Soera
29:45 "En twist niet met de lieden van de Schrift dan op de betamelijkste
wijze; met uitzondering van diegenen onder hen, die onrecht doen. En zegt: Wij
geloven in Hem, die tot ons heeft nedergezonden en tot u heeft nedergezonden; en onze god en uw god zijn één; en wij
zijn aan Hem overgegeven."
(De
Koran in de vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers)
Het is
alleen de Koran die de uitspraak doet dat de god van de Arabische openbaring
dezelfde god zou zijn als de God van Abraham, Izaak en Jacob van de Bijbel.
De
Koran noemt het de Arabische openbaring:
Soera
16:103 En wanneer Wij een teken in plaats van een ander teken zetten en Allah
weet toch het best wat Hij nederzendt zeggen zij : Gij verzint maar wat.
Neen, de meesten hunner weten niet. (104) Zeg: Het is nedergezonden door de
geest der heiligheid vanwege uw Heer, in wezenlijkheid, om te bevestigen hen,
die geloven, en als een rechte leiding en een goede boodschap voor de
overgegeven. (105) - En Wij weten wel,
dat zij zeggen : Het zijn slechts mensenkinderen, die hem onderrichten. De
taal van degeen, naar wie zij bedrieglijk
verwijzen, is een vreemde,en
dit is een Arabische taal, een duidelijk sprekende. (De
Koran in de vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers)
Soera
20 :112 En aldus hebben Wij haar nedergezonden als een Arabische Oplezing, en Wij hebben in haar dreiging aangewend,
opdat zij wellicht vrezend worden, of dat zij hun nieuwe maning verschaft.
(113) Want verheven is Allah de wezenlijke Koning; overijld u dus niet met de
Oplezing, alvorens haar openbaring aan u voldongen is. En zeg; Mijn Heer, doe
mij toenemen in kennis." (De Koran in de vertaling van Prof. Dr. J.
H. Kramers)
Wat
zegt de Bijbel hierover? Is er ruimte voor een Arabische openbaring in de
Bijbel? Enkele vragen waar we in dit artikel een antwoord op willen geven.
De
Bijbel zwijgt over een eventuele later nog te volgen Arabische openbaring. Integendeel,
de Bijbel werd afgesloten met het laatste boek Openbaring of Apocalyps van
Jezus Christus. En dit laatste Boek gaat over de komst van Jezus Christus en de
openbaring van Zijn Koninkrijk. En de Bijbel werd door Joden geschreven,
geïnspireerd door de Heilige Geest van God.
Romeinen
3:1 Wat is dan het voorrecht van de Jood,
of wat is het nut van de besnijdenis? Velerlei
in elk opzicht. In de eerste plaats toch dit, dat hun de woorden Gods zijn toevertrouwd."
En
alhoewel de Bijbel oorspronkelijk in het Hebreeuws en het Grieks werd
doorgegeven, is er geen vermelding over het eventuele belang van de ene taal
over de andere. Integendeel, alle talen zijn in de Bijbel evenwaardig:
Handelingen
2:2 En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. En eensklaps
kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het
gehele huis, waar zij gezeten waren; en er vertoonden zich aan hen tongen als
van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij
werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te
spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken. Nu waren er Joden te
Jeruzalem woonachtig, vrome mannen uit
alle volken onder de hemel; en toen dit geluid gekomen was, liep de menigte
te hoop en verbaasde zich, want een
ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken.
Indien
de Arabische openbaring van dezelfde god zou zijn als de Bijbel, zou ook de
boodschap en ethiek dezelfde moeten zijn. Maar wat blijkt, de twee openbaringen
staan haaks op elkaar. Hierna één voorbeeld: de relatie tussen vrouw en man in
het huwelijk:
KORAN
Soera 2:223
Uw vrouwen zijn akker voor u; zo komt dan tot uw akker zoals
gij maar wilt, maar doet iets daaraan voorafgaan vooruzelven. En
vreest Allah en weet, dat gij Hem ontmoeten zult. En geeft goede tijding aan
de gelovigen.
Soera 4:38 " De mannen
zijn opzichters over de vrouwen voor wat Allah aan de een meer
gegeven heeft dan aan de ander en voor wat zij als bijdrage hebben gegeven
van hun bezittingen. De deugdzame vrouwen echter zijn de in ootmoed staanden
en welke de verborgenheid behoeden door de behoeding van Allah. Maar zij, van
wie gij opstandigheid vreest, vermaant haar en vermijdt haar op de
rustplaatsen en slaat haar.
Maar indien zij u gehoorzaam worden, zoekt dan geen weg om haar te tuchtigen. Allah is waarlijk
verheven en groot."
Soera 2:282 En neemt het getuigenis aan van twee uwer mannen, doch
indien er niet twee mannen zijn, dan één man en twee vrouwen,
behorende tot hen, die gij aanvaardt van de getuigen, voor het geval, dat één
van haar beiden dwaalt, zodat de andere van beiden haar eraan kan
herinneren.
De Koran in de vertaling van
Prof. Dr. J. H. Kramers
BIJBEL
1 Korintiërs 7: 1-9
De vrouw heeft niet zelf over
haar lichaam te beschikken, doch haar man; en eveneens heeft de man niet zelf over zijn lichaam te beschikken, doch
zijn vrouw.Onthoudt dat elkander niet..
1 Korintiërs 11:11
En toch, in de Here is evenmin
de vrouw zonder man iets, als de man zonder vrouw. Want gelijk de vrouw uit
de man is, zo is ook de man door de vrouw; alles is echter uit God.
Efeziërs 5:28
Zo zijn ook de mannen
verplicht hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn eigen
vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief; want niemand haat ooit zijn eigen
vlees.
Kolossenzen 3 : 19
Mannen, hebt uw vrouw lief en weest niet ruw tegen haar.
1 Petrus 3:7
Desgelijks gij, mannen, leeft
verstandig met uw vrouwen, als met brozer vaatwerk, en bewijst haar eer, daar zij ook mede erfgenamen zijn van de
genade des levens, opdat uw gebeden niet belemmerd worden.
(NBG Vertaling 1951)
Er
kunnen nog meer verschillen tussen Bijbel en Koran aangetoond worden. Het grote
struikelblok echter is de Zoon van God: de Heer Jezus Christus, die in de Koran
alleen en uitsluitend als een profeet aanzien wordt. Meer zelfs; het Zoon-schap
van God wordt in de Koran afgewezen:
Soera
17:111 "En zeg: Lof aan Allah, die zich geen zoon heeft genomen en die geen genoot heeft in het koningschap
en die niet in vernedering een verbondene behoeft."
Soera
112 "Zeg : Hij Allah is één Allah, de Eeuwige. Niet heeft Hij verwekt
noch is Hij verwekt. En niet is één aan Hem gelijkwaardig."
Daarenboven
wordt de Blijde Boodschap, het evangelie zoals in de Bijbel gebracht, in de
Koran als zijnde een leugen neergezet.
Soera
4:156 " En wegens hun zeggen : Wij hebben gedood de Masih Isa, zoon van
Marjam, boodschapper van Allah. Maar niet hebben zij hem gedood en niet
hebben zij hem gekruisigd, doch voor hen werd een schijnbeeld van hem gemaakt.
En zij, die daarna van mening verschillen, zijn waarlijk in twijfel over hem.
Zij hebben daaromtrent geen wetenschap anders dan het navolgen van de blote
mening. En niet hebben zij hem gedood in zekerheid. Neen, Allah heeft hem tot
Zich verhoogd. En Allah is geweldig en wijs."
Masih
Isa staat in de Arabische Koran voor Messias Jezus en het Arabische Marjam
staat voor het Griekse Maria of het Hebreeuwse Mirjam. En dit zijn dan slechts
details wanneer vergeleken met de ontkenning in de Koran, van het
plaatsvervangend sterven van de Zoon van God, het geven van Zijn bloed op het
kruis van Golgotha ter verzoening voor de verloren mens, en drie dagen later de
overwinning van Jezus Christus over de dood, met Zijn Opstanding. En dit is het
hart van het evangelie.
1
Korintiërs 15:1 Ik maak u bekend, broeders, het evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat gij ook ontvangen hebt,
waarin gij ook staat, 2 waardoor gij ook behouden wordt, indien gij het zó
vasthoudt, als ik het u verkondigd heb, tenzij gij tevergeefs tot geloof zoudt
gekomen zijn. 3 Want vóór alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf
ontvangen heb: Christus is gestorven
voor onze zonden, naar de Schriften, 4 en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de
Schriften, 5 en Hij is verschenen aan Kefas, daarna aan de twaalven. 6
Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van
wie het merendeel thans nog in leven is, doch sommigen zijn ontslapen. 7
Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan al de apostelen; 8 maar
het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen, als aan een ontijdig geborene. 9
Want ik ben de geringste der apostelen, niet waard een apostel te heten, omdat
ik de gemeente Gods vervolgd heb. 10 Maar
door de genade Gods ben ik, wat ik ben, en zijn genade aan mij is niet
vergeefs geweest, want ik heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar
de genade Gods, die met mij is. 11 Daarom dan, ik of zij, zó prediken wij, en
zó zijt gij tot het geloof gekomen.
Er
wordt in de Bijbel maar één God geopenbaard. En dat is de God van Abraham, de
God van Izaak en de God van Jacob/Israël die zich geopenbaard heeft in de Zoon
Jezus Christus. Net zoals in de natuur men water heeft in vloeibare vorm, water
als damp zijnde en water als ijs zijnde, blijven alle drie in welke vorm dan
ook, toch water. Zo komt de HERE God van de Bijbel tot de mens als de Vader, als
de Zoon en als de Geest. In de naam van de Vader, de Zoon en de Geest worden
trouwens ook christenen gedoopt:
Matteüs
28:16 En de elf discipelen vertrokken naar Galilea, naar de berg, waar Jezus
hen bescheiden had. 17 En toen zij Hem zagen, aanbaden zij, maar sommigen twijfelden. 18 En Jezus trad naderbij
en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op [de]
aarde. 19 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des
Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. 20 En
zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.
Het
antwoord van de Koran op de Bijbelse boodschap is dat de Koran gekomen is om
duidelijk te maken van wat verborgen werd gehouden en om uit te wissen:
Soera
5:18 O lieden van de Schrift, gekomen is tot U Onze Boodschapper om u veel duidelijk te maken van wat gij
verborgen hield van de Schrift en om veel uit te wissen. Gekomen is tot u
van Allah een licht en een duidelijk sprekend Schrift. Daarmede leidt Allah wie
Zijn welgevallen volgt langs de wegens des heils hen voerend uit de
duisternissen naar het licht, met Zijn verlof, en hen leidend langs een
rechtgebaand pad.
De
Koran en de Bijbel staan tegenover elkaar en dit zowel in leer als ethiek.
Hierna
als slot de Blijde Boodschap, het evangelie naar Paulus:
Colossenzen
2:15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse
schepping, 16 want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die
op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij
heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; 17 en Hij is vóór
alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem; 18 en Hij is het hoofd van het
lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat
Hij onder alles de eerste geworden is. 19 Want het heeft de ganse volheid
behaagd in Hem woning te maken, 20 en
door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen
weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat
in de hemelen is. 21 Ook u, die eertijds vervreemd en vijandig gezind waart
blijkens uw boze werken, heeft Hij thans weder verzoend, 22 in het lichaam
zijns vlezes, door de dood, om u heilig en onbesmet en onberispelijk vóór Zich
te stellen, 23 indien gij slechts wel gegrond en standvastig blijft in het
geloof en u niet laat afbrengen van
de hoop van het evangelie, dat gij gehoord hebt en dat verkondigd is in de
ganse schepping onder de hemel, en waarvan ik, Paulus, een dienaar geworden
ben.
DE
NIEUWE ORDE in opkomst, Robert De Telder, Uitgeverij Aksent
Wettelijk
Depot: D/1985/4347/01
ISBN
90-73739-01-2
Sinds
het verschijnen van de eerste druk van mijn boek in 1985 zijn er bijna dertig
jaar voorbijgegaan en heeft er zich in de wereld een verdere en niet voorziene
ontwikkeling, naar het einde van de zogenaamde Bijbelse eindtijd voorgedaan.
Het boek was naar Nederlandse normen een besteller, kende vier herdrukken met
uiteindelijk 5000 verkochte exemplaren. Al vele jaren is het boek intussen
uitverkocht en alleen nog in sommige antiquariaatzaken verkrijgbaar. In enkele
nog te volgen afleveringen wil ik iedere keer op onderdelen van mijn boek
stilstaan en een evaluatie maken.
Met dit
artikel wil ik het Bijbelse KOESH onder de aandacht brengen, dat in de NBG
Vertaling met ETHIOPIE vertaald werd.
In mijn
boek DE NIEUWE ORDE IN OPKOMST (1985) identificeerde ik het Bijbelse eindtijd-Koesh
met Ethiopië. Koesh is volgens de profetie van Ezechiël een bondgenoot van
Magog, wanneer deze laatste in de eindtijd Israël zal aanvallen, maar daar aan
zijn einde komt. Hierna het betreffende Bijbelcitaat:
Ezechiël
38:1 Het woord des HEREN kwam tot mij: 2 Mensenkind, richt uw aangezicht tegen Gog in het land Magog, de grootvorst van
Mesek en Tubal; profeteer tegen hem, 3 en zeg: zo zegt de Here HERE: zie,
ik zàl u, Gog, grootvorst van Mesek en Tubal! 4 Ik zal u komen halen, haken
slaan in uw kaken en u doen uittrekken met uw gehele leger: paarden en ruiters,
allen volledig uitgerust, een grote schare, met grote en kleine schilden, allen
vertrouwd met het zwaard; 5 ook Perzen, Ethiopiërs
en Puteeërs, allen met schild en helm; 6 Gomer en al zijn krijgsbenden;
Bet-Togarma ver in het noorden met al zijn krijgsbenden vele volken met u. 7
Maak u gereed en rust u toe, gij met al de scharen die zich bij u gevoegd
hebben; wees gij hun tot een leidsman. 8 Na geruime tijd zult gij een bevel
ontvangen; in toekomende jaren zult gij optrekken tegen het land dat zich van de
krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het gebied van vele volken
bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een blijvende wildernis waren
geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een opkomend
onweer; gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw
krijgsbenden, en vele volken met u. (NBG Vertaling 1951)
Met de
identificatie van het Bijbelse Koesh
met Ethiopië heb ik in 1985 de bal
misgeslagen. Ik liet me toen leiden door wat Hal Lindsey in zijn De
planeet die aarde heette over Ethiopië meende te kunnen invullen. Het land zat
toen nog in het Sovjetblok met zelfs een contingent Cubaanse huurlingen actief
in de strijdkrachten. Ik schreef in mijn boek over Ethiopië; dat het land zich naar
het noorden zou uitbreiden, naar Soedan toe. De reden was dat de Egyptische
25ste dynastie van Manetho in het huidige Noord-Soedan haar basis had. Met het
moderne Ethiopië is het sinds 1985 na de publicatie van mijn boek, echter
anders gelopen. Het land zit na het marxistische avontuur nog altijd aan de
grond en het noordelijke Eritrea, heeft zich zelfs kunnen afscheiden. In de
huidige tijd is het Noord-Soedan dat de rol van het Bijbelse eindtijd-Koesh
heeft overgenomen. Zonder hier nu onmiddellijk in detail te willen treden.
Met de
studie van het Profetische Woord ben ik sinds 1975 bezig. Mijn eerste
kennismaking met de Bijbelse profetieën in verband met het nationale en
geestelijke herstel van Israël was via het boek de planeet die aarde heette
van Hal Lindsey. Deze Amerikaanse auteur verwachtte de wederkomst van Jezus
Christus voor de jaren tachtig van de vorige eeuw. Een van zijn boeken volgend
op zijn bestseller The Late Great Planet Earth had de titel Counting Down the Eighties, een titel
die zelf verklarend was. Hal Lindsey s bestsellers werden geschreven toen de
koude oorlog van het communistische atheïstische Rusland en zijn
satellietstaten tegen het Westen nog gaande was en veel van de Bijbelse
eindtijdprofetieën kregen van Lindsey als een gevolg daarvan, een eigentijdse
invulling. Veel van wat Hal Lindsey meende in vervulling te zien gaan is toen
niet uitgekomen en intussen achterhaald.
Hoe was
de situatie in de wereld in die jaren tachtig? In het verre noorden ten
opzichte van Israël stond het (militair) machtige Sovjet-Rusland met aan de
grenzen van Israël de door Rusland militair uitgeruste Arabische bondgenoten
zoals Syrië en Irak. In Afrika zat Angola, Libië en Ethiopië in het Russische
kamp. West-Europa had zich verenigd en maakte deel uit van de NAVO. Ik schreef
al dat Hal Lindsey zijn boeken uitbracht toen de koude oorlog met
Sovjet-Rusland nog woedde. Veel van de Bijbelse profetieën kregen als een
gevolg van de politieke situatie in de wereld van toen van hem een eigentijdse
invulling.
Hal
Lindsey zag in de EEG (dat toen negen leden telden) de vervulling van het
Statenbeeld van de profeet Daniël. Hij verwachtte met de toetreding van
Griekenland als tiende lid, de eindvervulling van Bijbelse profetieën
dienaangaande. Een ander voorbeeld is Lindsey s identificatie van het Bijbelse eindtijd-Koesh met
Ethiopië. Dat land zat tijdens de koude oorlog in het Russische kamp en alzo
werd de foutieve identificatie gemaakt. Idem dito met het Bijbelse eindtijd-Put
dat met de staat Libië in Noord-Afrika geïdentificeerd werd aangezien ook daar
de Russen bases hadden. Het historische Koesh
bevond zich echter binnen de grenzen van het huidige Noord-Soedan en het
Bijbelse Put besloeg een veel groter gebied dan alleen maar de huidige staat
Libië. Met de val van de Berlijnse muur in 1989 en de implosie van de
Sovjet-Unie in 1991 kwam aan de koude oorlog in het westen (voorlopig) een
einde. In Europa vond de hereniging van het sinds 1945 gesplitste Duitsland
plaats en landen uit het voormalige Oostblok vonden aansluiting bij
West-Europa. De Europese Economische Gemeenschap werd omgevormd en uitgebreid
tot een Unie. De politieke situatie in de wereld is sinds 1989 helemaal
gewijzigd.
Oude
vijanden werden bondgenoten en nieuwe vijanden verschenen op het toneel. De
Verenigde Staten, de overwinnaar van de koude oorlog en enige overblijvende
supermacht, werd op 11 september 2001 onverwacht en op eigen terrein door
Arabische-Islamietische terroristen aangevallen. De schurken hadden
lijnvliegtuigen in de VS gekaapt en boorden zich met de gekaapte
Jumbo-toestellen in de gigantisch hoge torens van het WTC World Trade Center
te New York. Duizenden onschuldige mensen, werknemers in de beide torens en de
passagiers in de lijnvliegtuigen, kwamen bij deze terreurzelfmoordactie om het
leven. Deze daad mobiliseerde de VS om een wereldwijde oorlog tegen het terrorisme
te beginnen.
De
nieuwe vijand is de extremistische Islam die net zoals de vorige vijand, de
communisten, de wereld veroveren willen, tenminste dat is de perceptie. De
Islam heeft geen Paus of een of ander aanspreekpunt zoals bij vele andere
religies maar is op het terrein gefragmenteerd in vele groepen. Sinds 09.11
zijn vooral de terroristische takken van de Islam in het westen bekend. Ook
Europa deelde al in de klappen door middel van bloedige aanslagen zoals in
Madrid, Londen en Moskou.
Sinds
de jaren zestig van de vorige eeuw, met de economische opleving na de Tweede
Wereldoorlog vind een migratie van vooral Noord-Afrikanen en Turken naar
West-Europa plaats. In België bijvoorbeeld hebben we al een derde generatie van
deze mensen die hier geboren zijn en deel van de samenleving uitmaken, zij het
dikwijls met discriminatie. Deze mensen belijden hun godsdienst, de Islam. Een
godsdienst die al vele jaren door de Belgische staat als religie erkend is en
ook gesubsidieerd, net zoals de andere erkende religies. Het is vooral door
politiek-extreemrechts dat de Islam (zowel gematigd als extremistisch) als
vijand gezien en geportretteerd wordt. Het motief is echter meestal racisme. En
aangezien de staat Israël in het Midden-Oosten dezelfde extremistische Islam
als tegenstander heeft, is er nu in deze kringen sympathie voor de Joden. Ook
hier zijn de rollen omgekeerd net zoals met de andere vijanden van vroeger, die
nu bondgenoten zijn. De ongewensten van voorheen zijn nu de gedulde
bondgenoten.
Ook bij
sommige Bijbelvorsers van het profetische Woord van de Bijbel merk ik
tegenwoordig (naar mijn aanvoelen) een afkeer van de Islam en dit soms voor
dezelfde hiervoor beschreven redenen. De (individuele) strijd van een christen
is echter niet tegen vlees en bloed maar tegen de overheden, tegen de machten,
tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse
gewesten (Paulus aan Efeze 6:12). Alle migraties van volken in de wereld van
verleden en heden zijn overigens door God gestuurd (vgl. Handelingen 17:26-27).
Zowel
christendom, Israël, Islam, andersgelovigen en niet-gelovigen zullen straks
allen samen met deze door Paulus in de Efeziërsbrief beschreven
wereldbeheersers te maken krijgen wanneer de zeventigste jaarweek van Daniël,
de Apocalyps, een aanvang neemt. In mijn boek van anno 2008, WAR ON TERROR, De
Apocalyps? (shopmybook.com), schreef ik o.a. een hoofdstuk (blz. 101) over de
komst van de Mahdi, (een Islamietische Messias) en het feit dat de
tegenstander, de oude slang, deze Islamietische verwachting zal misbruiken
wanneer hij zijn man, de antichrist, aan de wereld zal presenteren. In mijn
boek De Nieuwe Orde in Opkomst - uitgave 1985 - was ik (naar mijn weten) een
van de eerste auteurs die sinds Clarence Larkin (1850/1924) - Dispensational
Truth, 1920 - de komende antichrist in Assyrië (het huidige noorden van Irak)
plaatste.
Een
nieuwe generatie van eindtijd-Bijbelvorsers, vooral in de VS, is nu aangetreden
en bezig met een nieuwe verklaring van de eindtijdprofetieën van de Bijbel te
presenteren. En opnieuw kan men hier een eigentijdse invulling ontdekken
gebaseerd op de huidige politieke ontwikkelingen in de wereld. Op zich is hier
niets fout aan, moest het niet gepaard gaan met het berekenen van het jaartal
van de wederkomst van Christus. Daar waar Lindsey en andere onderzoekers nog
met generaties als tijdsindicatie rekenden zien we nu dat er specifieke
jaartallen zoals 2014/2015 ingevuld worden. Het Schriftwoord uit het Bijbelboek
Handelingen zou echter gezag moeten hebben: Het is niet uw zaak de tijden of
gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden
heeft
De
waarschuwing zou moeten zijn, dat we in de huidige tijd niet opnieuw dezelfde
fout maken. Momenteel is er veel aandacht naar de Tetrade van bloedrode
maansverduisteringen die met Pasen 2014 is aangevangen. Nog drie
maansverduisteringen staan er genoteerd die exact gelijk zullen vallen met de
Joodse feesten Sukkot en Pesach in 2014/2015 die volgens sommigen de dag des
HEREN zal doen aanvangen. Bij de profeet Joël is er echter geen voorspelling
van een tetrade van bloedrode maansverduisteringen.
Het is
niet wijs om in deze steeds veranderende wereld nu al te expliciete profetische
vervullingen te zien. Het profetisch woord en dan vooral het boek Daniël en de
Apocalyps geven eenvoudige aanwijzingen voor wanneer juist, de eindtijd ingaat.
Een expliciet jaartal aanwijzen is uit de boze. Zie het artikel op deze blog van 31-07-2014: De 70 jaarweken van de
profeet Daniël.
Wat de
juiste en verdere ontwikkeling van de war or terror zal zijn, weet ik niet.
Maar ook ooit zal dit ophouden en gaan we vervolgens naar een verdere
ontwikkeling in het wereldgebeuren, naar wat de Bijbel als eindtijd beschrijft.
Een algemene valse wereldwijde gerustheid zal er namelijk aan het einde zijn.
In het Bijbelboek Openbaring hoofdstuk 17 merken we dat er in de eerste helft
van de eindtijdperiode een anti-religie zal optreden. Een samengaan van alle
religies wordt in dat hoofdstuk beschreven. Ook de Islam zal daar zijn plaats
vinden en rol spelen. Mijn verwachting is dat er een gematigde Europese Islam zal
ontstaan, met een positieve invloed naar de andere werelddelen. In de tweede
helft van de zevenjarige eindtijdperiode zal aan dit streven een einde komen wanneer
de mens der wetteloosheid van Paulus, de antichrist van Johannes, de
Assyriër van Jesaja en/of de koning van het noorden van de profeet Daniël,
zich zal verheffen boven alle religie.
2
Thessalonicenzen 2: 1 Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking
tot de komst van [onze] Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, 2 dat
gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een
geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die van ons
afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak. 3 Laat niemand u
misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich
openbaren, de zoon des verderfs, 4 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet,
zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een
god is. (NBG Vertaling 1951)
Sinds
het verschijnen van de eerste druk van mijn boek in 1985 zijn er bijna dertig
jaar voorbijgegaan en heeft er zich in de wereld een verdere en niet voorziene
ontwikkeling, naar het einde van de zogenaamde Bijbelse eindtijd voorgedaan.
Het boek was naar Nederlandse normen een besteller, kende vier herdrukken met
uiteindelijk 5000 verkochte exemplaren. Al vele jaren is het boek intussen
uitverkocht en alleen nog in sommige antiquariaatzaken verkrijgbaar. In enkele
nog te volgen afleveringen wil ik iedere keer op onderdelen van mijn boek
stilstaan en een evaluatie maken.
Met dit
artikel krijgt MAGOG = RUSLAND de aandacht.
Toen ik
dertig jaar geleden mijn boek DE NIEUWE ORDE IN OPKOMST neerschreef,
identificeerde ik het Bijbelse MAGOG van de eindtijd met de Sovjet-Unie. En dit
in lijn met de identificatie die Hal Lindsey maakte. De Sovjet-Unie is dan weliswaar
in 1991 ten graven gedragen, geïmplodeerd, mijn identificatie van het Bijbelse
Magog met Rusland blijft echter staande.
Toen ik
aan mijn boek werkte zaten we nog midden in de koude oorlog, met een verdeeld
Europa en in het Oosten, een tot de tanden toe bewapende Sovjet-Unie. En
wanneer de Sovjet-Unie in december 1979 Afghanistan bezette werd het
verwachtingspatroon van Hal Lindsey nog meer versterkt. Het toneel stond als
het ware klaar om de voorstelling te laten beginnen. Een offensief van de
Sovjet-Unie richting Israël, samen met zijn Midden-Oostenbondgenoten. Gelukkig
voor ons allen is dit doemscenario toen niet in vervulling gegaan. Een
nucleaire catastrofe zou het resultaat geweest zijn. Integendeel, de
ontwikkeling in Europa met de koude oorlog kende een ander verloop. In 1989
kwam de muur in het verdeelde Berlijn naar beneden, werd Duitsland herenigd en
herkregen vele volken van Oost-Europa hun vrijheid. En dit alles als een gevolg
van het verenigde gebed voor vrijheid van Oost-Duitse (protestantse) christenen
in hun kerken. Ook in Polen was er tegelijkertijd vanuit de vakbond en de
katholieke kerk een actie voor democratie bezig. Het resultaat kennen we; op
korte tijd werden de overige Sovjetsatellietstaten in de actie betrokken. Hongarije
was het eerste Oostblokland dat zijn grenzen met Oostenrijk opende. En in 1991
viel zelfs de machtige Sovjet-Unie als een gevolg van binnenlandse krachten
uiteen. Hal Lindsey s voorspelling was
achterhaald. Zo leek het althans.
Hierna
het betreffende Bijbelgedeelte van de profeet Ezechiël:
Ezechiël
38:1 Het woord des HEREN kwam tot mij: 2 Mensenkind, richt uw aangezicht tegen Gog in het land Magog, de grootvorst van
Mesek en Tubal; profeteer tegen hem, 3 en zeg: zo zegt de Here HERE: zie,
ik zàl u, Gog, grootvorst van Mesek en Tubal! 4 Ik zal u komen halen, haken
slaan in uw kaken en u doen uittrekken met uw gehele leger: paarden en ruiters,
allen volledig uitgerust, een grote schare, met grote en kleine schilden, allen
vertrouwd met het zwaard; 5 ook Perzen, Ethiopiërs en Puteeërs, allen met
schild en helm; 6 Gomer en al zijn krijgsbenden; Bet-Togarma ver in het noorden
met al zijn krijgsbenden vele volken met u. 7 Maak u gereed en rust u toe, gij met al de scharen die zich bij u
gevoegd hebben; wees gij hun tot een leidsman. 8 Na geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende jaren zult
gij optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk)
dat uit het gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die
tot een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken
uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een
opkomend onweer; gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw
krijgsbenden, en vele volken met u. 10 Zo zegt de Here HERE: Te dien dage
zullen er plannen in uw hart opkomen; gij zult een boze aanslag beramen, 11
gij zult zeggen: ik zal optrekken tegen een land van dorpen, een overval plegen
op vreedzame lieden, die in gerustheid wonen, allen zonder muur, grendels of
poorten 12 om buit te maken en roof te plegen, om uw hand te keren tegen de
weer bewoonde puinhopen en tegen een natie die uit het gebied der volken
bijeengebracht is, die have en goed heeft verworven, die op de navel der aarde woont.
