento!" Vertalen was hier niet nodig, alleen krijg ik graag een duidelijk en liefst redelijk aanvaardbaar antwoord als ik wat uitleg vraag, en 'omdat dit het reglement is' voldoet nu eenmaal niet aan die voorwaarde.
Reglementen zijn er om een reden, en die ken ik graag.
Dus opnieuw geprobeerd, zijn garnalenkopje al stilletjesaan imiterend. "Ke reglemento ?" Let vooral op het accent, het moest toch duidelijk zijn dat ik een vreemdeling was. "Che regolamento? Che regolamento? Quello regolamento !" zei hij, duidelijk articulerend, en met een licht gekookte kreeftenkop naar de muur wijzend. Daar hing inderdaad een poster met wat uitleg in het Italiaans, Duits, Engels, Frans, Swahili, Lingala, en Chinees of Japans. Van dat laatste ben ik niet helemaal zeker. Het kan Japans geweest zijn, maar ook Chinees. Maar niets, helemaal niets in het West-Vlaams.
Mijn antwoord was dus snel klaar, met een zwaar accent "No kapisko, sono flamenco".
Voor Italianen moet dit natuurlijk ontzettend grappig overkomen, want een flamenco, dat is voor hen een Spaanse dans. Een fiammingo, dat is pas een Vlaming. Ik denk echter dat onze bewaker noch van dansen noch van Vlamingen hield, want nu stond hij helemaal in vuur en vlam. Die zon deed hem echt geen deugd. "Dovete lasciare le vostre chiave nella macchina. E il regolamento". Nog maar eens geprobeerd, in mijn beste Vlitaliaams, om hem duidelijk te maken dat ik geen zin had om zomaar een reglement op te volgen omdat het aan de muur hing. Ik laat mijn sleutels niet op mijn wagen steken zonder te weten waarom. Als het reglement zou vermelden dat de bewakers elke morgen om 11 uur van de achtste verdieping naar beneden moeten springen, dan zou hij het waarschijnlijk ook niet doen perché è il regolamento.
Maar helaas, hij dampte al als een glazen stoompot vol tomatensoep.
En mijn bloeddruk stond ondertussen ook al op 25/12, wat natuurlijk mijn Napolitaans accent niet bevorderde. Uiteindelijk gaf ik dan maar toe, haalde mijn sleutel van de (aparte) afstandsbediening en stak hem in het contact. Hij was tevreden, ik niet. Zes meter verder klikte ik op de afstandsbediening en hospakee, de wagen was netjes beveiligd en op slot. Maar dat was buiten de waard gerekend, want hij die afgrijselijk luide klik gehoord ! Daar kwam hij afgestormd, een stier op een rode lap, briesend. Ik moest en ik zou mijn deuren openlaten, of... Heel eventjes leek het erop dat ik van de achtste verdieping naar beneden zou gegooid worden - het was 11 uur s morgens - en voor de goede vrede heb ik dus maar toegegeven. Deuren open. En Venetië bezocht. Met de afstandsbediening op zak.
's Avonds werd het ons duidelijk waarom de sleutels in het contact moesten steken.
De parking was voorzien voor twee rijen wagens en een brede middengang. Maar er stonden drie rijen wagens: aan de ene kant de klassieke rij, dan een extra smalle middengang en aan de andere kant een dubbele rij wagens. Daarom moesten die sleutels er op! Wie achter een dubbel geparkeerde wagen stond kon pas vertrekken nadat de parkeer-wachters die eerste wagen verplaatst hadden. In feite waren alleen de sleutels van de dubbel geparkeerde wagens nodig, want de andere moesten helemaal niet verplaatst worden. En wij stonden niet dubbel geparkeerd, dus was die hele sleutelhistorie drukte om niets geweest. En gelukkig maar want wat bleek? Mijn wagen stond op slot. De automatische beveiliging had hem hermetisch gesloten omdat de motor niet draaide en de sleutel er te lang op stak. Dat was nieuw, deze functie kende ik nog niet. Ik was maar al te blij dat onze parkeerwachter niet gevraagd had om de afstandsbediening bij de sleutel te laten. Trouwens, ik zou het toch niet gedaan hebben. En vraag me nu niet waarom.
Toch? Wel, heel eenvoudig : perché non è il regolamento.