13 Seba, Dedan, de handelaars en al de machtigen van Tarsis zullen tot u
zeggen: Komt gij om buit te maken; hebt gij uw schare bijeengeroepen om roof te
plegen, om zilver en goud weg te slepen, om have en goed te bemachtigen, om een
grote buit te maken? 14 Daarom, profeteer, mensenkind, en zeg tot Gog: Zo zegt
de Here HERE: zult gij het niet gewaarworden, te dien dage als mijn volk Israël
in gerustheid woont? 15 Dan zult gij
komen uit uw woonplaats uit het verre noorden, gij en vele volken met u, allen
ruiters, een grote schare en een talrijk leger, 16 en gij zult optrekken tegen
mijn volk Israël als een wolk die het land bedekt. In toekomende dagen zal het
geschieden, dat Ik u doe optrekken tegen mijn land, opdat de volken Mij leren
kennen, wanneer Ik Mij voor hun ogen aan u, o Gog, de Heilige betonen zal. 17
Zo zegt de Here HERE: Zijt gij het, van wie Ik in vroegere dagen gesproken heb
door de dienst van mijn knechten, de profeten van Israël, welke in die dagen
jarenlang geprofeteerd hebben, dat Ik u tegen hen zou doen optrekken? 18 Maar
te dien dage, wanneer Gog komt in het land van Israël, luidt het woord van de
Here HERE, dan zal mijn grimmigheid opstijgen in mijn neus, 19 en in mijn
naijver, in het vuur mijner verbolgenheid, zal Ik spreken: Waarlijk, te dien
dage zal een zware aardbeving het land van Israël teisteren. 20 Ja, beven
zullen voor Mij de vissen der zee, het gevogelte des hemels, het gedierte des
velds en al het kruipend gedierte dat op de aardbodem kruipt en alle mensen die
op de aarde leven; de bergen zullen neerstorten, de bergwanden zullen vallen,
elke muur zal ter aarde storten. 21 Dan zal Ik op al mijn bergen het zwaard
tegen hem oproepen, luidt het woord van de Here HERE; het zwaard van de een zal
tegen de ander zijn. 22 Ik zal met hem in het gericht treden door pest en door
bloed; stromende regen en hagelstenen, vuur en zwavel zal Ik doen neerregenen
op hem, op zijn krijgsbenden en op de vele volken die met hem zijn; 23 Ik zal
Mij groot en heilig betonen en Mij doen kennen ten aanschouwen van vele volken;
en zij zullen weten, dat Ik de HERE ben. (NBG Vertaling 1951)
In dit
Bijbelgedeelte beschrijft de profeet Ezechiël nauwkeurig hoe het leger van
Magog eens vanuit het verre noorden naar een hersteld Israël getrokken zal worden,
maar daar aan zijn einde zal komen. Naast Gog en Magog worden een aantal
bondgenoten van Magog genoemd die eveneens richting Israël zullen opmarcheren.
Het zijn namen van landen die met uitzondering van Perzië, tegenwoordig
allemaal verdwenen zijn. Het is dus een oefening door aan de hand van historici
uit de oudheid zoals Herodotos en Flavius Josephus, deze oude namen te
identificeren met de huidige landen, die in de profetie aangesproken worden.
De
belangrijkste bron ter identificatie van Magog,
is de Joodse historicus Flavius Josephus
uit de eerste eeuw van onze jaartelling. Josephus heeft in zijn geschiedenis
van het Joodse volk al de volken die in Genesis hoofdstuk 10 in de volkenlijst
genoemd worden, op de landkaart van zijn tijd geplaatst. Hierna het betreffende
citaat van Josephus:
1. Now they were the grandchildren of Noah, in honor
of whom names were imposed on the nations by those that first seized upon them.
Japhet, the son of Noah, had seven sons:
they inhabited so, that, beginning at the mountains Taurus and Amanus, they
proceeded along Asia, as far as the river Tansis, and along Europe to Cadiz;
and settling themselves on the lands which they light upon, which none had
inhabited before, they called the nations by their own names. For Gomer founded
those whom the Greeks now call Galatians, [Galls,] but were then called
Gomerites. Magog founded those that from
him were named Magogites, but who are by the Greeks called Scythians. Now
as to Javan and Madai, the sons of Japhet; from Madai came the Madeans, who are
called Medes, by the Greeks; but from Javan, Ionia, and all the Grecians, are
derived. (Joodse oudheden Boek I, vi.1)
Dat de
Scythen hun woonplaats in Rusland en de Oekraïne hadden staat historisch vast.
Het is Herodotos, de beroemde
historicus uit de vijfde eeuw voor Christus, die van de Scythen de zeden en
gewoonten beschreef. Eigenlijk is de naam een verzamelnaam voor verscheidene
clans. Ten tijde van Ezechiël beheersten zij een gebied van de Donau in Europa
tot aan de Gele Rivier in Azië. Over de landbrug die de Kaukasus is zijn ze in
de zevende eeuw voor Christus in het Midden-Oosten zelfs tot aan de grenzen van
Egypte doorgedrongen.
Het
Russische Rijk ontstond in de negende eeuw na Christus en werd gesticht door
Scandinaviërs. Omstreeks 825 AD vestigden deze Scandinaviërs die zich Roes
noemden, een onafhankelijk Rijk in het gebied van de Chazaren, met wie ze zich
eerder al verbonden hadden. Van de Chazaren trachtten zij de internationale
handel op Byzantium en Arabië over te nemen. Het zogenaamde Rijk van Kiev werd
rond 880 gesticht en werd de heerschappij van de Roes in het gebied daarop onomkeerbaar.
Tegen de tiende eeuw aan beheersten zij een gebied van de Donau-monding tot aan
de Wolga-monding. In het noorden en noordoosten breidden de Russen hun gebied
uit tot aan de Witte Zee, de Poolzee en het Oeral-gebergte. Dit was de toestand
tot aan de Middeleeuwen. In de tweede helft van de vijftiende eeuw zou Rusland onder
leiding van Iwan de Grote (of de Verschrikkelijke) zich enorm uitbreiden. De
Mongoolse heerschappij werd definitief gebroken en uiteindelijk zou Rusland
zich in Azië tot aan de Japanse Zee, uitbreiden. Onder de regering
van Iwan de Grote (1533/1584) die zich als Tsaar (keizer-koning) liet
aanspreken begon voor Rusland een nieuwe periode in de geschiedenis. Een andere
bekende tsaar is Peter de Grote (1689/1725) die op alle mogelijke manieren
trachtte westerse gewoonten en instellingen in Rusland te vestigen. Peter de
Grote liet de stad Sint Petersburg of Petrograd bouwen en vestigde de Russische
macht aan de Baltische Zee. De Romanow s zouden als tsaren over Rusland
heersen tot aan de communistische revolutie in 1917. Het communisme zou Rusland
daarop voor een periode van meer dan zeventig jaar in chaos aller aard
onderdompelen.
Het is
boeiend om in de studie van de profeet Ezechiël hoofdstuk 38 er meerdere Bijbelvertalingen
bij te nemen. De NBG Vertaling 1951 die ik meestal gebruik, heeft het
Hebreeuwse Rosh in de grondtekst met grootvorst vertaald. Zo ook de
Statenbijbel. De Willibrordvertaling heeft het Hebreeuwse woord Rosh echter gewoon
met Ros vertaald. Hierna het betreffende Bijbelgedeelte:
Ezechiël
38:1 Het woord van de HEER werd tot mij gericht: 2 Mensenkind, richt uw blik
naar het land Magog, naar Gog, de vorst van Ros, Mesek en Tubal. Profeteer tegen hem: 3 Zo
spreekt de Heer GOD: Ik kom op u af, Gog, vorst van Ros, Mesek en Tubal. 4 Ik
kom u halen: Ik sla een haak in uw kaken en voer u mee, al uw troepen met
paarden en ruiters, allemaal tot de tanden gewapend, uw machtige leger met
schild en rondas, het zwaard in de hand, 5 en al uw bondgenoten uit Perzië, Kus
en Put, uitgerust met rondas en helm; 6 Gomer met al zijn troepen en
Bet-Togarma uit het hoge noorden met al zijn troepen. Veel volken trekken met
uw mee. (Willibrordvertaling 1995)
Het
verband met Roes en Rus is in de Willibrordvertaling duidelijker en laat weinig
discussie over wat betreft de identificatie van de oude namen Gog en Magog. Gog
is in dit Bijbelgedeelte de leider, de grootvorst, van Ros/Rus/Roes.
Sinds
de val van de Sovjet-Unie zit Rusland met een kater. Een vergelijking met het
Duitsland van na de eerste wereldoorlog kan gemaakt worden. Net zoals Duitsland
in 1919 in zijn nationale trots gekrenkt werd, zien we hetzelfde in Rusland na
het verliezen van de zogenaamde koude oorlog. Net zoals Duitsland in 1919
gebied verloor aan zijn buurlanden en de politiek van de nazis gericht was op
het herwinnen van deze verloren gebieden, kunnen we hetzelfde met Rusland
verwachten. Ook Rusland verloor heel wat gebied dat de tsaren al onder controle
hadden. Honderdduizenden etnische Russen wonen in buurlanden zoals Estland,
Oekraïne, Moldavië, de Krim en de Kaukasus-landen. De annexatie van de Krim in
2014 en de huidige burgeroorlog in Oekraïne is hier het gevolg van.
Rusland
gaat sinds de implosie van de Sovjet-Unie in 1991, zijn eigen weg en wil zich
handhaven als een medespeler op het wereldtoneel. In juli 2007 tekende de
Russische leider Poetin een decreet waarin hij de samenwerking van het
conventionele wapenverdrag van november 1990 met het Westen opzegde. Het
verdrag bepaalde de aantallen van legereenheden die tussen de Atlantische
Oceaan en het Oeral-gebergte aan beide zijden gestationeerd mochten worden.
Ieder blok zag zijn wapenarsenaal beperkt tot 6800 gevechtsvliegtuigen, 2000
aanvalshelikopters, 20000 tanks, 30000 gevechtswagens en 20000
artilleriestukken. Ook voorzag het verdrag in verifieerbare inspecties op de
grond door zowel NATO als Rusland. Dit verdrag werd eenzijdig door Rusland
opgezegd met het excuus dat onvoorziene buitengewone omstandigheden met
betrekking tot de veiligheid van de Russische federatie het nodig maakten dat
het leger uitgebreid wordt.
Is dit al
de vervulling van het begin van de profetie van Ezechiël 38:7? Maak u gereed en rust u toe, gij met al de scharen
die zich bij u gevoegd hebben: wees gij hun tot een leidsman.
Wat tegenwoordig
in Rusland ook opvalt is dat het antisemitisme springlevend is. Honderdduizenden
Joden zijn sinds 1991 al geëmigreerd, velen naar Israël. Naar schatting drie
miljoen Joden blijven nog achter. De Bijbelse profeet Jeremia (16:14) spreekt
over een exodus uit het noorderland die de exodus uit Egypte met zijn tien
plagen zal overtreffen.
De
profetie van Ezechiël blijft in de tussen-tijd onvervuld. Want dit is iets
dat moet opvallen wanneer men het Oudtestamentische boek Ezechiël bestudeerd,
de voorspelling dat een geallieerde macht vanuit het verre noorden naar het
herstelde Israël zal oprukken en daar aan zijn einde zal komen, is in de
geschiedenis nooit vervuld geworden. Ezechiël trad op ten tijde van de Babylonische
Ballingschap en profeteerde daar over het herstel van de Joden in hun oude land
der vaderen. De hoofdstukken 36 en verder handelen over deze profetie. Zelfs de
oppervlakkige lezer moet inzien dat deze hoofdstukken niet in vervulling gingen
ten tijde van Ezra en Nehemia. Teveel details over o.a. een nieuwe tempel en de
verdeling van het land onder de twaalf Israëlitische stammen worden gegeven. De
profetie over de tempelbeek die noordelijk van Jeruzalem zal ontspringen en
naar de Dode Zee zal vloeien tart alle verbeelding. De profetie van Ezechiël leert
dat als een gevolg van de nieuwe rivier, dat zowel westelijk als oostelijk zal
lopen, de Dode Zee uiteindelijk gezond zal worden en in de toekomst een
oostelijke zee zal vormen. Allegoriseren en op de kerk van nu van toepassing
brengen, vergt ware hermeneutische acrobatie. De profetie van Ezechiël wacht
nog op haar vervulling.
Op God
s tijd zal dit alles in vervulling gaan en niet eerder. Aan ons is het vandaag
de zaak om op de tekenen te letten, die aan dit alles zullen voorafgaan. De
grote voorwaarde is het nationale en geestelijke herstel van het volk der Joden
in het oude land der vaderen. Dit is wat het nationale herstel betreft, sinds
1948 van de vorige eeuw een feit. Daarnaast moet de aandachtige lezer(es)
letten op de andere voorwaarden die de profeet voor de eindtijd schilderde:
namelijk een Israël dat in gerustheid leeft:
38:8 Na
geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende jaren zult gij
optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat
uit het gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot
een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid.
Deze
algemene gerustheid heeft zich sinds 1948 nog niet voorgedaan en intussen is
het wachten op een toekomstige algemene vredesregeling voor het Midden-Oosten,
met als resultaat een opgeven van muren en grendels door Israël. De
gerustheid zoals beschreven in vers 8 is als negatief te beschouwen. Zie het
hierna volgende Bijbelcitaat van de profeet Ezechiël.
Ezechiël
16:49 Zie, dit was de ongerechtigheid
van uw zuster Sodom: in trots, overdaad en
zorgeloze rust leefde zij met haar dochters zonder de ellendige en de arme te ondersteunen.
Het
toekomstige vredesverdrag zal (mis)leiden tot een zorgeloze rust dat
uiteindelijk geen heil zal brengen. Het is de invasie van Magog in Israël dat maakt
dat gans Israël ook geestelijk hersteld zal worden.
Ezechiël
39:25 Daarom, zo zegt de Here HERE, nu zal Ik een keer brengen in het lot van Jakob en Mij ontfermen over
het gehele huis Israëls, en ijveren
voor mijn heilige naam. 26 Zij zullen de smaad en al de ontrouw, waarmee zij
Mij ontrouw geweest zijn, vergeten, wanneer zij weer in hun land wonen, veilig,
zonder dat iemand hen opschrikt. 27 Als Ik hen uit het gebied der volken
terugbreng en hen uit de landen van hun vijanden verzamel, dan zal Ik Mij voor
het oog der talrijke volken aan hen de Heilige betonen. 28 En zij zullen weten,
dat Ik de HERE hun God ben, zowel wanneer Ik hen in ballingschap wegvoer onder
de volken, als wanneer Ik hen weer in hun eigen land verzamel, zonder dat Ik
iemand van hen daarginds achterlaat. 29 En
Ik zal mijn aangezicht niet meer voor hen verbergen, wanneer Ik mijn Geest
over het huis Israëls heb uitgestort, luidt het woord van de Here HERE. (NBG
Vertaling 1951)
Tot
slot wil ik opmerken dat de identificatie van Magog met Rusland, hen niet
slechter of beter maakt dan de andere huidige machtsblokken in de wereld. De
VS, de EU, NAVO e.a. landen en groepen streven allen in de huidige wereldcrisis
hun eigen programma s na, en hier is geen sprake meer van goeden of slechten,
zoals het zeventig jaar geleden ten tijde van de tweede wereldoorlog, zo duidelijker
onderscheidbaar was. De christen mag vandaag echter van één ding overtuigd
zijn: God heeft alles onder controle.
Jesaja
10:24 Daarom, zo zegt de Here, de HERE der heerscharen: Vrees niet, o mijn
volk, dat in Sion woont, voor de
Assyriërs, wanneer zij u met de stok slaan en hun staf tegen u opheffen,
zoals Egypte deed. 25 Want nog een korte wijle, dan is de gramschap ten einde
en mijn toorn richt zich op hun vernietiging. 26 Dan zwaait de HERE der
heerscharen de gesel over hen, zoals Midjan geslagen werd bij de rots Oreb, en
(Hij zwaait) zijn staf over de zee en heft die op zoals in Egypte. 27 En het
zal te dien dage geschieden, dat hun
last van uw schouder afglijden zal en hun juk van uw hals, ja, het juk zal
vernietigd worden op uw schouder. 28 Zij overvallen Ajjat, zij trekken door Migron,
te Mikmas legeren zij hun legertros.
29 Zij trekken de bergpas door: Geba
zij ons nachtkwartier. Rama
siddert, Gibea Sauls vlucht. 30 Gil
het uit, o dochter van Gallim! Pas
op, Laïs! Arm Anatot! 31 Madmena
vlucht, de inwoners van Gebim bergen
zich. 32 Nog heden stellen zij zich op te Nob:
zij zwaaien hun handen in de richting van de berg der dochter van Sion, de
heuvel van Jeruzalem. 33 Zie, de
Here, de HERE der heerscharen, houwt met vervaarlijke kracht de loverkroon af,
de rijzige stammen worden omgehouwen en de hoge geveld; 34 het dichte gewas van
het woud houwt Hij af met het ijzer, en de Libanon zal vallen door de
Heerlijke. (NBG Vertaling 1951)
Het
Bijbelcitaat van hierboven van de profeet Jesaja, met de beschrijving van een
veldtocht van een Assyrisch leger richting Jeruzalem, heeft zich in de
geschiedenis nooit voorgedaan. Wanneer we de chronologie van het Bijbelboek
Jesaja volgen merken we dat Jesaja deze profetie neerschreef ten tijde van de regeringsperiode
van koning Achaz van Juda (Jesaja 7:1 en 14:28) (739/722 v. Chr.). Zie ook het artikel: Kroniek van koning
Jotham en van Achaz van Juda van 15-05-2014 ophttp://bloggen.be/robertdetelder/
De
invasie van Juda en de belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib zou
pas in 709 v. Chr. gebeuren tijdens de regeerperiode van koning Hizkia, de zoon
van Achaz. En wat heel opmerkelijk is; de marsroute van het Assyrische leger naar
Jeruzalem toe, geschiedde toen via het zuiden vanuit Lachis. Zie de kaart
bovenaan het artikel: aan de linkerzijde merken we de pijlen en
aanvalsrichtingen van het leger van Sanherib in 709 v. Chr., een veldtocht en
een oorlog die sindsdien geschiedenis zijn. De rode kader aan de rechterkant
van de kaart toont de geprofeteerde aanvalsrichting van het Assyrische leger
van de eindtijd. De bedoeling van dit artikel is aandacht aan het profetische
gedeelte van dit Bijbelgedeelte te geven. Het Bijbelcitaat van Jesaja 10:24-34 maakt
deel uit van een serie profetieën over het herstel van Israël, over de
oprichting van het beloofde Messiaanse Vrederijk en over een Grote Oorlog, die
daaraan vooraf gaat. Het Messiaanse Vrederijk wordt in het volgende hoofdstuk
11 van de profeet Jesaja heel concreet profetisch ingevuld.
Jesaja
11:1 En er zal een rijsje voortkomen
uit de tronk van Isaï en een scheut
uit zijn wortelen zal vrucht dragen. 2 En op
hem zal de Geest des HEREN rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de
Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des HEREN; 3 ja, zijn
lust zal zijn in de vreze des HEREN. Hij zal niet richten naar hetgeen zijn
ogen zien, noch rechtspreken naar hetgeen zijn oren horen; 4 want hij zal de
geringen in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in
billijkheid rechtspreken, maar hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds en
met de adem zijner lippen de goddeloze
doden. 5 Gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel
zijner heupen. 6 Dan zal de wolf bij
het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje; het kalf, de
jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze
hoeden; 7 de koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen zich
tezamen nederleggen, en de leeuw zal stro eten als het rund; 8 dan zal een
zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van een giftige
slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken. 9 Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige
berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren de
bodem der zee bedekken.
De
verzen 1 tot 5 beschrijven de persoon van de Messias en het feit dat Hij de
goddeloze van de eindtijd zal doden. De goddeloze van Jesaja is dezelfde
tegenstander waar de andere relevante Bijbelgedeelten, naar verwijzen. Paulus
verwijst in zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen naar de wetteloze:
2
Thessalonicenzen 2:8 Dan zal de
wetteloze zich openbaren; hem zal de Here [Jezus] doden door de adem zijns
monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt.
Ook bij
Paulus lezen we het gemak waarmee de wetteloze uiteindelijk geneutraliseerd
wordt: simpelweg door de adem zijns monds van de wederkerende Christus.
Vanaf
vers 6 lezen we bij de profeet Jesaja hoofdstuk 11, de beschrijving van het
Messiaanse Vrederijk. Een volmaakte toestand van de natuur wordt geschilderd,
waar mens en dier in volmaakte harmonie met elkaar leven. Geen roofdieren meer
noch roof-mensen.
11:9
Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want
de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren de bodem der zee
bedekken.
Vanaf
vers 10 kunnen we lezen dat de twaalf stammen van Israël van de oudheid,
opnieuw in het land door de HERE God hersteld zullen worden. Van de vier einden
der aarde, staat er in beeldspraak geschreven, zullen zij naar het Beloofde
Land gevoerd worden. En vanaf vers 14 vinden we details over de laatste grote
oorlog die in het gebied ooit zal woeden. Een oorlog die aansluit bij het
laatste Bijbelboek Openbaring hoofdstuk 19, met de beschrijving van de slag bij
Harmageddon.
Jesaja 11:10
En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen
zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal
heerlijk zijn. 11 En het zal te dien
dage geschieden, dat de Here wederom zijn hand opheffen zal om los te kopen de rest van zijn volk,
die overblijft in Assur, Egypte, Patros, Ethiopië, Elam, Sinear, Hamat en in de
kustlanden der zee. 12 En Hij zal een banier opheffen voor de volken, en de
verdrevenen van Israël verzamelen en de verstrooide dochters van Juda
vergaderen van de vier einden der aarde.
13 Dan zal de afgunst van Efraïm verdwijnen en zij die Juda benauwen, zullen
uitgeroeid worden; Efraïm zal niet afgunstig zijn op Juda en Juda zal Efraïm
niet benauwen. 14 Westwaarts zullen zij de Filistijnen op de schouder vliegen,
samen zullen zij de stammen van het Oosten plunderen; naar Edom en Moab zullen
zij hun hand uitstrekken en de Ammonieten zullen hun onderhorig zijn. 15 Dan
zal de HERE de zeeboezem van Egypte met de ban slaan en Hij zal zijn hand tegen
de Rivier bewegen met de gloed van zijn adem, en Hij zal haar tot zeven beken
uiteenslaan en maken, dat men geschoeid daardoor kan gaan. 16 Dan zal er een
heerbaan zijn voor de rest van zijn volk, die in Assur overblijven zal, zoals
er voor Israël geweest is ten dage, toen het optrok uit het land Egypte.
Maar nu
verder aandacht voor de geprofeteerde Assyriër van de eindtijd, de goddeloze
van de profeet Jesaja 11:4. In de eindtijd zal een nieuwe Assyriër naar
Jeruzalem oprukken. De profeet Jesaja geeft de marsroute op van het leger van
de Assyriër via een aantal plaatsnamen in Samaria en Juda. Naar onze tijd
getransponeerd herkennen we de plaatsen waar heden op grote schaal door Israël
nederzettingen en nieuwe steden worden gebouwd.
De
profeet Daniël heeft deze geprofeteerde grote laatste oorlog eveneens in detail
voorspelt en beschreven:
Daniël
11:40 Maar in de eindtijd zal met
hem (=de koning van het noorden) de koning van het Zuiden in botsing komen, en
de koning van het Noorden zal op deze aanstormen met wagens en ruiters en vele
schepen; en hij zal de landen binnenvallen, en als een overstroming steeds
verder om zich heen grijpen. 41 Ook het
Sieraadland zal hij binnenvallen, en velen zullen struikelen; maar aan
zijn macht zullen ontkomen: Edom, Moab en de keur der Ammonieten. 42 En hij
zal zijn hand uitstrekken tegen de landen, en het land Egypte zal niet
ontkomen, 43 maar hij zal de schatten bemachtigen van goud en zilver en alle
kostbaarheden van Egypte; en Libiërs en Ethiopiërs zullen in zijn gevolg zijn.
44 Doch geruchten uit het oosten en uit het noorden zullen hem ontstellen,
zodat hij in grote grimmigheid zal uittrekken om velen te verdelgen en te
vernietigen. 45 Hij zal zijn staatsietenten opslaan tussen de zee en de berg
van het heilig Sieraad maar dan komt
hij aan zijn einde, zonder dat iemand hem helpt. 12:1 Te dien tijde zal
Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er
zal een tijd van grote benauwdheid
zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe.
Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden.
2 Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot
eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen. 3 En de
verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot
gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos. 4 Maar
gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek
doen, en de kennis zal vermeerderen.
(NBG
Vertaling 1951)
Bij de
profeet Daniël hoofdstuk 11:40-45 en hoofdstuk 12:1-4 wordt naar de koning van
het Noorden van de eindtijd verwezen. De vorige verwijzingen in Daniel 11:1-39 naar
de koning van het noorden, waren naar de koningen van het Grieks-Syrische Rijk
van de oudheid bedoelt. Vanaf vers 40 gaat het echter duidelijk over een koning
van het noorden van de eindtijd. En wordt er een oorlog beschreven die heden
nog geen geschiedenis is. De profetie van Daniël 11:40-45 handelt over de grote
oorlog, de slag bij Harmageddon die in de eindtijd in het gebied van Israël uitgevochten
zal worden.
Het
profetische noorden in de Bijbel is het gebied van het oude Assyrië. De profeet
Sefanja geeft dit duidelijk weer:
Sefanja
2:13 En Hij (JHWH) zal zijn hand tegen het
Noorden uitstrekken, Hij zal Assur te
gronde richten en Nineveh tot een wildernis maken
Het
moet duidelijk zijn dat de hiervoor beschreven koning van het noorden gelijk is
aan de Assyriër van de profeet Jesaja en dat deze ook gelijk is aan de
goddeloze van de apostel Paulus en aan het beest van het Bijbelboek
Openbaring hoofdstuk 13. Of de antichrist van de eindtijd zoals alleen de
apostel Johannes hem in zijn brief (1 Johannes 2:28-27) noemt.
Door nu
de komende antichrist als een Assyriër te herkennen worden ook andere teksten
uit het Profetische Woord van de Bijbel duidelijker. Zo een voorbeeld is de
profeet Micha hoofdstuk 5 dat o.a. handelt over Bethlehem als de plaats waar de
Messias moest geboren worden.
Micha
5:1 En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda,
uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens
oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid. 2 Daarom zal Hij hen
prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. Dan zal het overblijfsel zijner
broederen terugkeren met de Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan en hen weiden in
de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal
Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn. Wanneer Assur in ons land komt, en
wanneer hij onze paleizen betreedt, dan zullen wij tegen hem zeven herders
stellen en acht vorsten uit de mensen, 5 die het land Assur zullen weiden met
het zwaard en het land van Nimrod in
zijn poorten. En Hij zal bevrijden van Assur, wanneer die in ons land komt en
wanneer hij ons gebied betreedt. 6 En het
overblijfsel van Jakob zal te midden van vele volkeren zijn als dauw van de
HERE, als regenstromen op het groene kruid, dat niet wacht op de mens, noch
mensenkinderen verbeidt. 7 En het
overblijfsel van Jakob zal zijn onder de natiën, te midden van vele
volkeren als een leeuw onder de dieren des wouds, als een jonge leeuw onder de
schaapskudden, die, wanneer hij er binnendringt, neerslaat en verscheurt,
zonder dat iemand redt. 8 Uw hand zal verheven zijn boven uw tegenstanders, en
al uw vijanden zullen worden uitgeroeid.
Na de
eerste twee Kerst -verzen gaat de profetie vanaf vers 3 verder naar wat we
inmiddels de tweede of wederkomst van de Messias noemen. En dan is het
opmerkelijk dat we in vers 4 opnieuw Assur vermeldt zien. Deze profetie is bovendien
opmerkelijk aangezien ten tijde van de eerste komst van de Heer Jezus Christus,
het historische Assyrië toen al meer dan zeshonderd jaar als wereldmacht
verdwenen was. De conclusie is dat er opnieuw een Assyrische grootmacht zal
zijn ten tijde van de tweede komst van de Messias. Een grootmacht die aan het
einde van de eindtijd voor een korte tijd het land Israël zal bezetten. Dit is echter
nog niet voor morgen (of overmorgen) maar ligt nog in de verre toekomst (aan
toekomstberekeningen via het noemen mogelijke jaartallen doe ik niet mee).
Het is
de komst van de Messias dat aan het bewind van de eindtijd-Assyriër een einde
brengt. Aan het begin van het Messiaanse Vrederijk zal het gebied van Assyrië gedurende
een tijd door zeven herders en acht vorsten uit de mensen bestuurd worden.
Alvorens dat ook Assur in de nieuwe gemeenschap van volken tijdens het komende
Vrederijk zal opgenomen worden.
Jesaja
19: 23
Te dien dage zal er een heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in
Egypte komen en Egypte in Assur, en Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24
Te dien dage zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het
midden der aarde, 25 omdat de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de
woorden: Gezegend zij mijn volk
Egypte en het werk mijner handen, Assur,
en mijn erfdeel Israël.
Maar
voor deze profetie werkelijkheid wordt zal er nog een donkere periode voor
Israël en de wereld aanbreken. Van uit het gebied van het oude Oost-Romeinse
Rijk zal de wereld in de eindtijd gedirigeerd worden. Het Oost-Romeinse Rijk
zal in de toekomst opnieuw geformeerd worden door een federatie van vijf
landen. Met zekerheid kunnen we vandaag de volgende landen al invullen: Israël,
Egypte, Turkije en Griekenland. Het vijfde land zal een nieuw Assyrië zijn, een
land dat heden nog gevormd dient te worden. Deze vijf landen zullen zich
verenigen met vijf koningen/landen uit het gebied van het voormalige West-Romeinse
Rijk en aldus het Romeinse Rijk van de oudheid opnieuw op de kaart plaatsen. In
een later stadium geven de in totaal tien koningen of leiders hun macht over
aan een elfde leider. Dit dan tot slot in een notendop waar de verschillende
profetische Schriftgedeelten over gaan.
Definitie van het woord
Advent (Bijbelse Encyclopedie KOK, 1975): Latijn: Adventus, komst. Aanduiding van de komst van de Zoon van God in het
vlees, de incarnatie; voorts van Zijn wederkomst ten oordeel in de volheid der
tijden.
Volgens deze definitie
is met ADVENT niet alleen de voorbereidingstijd tot het Kerstfeest bedoeld,
maar ook een leven in de verwachting van de wederkomst van Christus in de
zogenaamde volheid der tijden. Dit laatste is een verwachting die het
traditionele christendom, ook wat er van overblijft in de tweede generatie
sinds de kerkverlating, niet meer kent. De verwachting van het traditionele
christendom is er een van als mens geboren worden, ouder worden, moeten sterven
en daarna de hemel (als het goed is), de overige wacht de traditionele hel. Dit
christendom heeft weinig of geen kennis van de Bijbel en laat zich al eens leiden
door leiders die hun geloof in de Bijbel, al tijdens hun opleiding in de
seminaries en/of Bijbelscholen als een gevolg van de Bijbelkritiek en de
evolutietheorie, verloren - opgegeven -, of er een eigen invulling aan gegeven
hebben.
De Bijbel leert nochtans
duidelijk en niet mis te verstaan, een wederkomst van Christus. Deze komst
heeft Jezus tijdens zijn leven en bediening voorzegt, en werd door de
evangelisten zo genoteerd. Onmiddellijk na Zijn hemelvaart wordt dezelfde
boodschap herhaald.
Handelingen 1:6 Zij
dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap
voor Israël?7 Hij
zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover
de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, 8 maar gij
zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn
getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste
der aarde. 9 En
nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een
wolk onttrok Hem aan hun ogen. 10 En toen zij naar de hemel staarden,
terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, 11 die
ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de
hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien
varen. (NBG Vertaling 1951)
In het hiervoor
geciteerde Schriftgedeelte worden enkele eenvoudige waarheden weergegeven. De
verwachting namelijk van het herstel van koningschap van Israël en de
wederkomst van Jezus Christus op dezelfde wijze zoals bij Zijn hemelvaart.
Boven Jeruzalem is er duidelijk een voor onze ogen, onzichtbare deur naar die
andere dimensie van waar Jezus op God s tijd zal terugkomen. Naar de komst van
dit Rijk Gods hebben honderden en honderden miljoenen christenen bijna
tweeduizend jaar lang al, sinds 30 AD (dikwijls onwetend) gebeden. Het Onze
Vader namelijk zoals het in het evangelie opgetekend staat.
Matteüs 6:5 En wanneer gij bidt, zult gij niet zijn als de
huichelaars, want zij staan gaarne in de synagogen en op de hoeken der pleinen
te bidden, om zich aan de mensen te vertonen. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben
hun loon reeds. 6 Maar gij,
wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in
het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. 7 En gebruikt bij uw bidden geen omhaal
van woorden, zoals de heidenen; want zij menen door hun veelheid van woorden
verhoord te zullen worden. 8 Wordt hun dan
niet gelijk, want [God] uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.
9 Bidt
gij dan aldus:Onze Vader die in de
hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; 10 uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook
op de aarde. 11 Geef
ons heden ons dagelijks brood; 12 en vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; 13 en leid ons niet in verzoeking,
maar verlos ons van de boze. [Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de
heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.] 14 Want indien gij de mensen hun
overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; 15 maar
indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet
vergeven. (NBG Vertaling 1951)
Dit beloofde Koninkrijk
is komende. Het zal niet tot stand komen door menselijke inzet, maar net zoals
bij de wedergeboorte van een mens, zoals beschreven in het evangelie naar
Johannes, door God Zelf. De verwachting van het komende Godsrijk werd echter
als een gevolg van het lange uitblijven van de Messias, door het christendom al
vroeg in de geschiedenis opgegeven. Toen de Romeinse keizer Constantijn zich in
de vierde eeuw tot het christendom bekeerde en de kerk van Rome tot
staatsgodsdienst verhief, leerde en verwachte men dat het Godsrijk door
mensenhanden gebouwd kon worden. De profetische gedeelten van de Bijbel werden
als een allegorie uitgelegd en ontdaan van hun letterlijke boodschap. Alle
heilsbeloften in de Bijbel, die betrekking op het volk Israël hadden, werden op
de kerk van nu, van toepassing gebracht. De duizend jaar dat satan volgens het
boek Openbaring, tijdens het komende Vrederijk gebonden zou worden, werd niet
meer letterlijk genomen, maar gezien als een zinnebeeld van de nieuwe tijd die
sinds Constantijn baan brak. Dat het sterven, de dood bleef heersen, nam men
erbij.
In de twintigste eeuw in
het jaar 1948, werd de staat Israël echter werkelijkheid. En dit slechts drie
jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog. In het christelijke Europa
werden tijdens deze oorlog 6.000.000 Joden door de nazis opgejaagd en in
vernietigingskampen e. a. plaatsen vermoord. Vele overlevenden van de Holocaust
luisterden daarna naar de stem van de Zionistische beweging en besloten naar
Palestina te emigreren. Ook vanuit de Arabische wereld begon tegelijkertijd een
uittocht van Joodse mensen naar Israël. En het gevestigde christendom was
getuige van deze Bijbelse heils-feiten. De vraag zou moeten zijn: is het
herstel van het volk der Joden nu de vervulling van Oudtestamentische
profetieën of niet? En indien het antwoord ja is, moeten we de Bijbel opnieuw
en ditmaal los van alle tradities bestuderen. De Bijbelse profetieën betreffende
een derde herstel van de Joden in het oude land der vaderen zijn duidelijk
leesbaar en herkenbaar. Zo een voorbeeld is de profetie van Amos:
Amos 9:11 Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik
zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal
haar herbouwen als in de dagen van ouds, 12 opdat zij beërven de rest van Edom
en van al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen, luidt het woord van de
HERE, die dit doet. 13 Zie, de dagen
komen, luidt het woord des HEREN, dat de ploeger zich aansluit bij de
maaier en de druiventreder bij hem die het zaad strooit; dan zullen de bergen
druipen van jonge wijn en al de heuvelen daarvan overvloeien. 14 Ik zal een keer brengen in het lot van mijn
volk Israël: verwoeste steden zullen zij herbouwen en bewonen; wijngaarden
zullen zij planten en de wijn ervan drinken; boomgaarden zullen zij aanleggen
en de vrucht daarvan eten. 15 Dan zal Ik hen planten in hun grond, en zij zullen niet meer worden uitgerukt
uit de grond die Ik hun gegeven heb, zegt de HERE, uw God. (NBG Vertaling 1951)
Vers 15 van het hiervoor
geciteerde Bijbelgedeelte van Amos leert een derde definitieve herstel van
Israël. Dit betekent dat de catastrofe van het jaar 70 AD met de vernietiging
van de Tempel te Jeruzalem door de Romeinse legers en de wegvoering van de
Joden in de diaspora niet het einde
is, maar de belofte van een herstel inhoudt, na een lang tijd-dal van inmiddels
bijna tweeduizend jaar.
De gevestigde kerken
zoals de Rooms-katholieke kerk, de oosterse orthodoxe kerken en vele
Protestantse kerkgenootschappen leren nochtans dat de kerk in de plaats van
Israël is gekomen en dat de Joden als heilsorgaan in de eerste eeuw van de
christelijke jaartelling, vervloekt en definitief door God opzijgezet werden.
Deze Kerkgenootschappen, het christendom, beschouwen zichzelf als het
geestelijke Israël uit de Bijbel. Alle beloften, die in het Oude Testament handelen
over het 'heil voor Israël' en over het Messiaanse Vrederijk, past het
christendom op zichzelf toe. Volgens de orthodoxe exegese is met de start van
de Kerk in 30 AD met Pinksteren, alle Oudtestamentische profetie vervuld. Het
volk Israël als uitverkoren volk van God heeft al 20 eeuwen voor hen afgedaan.
Er staan in de Bijbel
talloze profetieën die men nochtans moeilijk kan 'vergeestelijken' of
allegoriseren en op de Kerk toepassen. Bijbelse profeten zoals Joël en vele anderen
voorspelden Israëls herstel in de 'komende dagen'. Ik geef hierna één voorbeeld
weer dat voldoende moet zijn, namelijk de profeet Joël van het Oude Testament.
Naar het hierna volgende profetische gedeelte van Joël heeft de apostel Petrus
op de Pinksterdag bij de aanvang van de EKKLESIA of kerk, verwezen. Voor de
gevestigde kerken is de ganse profetie van Joël hiermee vervuld. De aandachtige
lezer(es) moet nochtans vaststellen dat de apocalyptische verzen 30 en 31 toen
niet zichtbaar waren.
Joël 2:28 Daarna zal het
geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw
dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen
zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal
Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de hemel en
op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat
de grote en geduchte dag des HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat
ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion
en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de
ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen.
Het zou duidelijk moeten
zijn dat slechts een gedeelte, een belangrijk gedeelte weliswaar, in 30 AD
vervuld werd. De daarop volgende verzen 30 en 31 liggen echter nog in de
toekomst.
Over de bloedmaan en de
dag des HEREN schreef ik op deze blog eerder op 29-07-14 een artikel: De profeet Joël en de bloedrode
maansverduistering.
Het wonderlijke is ook dat
alle tijdgenoten van de Joden uit de eerste eeuw van onze jaartelling,
verdwenen zijn. De volken van toen, hun talen en rassen zijn verdwenen.
Opgegaan in andere en nieuwe volken en talen. Het Latijn, de taal van de
verdrukkers van toen is tegenwoordig een dode taal. De Joden echter hebben hun
aard en religie bewaart en dit in de diaspora in den vreemde, ver weg van het
oude land der vaderen.
Een andere religie die
een derde herstel van Israël afwijst is de Islam. Soera 17 uit de Koran is hier
overduidelijk:
Soera
17:1 "Lofprijzing aan Hem, die
Zijn dienaar des nachts deed reizen van het Gewijde Bedehuis (Mekka) naar het
Uiterste Bedehuis (Jeruzalem), welks omtrek Wij gezegend hebben, opdat Wij hem
van Onze tekenen zouden tonen. Hij is de Horende, de Ziende. (2) En Wij hebben
Musa (Mozes) de Schrift gegeven
en Wij hebben haar gemaakt tot een rechte leiding voor de Zonen Israils: Neemt
u niet buiten Mij een zaakbezorger. _ (3) Nakomelingschap van hen, die Wij met
Nuh (Noach) medevoerden. Hij
was een dankbaar dienaar. (4) En Wij hebben aan de Zonen Israils in de
Schrift de beslissing gegeven:Gij zult op de aarde twee malen
verderf verspreiden, en gij zult rijzen tot grote hoogte. (5) Wanneer de
tijd komt van de eerste der twee
aanzeggingen, zenden Wij tegen ulieden dienaren van Ons, toegerust met
hevig geweld, welke tussen de woningen door speuren; en het zal een
verwerkelijkte aanzegging worden. (6) Daarna geven wij U weder de kans tegen
hen en versterken Wij u met bezittingen en zonen, en maken Wij u talrijker in
krijgerscharen. (7) Indien gij lieden wel handelt, dan handelt gij wel voor uzelven,
en indien gij slecht handelt, dan is dat ook voor uzelf. Wanneer dan de tijd
komt van de latere aanzegging, zal het gebeuren, dat zij uw gezichten
schenden en dat zij het bedehuis
binnendringen, zoals zij het de eerste maal binnengedrongen waren, en dat zij
de plaats, waarover zij komen, geheel verwoesten. (8) Mogelijk, dat uw
Heer ulieden dan barmhartigheid zal betonen. Maar indien gij terugkeert, keren ook Wij terug en maken Wij
Djahannam voor de ongelovigen tot een inperking." (Uit het Arabisch vertaald
door J.H.KRAMERS, 1976)
De Arabische Koran is
tot stand gekomen in de zevende eeuw na Christus. De Joden waren toen al zes
eeuwen eerder sinds 70 AD (en de laatste opstand en wegvoering in 135 AD) in de
diaspora, in de zogenaamde verstrooiing, ook in Arabië. Wanneer men de eerste
acht verzen van Soera 17 doorneemt merkt men dat de Koran een herstel van
Israël in het oude land der vaderen, uitsluit. Er staan geen jaartallen
vermeldt in de Koran, maar vanuit de Bijbel en de wereldgeschiedenis herkennen
we in de eerste aanzegging de verovering van Jeruzalem door de Babyloniërs in het
jaar 586 v. Chr. De tweede aanzegging geschiedde in het jaar 70 AD toen de
Romeinen onder leiding van Titus de stad en Tempel verwoesten. En dan staat er
vervolgens de waarschuwing in Soera 17:8 Indien gij terugkeert, en de
waarschuwing met Djahannam voor de teruggekeerde ongelovigen. Het woord
Djahannam is het Arabische woord voor hel (een Nederlands woord dat ontleend is
van de Germaanse mythologie): een plaats van foltering.
Er is voor Israël in de Koran
geen derde herstel beloofd. Twee maal slechts werd het hun vergund een
nationale staat te hebben. Daarom ook wordt de staat Israël sinds 1948 als een
doorn in het Arabische/Islamitische vlees ervaren. Een doorn die verwijderd
moet worden. Voor Islamitische fundamentalisten is de Koran grondwet en is een
Joodse staat in het Midden-Oosten onaanvaardbaar.
De Joden die in 70 AD in een wereldwijde diaspora terecht kwamen, zijn
in deze volken-zee echter bewaard gebleven, zij het dikwijls onder heel zware
verdrukking. Sinds 1948 kennen we een nationaal herstel in het zogenaamde oude
land der vaderen: Israël. Een nationaal herstel dat onder grote moeilijkheden
gehandhaafd wordt.
Onder diegenen in het christendom die op basis van de profetische Boeken
van de Bijbel in een derde herstel van Israël geloven is de vestiging van de
seculiere staat Israël in 1948 het grote teken, nu nog meer aan het begin van
het derde millennium, dat de (weder)komst van de Messias nabij is. De seculiere
Joodse staat die anno 1948 opgericht werd schept namelijk de voorwaarde tot het
in vervulling gaan van de Bijbelse profetieën in verband met het beloofde derde
herstel.
In de profetische boeken van de Bijbel vinden we alle gebeurtenissen in
detail beschreven, die zullen leiden tot de wederkomst van Messias Jezus. Zie het artikel op deze blog van
31-07-2014: De zeventig jaarweken van de profeet Daniël. Men kan het
vergelijken met een spoorboekje waar alle stations in beschreven staan die men
zal aandoen, alvorens zijn bestemming te bereiken.
In de tussen-tijd geldt het Woord van de Heer Jezus Christus aan zijn
Joodse discipelen:
Matteüs 24:3 Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen zijn
discipelen alleen tot Hem en zeiden: Zeg ons wanneer zal dat geschieden, en wat
is het teken van uw komst en van de
voleinding der wereld? 4 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat
niemand u verleide! 5 Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben
de Christus, en zij zullen velen verleiden. 6 Ook zult gij horen van
oorlogen en van geruchten van oorlogen.
Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet. 7 Want volk zal opstaan tegen volk,
en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en
aardbevingen zijn. 8 Doch dat alles is het begin der weeën.
Micha 1:1
Het woord des HEREN, dat tot Micha, de Morastiet, kwam in de dagen van Jotham,
Achaz, Jehizkia, koningen van Juda, hetwelk hij geschouwd heeft over Samaria en
Jeruzalem.
De naam
van de profeet Micha is een verkorte vorm van de naam Michajah wat betekent: Hij
die is als de HERE". Zoals het eerste vers hierboven geciteerd, trad de
profeet op in dagen van de koningen van Juda: Jotham, Achaz en Jehizkia. Op de
tijdsbalk zitten we voor deze koningen in de jaren van 750 tot 694 v. Chr. Dat
maakt van de profeet Micha een tijdgenoot van de profeet Jesaja. De bediening
van Jesaja duurde langer in tijd aangezien deze profeet zijn bediening al een
generatie eerder, in de dagen van koning Uzzia van Juda, begon.
Jesaja
1:1 Het gezicht van Jesaja, de zoon van Amoz, dat hij heeft gezien over Juda en
Jeruzalem in de dagen van Uzzia,
Jotham, Achaz en Jehizkia, koningen van Juda.
In het
eerste hoofdstuk van het Bijbelboek Micha lijkt het dat Micha (1:2-4) zijn
bediening begon ten tijde van een meganatuurcatastrofe. Ik vermoed dat het de
catastrofe van het jaar 748 v. Chr. was (Genesis versus Egyptologie, hoofdstuk
22) die de bediening van Micha zag aanvangen. Het was dan nog 31 jaar tot de
val van Samaria en de wegvoering van de tien stammen van Israël in Assyrische
ballingschap (Micha 1:5-7).
Sommige
van de oordeel-aankondigingen over Juda en Samaria zijn bij de profeten Micha
en Jesaja dezelfde. Dit was voer voor de Bijbelkritiek, wanneer deze in de
tweede helft van de negentiende eeuw echt op gang kwam. De profeten zouden van
elkaar gekopieerd hebben enz. Voor iemand die gelooft dat de Bijbel het Woord
van God is, is dit uiteraard onzin. Het gaat hier tenslotte niet om de woorden
van de profeten maar om het Woord van God dat Hij via deze mensen doorgaf.
Paulus
aan de Hebreeën 1:1 Nadat God eertijds vele
malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, 2
heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij
gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld
geschapen heeft.
Net
zoals Paulus eertijds aan de Hebreeën schreef dat God vele malen en op vele
wijzen tot de profeten sprak, is het logisch dat dezelfde boodschap met
dezelfde woorden is doorgegeven.
De
brief van Paulus aan de Hebreeën is overigens nog zo een voorbeeld van ijdel
gepraat van de Bijbelkritiek. Aangezien de brief aan de Hebreeën in ons Nieuwe
Testament geen afzender opgeeft mag/moet/kan er getwijfeld worden aan de
identiteit van Paulus als briefschrijver. En de brief van Paulus aan de
Hebreeën waar de apostel Petrus naar verwijst, zou dan verloren gegaan zijn?
2
Petrus 3: 14 Daarom, geliefden, beijvert u in deze verwachting,
onbevlekt en onberispelijk te blijken voor Hem in vrede, 15 en houdt de
lankmoedigheid van onze Here voor zaligheid, zoals ook onze geliefde broeder Paulus naar de hem gegeven wijsheid u
geschreven heeft, 16 evenals in alle brieven, wanneer hij over deze dingen
spreekt. Daarin is een en ander moeilijk te verstaan, wat de onkundige en
onstandvastige lieden tot hun eigen verderf verdraaien, evenals trouwens de
overige schriften.
Dit is bij
de studie van de Bijbelboeken niet mijn uitgangspunt. Met dit artikel wil ik een
bijzonder chronologisch onderdeel van de profeet Micha behandelen. De tijdskloof namelijk die er zit in tussen
vers 2b en vers 3 van het hierna volgende citaat:
Micha 5:1
En gij, Bethlehem Efrata, al zijt
gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een
heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der
eeuwigheid. 2 Daarom zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren
zal, gebaard heeft.
( Tijdskloof
van inmiddels 2018 jaar)
Dan zal het overblijfsel zijner broederen
terugkeren met de Israëlieten. 3 Dan zal
Hij staan en hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam
des HEREN, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn
tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn.
De
profetie van Micha over de geboorteplaats van de Messias of Christus is
wereldwijd bekend vanwege het Kerst-gebeuren. Het gehucht Bethlehem is de
plaats waar de Heiland in het jaar vijf voor Christus in de vijfde maand Ab
(juli/augustus) geboren werd. Toen de Magi uit het Oosten aan het hof van
Herodes de Grote navraag kwamen doen naar de geboorte van de Koning der Joden
werd op bevel van Herodes de Joodse Schriftgeleerden er bij gehaald die daarop aan
Herodes de Boekrol van de profeet Micha citeerden:
Matteüs
2:1 Toen nu Jezus geboren was te Betlehem in Judea, in de dagen van
koning Herodes, zie, wijzen uit het Oosten kwamen te Jeruzalem, 2 en vroegen:
Waar is de Koning der Joden, die geboren is? Want wij hebben zijn ster in het
Oosten gezien en wij zijn gekomen om Hem hulde te bewijzen. 3 Toen koning
Herodes hiervan hoorde, ontstelde hij en geheel Jeruzalem met hem. 4 En hij
liet al de over-priesters en Schriftgeleerden van het volk vergaderen en
trachtte van hen te vernemen, waar de Christus geboren zou worden. 5 Zij zeiden
tot hem: Te Bethlehem in Judea, want aldus staat geschreven door de profeet: 6 En gij, Betlehem, land van Juda, zijt
geenszins de minste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman
voortkomen, die mijn volk Israël weiden zal.
De
evangelist Matteüs die zijn geschiedenis van de eerste komst van de Christus in
het Grieks neerschreef gebruikte voor het citaat van de profeet Micha, de
Griekse Septuagint LXX vertaling, en vandaar het verschil in schrijfwijze
tussen het citaat van Micha uit het Hebreeuwse Oude Testament zoals het door de
Masoreten is overgeleverd en de Griekse vertaling van de LXX.
De
Statenvertaling is de Hebreeuwse grondtekst trouw gebleven en geeft het citaat
als het volgt weer:
Micha 5:1
En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van
Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en
Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.
De NBG
Vertaling van 1951 heeft hier de Statenbijbel gevolgd.
NBG 5:1
En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u
zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong
is van ouds, van de dagen der eeuwigheid.
De
juiste vertaling is belangrijk voor het eenvoudig herkennen van juist wie in de
profetie, de beloofde Heerser is. Het is namelijk de Messias/ Gezalfde/ Christus,
de Zoon van God, de HERE God zelf, die mens werd en het kleinste dorp van Juda
uitkoos voor Zijn geboorte in de wereld.
Micha
5: 2
Daarom zal Hij hen prijsgeventot
de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft.
De
voorzegging van de profeet Micha was nochtans een oordeel-aankondiging voor
zijn tijdgenoten. Het volk van Juda dat zijn eigen weg ging zou in ballingschap
naar Babylon weggevoerd worden. Zij zouden prijs gegeven worden:
Micha
4:10 Krimp ineen en schreeuw het uit, dochter Sions, als een barende; want
thans zult gij uittrekken uit de stad en verblijven op het veld, en gij zult
naar Babel komen. Daar zult gij bevrijd worden; daar zal de HERE u
verlossen uit de macht van uw vijanden.
De
profeet Jesaja, de tijdgenoot van de profeet Micha had dezelfde boodschap voor
het volk:
Jesaja
39: 6 zie, er zullen dagen komen, dat alles wat in uw paleis is en wat uw
vaderen opgestapeld hebben tot op deze dag, naar Babel zal worden weggevoerd.
Niets zal er overblijven, zegt de HERE. 7 En van uw zonen, die uit u voortkomen
zullen, die gij zult verwekken, zullen zij nemen, om hoveling te zijn in het
paleis van de koning van Babel.
Ik
herhaal nogmaals; dit is geen plagiaat, maar twee profeten die vanwege de ernst
van de zaak, hetzelfde oordeel aankondigen. En de profeet Micha verwittigde het
volk dat zij door God prijsgegeven zouden worden tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. En dit is in de
geschiedenis van Israël letterlijk uitgekomen. Na Babylon, namen de Meden en de
Perzen de heerschappij over, gevolgd door de Grieken en daar vanaf 63 v. Chr.
de Romeinen.
Micha 3:12
Daarom zal om uwentwil Sion als een akker worden omgeploegd, en Jeruzalem zal
worden tot steenhopen, ja de tempelberg tot woudhoogten.
Er
waren in de lange periode vanaf de Babylonische Ballingschap (605/536 v. Chr.)
tot aan de Romeinse periode (63 v. Chr.) af en toe lichtpuntjes zoals de
terugkeer van een overblijfsel uit de ballingschap, de herbouw van de tempel
onder Ezra en Nehemia tijdens de Perzische heerschappij. Maar het koningschap
was verdwenen. Wat bleef was de belofte van het herstel. Voor een gelovig
overblijfsel van Israël was het nu wachten op degene die baren zou, op de geboorte van de Gezalfde, de Koning
der koningen.
De
profeet Jesaja had degene die baren zou eveneens voorspeld:
Jesaja
7: 14
Daarom zal de Here zelf u een teken geven: Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden
en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuël geven.
In het
Nieuwe Testament wordt deze profetie vervuld in Maria van het huis van David.
Zie Lucas 1:26-38 en Matteüs 1;18-25
En de
profeet Jesaja geeft twee verschillende facetten van de verwachte Heerser door;
een Heerser namelijk maar tegelijkertijd ook een Knecht.
Jesaja
53: 1
Wie gelooft, wat wij gehoord hebben, en aan wie is de arm des HEREN
geopenbaard? 2 Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een
wortel uit dorre aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem
zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd. 3
Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met
ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en
wij hebben hem niet geacht. 4 Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen,
en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door
God geslagene en verdrukte. 5 Maar om onze overtredingen werd hij doorboord,
om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was
op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. 6 Wij allen
dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE
heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. 7 Hij werd mishandeld,
maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat
ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn
scheerders, zo deed hij zijn mond niet open.
Maar nu
verder met de profetie van Micha. Ik herhaal voor de goede orde nogmaals het
Bijbelcitaat:
Micha 5:1
En gij, Bethlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u
zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is
van ouds, van de dagen der eeuwigheid. 2 Daarom
zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft.
( Tijdskloof
van inmiddels 2018 jaar)
Dan zal het overblijfsel zijner broederen terugkeren
met de Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan
en hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN,
zijns Gods; en zij zullen rustig wonen,
want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn.
Het
profetisch Bijbelgedeelte van vers 2b en verder is tot op heden niet vervuld
geworden. De Heer Jezus Christus werd als Gezalfde, als Messias bij zijn eerste
komst door zijn generatie afgewezen met als een gevolg dat de belofte van
herstel uitgesteld werd. In de tussentijd wordt al bijna gedurende twintig eeuwen
de EKKLESIA uitgeroepen, en kennen we daarnaast het verdeelde Christendom.
De
belofte van een derde herstel van het koningschap van Israël van de profeten
zoals o.a. Micha, blijft echter geldig. De Joden die in 70 AD in een
wereldwijde diaspora terecht kwamen, zijn in deze volken-zee bewaard gebleven (wat
in wezen wonderlijk is), zij het dikwijls onder heel zware verdrukking. Sinds
1948 kennen we een nationaal herstel in het zogenaamde oude land der vaderen:
Israël. Een nationaal herstel dat echter onder grote moeilijkheden gehandhaafd
wordt. De belofte van de profeet Micha: en zij zullen rustig wonen, want nu
zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn., ligt
nog ver weg. Hier gelden namelijk andere wetmatigheden.
Onder
diegenen in het christendom die op basis van de profetische Boeken van de
Bijbel in een derde herstel van Israël geloven is de vestiging van de seculiere
staat Israël in 1948 het grote teken, nu nog meer aan het begin van het derde
millennium, dat de (weder)komst van de Messias nabij is. En regelmatig loopt
men de laatste zestig+ jaar, op de te verwachten feiten vooruit.
Het
hierna volgende Bijbelcitaat van de profeet Hosea verklaart in een notendop hoe
het allemaal in de toekomst in zijn werk zal gaan.
Micha
5:15b.. Ik
zal heengaan, Ik wil wederkeren naar mijn plaats, totdat zij zich schuldig gevoelen en mijn aangezicht zoeken; wanneer
het hun bang te moede is, zullen zij verlangend naar Mij uitzien. 6:1 Komt, laat ons wederkeren tot de
HERE! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal
ons verbinden. 2 Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derden dage
zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht. 3 Ja, wij
willen de HERE kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dagenraad is
zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land
besproeit. (NBG Vertaling 1951)
De
uitleg van dit Bijbelcitaat zou als het volgt kunnen gegeven worden: in vers
15b wordt de Hemelvaart van de Messias in 30 AD beschreven: Ik zal heengaan,
Ik wil wederkeren naar mijn plaats. Het woord: totdat slaat op de tijdskloof
van inmiddels 1984 jaar. Wanneer het hun bang te moede is, slaat op een
komende verdrukking waaruit zij op God zullen roepen. Hoofdstuk 6:1 leert de
collectieve bekering op één dag van een rest van Israël. En volgens vers 2 is
er onder de rest van Israël dan een kennen, een weten van wat er twee dagen of
tweeduizend jaar eerder in het jaar 30 AD gebeurd is en beseft men vanaf dat
ogenblik dat de derde dag van de wederoprichting aller dingen nabij is.
Dan pas
zal ook de profetie van Joël haar volledige vervulling kennen:
Joël 2:28
Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en
uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw
jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de
dienstmaagden zal Ik in die dagen
mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde,
bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon
zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en
geduchte dag des HEREN komt. 32 En het
zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden,
want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd
heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen. (NBG 1951
vertaling)
De
geciteerde profetie van Joël gaat pas in vervulling op het einde van de
Bijbelse eindtijdperiode en aldus niet anno 2014/2015 zoals een aantal
data-hoppers tegenwoordig beweren. Al de profetische Bijbelcitaten van dit
artikel hebben trouwens betrekking op de eindtijdperiode met een duur van zeven
jaar. Deze periode is dan nog eens verdeeld in twee schijven van 3 ½ jaar. De
Grote Verdrukking of Jacob s benauwdheid vangt aan in de helft van de
zevenjarige eindtijdperiode.
Joël 3:1
Want zie, in die dagen en te dien
tijde, wanneer Ik een keer zal brengen
in het lot van Juda en van Jeruzalem, 2 zal Ik alle volken verzamelen en afvoeren naar het dal van Josafat, en Ik
zal aldaar met hen in het gericht treden (NBG 1951 vertaling)
Het
hiervoor vermelde profetische Bijbelgedeelte werd niet vervuld in 1948
toen de Joden in mei van dat jaar hun staat Israël uitriepen. Noch in juni 1967
toen Oost-Jeruzalem met de Tempelberg op het Jordaanse leger veroverd werd.
Maar zal pas vervuld worden in de tweede helft van de zevenjarige
eindtijd-periode, de 70ste jaarweek van de profeet Daniël.
En het hierna
volgende citaat is niet het al lang gehoopte Utopia, maar een in de Bijbel
beloofd Vrederijk dat pas werkelijkheid zal worden bij de komst van de Messias.
Micha 4:1 En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de
berg van het huis des HEREN vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal
verheven zijn boven de heuvelen. En volkeren zullen derwaarts heenstromen, 2 en
vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des
HEREN, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen
en opdat wij zijn paden bewandelen. Want
uit Sion zal de wet uitgaan en des HEREN woord uit Jeruzalem. 3 En Hij zal
richten tussen vele volkeren en rechtspreken over machtige natiën tot in verre
landen. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot
snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij
zullen de oorlog niet meer leren. 4 Maar zij zullen zitten, een ieder onder
zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom, zonder dat iemand hen opschrikt; want de
mond van de HERE der heerscharen heeft het gesproken.
Dan pas
zal de volledige profetie van Micha hoofdstuk 5, waar we momenteel een
tijdskloof van 2700 jaar in herkennen, in vervulling gaan. De lange tijdskloof
wordt door de profeet Hosea duidelijk weergegeven:
Hosea
3: 4
Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder
vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim. 5 Daarna
zullen de Israëlieten zich bekeren, en de HERE, hun God, zoeken, en David, hun
koning, en bevende komen tot de HERE en tot zijn heil in de dagen der toekomst.
Maar
eens, op Gods tijd, wordt de profetie van Micha werkelijkheid:
Micha 5:2b.. Dan zal het overblijfsel zijner broederen terugkeren met de
Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan en
hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN, zijns
Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden
der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn. Wanneer Assur in ons land komt, en
wanneer hij onze paleizen betreedt, dan zullen wij tegen hem zeven herders
stellen en acht vorsten uit de mensen, 5 die het land Assur zullen weiden met
het zwaard en het land van Nimrod in
zijn poorten. En Hij zal bevrijden van Assur, wanneer die in ons land komt en
wanneer hij ons gebied betreedt.