Haar naam zal ik nooit vergeten. Zuster... het was toch Zurulfa ? Ik denk het toch. Hoe kan je zo'n naam vergeten? Waarschijnlijk heette ze vroeger Madeleine of Clothilde, maar toen ze in het klooster stapte werd ze Zuster Zurulfa. In 't West-Vlaams dan nog wel. Je spreekt het goed uit als het doffer klinkt dan Zuuruulfaa en scherper dan Zeureulfa. Er bestaat geen enkele letter in 't alfabet die deze klank goed weergeeft. Maar ja, West-Vlaams is dan ook speciaal. Welk ander dialekt kan het woordje "ja" vervoegen? "Joak, Joag, Joaij, Joam, Joag, Jaons" (Ja ik..., Ja jij..., Ja hij...enz.). En het woordje "nee"? "Njink, Njeig, Njeinj ... Best mogelijk dat dit nog in ander dialekten kan. Maar kunnen die "nee" ook op een tweede manier vervoegen? Probeer eens "Ja-ke-'ndoe, Ja-ge-'ndoet, Ja-je-'ndoet, Ja-me-'ndoen, Ja-ge-'ndoet, Ja-ze-'ndoen". Beluister de pure engelse invloeden: yes, I don't, yes you don't, yes he doesn't!
Dit allemaal om uit te leggen dat "zuster Zurulfa" moeilijk exact gespeld kan worden, en dat ik haar nooit zal vergeten.
Zij behoort tot één van de diepste in mijn geheugen gebrande herinneringen. Waarom, dat weet ik niet, want alleen haar naam is scherp in mijn gedachtenkronkels blijven hangen, al de rest is vaag. Een oude klasfoto roept flarden herinneringen op aan vrienden, aan dichte en verre buren en aan het laatste jaar in de meisjesschool. Een jaar later waren wij, de jongens, groot en dan mochten we naar de jongensschool, bij de meesters. Zuster Zurulfa sloot een eerste fase van ons leven af, en misschien heeft ze net daarom de juffen van het eerste en het tweede kleuterklasje uit mijn geheugen verdrongen. De eerste en de tweede waren goede juffen want ze hebben een veilig gevoel nagelaten. Ze waren wat ze moesten zijn: een stukje surrogaatmoeder die ons de eerste stappen in de wereld leerden zetten waarna we weer snel, elke middag en elke avond naar onze echte mama konden terugkeren.
Zuster Zurulfa was ook een goede juf, maar ze kon geen surrogaatmoeder zijn.
Hoe kon dat ook, met haar lange zwarte kleren, haar zwarte kap en daaronder dat wit, hard gesteven randje waardoor haar aangezicht definitief haarloos leek? En trouwens, ze had ook geen papa, ze kon dus geen mama zijn. Vanuit kinderogen gezien dan: mijn mama had een papa: mijn papa. Zuster Zurulfa had geen papa want ze was niet getrouwd. Ze was dus "iets speciaals". Ze was geen mama, maar toch was ze zacht. Denk ik.... Allez, ik zou wel willen dat ze zacht was.... Misschien... tja, de herinnering is vaag... Maar een andere flard jeugd komt bovendrijven, haarscherp nu.
De geschiedenis van de verschrikkelijke gele lijn.
Bij het binnenkomen van de school moest je eerst een zwaar metalen hekken voorbij. Dat hekken stond er om de mama's van de kindjes van de eerste kleuterklas toe te laten gedurende de eerste schooldag stilletjes te staan wenen terwijl de kindjes in de klas waren, en om s avonds weer gelukkig te lachen wanneer de school gedaan was. Natuurlijk was onze mama daar niet bij, want wij zaten al bij zuster ... juist!. Net veertig centimeter na dat hekken begon ze, die gruwelijke gele lijn. Ze omzoomde de volledige speelplaats, je vond ze op veertig centimeter van de muren, op veertig centimeter van de lage vensterdorpels en op veertig centimeter van de deuren. Het was ten strengste verboden om die grens te overschrijden, tenzij om in de klas te gaan, om naar huis te gaan of om met toestemming van de juf naar het toilet te gaan. Het geraffineerde sadistische bestond erin dat er veertig centimeter achter die lijn zoveel lage vensterdorpels waren waar je zo lekker op kon zitten als je wat moe was.
O jongens, wat hebben we dat zitten vlug afgeleerd!
In geen tellen stond zuster directrice er om ons met een ijskoude blik, bliksemflitsen in de ogen, de wenkbrauwen in een donderwolk samengetrokken, mondhoeken vlijmscherp naar beneden, van heel hoog op ons neerkijkend en met een priemende, knarsende stem duidelijk te maken dat dergelijk lui en duivelsverzoekend gedrag niet gewenst was in deze school. We wisten nog niet wat duivelsverzoekend betekende, maar we begrepen wel dat die blik, die bliksemschichten, die stem en dat afschuwelijk wezen daar hoog boven ons al aardig dicht in de buurt kwam. Even toch, want zo snel we konden schuimden we de speelplaats opnieuw af om toch stiekem op de vensterbanken te zitten wanneer de zuster even niet keek.
Beter noch: wanneer we ons verveelden speelden we het allerleukste kleuterspelletje: directrice spelen.
We zochten een slachtoffertje dat durfde op een vensterbank te zitten, en benaderden het een ijsblokjesblik, mini bliksemschichtjes in de ogen, de wenkbrauwen in een fronsje getrokken, mondhoekjes wat naar beneden en van zo hoog mogelijk op het arme kind neerkijkend probeerden we het duidelijk te maken dat ze niet achter de gele lijn mochten vertoeven. Natuurlijk lukte dit niet en daarom grepen we snel naar het echte spul : de peuter moest oprotten of we zouden het aan zuster directrice zeggen. Wist die veel dat we zelf te bang waren om naar de zuster te stappen? Na dit leuke maar vruchteloze spelletje gingen we er dan uiteindelijk maar zelf bij zitten, een paar meters verder. Dat was uiteindelijk veel spannender, want het echte spul kon elk ogenblik opdagen. Met banbliksem in de ogen. En het volgende jaar zouden we ze toch niet meer zien, want dan gingen we lekker naar de jongensschool.
Helaas. Want dan zagen we zuster Zurulfa ook niet meer.
Echt waar, ze hebben het nog op de radio gezegd. Op mijn zender, op Studio Brussel, de zender voor pubers van 7 tot 77 jaar. Voor mij dus. Het was de dag van de filesoof. De presentator wist het te vermelden en hij vroeg om wat filesofische gedachten door te mailen. Meteen sprong me die eerste, prangende vraag voor ogen, die vraag waar ik graag het antwoord op zou krijgen, liefst proefondervindelijk bewezen.
Als je vooraan in de file staat, sta je dan wel in de file?
En zo niet, vanaf welke positie sta je dan wel in de file ? Als je op de autostrade in Rotterdam de brug over de Rijn net voor jouw neus ziet ophalen en er na jou kilometers voertuigen stilvallen, dan heb je inderdaad een file. Maar jij staat daar met voor jouw neus een opgehaalde brug. Door die voorruit is geen auto te zien, alleen massas water. Aan de overkant waren er eerst autos, maar die rijden van het water weg en zijn heel snel verdwenen. Je zal me natuurlijk zeggen dat ik dan toch in de file sta. Maar wat dan als je met jouw wagen op de zeedijk gaat staan? Met de neus naar de zee. En je blijft daar een kwartiertje of een half uurtje zitten. Door de voorruit is geen auto te zien, alleen water. Massas water. En ergens, duizenden kilometer verder, misschien in New York, rijden er ik weet niet hoeveel autos van het water weg. Die zijn in geen tijd verdwenen. Tenzij ze daar in de file staan natuurlijk. Maar jij, sta jij daarom in de file ?
Begrijp je dat ik blij was dat mijn dag gevierd werd, de dag van de filesoof?
Ik wou die diepgaande gedachten direct naar Studio Brussel mailen, maar helaas, het kon niet want ik stond in de file. Voor mij, achter mij, naast mij, zo ver ik kon kijken: autos. Dus heb ik maar even rondgekeken. De meneer voor mij zat zijn krant te lezen. Die naast mij zat verhuiswagentje te spelen in zijn neus. Vinger in de neus, de meubeltjes er uit halen, een neuskeuteltje maken, eventjes aan ruiken om te zien of het nog goed vers is en dan het bolletje tussen duim en wijsvinger door het open raam wegschieten. Plats. De keutel blijft natuurlijk aan zijn carrosserie plakken want hij had niet lang genoeg gedraaid zodat ie niet droog genoeg was. Tja, je bent expert of je bent het niet. En dan het volgende neusgat. Opnieuw de meubeltjes uithalen, nog een beetje, nog... bwèèèk, daar hangt nog een klodder vers snot aan, hoe krijgt die dit nu opgelost?