Wanneer
we dit Bijbelcitaat vers per vers in ogenschouw nemen dan merken we vooreerst
de uiteindelijke terugkeer van een overblijfsel van alle stammen van Israël naar
het land. Een land dat dan vrede kent nadat de Assyriër van de eindtijd er door
geraasd heeft. Vers vier van het Bijbelcitaat hierboven, heeft zich in de
geschiedenis van het oude Israël nooit voorgedaan. Dit betekent, wanneer naar
onze tijd getransponeerd, dat er noordelijk van de moderne staat Israël in de
toekomst nog een nieuwe staat tot stand zal komen: het Assyrië van de eindtijd
met aan het hoofd de koning van het Noorden van de profeet Daniël (11:40-45).
Sefanja
2:13 En Hij zal zijn hand tegen het
Noorden uitstrekken, Hij zal Assur
te gronde richten en Nineve tot een wildernis maken, dor als een woestijn.
Het
slot van het Bijbelboek Micha is hoopgevend:
Micha
7: 19
Hij zal Zich wederom over ons ontfermen, Hij zal onze ongerechtigheden vertreden.
Ja, Gij zult al onze zonden werpen in de diepten der zee. 20 Gij zult trouw
bewijzen aan Jakob, goedertierenheid aan Abraham, gelijk Gij van oude dagen af
aan onze vaderen hebt gezworen.
In het
geprofeteerde Vrederijk zal ook een overblijfsel van de Volken hun plaats en
hun herstel vinden:
Jesaja
19:23 Te dien dage zal er een
heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in
Assur, en Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24 Te dien dage zal Israël de
derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden der aarde, 25 omdat
de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de woorden: Gezegend zij mijn
volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en mijn erfdeel Israël.
Sinds
het verschijnen van de eerste druk van mijn boek in 1985 zijn er bijna dertig
jaar voorbijgegaan en heeft er zich in de wereld een verdere en niet voorziene
ontwikkeling, naar het einde van de zogenaamde Bijbelse eindtijd voorgedaan.
Het boek was naar Nederlandse normen een besteller, kende vier herdrukken met
uiteindelijk 5000 verkochte exemplaren. Al vele jaren is het boek intussen uitverkocht
en alleen nog in sommige antiquariaatzaken verkrijgbaar. In enkele nog te
volgen afleveringen wil ik iedere keer op onderdelen van mijn boek stilstaan en
een evaluatie maken.
Toen ik
aan het boek DE NIEUWE ORDE IN OPKOMST anno 1984 werkte was Europa nog met een
ijzeren gordijn in twee machtsblokken verdeeld en heerste er een koude oorlog
met de Sovjet-Unie en haar Oost-Europese satellietstaten. De Berlijnse muur was
nog niet neergekomen en het leek erop dat deze situatie nog decennia lang zou
voortduren. In feite had niemand zicht in 1985 op hoelang de Duitse deling nog
zou duren. Geen een van de westerse leiders in het jaar 1989 had het slopen van
de Berlijnse muur voorzien. Niemand had dit ook zo snel verwacht. De auteur Sebastian
Haffner schreef zelfs een hoofdstuk over de onwaarschijnlijkheid van een
toekomstige hereniging neer in zijn boek Von Bismarck zu Hitler dat in 1987
uitgegeven werd. Achteraf bekeken was de getallen symboliek nochtans heel
treffend. Duitsland dat zich tijdens de Tweede Wereldoorlog op zulk een
verschrikkelijke manier aan het Joodse volk vergrepen had, werd in 1945
verslagen en daarop vier jaar lang bezet. In 1949 werd in het westen de
Bondsrepubliek opgericht en onder Russische voogdij in het oosten de DDR. Wat volgde was een deling die exact veertig
jaar geduurd heeft. Vier en veertig zijn getallen die in de Bijbel dikwijls
met een oordeelsperiode te maken hebben. We hebben dus heel duidelijk, voor wie
het zien wil, metahistorie zien plaatsvinden. Het was een vervulling van
Bijbelse profetie geweest. De uiteindelijke hereniging van de beide Duitslanden
had ik op basis van het Profetische Woord van de Bijbel in mijn boeken
voorspeld.
Israël
stond in de tijd van de koude oorlog, in het westerse kamp en kon bij westerse
mensen op veel sympathie rekenen. Tegenwoordig heeft Israël alle krediet
verloren. Het land is in de media en in de geesten der mensen uitgegroeid van
een David naar een Goliath. Het rollenpatroon is omgekeerd en het is duidelijk
dat Israël de mediaoorlog verloren heeft. Het antisemitisme bestrijkt dezelfde
toppen als in de jaren dertig van de vorige eeuw. Ook is er het taalgebruik dat
de systematische uitmoording van de Joden in Europa tijdens de Tweede
Wereldoorlog minimaliseert, er een detail van maakt. Dat gebeurt op allerlei
manieren, onder meer door gelijkstelling van de situatie van de Palestijnen
onder Israëlisch militair bestuur aan die van de Joden tijdens de Holocaust.
Sinds
1985 is er in en rond Israël heel wat in beweging. In 1991 was het met enige
verbazing dat ik merkte hoe de toenmalige Amerikaanse president Bush Sr., na de
eerste Golfoorlog, de woorden een nieuwe orde in de mond nam en deze slagzin
lanceerde in het vooruitzicht op een algemene vredesregeling voor het
Midden-Oosten. Sindsdien hanteren zijn geestgenoten dezelfde retoriek om hun
wens naar een nieuwe orde uit te drukken. De titel van mijn boek had ik echter ontleend
aan Hitler en zijn nazis die ook naar een nieuwe orde en een Duizendjarig Rijk
streefden. Ik zag het als een menselijk streven voor het oprichten van een
Utopia, een pseudo-messiaans vrederijk, net zoals Nimrod in den beginne.
Dezelfde demonen zijn nog altijd aan het werk.
Dat
vader-Bush de titel van mijn boek in de mond nam, vond ik boeiend. Na de eerste
Golfoorlog van 1990/1991 volgde in de geest van deze nieuwe orde, dan ook de
eerste poging tot een vredesregeling met Israël en zijn buurlanden te komen.
Het resultaat was de zogenaamde Madrid-conferentie
van november 1991. Onder leiding van
Sovjet-Rusland en de VS zaten Israël en al zijn buurlanden aan de
onderhandelingstafel. De Palestijnen hadden samen met de Jordaanse delegatie
een vertegenwoordiging. De PLO van Arafat zat alsnog geïsoleerd in Tunis. Het
was de eerste keer in de geschiedenis sinds 1948 dat alle partijen aan één
tafel zaten. Dit laatste was op dat moment het enige resultaat van de
vergadering, naast het feit dat de Palestijnse afvaardiging akkoord ging om
over een autonomie van de zogenaamde bezette gebieden met Israël verder te
onderhandelen. Een tweede ronde is er niet gekomen. Hetzelfde jaar verdween de
Sovjet-Unie om plaats te maken voor een nieuw Rusland. Het jaar daarop werd
voor Bush Sr. een verkiezingsjaar dat hij verloor van Bill Clinton. Het
resultaat daarvan waren twee ambtstermijnen van vier jaar voor Clinton met een
administratie die gedreven was om vrede tussen Israël en de Arabieren te
brengen.
Wat
namelijk volgde waren de Oslo-verdragen waar Israël, onder supervisie van de
VS, tot een akkoord kwam met de PLO onder leiding toen van Arafat. Deze man
zetelde tot dan in Tunis nadat hij eerder in 1982 door Israël uit Beiroet
verjaagd was. Het akkoord voorzag in autonome gebieden voor de Arabieren in
Gaza, Samaria en Judea en dit volgens etappes, volgens het zogenaamde
stappenplan. Gaza werd voor een gedeelte autonoom Arabisch gebied. Wat de
Israëlische premier Rabin in gang zette heeft hij niet kunnen beëindigen. De
man werd in het openbaar in Israël vanwege zijn vredespolitiek vermoord. Zijn
opvolgers waren minder bereid tot het opgeven van land zonder een
allesomvattend akkoord.
En na de
opvolging van Clinton door Jr. Bush verdween ook alle druk van de VS op Israël
en gingen alle vredesvoorstellen de koelkast in. Na 11 september 2001 met de terroristische aanval in New York op het
World Trade Center, ontbrandde namelijk de WAR
ON TERROR van de VS tegen Al Qayda en kreeg alle aandacht. Als een gevolg
van de WAR ON TERROR en de totaal gewijzigde wereldsituatie, begon ik aan het
vervolledigend vervolg van mijn eerder uitgeven boek. Het resultaat was: WAR ON TERROR! DE APOCALYPS? dat in
2008 bij Shopmybook.com via het internet beschikbaar werd.
Het
wereldgebeuren ontwikkelt zich volgens modellen en profetische lijnen in de
Bijbel, merkte de Bijbelvorser wijlen Huib Verweij al eerder op.
In het artikel: ALEXANDER DE GROTE van
14-06-2014 op http://bloggen.be/robertdetelder/
, verwees ik o.a. naar de inname van de stad Tyrus door het leger van
Alexander de Grote. Ik vermelde toen dat Alexander een dam naar het eiland
Tyrus voor de Libanees/Fenicische kust had laten aanleggen. Hij had hiervoor
het puin gebruikt van een vorige belegering in de zesde eeuw voor Christus door
de Babyloniër Nebukadnezar. Met dit artikel wil ik de twee verschillende belegeringen
van Tyrus belichten. De Bijbelse profeten Jesaja en Ezechiël hadden namelijk nauwkeurig
de ondergang van Tyrus voorspeld.
De naam
Tyrus betekent: rots en verwijst naar de rots waar de stad op gebouwd was. Het
was een Fenicische handelsstad aan de oostelijke Middellandse Zeekust die met
haar schepen de link vormde tussen de kustlanden en Klein-Azië. De handel die normaal
gezien een kanaal moet zijn tussen producent en consument werd door de hoogmoedige
koning van Tyrus misbruikt om een machtspositie te verkrijgen. Hierna de
woorden van de profeet Ezechiël tegen de vorst van Tyrus:
Ezechiël 28:1 Het woord des HEREN
kwam tot mij: 2 Mensenkind, zeg tot de
vorst van Tyrus: zo zegt de Here HERE: omdat uw hart hoogmoedig geworden is
en gij zegt: ik ben een god, een
godenwoning bewoon ik midden in zee, terwijl gij een mens zijt en geen god
en gij in uw hart uzelf gelijkstelt met een god; 3 voorzeker, gij zijt wijzer
dan Daniël, geen geheim is voor u verborgen; 4 door uw wijsheid en uw
inzicht hebt gij u een vermogen verworven en goud en zilver verzameld in uw
schatkamers; 5 door uw wijs beleid bij de handel hebt gij uw vermogen
vermeerderd, en uw hart is trots
geworden op uw vermogen. 6 Daarom, zo zegt de Here HERE, omdat gij
in uw hart uzelf gelijkgesteld hebt met een god, 7 daarom, zie, Ik breng
vreemdelingen over u, de gewelddadigste der volken; die zullen hun zwaarden
trekken tegen de luister van uw wijsheid en uw glans ontwijden. 8 In de groeve
zullen zij u doen neerdalen, gij zult de bittere dood der gesneuvelden sterven,
midden in zee. 9 Zult gij dan nog zeggen: ik ben een god terwijl gij een
mens zijt en geen god als gij staat tegenover hem die u doodt en in de
macht zijt van wie u neerslaan? 10 De dood der onbesnedenen zult gij sterven
door de hand van vreemdelingen, want Ik heb het gesproken, luidt het woord van
de Here HERE. (NBG Vertaling 1951)
De
Bijbelse profeet Jesaja had al veel eerder dan Ezechiël in het jaar 720 v. Chr.
een serie profetieën uitgesproken waaronder één in het bijzonder aan Tyrus
gericht. Een profetie die 122 jaar later zou uitkomen:
Jesaja
23:1 De Godsspraak over Tyrus. Jammert,
gij schepen van Tarsis, want het is verwoest, zodat er geen huis meer is;
sedert zij kwamen uit het land der
Kittiërs (KITTIM), is het hun bekend geworden. 2 Verstomt, gij bewoners van
het kustland; de handelaars van Sidon, die de zee bevaren, hebben u verrijkt; 3
over de grote wateren kwam het zaad van Sichor
(zwarte rivier: de Nijl), de oogst van de Nijl was zijn inkomen, en het was de
koopwaar der volken. 4 Sta beschaamd, Sidon, want de zee, de vesting der zee,
zegt: Ik heb geen weeën gehad noch gebaard, geen jonge mannen grootgebracht,
geen meisjes opgevoed. 5 Als de tijding Egypte bereikt, beeft men bij die
tijding over Tyrus. 6 Steekt over
naar Tarsis, jammert gij bewoners
van het kustland! 7 Is dit uw
uitgelaten (stad), welker oorsprong is
van de dagen van ouds, welker voeten haar wegdroegen om zich in
verre landen te vestigen? 8 Wie heeft dit over Tyrus besloten, dat over kronen
beschikte, welks handelaars vorsten, welks kooplieden geëerden der aarde waren?
9 De HERE der heerscharen heeft het besloten om heel die pralende trots te
ontluisteren, om alle geëerden der aarde verachtelijk te maken. 10 Overstroom
uw land als de Nijl, dochter van Tarsis, er is geen dam meer. 11 Hij heeft zijn
hand uitgestrekt over de zee, Hij heeft koninkrijken doen beven; de HERE heeft
aangaande Kanaän bevel gegeven zijn vestingen te verwoesten, 12 en Hij heeft
gezegd: Gij zult niet langer uitgelaten zijn, gij onteerde maagd, dochter van
Sidon. Sta op, steek over naar de Kittiërs; zelfs daar zal u geen rust
beschoren zijn. 13 Zie, het land der Chaldeeën dit volk, dat niet meer
bestaat; Assur bestemde het voor de woestijndieren; zij richtten hun
stormtorens op, zij slechtten zijn burchten , men maakte het tot een bouwval.
14 Jammert, schepen van Tarsis, want uw vesting is verwoest.
15 En
het zal te dien dage geschieden, dat
Tyrus vergeten zal worden, zeventig jaar
lang, de dagen van één koning. Ten einde van zeventig jaar zal het Tyrus
vergaan naar het lied op de hoer: 16 Neem de citer, ga rond door de stad,
verlaten hoer! Speel mooi, zing veel, opdat men aan u denke. 17 Zo zal het
geschieden, ten einde van zeventig jaar,
dat de HERE Tyrus bezoeken zal, zodat zij weer aan hoerenloon komt en hoereert
met alle koninkrijken der aarde op de aardbodem.
18 Dan zal
haar winst en haar hoerenloon de HERE heilig wezen; het zal niet opgehoopt noch
bewaard worden, maar haar winst zal zijn voor hen die voor het aangezicht des
HEREN wonen, om tot verzadiging te eten, en om zich sierlijk te kleden. (NBG
Vertaling 1951)
Het
land der Kittiërs of KITTIM bevond zich in de kustlanden. De kustlanden zijn in
de Bijbel de Europese landen aan de Middellandse Zeekust (Numeri 24:24). De
stamvader KITTIM was een zoon van Jawan, de zoon van Jafeth, de zoon van Noach.
Hun oorsprong gaat aldus terug tot de periode na de Grote Vloed. De dagen van
ouds zoals het in vers zeven van het Bijbelcitaat van Jesaja vermeld staat.
Genesis
10:1 Dit zijn de nakomelingen der zonen van Noach: Sem, Cham en Jafet;
hun werden namelijk zonen geboren na de vloed. 2 De zonen van Jafet waren Gomer, Magog, Madai, Jawan, Tubal, Mesek en Tiras. 3 En de
zonen van Gomer waren Askenaz, Rifat en Togarma. 4 En de zonen van Jawan waren Elisa, Tarsis, de Kittiërs en de Dodanieten. 5 Naar
dezen zijn de kustlanden der volken in hun landen verdeeld, elk naar zijn taal,
naar hun geslachten, onder hun volken. (NBG Vertaling 1951)
De
profetie van Jesaja, betreffende de periode van zeventig jaar in vers 15, werd
vervuld ten tijde van Nebukadnezar. De profeet Jeremia maakt duidelijk dat toen
niet alleen Juda dienstbaar aan Babylon zou zijn, maar ook de buurvolken:
Jeremia
25: 11
dan zal dat gehele land tot een oord van puinhopen, tot een woestenij worden. Deze
volken nu zullen de koning van
Babel dienstbaar zijn zeventig jaren;
12 maar na verloop van zeventig jaren
zal Ik aan de koning van Babel en dit volk, luidt het woord des HEREN, hun
ongerechtigheid bezoeken, ook aan het land der Chaldeeën, en Ik zal dat tot
eeuwige woestenijen maken. (NBG Vertaling 1951)
Na de
val van Babylon en de aanvang van de Medisch-Perzische heerschappij over het
gebied kon Tyrus zich herstellen en verplaatste zijn activiteiten naar een
eiland voor de kust waar de stad herbouwd werd. De oorspronkelijke door
Nebukadnezar vernietigde stad bleef in puin achter.
Het was
de nieuwe stad Tyrus die door de bekende historicus Herodotos (ca. 490/425 v.
Chr.) bezocht werd.
Herodotos Boek 2:44. I moreover, desiring to know something
certain of these matters so far as might be, made a voyage also to Tyre of Phenicia, hearing that in that
place there was a holy temple of
Heracles; and I saw that it was richly furnished with many votive offerings
besides, and especially there were in it two pillars, the one of pure gold and
the other of an emerald stone of such size as to shine by night: and having
come to speech with the priests of the god, I asked them how long time it was
since their temple had been set up: and these also I found to be at variance
with the Hellenes, for they said that at
the same time when Tyre was founded, the temple of the god also had been set up,
and that it was a period of two thousand
three hundred years since their people began to dwell at Tyre. I saw also
at Tyre another temple of Heracles, with the surname Thasian; and I came to
Thasos also and there I found a temple of Heracles
set up by the Phenicians, who had sailed out to seek for Europa and had
colonised Thasos; and these things happened full five generations of men
before Heracles the son of Amphitryon was born in Hellas. So then my
inquiries show clearly that Heracles is
an ancient god, and those of the Hellenes seem to me to act most rightly
who have two temples of Heracles set up, and who sacrifice to the one as an
immortal god and with the title Olympian, and make offerings of the dead to the
other as a hero.
De reden
voor de reis van Herodotos naar Tyrus was de bezichtiging van een tempel aldaar,
opgedragen aan de god Heracles. De tempel was kostbaar versierd met binnen twee
pilaren, één van zuiver goud en de ander van emerald die in het bijzonder de
aandacht van Herodotos trok. De priesters van Heracles deelden Herodotos mede
dat hun tempel ruim 2300 jaar oud was en dit vanaf de grondvesting van de stad.
Dit was
uiteraard grootspraak van de priesters van Heracles want zij lieten Herodotos
tenslotte een nieuwe tempel zien aangezien de oude tempel na het jaar 598 v.
Chr. door de legers van Nebukadnezar vernietigd werd. De ouderdom van 2300 jaar
ten tijde van Herodotos kan chronologisch gezien, ook niet, maar zal eerder
liggen bij circa 2200 v. Chr., wat uiteraard ook nog een respectabele ouderdom
is. We zitten in ieder geval voor het begin van Tyrus in de periode niet lang
na de Grote Vloed. En dit is ook de tijdsperiode waar de eerder geciteerde
profeet Jesaja naar verwijst:
Jesaja
23:6 Steekt over naar Tarsis, jammert gij bewoners van het kustland! 7 Is dit uw
uitgelaten (stad), welker oorsprong is
van de dagen van ouds, welker voeten haar wegdroegen om zich in verre
landen te vestigen?
De
dagen van ouds gaan terug tot de dagen van Nimrod en de grote opstand en trek.
En het wordt echt boeiend wanneer we in de Bijbelse Nimrod de vergoddelijkte
Heracles uit de Griekse Mythologie herkennen. (Zie: DE WERELDWIJDE VLOED,
Tjarko Evenboer, 2012, hoofdstuk 7, blz.266-275)
Het is
tegen deze stad en afgodendienst dat de Hebreeuwse profeten moesten getuigen.
De historicus
Flavius Josephus heeft eveneens de geschiedenis van de belegering van Tyrus
door Nebukadnezar neergeschreven:
Flavius Josephus, Against Apion, Book 1.21
21. These accounts agree with the true histories in
our books; for in them it is written that Nebuchadnezzar,
in the eighteenth year of his reign, laid our temple desolate, and so it
lay in that state of obscurity for fifty years; but that in the second year
of the reign of Cyrus its foundations were laid, and it was finished again in
the second year of Darius. I will now add the records of the Phoenicians; for it will not be superfluous to
give the reader demonstrations more than enough on this occasion. In them we
have this enumeration of the times of their several kings: "Nabuchodonosor besieged Tyre for
thirteen years in the days of Ithobal,
their king; after him reigned Baal, ten years; after him were judges appointed,
who judged the people: Ecnibalus, the son of Baslacus, two months; Chelbes, the
son of Abdeus, ten months; Abbar, the high priest, three months; Mitgonus and
Gerastratus, the sons of Abdelemus, were judges six years; after whom Balatorus
reigned one year; after his death they sent and fetched Merbalus from Babylon,
who reigned four years; after his death they sent for his brother Hirom, who
reigned twenty years. Under his reign Cyrus became king of Persia." So
that the whole interval is fifty-four
years besides three months; for in the
seventh year of the reign of Nebuchadnezzar (598/597 v. Chr.) he began to besiege Tyre, and Cyrus the Persian took
the kingdom in the fourteenth year of Hirom. So that the records of the
Chaldeans and Tyrians agree with our writings about this temple; and the
testimonies here produced are an indisputable and undeniable attestation to the
antiquity of our nation. And I suppose that what I have already said may be
sufficient to such as are not very contentious.
Flavius
Josephus geeft in zijn apologetisch geschrift tegen Apion heel wat
chronologische gegevens tot het juist verankeren van de belegering van Tyrus
door het leger van Nebukadnezar op de tijdsbalk. Josephus had in zijn dagen de
beschikking over de koningslijsten van Fenicië die in overeenstemming waren met
die van de Bijbel.
Maar nu
verder aandacht voor de profetie van Ezechiël:
Ezechiël
26:1 In het elfde jaar nu, op de eerste der maand, kwam het woord des
HEREN tot mij: 2 Mensenkind, omdat Tyrus van Jeruzalem gezegd heeft: ha!
verbroken is zij, die deur der volken; naar mijn kant staat zij open; nu zij
vernield is, krijg ik volop; 3 daarom, zo zegt de Here HERE: zie, Ik zàl u,
Tyrus! Vele volken stuw Ik tegen u op, zoals de zee haar golven opstuwt. 4 Die
zullen de muren van Tyrus vernielen en zijn torens omverhalen; ook het puin zal
Ik eruit wegvegen en het maken tot een
kale rots. 5 Een droogplaats
voor netten zal het worden midden in de zee, want Ik heb het gesproken,
luidt het woord van de Here HERE. Het zal de volken ten buit worden 6 en de
dochters op het vasteland zullen met het zwaard gedood worden; en zij zullen
weten, dat Ik de HERE ben.
7 Want
zo zegt de Here HERE: Zie, tegen Tyrus
breng Ik van uit het noorden Nebukadressar,
de koning van Babel, de koning der koningen, met paarden, wagens, ruiters
en met een geweldige menigte voetvolk. 8 Uw dochters op het vasteland zal hij
met het zwaard doden. Hij zal tegen u een schans oprichten, een wal opwerpen en
een schilddak opstellen. 9 Het gebeuk van zijn stormrammen zal hij tegen uw
muren richten en uw torens met zijn breekijzers afbreken. 10 De menigte van
zijn paarden zal u met stofwolken overdekken. Van het rumoer der ruiters, der
wielen en der strijdwagens zullen uw muren schudden, als hij uw poorten
binnentrekt, zoals men binnentrekt in een veroverde stad. 11 Met de hoeven
zijner paarden zal hij al uw straten stukstampen; uw inwoners zal hij met het
zwaard doden, uw sterke zuilen zullen ter aarde vallen. 12 Uw bezit zullen zij
roven en uw handelswaren buitmaken, uw muren omverhalen, uw kostbare huizen
afbreken, uw stenen, balken en puin in het water werpen. 13 Ik zal een einde
maken aan het geklank van uw liederen, het geluid van uw citers zal niet langer
worden gehoord. 14 Ik zal u maken tot
een kale rots; een droogplaats voor netten zult gij worden, gij zult niet
meer worden herbouwd. Want Ik, de HERE, heb het gesproken, luidt het woord van
de Here HERE. 15 Zo zegt de Here HERE tot Tyrus: Zullen de kustlanden niet beven van het gedreun van uw val, als de
gewonden kermen en de moord in uw midden woedt? 16 Ja, alle vorsten der zee zullen van hun tronen afdalen, hun mantels
afleggen en hun kleurig geborduurde klederen uittrekken; in schrik zullen zij
zich hullen; zij zullen zich op de grond neerzetten en voortdurend beven in
ontzetting over u. 17 Dan zullen zij een klaaglied over u aanheffen en tot u
zeggen: Hoe zijt gij, o volkrijke, uit de zee verdwenen, gij hooggeroemde stad,
die machtig was ter zee, zij en haar inwoners, die schrik inboezemden aan alle
omwonenden. 18 Nu sidderen de kustlanden ten dage van uw val; ja, de kustlanden
aan de zee zijn ontzet vanwege uw ondergang. 19 Want zo zegt de Here HERE:
Wanneer Ik u maken zal tot een verwoeste stad, als de steden die ontvolkt zijn;
wanneer Ik de vloed over u zal doen opkomen en de grote wateren u zullen
bedekken, 20 dan zal Ik u doen neerdalen met hen die in de groeve neerdalen bij
de mensen van de voortijd; Ik zal u doen wonen in de onderwereld bij de
puinhopen uit de voortijd, met hen die in de groeve neerdalen, opdat gij niet
meer bewoond wordt, en niet meer herrijst in het land der levenden. 21 Tot een
voorwerp van verschrikking zal Ik u maken en gij zult niet meer zijn. Dan zult
gij gezocht, maar in eeuwigheid niet meer gevonden worden, luidt het woord van
de Here HERE. (NBG Vertaling 1951)
De
profeet Ezechiël trad op ten tijde van de Babylonische Ballingschap. Hij had
deel uitgemaakt van de tweede wegvoering in ballingschap in het jaar 597 v.
Chr. onder koning Jojachin van Juda. De jaartallen die hij hanteert hebben als vertrekpunt
het jaar van de tweede wegvoering. Het elfde jaar is aldus 586 v. Chr., het
jaar van de val van Jeruzalem en de vernietiging van de Tempel van Salomo door
de hand van de Babyloniërs. De derde en laatste wegvoering van de
Joden in Babylonische ballingschap vond daarop plaats.
De
profetieën van Jesaja en Ezechiël gaan beide over de Babyloniër Nebukadnezar
die Tyrus zou belegeren en innemen. Maar het is Alexander de Grote die de
allerlaatste details van de oude profetie in vervulling zou doen gaan. De
profeet Ezechiël had namelijk voorspelt dat de stad Tyrus tot een kale rots zou
worden waar de vissers hun netten zouden op te drogen leggen.
Ezechiël
26: 4 Die zullen de muren van Tyrus vernielen en zijn torens omverhalen; ook
het puin zal Ik eruit wegvegen en het
maken tot een kale rots. 5 Een
droogplaats voor netten zal het worden midden in de zee, want Ik heb het
gesproken, luidt het woord van de Here HERE. Het zal de volken ten buit worden
6 en de dochters op het vasteland zullen met het zwaard gedood worden; en zij
zullen weten, dat Ik de HERE ben.
Het is
Alexander de Grote die door het gebruiken van het puin van de oude stad tot het
maken van een dam, in het jaar 332 v. Chr. de eindvervulling aan de profetie
gaf. De huidige kustlijn rond Tyrus laat de dam, dat inmiddels een landengte is
geworden, duidelijk zien. De huidige stad Tyrus werd op het eiland dat nu met
de kust verbonden was, herbouwd en op de rots waar ooit het oude Tyrus stond
leggen vandaag vissers hun netten te drogen. Er bestaan tekeningen van
reiziger-kunstenaars die nog in de negentiende eeuw, de kale rots en de
vissersnetten te Tyrus afgebeeld hebben.
Er is echter
anno 2014 nog één onderdeel van de profetie van Jesaja dat niet vervuld werd:
Jesaja
23:18 Dan zal
haar winst en haar hoerenloon de HERE heilig wezen; het zal niet opgehoopt noch
bewaard worden, maar haar winst zal zijn voor hen die voor het aangezicht des
HEREN wonen, om tot verzadiging te eten, en om zich sierlijk te kleden.
Tussen
vers 17 en 18 zit er al een tijdskloof van 2700 jaar. Nochtans maakten de serie
profetieën van de profeet Jesaja allen deel uit van het beloofde Messiaanse
vrederijk, dat ooit op planeet aarde werkelijkheid zal worden. Hierna enkele
(van vele) Bijbelcitaten van de profeet Jesaja die dit Vrederijk aankondigen:
Jesaja 2:1
Het woord, dat Jesaja, de zoon van Amoz, aanschouwd heeft over Juda en
Jeruzalem. 2 En het zal geschieden in
het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des HEREN vaststaan als
de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle
volkeren zullen derwaarts heenstromen 3 en vele natiën zullen optrekken en
zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des HEREN, naar het huis van de God
Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden
bewandelen. Want uit Sion zal de wet
uitgaan en des HEREN woord uit Jeruzalem. 4 En Hij zal richten tussen volk
en volk en rechtspreken over machtige natiën. Dan zullen zij hun zwaarden tot
ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een
ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren. 5 Huis
van Jakob, komt, laten wij wandelen in het licht des HEREN. (NBG
Vertaling 1951)
Jesaja 11:1
En er zal een rijsje voortkomen uit de
tronk van Isaï en een scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen. 2 En op
hem zal de Geest des HEREN rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest
van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des HEREN; 3 ja, zijn lust
zal zijn in de vreze des HEREN. Hij zal niet richten naar hetgeen zijn ogen zien,
noch rechtspreken naar hetgeen zijn oren horen; 4 want hij zal de geringen in
gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in billijkheid
rechtspreken, maar hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds en met de
adem zijner lippen de goddeloze doden. 5 Gerechtigheid zal de gordel zijner
lendenen zijn en trouw de gordel zijner heupen. 6 Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich
nederleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen
tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden; 7 de koe en de berin zullen
samen weiden, haar jongen zullen zich tezamen nederleggen, en de leeuw zal stro
eten als het rund; 8 dan zal een zuigeling bij het hol van een adder spelen en
naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind zijn hand
uitstrekken. 9 Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn
heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren
de bodem der zee bedekken. 10 En het zal te
dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die
zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn.
(NBG
Vertaling 1951)
Dan
pas wanneer deze volmaakte toestand werkelijkheid wordt zal de profetie van
Jesaja 23:18 ook in vervulling gaan. Het economische en financieel systeem in
het komende Vrederijk zal volledig haaks op het huidige Tyrus-systeem staan. Er
zullen dan geen trusts meer bestaan, geld en goederen zullen niet meer
opgehoopt noch bewaard worden maar besteed aan eten en onderhoud voor allen.
Zo een
1984 jaar geleden vroegen de discipelen van Jezus Christus bij hun afscheid
nemen van de Heiland bij Zijn Hemelvaart naar het wanneer van de oprichting
van dit beloofde vrederijk:
Handelingen
1: 6
Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt
Gij in deze tijd het koningschap voor
Israël? 7 Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of
gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden
heeft, 8 maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u
komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria
en tot het uiterste der aarde. (NBG Vertaling 1951)
Naar
de tijden of gelegenheden wordt heden door vele christenen nog altijd de
zelfde vragen gesteld. Ik vermeld vele mensen, op basis van de enorme oplage
van uitgegeven boeken over eschatologie. En het antwoord van de Heiland, dat
het namelijk onze zaak niet is, negeren velen. Over het berekenen van de tijden
schreef ik eerder op deze blog op 29-07-2014
een artikel: DE PROFEET JOEL EN DE TETRADE VAN BLOEDRODE MAANSVERDUISTERINGEN
IN 2014/2015?
Toen Jezus te Bethlehem in de
vijfde maand Ab of juli/augustus van de westerse kalender in het jaar vijf voor
Christus geboren werd,
werd hij naar de wet van Mozes, veertig dagen later in Jeruzalem door zijn
ouders in de Tempel aan God opgedragen. Dit zijn verordeningen die Maria en
Jozef naar het Bijbelboek Leviticus 12:1-4 volgden. Hierna het Bijbelgedeelte
uit het Lucasevangelie dat deze geschiedenis brengt:
Lucas
2:21 En toen acht dagen vervuld waren,
zodat zij Hem moesten besnijden, ontving Hij ook de naam Jezus, die door de engel genoemd was, eer Hij in de moederschoot
was ontvangen. 22 En toen de dagen
hunner reiniging naar de wet van Mozes vervuld
waren, brachten zij Hem naar Jeruzalem om Hem de Here voor te stellen, 23
gelijk geschreven staat in de wet des Heren: Al het eerstgeborene van het
mannelijke geslacht zal heilig heten voor de Here, 24 en om een offer te
brengen overeenkomstig hetgeen in de wet des Heren gezegd is, een paar tortelduiven
of twee jonge duiven.
25 En zie, er was een man te
Jeruzalem, wiens naam was Simeon, en
deze man was rechtvaardig en vroom, en hij verwachtte de vertroosting van Israël, en de heilige Geest was op hem. 26 En
hem was door de heilige Geest een godsspraak gegeven, dat hij de dood niet zou
zien, eer hij de Christus des Heren
gezien had. 27 En hij kwam door de Geest in de tempel. En toen de ouders het
kind Jezus binnenbrachten om met Hem te doen overeenkomstig de gewoonte der
wet, 28 nam ook hij het in zijn armen en hij loofde God en zeide:
29 Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in
vrede, naar uw woord, 30 want mijn ogen hebben uw
heil gezien, 31 dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken:
32 licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël.33
En zijn vader en zijn moeder stonden verwonderd over hetgeen van Hem gezegd
werd. 34 En Simeon zegende hen en zeide tot Maria, zijn moeder: Zie, deze is gesteld tot een val en
opstanding van velen in Israël en tot een teken, dat weersproken wordt 35 en door uw eigen ziel zal een zwaard gaan
, opdat de overleggingen uit vele harten openbaar worden.
36 Ook was daar Hanna, een profetes, een dochter van
Fanuël, uit de stam Aser. Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met
haar man na haar huwelijksdag zeven jaren had geleefd, 37 en nu was zij weduwe,
ongeveer vierentachtig jaar oud, en zij diende God onafgebroken in de tempel,
met vasten en bidden, nacht en dag. 38 En zij kwam op datzelfde ogenblik
daarbij staan, en zij loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten.
39 En toen zij alles volbracht
hadden, wat volgens de wet des Heren te doen was, keerden zij terug naar
Galilea, naar hun stad Nazareth.
(NBG
Vertaling 1951)
Wanneer
we vanaf de vijfde maand Ab veertig dagen rekenen arriveren we ongeveer aan het
begin van de zevende maand Tisjri of naar het einde toe van de zesde Hebreeuwse
maand Eloel, naar gelang het vertrekpunt van ons rekenen. Met de woorden van
Simeon in gedachten stel ik me echter voor dat de Christus met Rosj Hasjanah in
de Tempel aan God opgedragen werd. Rosj Hasjanah betekent: Hoofd van het Jaar
en is van oudsher het Joodse Nieuwjaar dat ingaat op 1 en 2 Tisjri. In de
Joodse overlevering is het een tijd van oordeel. Gedurende 30 dagen tijdens de
voorafgaande Hebreeuwse maand bereidden de Joden zich voor op deze heilige
dagen. Het was/is een tijd om in gebed na te denken over al het kwaad dat men zijn
vrienden of kennissen mogelijk had aangedaan. Het was een tijd om vergeving te
vragen en te krijgen. Iedere morgen tijdens deze periode werd op de Sjofar of
ramshoorn geblazen ter voorbereiding van Rosj Hasjanah met tien dagen later de
Grote Verzoendag of Jom Kippoer. Het is aldus niet onlogisch om het opdragen in
de Tempel van de Christus des HEREN, de Heiland, op Rosj Hasjanah te laten
plaatsvinden.
De
geboortedag van Jezus Christus was dan veertig dagen eerder op de negentiende
dag van de maand Ab. Dit gerekend op basis van 29 dagen voor de maand Eloel en
29 dagen voor de maan Ab.
Een
volgend punt waar ik aandacht aan wil geven is dat het geciteerde
Bijbelgedeelte de christelijke traditie met het bezoek van de wijzen uit het
oosten aan de kribbe te Bethlehem, als foutief bevindt. Het is duidelijk dat na
de geboorte van Jezus te Bethlehem Hij veertig dagen later met zijn ouders te
Jeruzalem was en dat zij vandaar naar Nazareth in Galilea reisden. Het is alzo in
Nazareth in hun eigen huis dat de Magi hun opwachting deden (Matteüs 2:9-11).
Maar
nu eerst aandacht voor de twee getuigen bij de eerste komst van de Heer Jezus
te Jeruzalem. Deze getuigen waren een oude man met de naam Simeon en een oude
vrouw genaamd Hanna. Slechts twee getuigen in Jeruzalem bij de eerste komst?
Ja, dat klopt. Bij de geboorte te Bethlehem waren het eerder de herders die nacht
in het veld bij hun schapen de wacht hielden die getuige waren van de geboorte
van de Heiland en daarna hierover getuigden. Hierna het Bijbelgedeelte:
Lucas
2:8 En er waren herders in diezelfde landstreek,
die zich ophielden in het veld en des nachts de wacht hielden over hun kudde. 9
En opeens stond een engel des Heren bij hen en de heerlijkheid des Heren
omstraalde hen, en zij vreesden met grote vreze. 10 En de engel zeide tot hen:
Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het
volk zal ten deel vallen: 11 U is heden
de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David. 12 En
dit zij u het teken: Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in
een kribbe. 13 En plotseling was er bij de engel een grote hemelse legermacht,
die God loofde, zeggende: 14 Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij
mensen des welbehagens. 15 En het geschiedde, toen de engelen van hen
heengevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander spraken: Laten wij
dan naar Betlehem gaan om te zien hetgeen geschied is en ons door de Here is
bekendgemaakt. 16 En zij gingen haastig en vonden Maria en Jozef, en het kind
liggende in de kribbe. 17 En toen zij
het gezien hadden, maakten zij bekend hetgeen tot hen gesproken was over dit
kind. 18 En allen, die ervan hoorden, verbaasden zich over hetgeen door de
herders tot hen gezegd werd. 19 Doch Maria bewaarde al deze woorden, die
overwegende in haar hart. 20 En de herders keerden terug, God lovende en
prijzende om alles wat zij hadden gehoord en gezien, gelijk het hun gezegd was.
(NBG Vertaling 1951)
Veertig
dagen later waren Maria en Jozef met hun kind in Jeruzalem in de Tempel ter
vervulling van de Wet. Voor de priesters van dienst in de tempel die dag was
dit gewoon maar een jong koppel uit de provincie met boreling. Bovendien sprak
het koppel met een dialect, een tongval waar in Jeruzalem door velen op
neergekeken werd. Aan deze priesters ging de komst van de Messias als kind
voorbij, behalve aan de twee getuigen, twee oude mensen in Jeruzalem. Later
kwamen de Magi naar Nazareth. Tot aan het openbaar optreden van Johannes de
Doper in 25 AD zouden er geen getuigen meer zijn. De geschiedenis daaropvolgend
van het jaar 25 tot 30 AD kennen we vanuit de evangeliën.
Johannes
1: 1
In den beginne was het Woord en het Woord
was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle
dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat
geworden is. 4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; 5
en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen.
6 Er trad een mens op, van God gezonden, wiens naam was Johannes; 7 deze kwam
als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden.
8 Hij was het licht niet, maar was om te getuigen van het licht. 9 Het
waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld. 10 Hij
was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem
niet gekend. 11 Hij kwam tot het zijne, en
de zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Doch allen, die Hem aangenomen
hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in
zijn naam geloven; 13 die niet uit
bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn. (NBG
Vertaling 1951)
De
twee getuigen van de HERE God te Jeruzalem bij het opdragen van de boreling
Jezus waren twee oude mensen; een man en vrouw, niet twee mannen, maar een man én
een vrouw. En dit volgens de Scheppingsorde:
Genesis
1: 27
En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.
En
de vrouw is in deze geschiedenis, een volwaardige getuige en gelijk aan de man
als getuige. Geen onderscheid. Er waren bijvoorbeeld geen drie getuigen nodig;
één man en twee vrouwen. Nee, in de Bijbel zijn man en vrouw aan elkaar gelijk.
Van Hanna staat er bovendien in het Lucasevangelie geschreven dat zij profeet
was, de dochter van Fanuël uit de stam Aser:
Lucas
2: 36
Ook was daar Hanna, een profetes,
een dochter van Fanuël, uit de stam Aser.
Dat
God twee oude mensen als getuigen gebruikte en daarbij ook een vrouw, is
opmerkelijk. Oude mensen die naar de wijsheid van de wereld meestal
afgeschreven zijn en vrouwen die in de Midden-Oosten-cultuur als getuige niet
onmiddellijk als betrouwbaar gelden. Dit alles is de dwaasheid der prediking
waar Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs naar verwees:
1
Korintiërs 1:18 Want
het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar
voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods. 19 Want er staat geschreven:
Verderven zal Ik de wijsheid der wijzen, en het verstand der verstandigen zal
Ik verdoen. 20 Waar blijft de wijze? Waar de
schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze tijd? Heeft God niet de wijsheid
der wereld tot dwaasheid gemaakt? 21 Want daar de wereld in de
wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd
door de dwaasheid der prediking te
redden hen, die geloven. 22 Immers, de Joden verlangen
tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, 23 doch wij prediken een gekruisigde
Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, 24 maar voor hen, die geroepen zijn,
Joden zowel als Grieken, (prediken wij) Christus, de kracht Gods en de wijsheid
Gods. 25 Want het dwaze van God is wijzer
dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen. 26 Ziet slechts, broeders, wat gij
waart, toen gij geroepen werdt: niet vele wijzen naar het vlees, niet vele
invloedrijken, niet vele aanzienlijken.27 Integendeel,
wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is,
heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen; 28 en wat
voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat
niets is, om aan hetgeen wèl iets is, zijn kracht te ontnemen, 29 opdat geen vlees zou roemen voor
God. 30 Maar uit Hem is het, dat gij in
Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid,
heiliging en verlossing, 31 opdat het zij, gelijk geschreven
staat: Wie roemt, roeme in de Here. (NBG Vertaling 1951)
Maar nu naar de tweede of wederkomst
van Jezus Christus. Het laatste Bijbelboek Openbaring handelt over dit
onderwerp. Vooraf aan deze komst gaat een moeilijke periode van zeven jaar of
1260 dagen plus 42 maanden samen. Aan het einde van deze geprofeteerde periode
komt de Koning der koningen en de Heer der heren terug. Over dit thema schreef
ik meerdere boeken. Zie link: http://www.shopmybook.com/nl/Robert-De-Telder/APOCALYPS
Bij de aanvang van de zevenjarige
periode die voorafgaat aan de openbaring van Jezus Christus treden in Jeruzalem
opnieuw twee getuigen op (Openbaring 11:3) die tegen de dan herstelde
offerdienst spreken. Wanneer we dit Bijbelgedeelte opzoeken en laten
doordringen merken we ook weer iets van de dwaasheid der prediking waar God
zich van bedient. De twee getuigen zijn namelijk slechts met een zak bekleed,
een soort poncho probeer ik het mij voor te stellen. Een sterk afwijkende
kledij van hetgeen gangbaar is.
In het Bijbelboek Openbaring worden
geen namen van deze getuigen genoemd noch het geslacht van hen. Het
traditionele christendom gaat er van uit dat het mannen (waren) of (zullen)
zijn, tussen haakjes geplaatst naar gelang de hermeneutiek die men in de
verschillende christelijke kerken hanteert.
Bij diegenen die een geestelijk oog
hebben voor het toekomstig nationaal en geestelijk herstel van het Jodenvolk en
een wederkomst van Jezus christus te Jeruzalem verwachten, lopen de meningen
betreffende de identiteit van de twee getuigen uiteen. Een van de getuigen
meent men met zekerheid te herkennen als de profeet Elia waarvan de profeet
Maleachi in het Oude Testament voorzegt heeft dat Elia voor de Dag des HEREN
zal terugkeren. Hierna het relevante Bijbelgedeelte:
Maleachi 4:1 Want
zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen
die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in
brand steken zegt de HERE der heerscharen welke hun wortel noch tak zal
overlaten. 2 Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar
vleugelen; gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. 3 Gij zult de
goddelozen vertreden, want tot stof zullen zij zijn onder uw voetzolen op de
dag die Ik bereiden zal, zegt de HERE der heerscharen. 4 Gedenkt de wet van
Mozes, mijn knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israël,
inzettingen en verordeningen. 5 Zie, Ik
zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 6
Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der
kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban.
(NBG Vertaling 1951)
Betreffende de andere niet bij naam
genoemde getuige denkt men gewoonlijk aan andere 0ud-Testamentische mogelijke mannelijke
kandidaten zoals Mozes en/of Henoch. (Zie
het artikel van 30-07-2014 op deze blog: De profeet Elia en Johannes de Doper)
Ik meen dat nochtans een andere piste
ook mogelijk is. We moeten bedenken dat alle profetie pas duidelijk is wanneer
ze zich vervult. Het is dus uiteindelijk wachten op het optreden van de twee
getuigen te Jeruzalem. Ik ben voorzichtig van mening nu dat het mogelijk is dat
zowel een vrouw als een man als twee getuigen samen zullen optreden. Beide
dan in de geest en de kracht van Elia zoals het ook van Johannes de Doper bij
de eerste komst van Christus geschreven staat:
Lucas 1:17 En hij zal voor zijn aangezicht uitgaan in de geest en de kracht van Elia, om de harten der vaderen te
keren tot de kinderen en de ongehoorzamen tot de gezindheid der rechtvaardigen,
ten einde voor de Here een weltoegerust volk te bereiden
En men moet bedenken dat indien de
Joden de Heer Jezus Christus bij zijn eerste komst als Messias aanvaard hadden,
dat dan Johannes de Doper de profeet Elia geweest zou zijn. Lees het hierna
volgende Bijbelgedeelte dienaangaande:
Matteüs 11:2 Johannes nu hoorde in de gevangenis de werken van de
Christus en liet Hem door zijn discipelen de vraag overbrengen: 3 Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij
een ander te verwachten? 4 En Jezus
antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij hoort en
ziet: 5 blinden worden ziende en lammen
wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en
armen ontvangen het evangelie. 6 En
zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt. 7 Terwijl
dezen heengingen, begon Jezus tot de scharen te zeggen van Johannes: Wat zijt
gij in de woestijn gaan aanschouwen? Een riet, door de wind bewogen? 8 Maar wat zijt gij gaan zien? Een mens in
weelderige kleding? Zie, die weelderige kleding dragen, zijn aan de hoven der
koningen. 9 Maar waarom zijt gij dan
gegaan? Om een profeet te zien? Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet. 10 Deze
is het, van wie geschreven staat:
Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg voor U heen
bereiden zal. 11 Voorwaar, Ik zeg u,
onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is er niemand opgestaan, groter dan
Johannes de Doper, maar de kleinste in het Koninkrijk der hemelen is groter dan
hij. 12 Sinds de dagen van Johannes de
Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en
geweldenaars grijpen ernaar. 13 Want al
de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot Johannes toe; 14 en indien gij het wilt aanvaarden: Hij
is Elia, die komen zou. 15 Wie
oren heeft, die hore! (NBG Vertaling 1951)
En er zijn nog vrouwen in de Bijbel te
vinden die profeet waren. Op de volgende link: http://bloggen.be/robertdetelder/ schreef
ik op 25-02-14 een artikel over de
richter Debora die niet alleen Israël voor een periode van veertig jaar gericht
heeft maar ook als profeet en generaal in de Bijbel beschreven staat. De
perceptie bestaat dat de Bijbel vrouwonvriendelijk zou zijn, wat bij nadere
studie toch niet klopt. Het zijn alleen vele religieuze systemen die antivrouw
zijn.
Bij een profeet mogen we niet
onmiddellijk uitsluitend denken aan het voorspellen van de toekomst. Een
profeet (zowel man als vrouw) in de huidige Ekklesia is iemand die voor de vergadering
spreekt in de zin van: stichtend, vermanend en bemoedigend (1 Korintiërs 14:3).
In de apostolische Ekklesia van de eerste eeuw bestond hier geen onderscheid
tussen mannen en vrouwen wat blijkt uit de eerste brief van Paulus aan de
Korintiërs. Maar wat bedoelde Paulus dan met 1 Timoteüs 2:11-12? Een
Bijbelgedeelte waar Paulus stelt dat een vrouw niet mag onderrichten of gezag
over een man zou mogen hebben. Idem dito het Bijbelgedeelte van 1 Korintiërs
14:34-35 waar Paulus stelt dat de vrouw in de Gemeente moet zwijgen. Een
Bijbelgedeelte waar het lijkt dat Paulus zichzelf tegenspreekt. De Bijbelvorser
Dr. C. I. Scofield heeft het volgende commentaar:
We moeten echter bedenken dat bij de
aanvang van de Ekklesia met Pinksteren in anno Domini 30 er nog altijd het
aanbod van de HERE God aan Zijn oude verbondsvolk Israël was, om alsnog de
Messias aan te nemen. Dit is een draad, een uitnodiging die we in het hele
Bijbelboek Handelingen tot en met het laatste hoofdstuk 28 kunnen volgen. Het
boek Handelingen eindigt met de Joden in Rome die het evangelie volgens de
apostel Paulus definitief afwijzen. Het is vanaf dit tijdstip dat de huidige
Ekklesia van start ging met Paulus die zijn brief aan alle op dat moment
bestaande gemeentes schreef: bekend onder de Efeze-brief.
De prediking aan de Joden vanaf
Pinksteren 30 AD tot Handelingen hoofdstuk 28, in 60 AD, ging gepaard met
wonderen en tekenen. Ook tongentaal (vreemde talen en engelentaal) kwam in de
vergaderingen toen algemeen voor. Dit laatste gebeurde met heel veel
verwarring, wat de reden was dat Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs
instructies geeft hoe het met tongentaal en de vertaling en uitleg ervan, er in
de vergaderingen aan toe moest gaan. En ik meen dat het dit aspect van grote
verwarring was, wat Paulus bedoelde met het voorschrift tot zwijgen van de
vrouw in de vergadering. Dus niet de vrouw als profeet moest zwijgen maar de
vrouw als eventuele tolk en uitlegger van vreemde talen.
Het fenomeen van de vreemde talen
(zowel van mens als engel) als Goddelijke boodschap naar Israël toe was in het
Oude Testament door de profeet Jesaja voorspeld.
Jesaja 28:11 Voorwaar, door mensen die een onverstaanbare taal spreken, en in een
vreemde tongval zal tot dit volk spreken Hij, die tot hen gezegd heeft: 12 Dit
is de rust, geeft de vermoeide rust, en dit is de verademing maar zij wilden
niet horen.
Het is dit Bijbelgedeelte dat Paulus in
zijn eerste brief aan de Korintiërs aanhaalt waar hij in het veertiende
hoofdstuk het bijzondere van de tongentaal behandelt.
1 Korintiërs 14:22 Derhalve zijn de tongen een
teken niet voor hen, die geloven, maar voor
de ongelovigen; de profetie echter is niet voor de ongelovigen, maar voor
hen, die geloven.
Deze bijzondere prediking naar Israël
toe eindigde in het jaar 60 AD in de periode volgend op Handelingen hoofdstuk
28.
Het zal na het afsluiten van de huidige
Ekklesia zijn dat de draad met het oude Verbondsvolk Israël opnieuw opgenomen
wordt. Het laatste Bijbelboek Openbaring van het zogenaamde nieuwe testament,
handelt over het herstel van Israël zowel nationaal in het oude land der
vaderen, als geestelijk.
Maar zoals eerder geschreven, gaat aan
het geestelijke herstel een moeilijke periode van misleiding vooraf. Het is de
periode van de zeventigste jaarweek van Daniël. (zie het artikel op deze blog van 31-07-2014: De zeventig jaarweken van
de profeet Daniël) Een periode van zeven jaar die gelijk is aan de
tijdsperiode in het boek Openbaring van 1260 dagen en 42 maanden. In de eerste
periode van 1260 dagen treden er opnieuw twee getuigen van God te Jeruzalem op.
Twee getuigen, een man en een vrouw(?), die in de geest en de kracht van Elia
tegen de herstelde tempeldienst spreken.
Openbaring 11:1 En mij werd
een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel
Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden. 2 Maar laat de voorhof,
die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de
heidenen gegeven; en zij zullen de
heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang.
3 En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om,
met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd
zestig dagen lang. 4 Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die
voor het aangezicht van de Here der aarde staan. 5 En indien iemand hun schade
wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en
indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden. 6 Dezen
hebben de macht de hemel te sluiten,
zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben
macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan
met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen. 7 En wanneer zij hun getuigenis
zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt,
hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden. 8 En hun lijk
(zal liggen) op de straat der grote stad,
die geestelijk genaamd wordt Sodom en
Egypte, alwaar ook hun Here
gekruisigd werd. 9 En uit de volken en stammen en talen en natiën zijn er,
die hun lijk zien, drie en een halve dag, en zij laten niet toe, dat hun lijken
in een graf worden bijgezet. 10 En zij, die op de aarde wonen, zijn blijde en
verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee
profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden. 11 En na [die] drie en
een halve dag voer een levensgeestuit God in hen, en zij gingen op
hun voeten staan en grote vrees viel op (allen), die hen aanschouwden. 12 En
zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Klimt hierheen op! En
zij klommen naar de hemel op in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen. 13
En te dien ure kwam er een grote aardbeving en een tiende deel der stad stortte
in, en zevenduizend personen werden door de aardbeving gedood, en de overigen
werden zeer bevreesd en gaven de God des hemels eer. 14 Het tweede wee is
voorbijgegaan: zie, het derde wee komt spoedig.
Gedurende een periode van 1260 dagen, de eerste helft van
de eindtijdperiode, treden de twee getuigen in Jeruzalem op. Zij spreken tegen
de herstelde offerdienst op het tempelplein te Jeruzalem. In mijn laatste
publicatie APOCALYPS ga ik hier uitgebreider op in. Zie link:
In de toekomst zal een replica van de verloren gewaande
ark van het verbond ergens gevonden worden en een bron van misleiding worden.
Tijdens de eindtijdperiode van zeven jaar zullen alle wereldreligies samen gaan
(Openbaring 17). Een grote verzoening op basis van dit Schriftwoord kan
verwacht worden tussen Jodendom en Islam en christendom. Op en rond de ark van
het verbond zullen opnieuw dierenoffers gebracht worden. Een misleider zal vuur
uit de hemel kunnen laten neerkomen op het offer (Openbaring 13:11-13) met als
resultaat een wereldwijde religieuze verwondering lees verdwazing. De misleider
wordt in het aangehaalde Schriftwoord het beest uit de aarde genoemd, een
Israëli aldus, een Levi of een Cohen en ijveraar voor het instellen van de
nieuwe offerdienst in Jeruzalem na een onderbreking van haast tweeduizend jaar.
Hij wordt geholpen door het beest uit de zee een man uit de volken, een
niet-Jood, en vermoedelijk een Assyriër, een land dat dan in het Midden-Oosten ook
hersteld zal zijn. Hij is de eerste ruiter op het witte paard van Openbaring
hoofdstuk 6, die overwinnende uittrekt. Een periode van algemene wereldvrede
met de zegen van alle verenigde godsdiensten breekt dan aan. De huidige periode
van oorlogen en geruchten van oorlogen lijkt dan afgesloten. En tegen deze
algemene religieuze vredeseuforie spreken tot afgrijzen van velen, de twee
gehate getuigen van God.
Maar het gaat in dit artikel om die mogelijke piste dat
de twee getuigen een man én een vrouw zullen zijn. Ik haalde de vrouw Hanna de
profeet te Jeruzalem aan in het jaar 5 v. Chr. bij het opdragen van Jezus in de
Tempel. Daarna vinden we in de Bijbel dat vrouwen de eerste getuigen waren van
de opstanding van de Heer Jezus Christus. Vrouwen waren ook aanwezig bij de
kruisiging van Jezus en zijn daar ook gebleven tot aan Zijn sterven (Matteüs
27:55-56 en Johannes 19:25). Van de apostelen wordt alleen de aanwezigheid van
Johannes vermeld (Johannes 19:25-27). De andere mannen zijn blijkbaar
ondergedoken. De vrouwen waren aanwezig toen Jezus' lichaam van het kruis werd
genomen en maakten dat het kapot gefolterde en totaal leeggebloede lichaam van
Jezus zo goed mogelijk verzorgd (Lucas 23:55-56) in het graf van Jozef van
Arimatea gelegd kon worden. De apostelen zijn op dat moment ook nergens te
bespeuren. Alleen Nicodemus en Jozef van Arimatea worden ter plaatse vermeld om
de begrafenis te organiseren. (Johannes 19:38-42).
Bij de opstanding uit de dood van Jezus Christus zijn het
alleen vrouwen die getuigen zijn. Het is aan de vrouwen dat Jezus persoonlijk
verschenen is. Wat heel opmerkelijk is wanneer we dit weer in het licht van de
Midden-Oosten-cultuur willen zien waar vrouwen als getuigen als niet
betrouwbaar gelden.
Mattheüs 28:1 Laat na de sabbat , tegen het aanbreken van
de eerste dag der week, ging Maria van
Magdala en de andere Maria het
graf bezien. 2 En zie, er kwam een grote aardbeving, want een engel des Heren
daalde uit de hemel neder en kwam nader, en hij wentelde de steen weg en zette
zich daarop. 3 Zijn uiterlijk was als een bliksem en zijn kleding wit als
sneeuw. 4 En de bewakers werden door vrees voor hem bevangen en zij werden als
doden. 5 Doch de engel antwoordde en
zeide tot de vrouwen: Weest gij niet bevreesd; want ik weet, dat gij Jezus
zoekt, de gekruisigde. 6 Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, gelijk Hij gezegd heeft; komt, ziet de plaats,
waar Hij gelegen heeft. 7 En gaat
terstond op weg en zegt zijn discipelen,
dat Hij is opgewekt uit de doden. En
zie, Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien. Zie, ik heb het u
gezegd. 8 En zij gingen terstond weg van het graf, met vrees en grote
blijdschap, en liepen haastig voort om het zijn discipelen te berichten. 9 En
zie, Jezus kwam haar tegemoet en zeide:
Weest gegroet. Zij naderden Hem en grepen zijn voeten en zij aanbaden Hem. 10
Toen zeide Jezus tot haar: Weest niet bevreesd. Gaat heen en bericht mijn broeders, dat zij naar Galilea gaan, en
daar zullen zij Mij zien.
Het lijkt er op dat de mannelijke apostelen sinds de
gevangenneming van Jezus gevolgd door zijn kruisiging en sterven in verwarring
waren en niet aanspreekbaar, dit terwijl de vrouwen beter bij hun positieven bleven.
Nu ik met dit artikel aandacht wil geven aan de twee
getuigen te Jeruzalem tijdens de eerste helft van de eindtijdperiode van zeven
jaar met de mogelijkheid dat één van de twee getuigen een vrouw zal zijn, moet
ik ook een schijnbaar negatieve verwijzing in het Bijbelboek Openbaring naar de
vrouw behandelen. Het Bijbelgedeelte namelijk waar in Openbaring 14:1-5 over
de 144.000 verzegelden uit Israël gesproken wordt en deze maagdelijk genoemd
worden en die zich niet met vrouwen hebben bevlekt. Dit laatste wordt door
vrouwen van alle tijden bij het (voor)lezen als beledigend (terecht?) ervaren. Onvoorstelbaar
ook: maagdelijke mannen die zich niet met vrouwen bevlekt hebben. Dit kan
onmogelijk letterlijk bedoelt zijn en is beeldspraak. Dat moet duidelijk zijn.
De vrouwen waar de 144.000 verzegelde mannen én vrouwen uit alle stammen
van Israël zich niet mee bevlekt hebben zijn de vrouwen van het beschreven
religieuze systeem in hoofdstuk 17 van het boek Openbaring. In dat hoofdstuk
kreeg de apostel Johannes de grote hoer te zien die op het beest zit en de
moeder van alle hoeren van Babylon en van de gruwelen der aarde genoemd wordt.
Dit is overduidelijke beeldspraak. Wanneer we Schrift met Schrift vergelijken
vrij van eigenmachtige uitlegging kan dit volgens mij de enige conclusie voor
dit Schriftgedeelte zijn.
Heb ik nu de identiteit en/of geslacht van de twee
toekomstige getuigen aangetoond? Nee, maar ik herhaal dat profetie pas
duidelijk is bij de vervulling ervan. Wel wil ik met dit artikel de aandacht op
een andere mogelijke piste wijzen.