Ik heb het niet gezien want net op dat moment ging zijn file een paar tientallen meters vooruit. Ik zag hem nog vertwijfeld zijn versnellingspook vastpakken, zijn handen aan het stuur houden, de keutelvinger stijfjes omhoog, het streepje vers snot trillend, glibberend over de volledige lengte van die vinger, en weg was hij.
De krant voor mij had geen zin om op te schuiven, dus bleven wij staan. Dan even gespiegeld.
De dame achter mij was druk bezig met haar normale morgenritueel. Spiegel frontaal naar het aangezicht gericht. Kammetje en borsteltje uit de handtas, en we zijn vertrokken: de haren eerst even in de war met de vingertoppen, dan er met het steeltje van de kam wat in zitten frunnikken, daarna de borstel erdoor en vervolgens een halve minuut met de spuitbus bestuiven. Ik zag een tijdje niets meer in die wagen, of toch: plaatselijke mist. Ze moet daarna het zijvenstertje opengedraaid hebben want langzaam vloog er een enorme wolk buiten. Tijd voor de volgende stofwolk: poederdoos en hopsakee, de wangen onder stof. Oesje, het mantelpakje ook. Geen paniek: zakdoekje uit het tasje, veegje hier, veegje daar en ze was weer in orde. Daarna de lippenstift. Hoezo, lippenstift op de wangen ? En daarna openwrijven ? Ha ja, voor het blosje. Wedden dat ze al een blos had voor ze dat poederstof op haar wangen veegde ? Zo gaat dat dus bij vrouwen: eerst poeder op de wangen om de blos de laten verdwijnen en daarna lippenstift op dat poeder doen om een mooi blosje te krijgen. Maar kijk, de krant heeft besloten om toch maar wat vooruit te rijden. Gelukkig, want naast mij staan ze weer stil en daar was er al een sportkar aan t proberen om van file te veranderen.
Ik herken de neuskeutel aan het bolletje op zijn carrosserie.
Hij heeft een zakdoek in zijn hand en zit zijn stuur te poetsen. In mijn achteruitkijkspiegel zie ik dat de sportkar zich tussen twee wagens heeft kunnen wringen, net na de lippenstift. Oeie, t is wel even gevaarlijk: ze zit haar lippen te stiften terwijl ze langzaam vooruit rijdt. Hopelijk blijft ze niet op het één of ander rimpeltje geconcentreerd want t zou de eerste niet zijn die dan vergeet te remmen. Die sportkar heeft trouwens nog niet veel files gevreten: van strook veranderen dient tot niets.
In mijn file telt de wet van Murphy niet.
Tja, zo begint een in Brussel werkend mens na een tijdje te denken: mijn file. De mijne is zon vijftien kilometer lang en Murphys wet, diegene die zegt dat de andere file altijd sneller is, werkt hier niet. Een kilometer of vijf voor het begin van mijn file steek ik meestal een paar wagens voorbij of word ik voorbijgestoken. En aan mijn afrit vind ik altijd dezelde wagens terug, eender welke filestrook ik volgde. Conclusie: niet zenuwachtig worden, neuskeutelen, lippen stiften of krantje lezen, je geraakt er toch altijd even traag uit.
Dit wou ik mailen, maar ik stond dus in de file. En toen hoorde ik het opnieuw, duidelijker deze keer: het was de dag van de filosoof!
Neen, uw blog moet niet dagelijks worden bijgewerkt. Het is gewoon zoals je het zélf wenst. Indien je geen tijd hebt om dit dagelijks te doen, maar bvb. enkele keren per week, is dit ook goed. Het is op jouw eigen tempo, met andere woorden: vele keren per dag mag dus ook zeker en vast, 1 keer per week ook.
Er hangt geen echte verplichting aan de regelmaat. Enkel is het zo hoe regelmatiger je het blog bijwerkt, hoe meer je bezoekers zullen terugkomen en hoe meer bezoekers je krijgt uiteraard.
Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig. Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.
Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.
Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".
Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen. In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.