Het oude Israël telde aanvankelijk twaalf stammen die
ten tijde van David en Salomo tot één verenigd koninkrijk samengesmeed waren.
Na de dood van Salomo in 967 v. Chr., bij het begin van de regering van diens
zoon Rehabeam, scheurden zich echter naar het uitgesproken Godsoordeel over
Salomo, tien stammen af en vormden o.l.v. Jerobeam, het noordelijke koninkrijk,
ook het tienstammenrijk genoemd. Alle opvolgers van Jerobeam kozen voor de afgodendienst
in afwijzing van de God van Israël. Uiteindelijk werden zij na vele
waarschuwingen van Godswege in het jaar 717 v. Chr. in ballingschap door de
Assyriërs naar het noorden en het oosten van het Assyrische Rijk weggevoerd.
2 Koningen 17:1 In
het twaalfde jaar van Achaz, de koning van Juda, werd Hosea, de zoon van Ela,
koning over Israël te Samaria; hij regeerde negen jaar. 2 Hij deed wat kwaad is
in de ogen des HEREN, echter niet zoals de koningen van Israël die vóór hem
geweest waren. 3 Tegen hem trok Salmanassar, de koning van Assur, op; en Hosea
onderwierp zich aan hem en betaalde hem schatting. 4 Maar toen de koning van
Assur een samenzwering bij Hosea ontdekte, dat hij gezanten naar So, de koning
van Egypte, gezonden had en aan de koning van Assur geen schatting meer
opbracht, zoals van jaar tot jaar, nam de koning van Assur hem gevangen en
sloot hem in boeien in de gevangenis. 5 De koning van Assur trok door het
gehele land, rukte op naar Samaria en
belegerde het drie jaar. 6 In het
negende jaar van Hosea nam de koning van Assur Samaria in; hij voerde Israël in
ballingschapnaar Assur en deed hen
wonen in Chalach, aan de Chabor, de rivier van Gozan en in de steden der Meden.
(NBG 1951 Vertaling)
Ten tijde van het tot stand komen van het Nieuwe
Testament, zo een acht eeuwen later, was hun woonplaats nog bekend want Petrus,
de apostel voor de Joden, in tegenstelling tot Paulus die de heidenen met het
evangelie bekend ging maken, schrijft Petrus vanuit de stad Babylon zijn
brieven aan hen. En ook de apostel Jacobus schrijft zijn brief aan de 12
stammen in de verstrooiing. En uit het Bijbelboek Handelingen blijkt ook dat
alle 12 stammen en hun woonplaats in het jaar 30 AD nog bekend was. In het
tweede hoofdstuk van het boek Handelingen kunnen we het land van oorsprong
vernemen van de Israëlieten aanwezig te Jeruzalem met het Pinksterfeest van 30
AD. De lijst begint heel opmerkelijk met Parten en Meden in het Oosten:
Handelingen 2:8 En hoe horen wij hen dan een ieder in onze
eigen taal, waarin wij geboren zijn? 9 Parten, Meden, Elamieten,
inwoners van Mesopotamië, Judea en Kapadocië, Pontus en Asia, 10 Frygië en
Pamfylië, Egypte en de streken van Libië bij Cyrene, en hier verblijvende
Romeinen, zowel Joden als Jodengenoten, 11 Kretenzen en Arabieren, wij
horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken. (NBG 1951
Vertaling)
We moeten ook bedenken dat een rest, een overblijfsel
van de tien stammen in het Judea van de eerste eeuw van de christelijke jaartelling
aanwezig was. Enkele Bijbelgedeelten maken dit duidelijk. Zo leert de
evangelist Lucas dat bij het opdragen van de baby Jezus (veertig dagen jong) in
de Tempel te Jeruzalem, één van de twee getuigen Hanna de dochter van Fanuël,
was. En dan kan men lezen dat zij uit de
stam Aser was, één van de tien stammen dus.
Lucas 2:36 Ook
was daar Hanna, een profetes, een
dochter van Fanuël, uit de stam Aser.
Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met haar man na haar huwelijksdag
zeven jaren had geleefd, 37 en nu was zij weduwe, ongeveer vierentachtig jaar
oud, en zij diende God onafgebroken in de tempel, met vasten en bidden, nacht
en dag. 38 En zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan, en zij loofde mede
God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten.
Dat o.a. de stam Aser in Jeruzalem ten tijde van Jezus
Christus in Judea vertegenwoordigd was is een gevolg van de handelingen van
koning Jehizkia van Juda (723/694 v. Chr.). Zie het hierna volgende
Bijbelgedeelte:
2 Kronieken 30:1 Toen zond Jehizkia een boodschap tot geheel Israël en Juda, ja, zelfs
schreef hij brieven aan Efraïm en Manasse, dat zij zouden komen naar het huis
des HEREN te Jeruzalem, om voor de HERE, de God van Israël, het Pascha te
vieren. 2 En de koning, zijn oversten en de gehele gemeente te Jeruzalem
overlegden, dat zij het Pascha zouden vieren in de tweede maand, 3 want zij
konden het op de gewone tijd niet vieren, omdat zich niet voldoende priesters
geheiligd hadden en het volk niet in Jeruzalem samengekomen was. 4 Dit verwierf
de goedkeuring van de koning en van de gehele gemeente. 5 Toen namen zij het
besluit, een bevel te laten uitgaan door geheel Israël van Berseba tot Dan, om
in Jeruzalem de HERE, de God van Israël, het Pascha te komen vieren, want men
had het niet, zoals was voorgeschreven, algemeen gevierd. 6 De ijlboden nu
gingen met de brieven van de koning en zijn oversten door geheel Israël en Juda, en zeiden overeenkomstig het gebod des
konings: Israëlieten, keert weder tot de
HERE, de God van Abraham, Isaak en Israël, dan zal Hij wederkeren tot de
ontkomenen, die u overgebleven zijn uit de macht van de koningen van Assur.
7 Weest dan niet als uw vaderen en als uw broeders, die ontrouw geweest zijn
jegens de HERE, de God hunner vaderen, zodat Hij hen maakte tot een voorwerp
van ontzetting, zoals gij ziet. 8 Weest thans niet hardnekkig zoals uw vaderen,
geeft de HERE uw hand en komt tot zijn heiligdom, dat Hij voor altijd geheiligd
heeft, en dient de HERE, uw God, opdat zijn brandende toorn zich van u afkere.
9 Want, wanneer gij wederkeert tot de HERE, dan zullen uw broeders en zonen
erbarming vinden bij degenen die hen als gevangenen hebben weggevoerd, en dan
zullen zij naar dit land wederkeren. Want genadig en barmhartig is de HERE, uw
God: Hij zal het aangezicht niet van u afwenden, indien gij tot Hem wederkeert.
10 Toen de ijlboden van stad tot stad door het land van Efraïm en Manasse
trokken en tot Zebulon toe, lachte men hen uit en bespotte men hen. 11 Maar enige mannen uit Aser, Manasse en Zebulon
verootmoedigden zich en kwamen naar Jeruzalem.
Een volgende keer dat dit gebeurde was als een gevolg
van de godsdiensthervorming ten tijde van koning Josia van Juda (640/609 v.
Chr.). Toen kwamen ook enkelingen uit de tien stammen naar Jeruzalem over. Zie
het hierna vermelde Bijbelgedeelten:
2 Kronieken 34: 33
Josia verwijderde al de gruwelen uit al de landstreken die aan de Israëlieten
toebehoorden, en bracht allen die zich
in Israël bevonden, tot de dienst van de HERE, hun God. Gedurende heel zijn
leven weken zij niet af van de HERE, de God hunner vaderen.
2 Kronieken 35: 18 Zulk
een Pascha was in Israël niet gevierd sinds de dagen van de profeet Samuël;
geen der koningen van Israël heeft het Pascha gevierd zoals Josia het vierde
met de priesters, de Levieten en geheel Juda en Israël dat zich daar bevond, en met de inwoners van Jeruzalem.
19 In het achttiende jaar van de regering van Josia werd dit Pascha gevierd.
Deze mensen, deze rest van de tien stammen is later
ook met de twee stammen Juda en Benjamin plus de Levieten door de Babyloniërs
vanaf 605 v. Chr. tot 586 v. Chr. in ballingschap weggevoerd. Een rest van hen
is blijkbaar dan ook onder Ezra en Nehemia teruggekeerd
getuige de profetes Hanna van de stam Aser die bij het opdragen van de jonge
boreling Jezus te Jeruzalem aanwezig was.
Bij de tweede ballingschap na de tweede vernietiging
van de Tempel te Jeruzalem in 70 AD door de Romeinen werd ook de rest, het
overblijfsel van de tien stammen op dat ogenblik aanwezig in Judea door de
Romeinen weggevoerd.
De mensen die wij vandaag als Joden aanduiden kunnen
aldus uit alle stammen van het oude Israël stammen. Alleen de Levi s en de
Cohen s weten met zekerheid dat zij van de stam Levi afstammen. Wat trouwens
heel opmerkelijk is.
De profeten van de Bijbel spreken over een derde
herstel van Israël in het oude land der vaderen. Een herstel dat momenteel nog
in de toekomst ligt. Wanneer men deze profetische gedeelten van de Bijbel
doorneemt is het opmerkelijk dat er expliciet een herstel van zowel de twee
stammen als van de tien stammen gesproken wordt.
Ezechiël 37:15 Het woord des HEREN kwam tot mij: 16 Gij mensenkind, neem
een stuk hout en schrijf daarop: voor Juda en de Israëlieten die daarbij
behoren; neem dan een ander stuk hout en schrijf daarop: voor Jozef het
stuk hout van Efraïm en het gehele huis Israëls dat daarbij behoort;
17 voeg ze dan aan elkander tot één stuk hout, zodat zij in uw hand tot
één worden. 18 Wanneer nu uw volksgenoten u vragen: Wilt gij ons niet
meedelen, wat gij daarmee bedoelt? 19 zeg dan tot hen: Zo zegt de Here
HERE: zie, Ik neem het stuk hout van Jozef dat aan Efraïm toebehoort en van
de stammen Israëls die daarbij behoren, en Ik voeg het bij het stuk van Juda en
maak ze tot één stuk hout, zodat zij één zijn in mijn hand.
20 Terwijl de stukken hout die gij beschreven hebt, voor hun ogen in uw
hand zijn, 21 zeg dan tot hen: Zo
zegt de Here HERE: zie, Ik haal de Israëlieten weg uit de volken naar wier
gebied zij gegaan zijn; Ik zal hen van alle kanten bijeenverzamelen en hen naar
hun land brengen. 22 En Ik zal hen tot één volk maken in het land, op
de bergen Israëls, en één koning zal over hen allen koning zijn; niet langer zullen zij twee volken zijn en
niet langer verdeeld in twee koninkrijken. 23 Niet langer zullen zij
zich verontreinigen met hun afgoden, hun gruwelen en al hun overtredingen, maar
Ik zal hen verlossen van alle afvalligheid waarmee zij gezondigd hebben, en hen
reinigen, zodat zij Mij tot een volk zullen zijn en Ik hun tot een God zal zijn.
24 En mijn knecht David zal koning over hen wezen; één herder zal er voor
hen allen zijn. Zij zullen naar mijn verordeningen wandelen en naarstig mijn
inzettingen onderhouden. 25Zij
zullen wonen in het land dat Ik aan mijn knecht Jakob gegeven heb en waarin
hun vaders gewoond hebben; ja, zij zullen daarin wonen, zij, hun kinderen en
hun kindskinderen, tot in eeuwigheid, en mijn knecht David zal hun voor eeuwig
tot vorst zijn. 26 Ik zal met hen een verbond des vredes sluiten,
een eeuwig verbond met hen zal het zijn; Ik zal hun een plaats geven, hen
vermeerderen en mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen stellen. 27 Mijn
woning zal bij hen zijn; Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot
een volk zijn. 28 En de volken zullen weten, dat Ik, de HERE, het ben die
Israël heilig, doordat mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen staat. (NBG
1951 Vertaling)
Waar bevind zich het gros van de verloren gewaande tien
stammen vandaag? De Bijbel noemt in het eerder geciteerde Bijbelgedeelte van 2
Koningen 17 hun ballingsoorden: Assur,
Chalach, aan de Chabor, aan de rivier van Gozan en in de steden der Meden.
De
meest oostelijke grens van het Medisch-Perzische Rijk was de rivier de Indus.
Vertaald naar deze tijd is dit het gebied van Afghanistan met in de rand: Pakistan,
Irak, Iran en Turkmenistan.
De
Jewish Encyclopedia.com (internet) schrijft het volgende over Afghanistan en de
verloren tien stammen:
according to
their native traditions, the Afghans also are to be identified with the Lost
Ten Tribes. They declare that Nebuchadnezzar banished them into the mountains
of Ghur, whence they maintained correspondence with the Arabian Jews. When some
of the latter were converted by Mohammed, one Khalid wrote to the Afghans and
invited them to embrace Islam. Several Afghan nobles went to Arabia
under one Kais, who claimed trace his
descent through forty-seven generations from Saul. He was accordingly greeted
by Mohammed by the title of "malik," in deference to this illustrious
descent. Kais is reported to have died at the age of eighty seven, in 662 and
all the modern chiefs of Afghanistan
claim to be descended from him (Malcolm, "History of Persia," ii.
596, London, 1815). The Afghans still
call themselves "Beni-Israel," and are declared to have a
markedly Jewish appearance. Their claim to Israelitish descent is allowed by
most Mohammedan writers. G.
Moore, in his "Lost Tribes" (pp. 143-160, London, 1861), also
identified the Afghans with the Ten Tribes.
Geen één van de vele stammen die Afghanistan en
daarbuiten vandaag rijk is kent echter zijn oorsprong. Wat religie betreft zijn
zij volgelingen van de Arabische god Allah en diens profeet Mohammed. Zij zijn zelfs
vanuit de Koran (Soera 17) tegen een in de Bijbel beloofde derde herstel van
Israël in het oude land der vaderen.
Er zal een act of God nodig zijn om deze mensen hun
Israëlitische wortels duidelijk te maken. Op Gods
tijd echter zullen zij ooit in de toekomst aan hun tocht naar het Beloofde Land
beginnen. Het zal een bewogen tocht worden. Het feit alleen dat men als
individu tot een der verloren stammen behoord is geen vrijkaart voor het
beloofde land want ook hier telt alleen geloof zoals het hierna vermelde
Bijbelgedeelte leert:
Ezechiël 20:34 Ik zal u voeren uit het midden der volken en
u bijeenbrengen uit de landen waarin gij verstrooid zijt, met sterke hand, met
uitgestrekte arm en met uitgestorte grimmigheid. 35 Ik zal u brengen naar de woestijn der volken en daar met u in
het gericht treden, van aangezicht tot aangezicht. 36 Zoals Ik met uw vaderen
in het gericht getreden ben in de woestijn van het land Egypte, zo zal Ik ook
met u in het gericht treden, luidt het woord van de Here HERE. 37 Ik zal u
onder de herdersstaf doen doorgaan en u brengen in de band van het verbond.
38 Ik zal de weerspannigen uit u uitschiften en hen die tegen Mij
overtreden hebben; wel zal Ik hen leiden uit het land waarin zij als
vreemdelingen vertoeven, maar in het land van Israël zullen zij niet komen.
En gij zult weten, dat Ik de HERE ben. (NBG 1951 Vertaling)
De aanvang
van de terugkeer van de tien stammen gebeurt in de tweede helft van de
zeventigste jaarweek van de profeet Daniël. Zie ook het artikel op deze blog van 31-07-2014: de zeventig jaarweken.
Tijdens de eindslag, in het boek Openbaring Harmageddon geheten, wanneer het
land Israël door de legers van de koning van het noorden (het nieuwe Assyrië)
onder de voet wordt gelopen en schijnbaar verloren is zullen geruchten uit het
noorden en het oosten (Daniël 11:40-44-45, 12:1) de koning van het noorden
verontrusten, staat er geschreven. In het eindtijdscenario zijn dit de tien
stammen die met sterke hand staat er geschreven bij de profeet Ezechiël, uit de
landen hunner ballingschap worden weggevoerd richting beloofde land.
Met dit artikel wil ik een stuk
Bijbelchronologie brengen en dit zowel historisch als toekomstig. Een studie
namelijk over de profetie van de 70 jaarweken uit Daniël hoofdstuk 9. De
balling Daniël kreeg deze profetie betreffende het herstel van Israël in het
jaar na de heerserswissel over Babylon in 539 v. Chr. toen het Babylonische
Rijk door de Meden en Perzen veroverd werd. De profeet was op dat moment al 66
jaar in ballingschap. Hij was nog een knaap geweest (Daniël 1:1-4) in het jaar
605 v. Chr. toen hij met de eerste wegvoering in ballingschap in Babylon
terecht kwam. Wanneer hij onder de regering van Darius de Mediër, volgens het
verhaal, in de leeuwenkuil geworpen werd, was hij al een oude man van 80+.
Daniël 9:1 In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit
het geslacht der Meden, die koning geworden was over het koninkrijk der
Chaldeeën 2 in
het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniël, in de boeken op het
getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen
was,dat Hij
over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen.
(NBG Vertaling 1951)
De val van Babylon in
het jaar 539 v. Chr. staat chronologisch vast en is een sleuteljaar dat de Babylonische
met de Bijbelse chronologie verankerd. De Meden en Perzen brachten in dat jaar
met hun verovering van de hoofdstad Babylon een einde aan het Babylonische Rijk
dat eerder het koninkrijk Juda ontmanteld, de bevolking weggevoerd en de Tempel
te Jeruzalem met al wat daarin was, vernietigd had. In het eerste regeringsjaar
van Darius de Mediër, de zoon van Ahasveros, zijnde het jaar 539/538 v. Chr.
deed Daniël studie in de verschillende Bijbelboeken, die toen al gecompileerd
waren, en werd bepaald bij de profetische woorden van het Bijbelboek Jeremia
waar deze profeet voorzegd had dat de Babylonische Ballingschap 70 jaar zou
duren. Daniël die zelf nu de rekensom sinds zijn wegvoering kon maken besefte
dat het nog slechts vier jaar tot het einde van de ballingschap was. Het
resultaat van het bestuderen van de profetie van Jeremia door Daniël, maakt dat
hij in gebed tot de HERE God gaat. Zie Daniël 9:3-19 en daarna verder met:
Daniël 9:20 Terwijl ik nog sprak en bad en
mijn zonde en de zonde van mijn volk Israël beleed, en mijn smeking over de
heilige berg mijns Gods uitstortte voor de HERE, mijn God, 21 terwijl
ik nog sprak in het gebed, kwam de man Gabriël, die ik tevoren gezien had in
het gezicht, in ijlende vlucht tot vlak bij mij op de tijd van het avondoffer. 22 En
hij begon mij te onderrichten en sprak met mij en zeide: Daniël, nu ben ik
uitgegaan om u een klaar inzicht te geven. 23 Bij het begin van uw
smeekbede is er een woord uitgegaan, en ik ben gekomen om het u mede te delen,
want gij zijt zeer bemind. Let dus op het woord en sla acht op het gezicht.
Ik vermoed dat Daniël in de
verwachting leefde dat de HERE God het door de profeten beloofde Messiaanse
Vrederijk onmiddellijk na het einde van de Babylonische Ballingschap zou
oprichten. De man Gabriël, die door God naar Daniël gezonden werd, maakt echter
duidelijk dat er nog drie tijdsschijven van zeven maal zevens van jaren zouden overgaan
alvorens de HERE God Zijn Koninkrijk zal oprichten. En zo komen we aan het
onderwerp van dit artikel. Het chronologisch plaatsen van de zeventig weken:
Daniël 9:24 Zeventig
weken zijn bepaald over uw volk
en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten,
de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen,
gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. 25 Weet
dan en versta: vanaf het ogenblik (458
v. Chr.), dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen
tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven
weken; en tweeënzestig weken
lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk
der tijden. 26 En na de tweeënzestig weken (25+ AD) zal een gezalfde worden uitgeroeid (30 AD), terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een
vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten (70 AD),maar zijn einde zal zijn in
de overstroming (370+ AD); en
tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is.
27 En
hij(de
vorst van vers 26) zal het verbond voor
velen zwaar maken, een week lang(alsnog
toekomst);in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen
ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot
aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten
over wat woest is.
(NBG
Vertaling 1951)
De
jaartallen tussen haakjes in het hiervoor vermelde citaat zijn door mij
toegevoegd om het historisch plaatsen op de tijdsbalk te verduidelijken. De 7 x
70 zevens zijn begonnen in het jaar 458
v. Chr. wanneer het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en
te herbouwen. Dit gebeurde in het
zevende regeringsjaar van Artachsasta of Artaxerxes I volgens het hierna volgende
Bijbelgedeelte:
Ezra 7:1 Hierna, onder de regering van Artachsasta, de koning van Perzië,
trok Ezra op, de zoon van Seraja, de zoon van Azarja, de zoon van Chilkia,
2 de zoon van Sallum, de zoon van Sadok, de zoon van Achitub, 3 de
zoon van Amarja, de zoon van Azarja, de zoon van Merajot, 4 de zoon van
Zerachja, de zoon van Uzzi, de zoon van Bukki, 5 de zoon van Abisua, de
zoon van Pinechas, de zoon van Eleazar, de zoon van Aäron, de hogepriester
6 deze Ezra trok op uit Babel. Hij was een schriftgeleerde, bekwaam in de
wet van Mozes, welke de HERE, de God van Israël, gegeven had; en daar de hand
van de HERE, zijn God, over hem was, had de koning hem alles gegeven wat hij
verlangd had.
7 Zo trokken ook een
aantal Israëlieten en priesters, Levieten, zangers, poortwachters en
tempelhorigen naar Jeruzalem, in het
zevende jaar van koning Artachsasta. 8 En hij kwam te Jeruzalem
in de vijfde maand, en wel in het
zevende jaar van de koning. 9 Op de eerste van de eerste maand namelijk was hij de tocht uit Babel begonnen, en op
de eerste van de vijfde maand kwam
hij te Jeruzalem aan, daar de goede hand van zijn God over hem was,
10 want Ezra had er zijn hart op gezet om de wet des HEREN te onderzoeken
en haar te volbrengen, en om in Israël inzetting en verordening te onderwijzen.
Tot hier het (ver)korte citaat betreffende
het woord dat uitging om te doen wederkeren en om Jeruzalem te bouwen. Zeven maal zeven jaar, of negenenveertig
jaar later, treedt de laatste profeet van het Oude Testament op; Maleachi en
compileren Ezra en Nehemia de Bijbelboeken die wij tegenwoordig als het Oude
Testament kennen. De geprofeteerde vorst na de 7 x 7 jaren moet dan Nehemia
zijn. Daarna zijn het nog eens 62 x 7 jaarweken tot op een Gezalfde of Messias.
Dit brengt ons in het jaar 25 AD voor het openbaar optreden van de Heer Jezus.
De evangelist Lucas leert dat Jezus ongeveer 30 jaar oud was bij het begin
van zijn bediening. De Heer Jezus Christus werd geboren in de maand Ab (of
juli/augustus) van het jaar 5 v. Chr. en dit klopt met het profetische schema
van Daniël. Tussen 25 AD en 30 AD wanneer de Messias uitgeroeid werd
terwijl er niets tegen hem is zit er een eerste tijdskloof van 5 jaar. Een
volgende tijdskloof, van 40 jaar ditmaal, zit er tussen 30 AD en 70 AD wanneer
in het laatst vermelde jaar het volk van een vorst zal komen, die de stad en
het heiligdom te gronde zal richten. Dit was dan de Romeinse generaal Titus (later
Keizer) die in 70 AD als een gevolg van zijn oorlog tegen het opstandige
Jeruzalem deze profetie in vervulling deed gaan.
Het jaar 70 AD is een mijlpaal in de geschiedenis van Israël. Sinds het jaar
30 AD met het uitroeien van de Gezalfde waren er enkele bijzonderheden
eigenaardigheden - aan de hand met de Tempel Gods te Jeruzalem. De Talmoed (Joma
39b) leert: Onze meesters leerden: veertig
jaren voor de verwoesting van het Huis kwam het lot niet terecht noch
werden de rode banden wit, noch brandde het westelijke licht en openden zich de
deuren des Tempels vanzelf.(Dr. F. De Graaf, Jezus de verborgene - blz.37). De
Heer Jezus Christus voorspelde de vernietiging van stad en tempel in 30 AD:
Lucas 19:41 En
toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar, 42 en
zeide: Och, of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans
is het verborgen voor uw ogen. 43 Want er zullen
dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen 44 en
u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw
kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat
gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.
Net zoals de Romeinen met
Carthago deden vernietigden zij Jeruzalem en de tempel en lieten geen steen op
de andere staan. Het jaar 70 AD betekende het einde van het nationale Israël.
De heersersstaf en scepter waren van Juda geweken, zoals de aartsvader Jacob
het eeuwen eerder voorzegd had:
Genesis 49:10 De scepter zal van Juda niet wijken, noch de
heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken
gehoorzaam zijn.
Opmerkelijk is dat Flavius Josephus (Joodse Oudheden Bk.
XIV, 393-395) verwijst naar een Romeinse commandant met de naam SILO ten tijde
van het beleg van Jeruzalem in 70 AD. Het Romeinse Rijk dat in 70 AD op het
toppunt van zijn macht was zou echter volgens de profetische woord van de
Bijbel ook ten onder gaan.
Het Bijbelboek Daniël
beschrijft de uiteindelijke ondergang van het Romeinse Rijk als gevolg van een
overstroming: maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde
toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is. De
overstroming is hier een beeld van volkeren, de grote volksverhuizing die rond
370 AD op gang kwam en de ondergang van het West-Romeinse Rijk betekende. De
geschiedenis van het gebied van het Romeinse Rijk was daarna er een van strijd
en verwoestingen. De tijdskloof van inmiddels 1944 jaar die er zit tussen de 69ste
jaarweek en de 70ste jaarweek duurt tot op heden voort.
Het begin van de 70ste
jaarweek wordt door Daniël beschreven als: En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang . Dit
betekent dat het Romeinse Rijk van de oudheid in de toekomst een herstel zal
kennen. Een nieuwe Titus zal in de toekomst voor het sinds anno 1948 nationaal
herstelde Israël, het verbond zwaar maken en aldus de laatste jaarweek der
wereldgeschiedenis inluiden. Ik herhaal nog even de profetie van Daniël:
27 En
hij zal het verbond voor velen zwaar
maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer
doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en
wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich
uitstorten over wat woest is.
Het
beschreven verbond dat Daniël
vermeld is naar mijn mening het landverbond. Aan de Israëlieten is door de HERE
God in een verbond het land tussen de Jordaan en de Middellandse Zee, het land
van de plaats Dan in het noorden van het land tot Beersjeva in het zuiden. Het
zwaar maken van het verbond, zoals het in Daniël hoofdstuk 9 beschreven wordt,
betekend dan het bestaansrecht van een exclusief Joodse staat betwisten, zwaar
maken. In de helft van de laatste jaarweek, of 3 ½ jaar later, zal een
toekomstige Titus (ditmaal uit het gebied van het Oost-Romeinse Rijk) slachtoffer
en spijsoffer doen ophouden wat een herstel van de Offerdienst inhoudt. Heel
wat Bijbelvorsers verwachten op basis van dit Schriftwoord in Jeruzalem een
nieuwe tempel. In mijn laatste publicatie
breng ik een andere denkpiste
en wijs er op dat tijdens de laatste jaarweek, die overeenkomt met de
tijdsperiode die het Bijbelboek Apocalyps of Openbaring weergeeft, er één wereldreligie zal zijn. Alle godsdiensten
zullen opgaan in één en een tegenstander van de HERE God van de Bijbel worden. Alle
huidige heiligdommen op en rond de Tempelberg in Jeruzalem blijven aldus op hun
plaats staan en krijgen in de één-gemaakte religie hun functie. In mijn
geciteerde boek ga ik er van uit dat in de toekomst een replica van de ark van het verbond ergens te
voorschijn zal komen en een bron van afval zal worden. Op en rondom de ark zullen
opnieuw, na een onderbreking van bijna 2000 jaar, slachtoffers gebracht worden.
Een Joods/Israëlische handlanger van de toekomstige Assyrische Titus zal zelfs
in staat zijn om vuur uit te hemel (zie Openbaring 13:13) op het slachtoffer te
laten neerkomen wat een meerderheid van de mensenwereld zal overtuigen van de
juistheid van de nieuwe wereldreligie. In de helft van de jaarweek zal de
nieuwe Oost-Romein de herstelde offerdienst te Jeruzalem doen ophouden en
zichzelf tot god uitroepen. De wereldreligie wordt daarop door hem vernietigd.
En tot aan de voleinding met de wederkomst van Christus Jezus 3 ½ jaar later,
zal er strijd zijn. Voor het
gelovige overblijfsel van Israël zal de profetie van Daniël in de komende grote
verdrukking een troost en een gids zijn, een soort spoorboekje, om doorheen
deze moeilijke tijd van Jacobs benauwdheid te geraken. Uiteindelijk wordt dan
na het afsluiten van de 70ste jaarweek, de profetie van Daniël
volledig vervuld:
Zeventig
weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te
voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om
eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets
allerheiligst te zalven.
In Ahaziah s second year Elijah was hidden and will not be seen again until King Messiah
will come, then he will be seen, then
hidden a second time until Gog and Magog come.SEDER OLAM
De naam
Elia (of in het Hebreeuws: Elijahoe), betekent Mijn God is de HERE. Zijn
bediening als profeet begon ten tijde van de regering van koning Achab van
Israël (909/888 v. Chr.) en eindigde in het tweede jaar van Ahazia, de zoon van
Achab, in het jaar 887 v. Chr. Met dit artikel wil ik de voorspelde tweede en
de derde komst van Elia belichten. De profeet Elia werd namelijk levend met
vurige wagens in 887 v. Chr. naar de hemel van God in een storm weggerukt. Maar
de laatste profeet van het Oude Testament Maleachi, voorspelt de terugkeer van
Elia, voorafgaande aan de Dag des HEREN met de komst van de Messias.
Maleachi 4:5 Zie,
Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.
6 Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der
kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban.
(NBG Vertaling 1951)
Over de
profeet Elia schreef ik eerder een artikel betreffende een schijnbaar chronologisch
probleem in de Bijbel: 2 Kronieken 21:12
Toen kwam er een schrijven tot hem (Joram) van de profeet Elia, (15-02-2014) http://bloggen.be/robertdetelder/
Het citaat uit de Seder Olam bovenaan het artikel, leert
dat de Joodse verwachting was/is dat de profeet Elia opnieuw gezien zal worden
bij de komst van Messias(1), maar daarna opnieuw verborgen zal worden(2), tot
het opkomen van Gog en Magog(3). Deze verwachting past in hetgeen we in de
tussen-tijd historisch kunnen reconstrueren en profetisch naar de toekomst
toe, mogen verwachten.
Aan de eerste komst van Jezus Christus als de lijdende
knecht des HEREN, ging de bediening van Johannes de Doper vooraf. En van
Johannes de Doper weten we dat hij in de geest en de kracht van Elia in het
jaar 25 AD aan zijn bediening begon. Zie ook het artikel van 02-06-2014: De
Joodse jaartelling Anno Mundi 5774,http://bloggen.be/robertdetelder/
Matteüs 3:1 In die dagen trad Johannes de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea, 2 en
zeide: Bekeert u, want het Koninkrijk
der hemelen is nabijgekomen. 3 Hij toch is het, van wie door de profeet
Jesaja gesproken werd, toen hij zeide: De
stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht
zijn paden. 4 Hij nu, Johannes, droeg een kleed van kameelhaar en een
lederen gordel om zijn lendenen; en zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en
wilde honing. 5 Toen liep Jeruzalem en heel Judea en de gehele Jordaanstreek
tot hem uit, 6 en zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen,
onder belijdenis van hun zonden.(NBG Vertaling 1951)
De
vraag toen van de Joden aan Johannes de Doper was dan ook (terecht) of hij Elia
was?
Johannes
1: 19
En dit was het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem priesters
en Levieten tot hem zonden om hem te vragen: Wie zijt gij? 20 En hij beleed en
ontkende het niet; en hij beleed: Ik ben de Christus niet. 21 En zij vroegen
hem: Wat dan? Zijt gij Elia? En hij
zeide: Ik ben het niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen. 22 Zij
zeiden dan tot hem: Wie zijt gij? Wij moeten toch antwoord geven aan hen, die
ons gezonden hebben; wat zegt gij van uzelf? 23 Hij zeide: Ik ben de stem
van een die roept in de woestijn: Maakt recht de weg des Heren, gelijk de
profeet Jesaja gesproken heeft. 24 En er waren sommigen afgezonden uit de
Farizeeën. 25 En zij vroegen hem en zeiden tot hem: Waarom doopt gij dan,
indien gij de Christus niet zijt, noch Elia, noch de profeet? 26 Johannes
antwoordde hun en zeide: Ik doop met water; midden onder u staat Hij, van wie
gij niet weet, 27 Hij, die na mij komt, wiens schoenriem ik niet waardig ben
los te maken. 28 Dit geschiedde te Betanië over de Jordaan, waar Johannes
doopte.
29 De
volgende dag zag hij Jezus tot zich
komen en zeide: Zie, het lam Gods, dat
de zonde der wereld wegneemt. 30 Deze is het, van wie ik zeide: Na mij komt
een man, die vóór mij geweest is, want Hij was eer dan ik. 31 En zelf wist ik
niet van Hem, maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom kwam ik
dopen met water.
32 En
Johannes getuigde en zeide: Ik heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als een
duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem. 33 En ik kende Hem niet, maar Hij, die
mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de
Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest
doopt. 34 En ik heb gezien en getuigd, dat
deze de Zoon van God is. (NBG Vertaling 1951)
Op de
vraag van de Joden naar wie hij was en of hij nu de Christus was of Elia of de
profeet die komen zou, antwoordde Johannes de Doper alleen met de profetie van
de profeet Jesaja: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maakt recht
de weg des Heren. Met dit citaat maakte Johannes de Doper duidelijk dat hij de
slechts de voorloper was van degene die de Joden verwachtten.
Na de
verwerping van Jezus als de Messias door Zijn tijdgenoten (okt28 AD) verkondigt
Jezus echter dat Johannes de Doper Elia is.
Matteüs
11:12 Sinds de dagen van Johannes de
Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en
geweldenaars grijpen ernaar. 13 Want al de profeten en de wet hebben
geprofeteerd tot Johannes toe; 14 en indien gij het wilt aanvaarden: Hij is Elia, die komen zou. 15 Wie oren
heeft, die hore! (NBG Vertaling 1951)
Het
volgende jaar in de zomer van 29 AD plaatsen we de verheerlijking van Jezus op
de berg (vermoedelijk de Hermonberg) met de profeet Elia aldaar present, waar
het hierna volgende citaat over gaat:
Matteüs
17:1 En zes dagen later nam Jezus Petrus en Jakobus en zijn broeder Johannes
mede en Hij leidde hen een hoge berg
op, in de eenzaamheid. 2 En zijn gedaante veranderde voor hun ogen en zijn
gelaat straalde gelijk de zon en zijn klederen werden wit als het licht. 3 En
zie, hun verschenen Mozes en Elia,
die met Hem spraken. 4 Petrus antwoordde en zeide tot Jezus: Here, het is goed,
dat wij hier zijn; indien Gij het wilt, zal ik hier drie tenten opslaan, voor U
een, en voor Mozes een, en voor Elia een. 5 Terwijl hij nog sprak, zie, daar
overschaduwde hen een lichtende wolk, en zie, een stem uit de wolk zeide: Deze
is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem! 6
Toen de discipelen dit hoorden, wierpen zij zich op hun aangezicht ter aarde en
werden zeer bevreesd. 7 En Jezus kwam bij hen, raakte hen aan en zeide: Staat
op en weest niet bevreesd. 8 Toen zij hun ogen opsloegen, zagen zij niemand dan
Jezus alleen. 9 En terwijl zij van de berg afdaalden, gebood Jezus hun,
zeggende: Vertelt niemand dit gezicht, voordat de Zoon des mensen uit de doden
is opgewekt. 10 En de discipelen vroegen Hem en zeiden: Hoe kunnen dan de
Schriftgeleerden zeggen, dat Elia eerst moet komen? 11 Hij antwoordde en
zeide: 12 Elia zal wel komen en alles
herstellen, maar Ik zeg u, dat Elia reeds gekomen is en zij hebben hem
niet erkend, maar met hem gedaan al wat zij wilden. Zó zal ook de Zoon des
mensen door hen moeten lijden. 13 Toen begrepen de discipelen, dat Hij over
Johannes de Doper tot hen gesproken had. (NBG Vertaling 1951)
Bij de
verheerlijking van Jezus Christus op een hoge berg lezen we bij de evangelist
Matteüs, dat Elia en Mozes vanuit die andere dimensie verschijnen en in gesprek
met Jezus gaan. Johannes de Doper was echter in de winter van 28/29 AD door
Herodes gedood en chronologisch gezien plaatsen we de gebeurtenissen van
Matteüs 17 in de zomer van 29 AD, wanneer Johannes al terechtgesteld was. (Betreffende
het chronologische openbaar optreden van Jezus Christus in de evangeliën
schreef ik op 05-05-14 een artikel) zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/
De
discipelen die met Jezus op de berg waren stelden hierop terecht de vraag:
Hoe
kunnen dan de Schriftgeleerden zeggen, dat Elia eerst moet komen? 11 Hij
antwoordde en zeide: 12 Elia zal wel
komen en alles herstellen, maar Ik zeg u, dat Elia reeds gekomen is en
zij hebben hem niet erkend, maar met hem gedaan al wat zij wilden. Zó zal
ook de Zoon des mensen door hen moeten lijden. 13 Toen begrepen de discipelen,
dat Hij over Johannes de Doper tot hen gesproken had. (NBG
Vertaling 1951)
Voor
het juist verstaan van dit Bijbelgedeelte moeten we oog hebben voor de
geprofeteerde twee komsten van de Messias, over een tijds-dal heen. (over de
tijdskloof schreef ik een artikel 29-06-2014: De profeet Micha) Een eerste
komst als de lijdende knecht en een tweede (nog toekomstige) komst in
heerlijkheid. Bij de eerste komst was het aanbod van de Messias en Zijn koninkrijk
aan de Joden nochtans reëel. En aldus was ook de profeet Elia present in de
persoon van Johannes de Doper.
Dat er
twee komsten zijn wordt ook duidelijk in het voorlezen van de Jesaja-rol door
Jezus in de synagoge te Nazareth toen hij zich als de Gezalfde daar
bekendmaakte (Lucas 4:14-30): De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij
Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; 19 en Hij heeft Mij
gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht,
om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename
jaar des Heren.
Wanneer
we het Bijbelboek Jesaja openslaan bij hoofdstuk 61 kunnen we vaststellen dat
daar waar Jezus stopte met voorlezen geen punt of komma staat, maar de tekst
gewoon verder gaat:
.en een dag der wrake van onze God; om
alle treurenden te troosten, 3 om over de treurenden van Sion te beschikken,
dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw,
een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest. En men zal hen noemen:
Terebinten der gerechtigheid, een planting des HEREN, tot zijn verheerlijking.
4 Zij zullen de overoude puinhopen herbouwen, het verwoeste uit vroeger tijd
doen herrijzen en de steden vernieuwen, die in puin liggen, die verwoest hebben
gelegen van geslacht op geslacht. (NBG Vertaling 1951)
Het
aangename jaar des HEREN dat Jezus inluidde was het dertigste Jubeljaar dat in
oktober van het jaar 27 AD van start ging. Gedurende het ganse jubeljaar
okt27/sep28 AD zou het aanbod van de Messias en Zijn Koninkrijk aan de Joden
aangeboden worden. De Bergrede, in de Bijbel volgend op dit aanbod, was in
wezen de grondwet van dit aangeboden Koninkrijk. En met buitengewone tekenen
maakte Jezus duidelijk dat Hij de Messias was. Een meerderheid van zijn
tijdgenoten verwierp Hem echter en vanaf het najaar van het jaar 28 AD sprak Jezus
alleen nog in gelijkenissen tot de Joden en was Zijn blik al op Jeruzalem
gericht waar Hij zich met Pesach 30 AD als het Lam van God ter kruisiging zou
overgeven. Drie dagen later zou Hij echter zelf Zijn leven weer opnemen en
opstaan uit de dood met veertig dagen later Zijn Hemelvaart. Bij Zijn
Hemelvaart vanaf de Olijfberg naar die andere dimensie toe, boven de wolken, is
er onmiddellijk de belofte aan de discipelen van een tweede komst en dit op
dezelfde wijze als Zijn Hemelvaart. Dit sluit aan bij de geprofeteerde komst
van de Here HERE, zoals de profeet Zacharia het neergeschreven heeft:
Zacharia
14:1 Zie, er komt een dag voor de HERE, waarop de buit, op u behaald, binnen uw
muren verdeeld zal worden. 2 Dan zal Ik alle volken tegen Jeruzalem ten strijde
vergaderen; de stad zal genomen worden, de huizen zullen worden geplunderd en
de vrouwen geschonden. De helft van de stad zal wegtrekken in ballingschap,
maar de rest van het volk zal in de stad niet uitgeroeid worden. 3 Dan zal de
HERE uittrekken om tegen die volken te strijden, zoals Hij vroeger streed, ten
dage van de krijg; 4 zijn voeten zullen
te dien dage staan op de Olijfberg, die vóór Jeruzalem ligt aan de oostzijde;
dan zal de Olijfberg middendoor splijten, oostwaarts en westwaarts, tot een
zeer groot dal, en de ene helft van de berg zal noordwaarts wijken en de andere
helft zuidwaarts; 5 en gij zult de vlucht nemen in het dal mijner bergen, want
het dal der bergen zal reiken tot Asel; ja, gij zult de vlucht nemen, zoals gij
de vlucht genomen hebt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van
Juda. En de HERE, mijn God, zal komen,
alle heiligen met Hem. 6 En op die dag zal er geen kostelijk licht zijn, noch
verstijving; 7 ja, het zal één dag zijn die is bij de HERE bekend geen dag
en geen nacht; maar ten tijde van de avond zal er licht wezen. (NBG
Vertaling 1951)
Deze
bijzondere komst door de profeten voorspelt, verkondigde Jezus in de nacht voor
Zijn dood aan de leiders van Israël tijdens zijn verhoor na zijn
gevangenneming.
Markus
14:53 En zij leidden Jezus weg naar de hogepriester, en al de over-priesters en
oudsten en Schriftgeleerden kwamen bijeen. 54 En Petrus volgde Hem van verre
tot binnen de hof van de hogepriester en hij zat daar tussen de dienaars, zich
warmende bij het vuur. 55 De over-priesters nu en de gehele Raad trachtten een
getuigenverklaring tegen Jezus te vinden om Hem ter dood te kunnen brengen;
maar zij vonden er geen. 56 Want velen legden een vals getuigenis tegen Hem af,
maar hun getuigenissen stemden niet overeen. 57 En er stonden enigen op, die
een vals getuigenis tegen Hem aflegden, 58 zeggende: Wij hebben Hem horen
zeggen: Ik zal deze tempel, die met handen gemaakt is, afbreken, en binnen drie
dagen een andere, niet met handen gemaakt, bouwen. 59 Maar ook zó stemde hun
getuigenis niet overeen. 60 En de hogepriester stond op en hij trad naar voren
en ondervroeg Jezus en zeide: Geeft Gij niets ten antwoord? Wat getuigen dezen
tegen U? 61 Maar Hij bleef zwijgen en gaf niets ten antwoord. Wederom
ondervroeg de hogepriester Hem en zeide tot Hem: Zijt Gij de Christus, de Zoon van de Gezegende? 62 En Jezus
zeide: Ik ben het, en gij zult de Zoon
des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende met de wolken
des hemels. 63
De hogepriester scheurde zijn klederen en zeide: Waartoe hebben wij nog
getuigen nodig? 64 Gij hebt de godslastering gehoord: wat is uw oordeel? En zij
allen veroordeelden Hem als des doods schuldig. 65 En sommigen begonnen Hem te
bespuwen en zijn gelaat te bedekken en Hem met vuisten te slaan en tot Hem te
zeggen: Profeteer nu! En de dienaars sloegen Hem in het gelaat. (NBG
Vertaling 1951)
Nadat
Jezus geen antwoord gaf op alle beschuldigen naar voor gebracht door valse
getuigen, wordt hij direct door de hogepriester aangesproken en gevraagd: Zijt
Gij de Christus, de Zoon van de Gezegende?. Het Nieuwe Testament werd in de
Griekse taal neergeschreven en daarom staat er hier in het Nederlands
Christus wat in het Hebreeuws Messias betekent. Zijt gij de Messias, de
Zoon van de Gezegende?, was de vraag van Kajafas, de hogepriester. De
Joden spraken de Naam van God niet uit en daarom verwijst Kajafas naar Hem als
de Gezegende. Het antwoord van Jezus is bevestigend: Hij is de Messias. Men
moet nu trachten dit verhoor voor de geest te halen. De Heer Jezus Christus
staat daar voor de hogepriester van Israël, in een vernederde en lijdende
toestand. En tegelijkertijd verkondigt Hij aan de leiders van Israël zijn
tweede komst: Ik ben het en zonder op een reactie van Kajafas te wachten
vervolgt Jezus met: en gij zult de Zoon des mensen zien, gezeten aan de
rechterhand der Macht en komende met de wolken des hemels. Jezus haalt voor
leiders van Israël de profetie van Daniël 7:13 aan en voegt er nog een citaat
uit Psalm 110 bij. Duidelijker kan het niet en het resultaat is dat Kajafas
woedend zijn klederen scheurt en de doodstraf over Jezus uitspreekt.
Van
Kajafas werd in 1990 door archeologen in Jeruzalem zijn familiegraf
blootgelegd. Een van de ontdekte en onderzochte ossuaria bevatte de botten van
de overleden dochter van Kajafas: Mirjam. (Wie bent u Jezus?, hoofdstuk 3,
Carsten Peter Thiede, 2002, uitgeverij Merweboek)
Verrassend
was dat men in de schedel van de dochter van Kajafas een geldstuk vond. Dit
geldstuk is een munt van Herodes Agrippa I die van het jaar 41 tot 43/44 AD in
Jeruzalem regeerde maar al vanaf 36 AD door de Romeinse keizer tot koning
aangesteld was. De munt is door een inscriptie gedateerd op het zesde jaar van
de regering van Herodes Agrippa I in het jaar 42/43 AD. Het is aldus mogelijk
de dood van de dochter van Kajafas ongeveer op de tijdsbalk te plaatsen. Op de
tijdsbalk zijn we in 42 AD slechts twaalf jaar verwijderd sinds het eerder
beschreven verhoor van Jezus door de leiders van Israël, met Kajafas op kop en
zijn veroordeling door hen tot de dood.
Het
gevonden muntstuk in de schedel van de overleden dochter van Kajafas werd daar
geplaatst als symbolisch betaalmiddel voor de veerman Charon, een figuur uit de
Griekse mythologie. Wanneer men stierf geloofden de oude Grieken dat de god
Hermes de dode begeleidde tot aan de oever van de doodsrivier. Hier moest men
een muntstuk aan de veerman Charon betalen die de dode over de rivier van de
onderwereld de Styx zette. Aan de overkant van de Styx-rivier kwam de dode
drie rechters tegen. Zij beslisten over het lot van de dode op basis van zijn
aardse werken. Wie goed geleefd had, ging naar de Elyseese Velden. Wie slecht
geleefd had ging naar de Tartarus waar men gestraft werd. Wie niet bijzonder
goed of slecht geleefd had ging naar de Asphodel-velden, een grote vlakte waar
men eeuwig rondzwierf.
En met
dit geloof hield Kajafas blijkbaar rekening. De man, de geestelijke leider van
Israël die Jezus veroordeelde en overleverde om gedood te worden, vertrouwde
niet de op de HERE God maar meende integendeel dat het niet slecht was om
veilig te spelen en toch maar een muntstuk in de mond van zijn overleden
dochter te plaatsen. De Babylonische mythologie moest ook eens waar zijn? Terecht
noemde Jezus de Schriftgeleerden van zijn tijd: huichelaars.
Het was
vanuit de Babylonische ballingschap al dat een rest van de Joden met dit soort
geloof was teruggekeerd. En wanneer de Grieken de oude wereld onder de voet
liepen begon ook voor het herstelde Juda de hellenisering. En ook het Griekse
religieuze geloof vond zijn ingang. Een geloof dat haaks staat op wat de Thora
betreffende dood leert. Men merkt dit bijgeloof ook in de gelijkenis van de
bedelaar Lazarus en de rijke man die beide sterven en door engelen naar hun
bestemming gevoerd worden.
Lucas
16:19 En er was een rijk man, die gekleed ging in purper en fijn linnen en elke
dag schitterend feest hield. 20 En er was een bedelaar, Lazarus genaamd, vol
zweren, 21 nedergelegd bij zijn voorportaal, die verlangde zijn honger te
stillen met wat van de tafel van de rijke afviel; zelfs kwamen de honden zijn
zweren likken. 22 Het geschiedde, dat de arme stierf en door de engelen
gedragen werd in Abrahams schoot. 23 Ook de rijke stierf en hij werd
begraven. En toen hij in het dodenrijk(Grieks: Hades) zijn ogen opsloeg
onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot. 24
En hij riep en zeide: Vader Abraham, heb medelijden met mij en zend Lazarus,
opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele, want ik
lijd pijn in deze vlam. 25 Maar Abraham zeide: Kind, herinner u, hoe gij het
goede tijdens uw leven hebt ontvangen en insgelijks Lazarus het kwade; nu wordt
hij hier vertroost en gij lijdt pijn. 26 En bij dit alles, er is tussen ons en
u een onoverkomelijke kloof, opdat zij, die vanhier tot u zouden willen gaan,
dit niet zouden kunnen, en zij vandaar niet aan onze kant zouden kunnen komen.
27 Doch hij zeide: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis van mijn
vader zendt, want ik heb vijf broeders. 28 Laat hij hen dan ernstig
waarschuwen, dat ook zij niet in deze plaats der pijniging komen. 29 Maar
Abraham zeide: Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren.
30 Doch hij zeide: Neen, vader Abraham, maar indien iemand van de doden tot hen
komt, zullen zij zich bekeren. 31 Doch
hij zeide tot hem: Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen
zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen.
In de
schoot van Abraham waar de beschreven bedelaar Lazarus vertroost wordt zie ik
een beeld, een variant, van de Elyseese velden. En de plaats van pijniging, waar
de rijke in terecht komt, staat voor Tartarus. En het criteria voor naar welke
plaats men gaat zijn de goede of slechte daden.
De
bedoeling en de betekenis van de gelijkenis staat in vers 31 uitgelegd: Doch
hij zeide tot hem: Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen
zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen.
De Heer
Jezus Christus verkondigde hier zijn aanstaande dood en opstanding uit de dood en
vooral het feit dat de leiders van Israël Hem dan ook niet zouden aannemen. Dat
de evangelist Lucas het woord gelijkenis aan dit verhaal niet toevoegde heeft
te maken met het feit dat dit verhaal alom bekend was.
Wanneer
Paulus de christenen te Thessaloníki met zijn eerste brief wil troosten in
verband met het verlies van geliefden van hen aan de dood, dan verwijst Paulus
niet naar de schoot van Abraham waar hun zielen door engelen naar toe geleid
zouden zijn, maar hij schrijft het volgende:
1
Thessalonicenzen 4:13 Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat
gij niet bedroefd zijt, zoals de andere (mensen), die geen hoop hebben. 14 Want
indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zó hen,
die ontslapen zijn, door Jezus weder-brengen met Hem. 15 Want dit zeggen wij u
met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des
Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, 16 want de Here zelf zal
op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin
Gods, nederdalen van de hemel, en zij,
die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; 17 daarna zullen
wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk
weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de
Here wezen. 18 Vermaant elkander dus met deze woorden. (NBG Vertaling 1951)
Paulus
troost de christenen met de belofte van de wederkomst van Jezus Christus en de
opstanding dan, van de gelovigen uit de dood. Samen met de eindtijdgeneratie
van gelovigen worden zij op dat moment naar de Heer Jezus toe weggevoerd.
Maar nu
verder met het onderwerp van dit artikel: de twee komsten van Elia en de twee
komsten de Messias. De eerste komst in 30 AD ligt inmiddels al 1984 jaar achter
ons en opnieuw is er al geruime tijd een verwachting naar de tweede komst van
de Messias, zowel door christenen als Joden. Alhoewel de wederkomst voor beide
groepen afzonderlijk staat te gebeuren. Aan de wederkomst voor de Ekklesia gaat
geen komst van Elia vooraf. Aan de tweede komst van de Messias voor Israël gaat
wel de komst van de profeet Elia vooraf.
Ik kom
nu terug op het citaat uit de Seder Olam:
In Ahaziah s second year Elijah was hidden and will not
be seen again until King Messiah will come, then he will be seen, then hidden a
second time until Gog and Magog come.
Gog en
Magog kennen we vanuit de profeet Ezechiël hoofdstuk 38 en vanuit het laatste
Bijbelboek: Apocalyps hoofdstuk 20:8. Bij de profeet Ezechiël gaat de oorlog
van Gog en Magog tegen het teruggekeerde Israël vooraf aan het Messiaanse
vrederijk. In het boek Openbaring of Apocalyps zien we Gog en Magog vermeldt na
het Messiaanse vrederijk, na een periode van duizend jaar, dat satan gebonden
was. Gog en Magog staan in Openbaring model voor alle volken die nogmaals in
opstand komen en van de vier hoeken der aarde oprukken. Dit terwijl bij de
profeet Ezechiël Gog en Magog alleen uit het verre noorden naar het land Israël
optrekt. Er worden in de Bijbel aldus twee oorlogen met Gog en Magog beschreven
met een interval van minstens duizend jaar. Het moet echter duidelijk zijn dat
de Seder Olam naar de Gog en Magog van de profeet Ezechiël verwijst.
De
Seder Olam lijkt twee komsten van Elia te beschrijven en dit na zijn opname
door vurige wagens in 887 v. Chr.: een eerste komst in wat we nu terugkijkend herkennen
in de persoon en de bediening van Johannes de Doper en een tweede maal dat nog
toekomst is, maar ook ooit geschiedenis wordt, wanneer Gog en Magog naar het
land Israël getrokken zullen worden. Een land dat dan pas voorspoed en vrede
kent.
Ezechiël
38:8 Na geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende jaren zult gij
optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat
uit het gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot
een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid;
allen wonen zij in gerustheid.
De
hiervoor beschreven toestand van gerustheid is nog geen realiteit voor het
sinds 1948 nationaal herstelde Israël maar kunnen we op basis van het
Profetisch Woord van de Bijbel verwachten. En dit geldt ook voor de buurlanden
van Israël die ook geen vrede kennen. Het is momenteel nog wachten op een
algemene vrederegeling voor het Midden-Oosten. Op basis van wat de profetische
boeken van de Bijbel voorzeggen zal er nochtans in de toekomst een algemene
(schijn)vredesregeling komen. De huidige burgeroorlog in Syrië zal eens ophouden
en tot een oplossing komen. En ook met de Arabische Palestijnen zal het eens
tot een vredesregeling komen waarbij heel het gebied zijn vruchten van zal
plukken. Het is wachten op een nieuwe Yitzhak Rabin in Israël en op Arabische
leiders die tot compromissen bereid zijn. Het zal echter een schijnvrede zijn
en een periode van grote misleiding. (zie het artikel van 07-04-2014: Wat
gebeurde er nu werkelijk met de ark van het Verbond?) Het is in deze tijd dat
de profeet Elia opnieuw zal optreden.
Zoals
ik al schreef plaatst het Bijbelboek Openbaring twee getuigen in het Jeruzalem
van de eindtijdperiode en niet één. Er zijn heel wat christen-onderzoekers die
in de twee getuigen van het Bijbelboek Openbaring 11 alvast één getuige
herkennen: de profeet Elia namelijk. En dit is goed mogelijk. Naar de
identiteit van de andere getuige is het moeilijker gissen. Indien het Mozes is,
zal deze voor een tweede maal moeten sterven. De twee getuigen van God te
Jeruzalem in de eerste helft van de zevenjarige eindtijdperiode worden namelijk
door het Beest (Openbaring 13) gedood. In het geval van de profeet Elia en
indien hij een van de twee getuigen is, wordt dan het volgende Schriftwoord
vervuld:
Hebreeën
9:27 En zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna het
oordeel, 28 zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler
zonden op Zich te nemen, ten tweeden
male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten.
De
profeet Elia heeft tijdens zijn periode op aarde de dood niet moeten ondergaan
en zou dan volgens het Schriftwoord van Paulus aan de Hebreeën ook eenmaal moeten
sterven.
Er is
in de Bijbel nog één mens vermeldt die niet heeft moeten sterven maar die net
zoals Elia vele duizenden jaren later, naar de hemel van God opgenomen werd:
Henoch.
Genesis
5:18 Toen Jered honderd tweeënzestig jaar geleefd had, verwekte hij Henoch. 19 En Jered leefde, nadat hij
Henoch verwekt had, achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 20 Zo
waren al de dagen van Jered negenhonderd tweeënzestig jaar; en hij stierf. 21
Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach. 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij
Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.
23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. 24 En Henoch wandelde met God, en hij was niet
meer, want God had hem opgenomen.
Het
Bijbelboek Genesis hoofdstuk 5 geeft de volledige geslachtslijst van de
zogenaamde oudvaders vanaf Adam tot aan de Grote Vloed met Noach en zijn drie
zonen. Heel summier staat er dan in de verzen 18 tot 24 dat Henoch met God
wandelde en er op een gegeven moment niet meer was, want God had hem opgenomen.
In de Hebreeënbrief wordt Henoch in de lijst van geloofshelden vermeldt:
Hebreeën
11:5 Door het geloof is Henochweggenomenzodat hij de dood niet zag, en hij
werd niet meer gevonden, want God had hem weggenomen. Want vóórdat hij werd
weggenomen, is van hem getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest; 6 maar
zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn. Want wie tot God
komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig
zoeken.
En als
laatste verwijst ook Judas, de broeder van Jakobus, in zijn Nieuwtestamentische
brief (1:14) kort naar Henoch.
Indien
Hebreeën 9:27 hier rechtsgeldigheid heeft dan is Henoch een mogelijke kandidaat
voor één van de twee getuigen? Maar Henoch behoorde tot een heel andere
bedeling. De periode namelijk voor de Grote Vloed. De bedeling van het geweten
die volgde na de uitdrijving uit het Paradijs, de hof van Eden. Een bedeling
die eindigde in het oordeel van de ramp van de Zondvloed of Grote Vloed.
Het
blijft moeilijk om historische namen aan de twee getuigen van het Bijbelboek
Openbaring 11 te geven. En dan vooral omdat de namen ons niet geopenbaard
werden. Waarom? Ik weet het niet.
De profeet Joël en de bloedrode maansverduistering
Joël 2:28
Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en
uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw
jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de
dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen
geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis
en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam
des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem
zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij
behoren, die de HERE zal roepen. (NBG 1951 vertaling)
Er
circuleert al enkele jaren een theorie op het internet dat de tetrade van
maansverduisteringen met Pesach en Sukkot van 2014/2015 mogelijk de profetie
van Joël zou zien uitkomen. En in 2014 bracht het Zoeklicht het boek uit: WAKE
UP, Gods profetische kalender in tijdslijnen en feesten, van Arno Lamm &
Emile-Andre Vanbeckevoort. Een boek waar naast de boeiende studie over de
Bijbelse feesten en het Joodse huwelijk in profetisch perspectief, eveneens op de
vervulling van de profetie van Joël met de tetrade van maansverduisteringen in
2014/2015 gewezen wordt.
We zijn
inmiddels al ruim drie maanden na de Pesachweek van 2014 met de vooraf aangekondigde
bloedrode maansverduistering, die dit jaar exact gelijk viel met het Joodse
Pesach. In oktober van dit jaar zal er opnieuw een bloedrode maan te zien (?)
zijn die dan eveneens exact gelijk zal vallen met het Joodse Sukkot-feest op 8
oktober. En volgend jaar zal dit zich opnieuw herhalen op 4 april en 28
september 2015 en vandaar de uitdrukking: TETRADE.
Ik
schreef hiervoor te zien met een vraagteken want het blijkt nu dat de
maansverduistering van 14 april alleen goed te zien was over Noord- en Zuid-Amerika
en de Stille Oceaan. Zoals ook het bekende National Geographic het te kennen
gaf:
The best views will be from the entire North and South
American continents and much of the Pacific Basin, including Hawaii. Eastern
Australia should get to see the second half of the show on the night of April
15, as the moon rises during totality. Europe,
Africa, and central Asia, meanwhile, will miss the entire eclipse because it
will be daytime in those regions at the time of the event.
De
meeste kranten (die ik online lees) berichtten over de maansverduistering van 14
april met de vermelding erbij dat het voor ons in dit gedeelte van de wereld
niet te zien zou zijn, en dus ook niet over het gebied van Israël.
Al
sinds enkele jaren wordt regelmatig door geïnteresseerden naar mijn mening
gevraagd in verband met de aangekondigde tetrade van maansverduisteringen door
Amerikaanse auteurs van zogenaamde eindtijdboeken en de verwachting dat de
Bijbelse Dag des HEREN dan zou aanbreken. De reden voor het vragen naar mijn
mening is vermoedelijk omdat ik auteur ben van verschillende Eschatologische
boeken. De bekendste is de bestseller De Nieuwe Orde in Opkomst waar dertig
jaar geleden 5000 exemplaren van verkocht werden. Toen ik dan voor de eerste
maal met een vraag naar mijn mening over de aangekondigde tetrade voor
2014/2015 geconfronteerd werd, luisterde ik aanvankelijk nog met het nodige
respect. Het fenomeen van een tetrade van maansverduisteringen in het verleden
en voor de toekomst was mij toen onbekend. Men haalde er ook tetraden uit het
verleden bij, zoals die van 1949/1950 en 1967/1968 toen deze
maansverduisteringen ook gelijk vielen met de Joodse feesten van Pesach en
Sukkot.
Maar het
blijkt nu dat de meeste verklaringen/invullingen betreffende de historische
tetrade van 1949/1950, na onderzoek geen steek houden. Daarbij moeten
we bedenken dat religieus Israël een maankalender volgt en het haast logisch is
dat er al eens een maansverduistering met Pesach of met Sukkot voorkomt.
Ik maak
van deze blog nu gebruik om een en ander recht te zetten. Het citaat van de
profeet Joël dat ik bovenaan dit artikel zette leert geen tetrade van
maansverduisteringen. Er staat geschreven: De zon zal veranderd worden in
duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.
Van een specialist met astronomische kennis kreeg ik het volgende commentaar:
Een zonsverduistering valt per definitie
samen met de nieuwe maan, als de maan tussen de zon en de aarde staat. Een
maansverduistering valt samen met een volle maan, als de aarde tussen de zon en
de maan staat. De profeet Joël spreekt dus over iets buitengewoons, iets dat
niet 'natuurlijk' is, iets 'bovennatuurlijks', een ingrijpen van God.
Ik had
al veel eerder iemand met kennis van astronomie moeten raadplegen toen ik voor
het eerst met de theorie van de aangekondigde tetrade in hun relatie tot de Dag
des HEREN in aanraking kwam. Maar helaas; gedane zaken nemen geen keer.
De
tetrade van 2014/2015 heeft geen invloed op de vervulling van de profetie van
Joël. Op God s tijd echter en op een dag door een astronoom niet
te berekenen, zal deze profetie pas uitkomen.
Aan
die Dag gaan trouwens heel wat dagen en tijden en tekenen vooraf. Lees hierna
een volgend relevant hoofdstuk van de profeet Joël:
Joël 3:1
Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer
Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem, 2 zal Ik alle volken verzamelen en afvoeren naar
het dal van Josafat, en Ik zal aldaar met hen in het gericht treden ter oorzake
van mijn volk en van mijn erfdeel Israël, dat zij onder de volken verstrooid
hebben, terwijl zij mijn land verdeelden, 3 en over mijn volk het lot wierpen,
en een jongen gaven voor een hoer en een meisje verkochten voor wijn, opdat zij
konden drinken. (NBG 1951 vertaling)
De
periode van de profeet Joël s bediening exact op de tijdsbalk plaatsen is
moeilijk. Het Bijbelboek verwijst naar geen enkele regerende koning in Israël
of Juda waarmee het optreden van de profeet gedateerd zou kunnen worden. De
profeet Joël verwijst ook nergens in de drie hoofdstukken naar de grote
mijlpalen in de Joodse geschiedenis; namelijk de Babylonische ballingschap noch
naar de wereldwijde ballingschap die volgde na 70 AD toen de Romeinen de stad
Jeruzalem en Tempel vernietigden en de Joden in krijgsgevangenschap wegvoerden.
Het onderwerp van heel het Bijbelboek Joël is de dag des HEREN of de
oordeelsdag. Het boek is gericht aan het Juda van de eindtijd.
Joël 1:15
Wee die dag, want nabij is de dag des HEREN; als een verwoesting komt hij van
de Almachtige.
Het is aanvankelijk
een oordeelaanzegging tegen een nationaal hersteld Israël maar dat geestelijk gezien
zijn eigen weg gaat.
Joël
3:1 Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem,
Het
hiervoor vermelde profetische Bijbelgedeelte werd niet vervuld in 1948
toen de Joden in mei van dat jaar hun staat Israël uitriepen. Noch in juni 1967
toen Oost-Jeruzalem met de Tempelberg op het Jordaanse leger veroverd werd. Maar
zal pas vervuld worden in de tweede helft van de zevenjarige eindtijdperiode,
de 70ste jaarweek van de profeet Daniël. De tetrade van
maansverduisteringen in 1949/1950 was aldus niet van tel. De belangrijkste
jaren voor Israël tijdens deze periode waren de jaren 1947/1948 en dit zonder
tetrade. In november 1947 sprak de VN zich uit voor de deling van het Britse
mandaatgebied Palestina in een Joodse en een Arabische staat. En in het jaar
daaropvolgend in mei 1948 werd de staat Israël afgekondigd. De tetrade van
1949/1950 kwam hier te laat. Tenzij men bedenkt dat tussen de Joodse
feesten van Pesach en Sukkot in 1949 de VN-vredesconferentie te Lausanne
plaatsvond. De jonge staat Israël weigerde daar alle 700.000+ Arabische
vluchtelingen (vrouwen, kinderen, grijsaards) als gevolg van de
onafhankelijkheidsoorlog opnieuw binnen te laten. Het begin van alle miserie sindsdien
en een overtreding van de Thora (Exodus 22:21). Deze vaststelling werpt dan ook
een heel ander licht op de seculiere staat Israël en hun houding naar het Woord
van God toe.
De
tetrade van 1967/1968 viel gedeeltelijk correct volgens profetische lijnen. In juni
1967 overwon Israël een overweldigende Arabische coalitie in zes dagen tijd en nam
alle Bijbelse gebieden in bezit met als hoofdprijs Oost-Jeruzalem en de
Tempelberg. De toenmalige regering van Israël had na de drie Arabische nee s
van Khartoem heel het gebied moeten annexeren en de Arabische bevolking aldaar
burgerrechten geven. De jonge staat Israël koos een andere weg. Zes jaar later
in 1973 volgde de Jom Kippoeroorlog. De grote verzoendag, een dag waarop ze
veilig van enige agressie hadden moeten zijn. Men kan stellen dat het vanaf
1967 definitief fout is gegaan en er sindsdien andere wetmatigheden spelen
uiteindelijk uitmondend in Jacob s benauwdheid, de grote verdrukking, de
zeventigste jaarweek van de profeet Daniël.
Aan het
einde van de zevenjarige eindtijdperiode, de dag des Heren, gaat het vervolg
van Joël 3:1 in vervulling:
Joël
3:1 Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in
het lot van Juda en van Jeruzalem,
2 zal
Ik alle volken verzamelen en
afvoeren naar het dal van Josafat, en Ik
zal aldaar met hen in het gericht treden ter oorzake van mijn volk en van
mijn erfdeel Israël, dat zij onder de volken verstrooid hebben, terwijl zij
mijn land verdeelden, 3 en over mijn volk het lot wierpen, en een jongen gaven
voor een hoer en een meisje verkochten voor wijn, opdat zij konden drinken.
Dit
vers sluit aan bij het laatste Bijbelboek Openbaring of Apocalyps dat een
Nieuwtestamentisch profetisch Boek is en het sluitstuk van alle Oudtestamentische
profetieën wat het herstel van de Joden betreft, nationaal en geestelijk gezien
in het oude land der vaderen: Israël. Het dal van Josafat bij de profeet Joël is
in het Boek Openbaring, het gebied van Harmageddon. En de vermelding alle
volken; dat zijn in deze tijd de Verenigde Naties die aldus eens in de
toekomst naar het land Israël getrokken zullen worden.
Het
chronologische eindtijdkader van de profeet Joël stemt niet alleen overeen met
dat van het Bijbelboek Openbaring, maar ook met het eindtijdkader dat de
profeet Ezechiël schilderde. In hoofdstuk 36 van de profeet Ezechiël, belooft
God een terugkeer van de Joden uit de wereldwijde verstrooiing en het herstel
van Israël in het oude land der vaderen. In hoofdstuk 37 van de profeet
Ezechiël worden de chronologische details ingevuld en kan men een chronologie
van toekomstige gebeurtenissen herkennen. Eerst een on-geestelijke terugkeer
naar het oude land der vaderen gevolgd door een geestelijk herstel. In de hoofdstukken
38 en 39 van de profeet Ezechiël wordt de oorzaak en het chronologisch tijdstip
van het geestelijk herstel gegeven, namelijk een aanval van een geweldig leger
uit het verre noorden beschreven. Een leger dat aangevoerd wordt door Gog uit
het land Magog en mét hem vele bondgenoten, die door de HERE God naar het land
Israël getrokken worden. Deze legermassa wordt volgens de profetie, op de
bergen van Israël verslagen en van die dag af, zal Israël de HERE God kennen, en
zo volgt aldus het geestelijke herstel. In hoofdstuk 40 van Ezechiël tot en met
hoofdstuk 48 wordt de verdeling van het land beschreven, nadat alles hersteld
is én de Tempel herbouwd, maar ditmaal noordelijk van de stad Jeruzalem. Vanuit
de nieuwe Tempel zal een nieuwe waterbron ontspringen en het water daarvan zal naar
de westelijke en de oostelijke zee vloeien. De oostelijke zee is de huidige
Dode Zee die dan gezond zal worden en alwaar vis in gevangen zal worden.
Wanneer
men de hiervoor beschreven hoofdstukken van Ezechiël met de profeet Joël
vergelijkt zien we enkele raakpunten. Ook Joël ziet een on-geestelijk Israël
dat tot bekering opgeroepen wordt. Ook Joël ziet in zijn tweede hoofdstuk een
invasie vanuit het noorden gebeuren:
Joël 2:20:
Ik
zal van u wegdrijven die uit het Noorden
en hem verjagen naar een dor en woest land, zijn voorhoede naar de oostelijke zee
en zijn achterhoede naar de westelijke zee, en zijn stank zal opstijgen en zijn
vuile lucht zal opstijgen, want hij heeft grote dingen gedaan.
Ook
Joël ziet het geestelijk herstel van Israël na de invasie uit het noorden:
Joël 2:28 Daarna zal het geschieden,
dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters
zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen
gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik
in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de
hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd
worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des
HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN
aanroept, behouden zal worden, want op de
berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft;
en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen. (NBG 1951
vertaling)
En ook de profeet Joël ziet het wonder van het gezond
worden van het water van de Dode Zee dat daarna de vergrote oostelijke zee
vormt.
Joël 3:18 Te dien dage zal het geschieden, dat de bergen van
jonge wijn zullen druipen en de heuvelen van melk zullen vloeien en alle beken
van Juda van water zullen stromen; een
bron zal ontspringen uit het huis des HEREN en zal het dal van Sittim drenken.
Het dal van Sittim ligt zuidelijk van de huidige Dode
Zee, een zee die aldus naar alle kanten uitgebreid zal worden. Eén van de herstelde
stammen van Israël: Zebulon, zal in het vrederijk zijn gebied in het zuiden van
het land toegezegd krijgen en in het oosten aan deze beschreven nieuwe oostelijke
zee grenzen. Aldus wordt een oude profetie van de aartsvader Jakob vervuld:
Genesis 49:13 Zebulon zal wonen aan het strand der wijde
zee, ja, hij zal wonen aan het strand bij de schepen, en zijn zijde zal naar
Sidon gekeerd zijn.
Ik geef deze summiere beschrijving van toekomstige
gebeurtenissen om aan te tonen dat de tetrade van 2014/2015 en de (door
sommigen) daarmee verbonden verwachte dag des HEREN, chronologisch gezien,
moeilijk in het eindtijdkader van de profeten ingepast kan worden.
Het eindtijdbeeld dat de Bijbel voor het begin van de zevenjarige periode van het
Bijbelboek Daniël en Openbaring schetst is een periode van (schijn)vrede.
De eerste apocalyptische ruiter die op het witte paard uitrijdt brengt
ogenschijnlijk vrede. Het tweede paard in het Boek Openbaring neemt deze vrede
weg, staat er geschreven. Wanneer Gog uit het land Magog naar Israël getrokken
wordt, dan rukt dit geweldige leger uit het noorden op tegen een land en een
volk dat in gerustheid woont.
Ezechiël 38:8 Na geruime tijd zult gij een bevel
ontvangen; in toekomende jaren zult gij optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het
gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een
blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen
wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een opkomend onweer;
gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw krijgsbenden, en
vele volken met u. 10 Zo zegt de Here HERE: Te dien dage zullen er plannen in
uw hart opkomen; gij zult een boze aanslag beramen, 11 gij zult zeggen: ik zal
optrekken tegen een land van dorpen, een overval plegen op vreedzame lieden,
die in gerustheid wonen, allen zonder
muur, grendels of poorten 12 om buit te maken en roof te plegen, om uw
hand te keren tegen de weer bewoonde puinhopen en tegen een natie die uit het
gebied der volken bijeengebracht is, die have en goed heeft verworven, die op
de navel der aarde woont. (NBG 1951 vertaling)
De huidige toestand in Israël en de buurlanden geeft een
totaal ander beeld. Het is momenteel nog wachten op een algemene vrederegeling
voor het Midden-Oosten. Op basis van wat de profetische boeken van de Bijbel
voorzeggen zal er nochtans in de toekomst een algemene (schijn)vredesregeling
komen. De huidige burgeroorlog in Syrië zal eens ophouden en tot een oplossing
komen. En ook met de Palestijnen zal er een overeenkomst gesloten worden. De
profetische boeken van de Bijbel plaatsen het Assyrië van de oudheid opnieuw op
de landkaart ten tijde van de zevenjarige eindtijdperiode. Men kan op basis van
dit Schriftwoord aldus nog een aantal drastische grenswijzigingen van de landen
in het Midden-Oosten verwachten. De huidige grenzen van de landen in het
Midden-Oosten werden trouwens na de eerste wereldoorlog, door Britten en
Fransen getrokken, die het Arabische gebied van het Ottomaanse Rijk opdeelden. Uiteindelijk
zullen alle landen binnen de grenzen van het voormalige Oost-Romeinse Rijk,
zich verenigen en een Unie vormen van vijf koningen of leiders. Zij verenigen
zich met vijf leiders uit het gebied van het voormalige West-Romeinse Rijk en
zetten alzo het vierde Beestrijk van de profeet Daniel opnieuw op de landkaart.
Deze tien leiders geven in een later stadium hun macht af aan een elfde leider.
Dit is in een notendop wat de toekomst nog brengen zal. Het
zal echter ook een tijd van misleiding worden. Op religieus gebied leert het
Boek Openbaring dat er een samengaan van alle religies zal komen. Tijdens de
eerste helft van de eindtijdperiode treden in Jeruzalem twee getuigen van de
HERE God op die tegen de herstelde offerdienst in Jeruzalem spreken.
In de helft van de zevenjarige eindtijdperiode worden de
twee getuigen te Jeruzalem door het Beest alias de elfde horen alias de koning
van het noorden, gedood en vlucht een tot geloof gekomen overblijfsel van
Israël naar de over-Jordaanse woestijn waar zij door de HERE God bewaard zullen
worden tot op het einde van de slag bij Harmageddon. De berg Sion bevindt zich
ook in dit gebied. Aan het einde van de zeventigste jaarweek van Daniël en/of
de eindtijdperiode van het Bijbelboek Openbaring keren de stammen van Israël
naar hun gebied terug; het overblijfsel van de gevluchte Israëli s vanuit het
Over-Jordaanse gebied en de overige stammen vanuit hun gebieden.
Hier weer in een notendop gestopt wat in de toekomst nog
te gebeuren staat. Aan het einde van dit artikel vindt u een boeken- en
auteur-lijst die diepgaander over dit thema handelen.
De bedoeling van dit artikel is om aan te tonen dat het
profetisch-chronologisch gezien moeilijk is, de dag des HEREN van de profeet
Joël in het jaar 2014/2015 te zien aanvangen.
De drang tot het berekenen van het tijdstip voor de dag
des HEREN is bij meerdere onderzoekers van het Profetische Woord van de Bijbel
aanwezig. Men laat zich ook leiden door een Rabbijnse overlevering dat leert
dat God Zijn vrederijk zal oprichten aan het einde van zesduizend jaar
mensengeschiedenis. Elke scheppingsdag uit Genesis staat dan voor duizend jaar.
De zevende sabbatdag volgens deze theorie stelt eveneens 1000 jaar voor, het
aantal jaren dat we ook in het boek Openbaring vinden als periode voor de
gevangenschap van de oude slang, de duivel of diabolos. Het is de periode van
het Messiaanse Vrederijk.
Over het onderwerp van de anno mundi jaartelling ben ik
ook meerdere malen aangesproken vanwege mijn studie van de Bijbelse
chronologie. Mijn bekomen jaartallen weerleggen namelijk de rekensom dat het
anno mundi 6000 nog in de toekomst zou liggen. Daar zijn we inmiddels al een
tijd voorbij. We leven al in geleende tijd.
Ik merkte ook dat Amerikaanse Bijbelvorsers de jaartallen
voor de regeerperioden van de koningen van Israël en Juda van Edwin E. Thiele
gebruiken om naar de toekomst toe berekeningen te maken. Wanneer men de
jaartallen van Thiele hanteert om naar voor of naar achter in de tijd te
rekenen bekomt men altijd foutieve uitkomst-jaartallen. Men kan bijvoorbeeld
niets aanvangen met de tijdsperiode van 390 jaar en 40 jaar voor de duur van
Israël s ongerechtigheid volgens de profeet Ezechiël. Het probleem is dat de
herkenbare navigatiepunten verdwenen zijn sinds Thiele de regeerperioden van de
koningen van Israël en Juda verkort heeft om ze te laten passen met de
Assyrische koningslijst. Alle mij bekende geleerden volgen de gefabriceerde jaartallen
van Thiele. Het is alleen wanneer we terugkeren naar de normale Bijbelse
regeerperioden voor de koningen van Israël en Juda dat de tijdsperiode van bijvoorbeeld
de 390 jaar zin krijgt.
Hierna de auteur-lijst waar ik mijn laatste uitgave van
2013: Apocalyps; de zeventigste jaarweek van Daniël mee afsluit:
Alexander Hislop, THE TWO BABYLONS, 1916
Clarence Larkin, DISPENSATIONAL TRUTH, 1920
Dr. F. De Graaff, ALS GODEN STERVEN, 1969, ANNO DOMINI
1000 2000
Hal Lindsey, De planeet die aarde heette, 1970
B. Reinders Sr., ISRAEL EN HET MESSIAANSE VREDERIJK, 1971
Roeland Klein Haneveld, www kleinhaneveld,
nl/notities/index.html
Huib Verweij, DE TERUGKEER VAN JEZUS CHRISTUS, 1978,
GRENZEN DER VOLEINDING, 1984, IK BEN DIE IK BEN, 1968, DE BOOM DER KENNIS, 1973
Jb. Klein Haneveld, De Openbaring aan Johannes, 1981
Huib Verweij & Ds. Willem Glashouwer Sr., DE KOMST
VAN JEZUS CHRISTUS, 1985
Arie Kleijne, JEZUS KOMT, 1989
A. Keizer, De komende reformatie van de eindtijd - wat de
kerken niet zien, 1996, De komende dertig jaar, 1997, De almachtige is de vader
van alle mensen, 2003,
Dr. Piet Borst, LIJNEN NAAR DE EINDTIJD, 2004
Ds. Dick M. Stichter & Jeep van der Schoot, DANIEL,
Gods weg met Israël en de Volken, 2012
Enkele titels van de lijst zullen alleen nog in
gespecialiseerde antiquariaatzaken te vinden zijn. En enkele studies zijn ook
al op het www online te lezen. Het laatst vermelde boek is bij het Zoeklicht
verkrijgbaar.
PSALM 83. DE IDENTIFICATIE VAN GEBAL VOOR ONZE TIJD. HET REVISIONISME VAN DE GESCHIEDENIS VAN DE OUDHEID TOT HULP.
Een
lied. Een psalm van Asaf.
O God,
houd U niet stil,
Zwijg
niet en blijf niet werkeloos, o God.
Want
zie, uw vijanden tieren,
Uw
haters steken het hoofd op:
Zij
smeden een listige aanslag tegen uw volk
En
beraadslagen tegen uw beschermelingen.
Zij
zeggen: Komt, laten wij hen als volk
verdelgen,
Zodat aan de naam van Israël niet meer
wordt gedacht.
Want
zij hebben eensgezind beraadslaagd,
Tegen U
een verbond gesloten;
De
tenten van Edom en de Ismaëlieten, Moab en
de
Hagarenen, Gebal,
Ammon
en Amalek,
Filistea
met de inwoners van Tyrus;
Zelfs
Assur heeft zich bij hen gevoegd,
Zij
zijn de zonen van Lot tot steun. Sela
Psalm
83:1-9
(NBG
Vertaling 1951)
De
schrijver van Psalm 83 was de ziener Asaf die leefde ten tijde van Koning David
(1047/1007 v. Chr.) Asaf was een Leviet, een afstammeling van Levi, een van de
zonen van Jacob, en behoorde tot de priesterzangers van David. Hij is de auteur
van verschillende psalmen. In Psalm 83 heeft de dichter het over een
vijandelijk verbond van tien volken tegen het volk van Israël. Tien volkeren
smeden samen een pact met als doel de verdelging van Israël. Het is een verbond
van volken dat zich nog nooit in de geschiedenis van het oude Israël heeft
voorgedaan. Mijn gevolgtrekking is dan ook dat een toekomstig verbond van tien
volken tegen het sinds 1948 nationaal herstelde Israël bedoelt is. Het getal
van tien landen is ook gelijk aan het getal van de tien koningen van de profeet
Daniël, dat ook in het laatste boek van de Bijbel, de Apocalyps terug te vinden
is.
Wanneer
we psalm 83 naar onze tijd transponeren merken we na identificatie van de namen
uit de oudheid dat veel tegenstanders uit het verleden er heden opnieuw zijn. En de reden van dit artikel is de
identificatie van Gebal dat een verrassing oplevert. Maar eerst wil ik de
andere namen duiden. Edom levert
geen probleem. Dit volk leefde in de oudheid in het gebied op de huidige grens
tussen Jordanië en Saoedi-Arabië. De identificatie van de Ismaëlieten geeft evenmin een probleem. Ismaël was een zoon van
Abraham en Hagar, de slavin van Sara. Van hem stammen vele Arabische stammen
af. Moab en Ammon waren in het Oude
Testament twee zonen van Lot en zij woonden eertijds in het huidige Jordanië. Filistea is de huidige Gaza-strip en Tyrus ligt in Zuid-Libanon, het
vroegere Fenicië. Het moderne Libanon beslaat grotendeels het gebied van het
oude Fenicië. Libanon is al lang geen eenheidsstaat meer, maar is als een
lappendeken opgedeeld met meerdere fracties binnen de grenzen, die de lakens
uitdelen. In het zuiden heerst de Hezbollah, een vijand van Israël. Volgens
Psalm 83 zal Tyrus nauw samenwerken met Filistea in zijn strijd tegen Israël.
Het Assur dat Asaf vermeldt is het
huidige Irak en Syrië. Amalek is een
nakomeling van Esau, de broer van Israël. Zijn woonplaats was het
Seïr-gebergte. Dit gebergte bevindt zich binnen de grenzen van het huidige
Jordanië. De 'Hagarenen' zijn
moeilijker te plaatsen. Hagar was de slavin van Sara en moeder van Ismaël. Zij
was een Egyptische. Een eerste conclusie zou dus kunnen zijn dat Hagar of de
Hagarenen synoniem staat voor Egypte. De naam blijkt echter niet Egyptisch te
zijn maar Semitisch, en vermoedelijk is deze naam haar door Abraham gegeven. De
naam Hagar betekent 'reizende of vluchtende'. Ik veronderstel dat de Hagarenen
de huidige Palestijnen voorstellen die woonachtig buiten Israël zijn. Geen
enkel Arabisch land heeft namelijk de Palestijnse ontheemden van 1948 en 1967 opgenomen.
De meesten die in het Midden-Oosten bleven, leven in vluchtelingenkampen en
worden sindsdien door de VN onderhouden.
Maar
laat ons nu het volk te Gebal
identificeren. Wanneer men er een Bijbelse encyclopedie op na gaat blijkt dat
de plaatsing van Gebal geen eenvoudige zaak is. Meerdere verklaringen zijn
mogelijk. Gebal betekent berg en algemeen wordt het met Byblos in Fenicië
geïdentificeerd. En aan de hand van Psalm 83 zoekt men ook een locatie in het
noordelijke gedeelte van het gebergte Seïr. Eerlijkheidshalve vermeldt men
erbij dat de precieze ligging onbekend is. Met deze verklaring nam ik geen
genoegen en zocht verder voor een identificatie van Gebal. Wat mijn aandacht
trok was de verwijzing in Egyptische bronnen naar de stad Gebal of Goebla. Het Egyptische Oude Rijk haalde er zijn hout en
tijdens het Egyptische Nieuwe Rijk, vooral de Amarna-periode, zat er een
Egyptische vazal Rib Addi die vanuit Gebal meer dan vijftig brieven aan farao
schreef. In het licht van Velikovsky 's bevindingen, een bekende controversiële
revisionist van de geschiedenis van de oudheid, moet Gebal met Jizreël in
Samaria geïdentificeerd worden. Nu heb ik in mijn publicatie 'Genesis versus
Egyptologie voortgeborduurd op Velikovsky s bevindingen. Ik identificeerde Hosea
van het tienstammenrijk als de Rib Addi van de Amarna-brieven. Het volk Gebal
is aldus in Samaria te plaatsen. Ik herhaal nog even de tien vijanden van
Israël in psalm 83: "De tenten van Edom en de Ismaëlieten, Moab en de
Hagarenen, Gebal, Ammon en Amalek, Filistea met de inwoners van Tyrus; Zelfs
Assur heeft zich bij hen gevoegd,"
Het
huidige plaatsje Jizreël in het moderne Israël ligt in het zuiden van Galilea
met zijn overwegend Arabische bevolking, noordelijk van het Palestijnse Jenin.
Ik zou nu durven verwachten, met Psalm 83 in gedachten, dat via een toekomstige
vredesregeling dit gebied via een land-swap langs de grenzen van 1967, naar een
toekomstige Palestijnse staat gaat en een centrum van haat tegen de staat
Israël wordt. De VS-administratie roept Israëlis en Palestijnen regelmatig op om
voortgang met het zogenaamde stappenplan te maken. Een stappenplan dat met de
Oslo-verdragen in 1993 tussen Israël en de Palestijnse autoriteit werd
afgesproken. De huidige VS-president Obama dringt aan om langs de grens van
1967 via landswapping tot een vredesregeling te komen.
Vanuit
onze identificatie van Gebal met Jizreël-Samaria en Filistea met Gaza is het te
veronderstellen dat er in de toekomst meerdere Palestijnse staten zullen
ontstaan. Ook is het opmerkelijk dat Filistea in één adem met Tyrus genoemd
wordt. De verschillende staatjes zullen niet tot vrede leiden maar hun
uiteindelijk doel blijft volgens Psalm 83, wanneer naar onze tijd
getransponeerd, de vernietiging van Israël. Psalm 83 is een gebed om hulp tegen
de vijanden van Israël. Het tweede gedeelte van de Psalm geeft dan ook hoop.
Ik heb in de lente van
2012 het proefschrift van dit boek in één keer doorgenomen. Zo boeiend vond ik
het. De inhoud nodigde uit tot lezen en verder lezen. De twee auteurs vullen elkaar
met hun talenten aan en maken het tot een opbouwende studie van het profetische
Woord. Een voorbeeld: de eerste zes hoofdstukken van de profeet Daniël worden
behandeld door Dick Stichter en de hoofdstukken zeven tot en met twaalf door
Jeep van der Schoot. Het statendroombeeld van Nebukadnezar in Daniël hoofdstuk
2 wordt door Dick uitvoerig becommentarieerd zowel historisch als toekomstig en
toch is er geen overlapping met Jeep s commentaar op Daniël 7, waar de HERE
God dezelfde rijken aan Daniël openbaart, maar ditmaal in de vorm van
roofbeesten.
Bijzondere aandacht geven
de auteurs aan Gods weg in verleden en toekomst met zijn oude verbondsvolk
Israël. De geschiedenis en de toekomst van de volkeren in relatie tot Israël
worden duidelijk belicht. Het begrip eindtijd
wordt duidelijker verklaard en vooral toegankelijker gemaakt voor beginners in
de studie van het profetische woord van de Bijbel. En in alles staat in het
boek de Heer Jezus Christus Centraal.
Een algemeen gevoel voor
mij na het doornemen van het volledige script, is dat de HERE God alles, en ook
alles, onder controle heeft. Ik weet dat vele christenen er geestelijk door bemoedigd
en gestimuleerd zullen worden, om uit te zien naar de komst van de Heer Jezus voor
Zijn Gemeente. Amen, kom, Here Jezus!
Lijnen
naar de Eindtijd vertelt het verhaal van de recente geschiedenis van de landen
van het Midden-Oosten en de directe omgeving. Vanuit deze gebeurtenissen worden
lijnen getrokken naar hetgeen de Bijbelse profeten voor de toekomst voorzeggen.
De lijnen in de geschiedenis van Israël en zijn buren. Rusland en het Romeinse
wereldrijk worden doorgetrokken naar de eindtijd.
Dit
boek tracht meer diepgaan dan andere boeken over dit onderwerp de actuele
gebeurtenissen en conflicten in dit gebied te schetsen hierbij gebruik makend
van duidelijke kaarten. Voor geïnteresseerden in de huidige aanloopfase naar de
eindtijd is dit boek een standaard naslagwerk.
Dr.
Piet Borst, in het dagelijks leven actuaris, houdt zich al jarenlang bezig met
de ontwikkelingen in de wereld en in het bijzonder het Midden-Oosten, om deze
te kunnen plaatsen in een Bijbels licht.
De
titel van dit voortreffelijke boek deed me onmiddellijk aan een citaat van
wijlen Huib Verweij denken:
Het
wereldgebeuren ontwikkelt zich volgens modellen en profetische lijnen in de
Bijbel
Het
is het wereldgebeuren, zowel qua geschiedenis en actualiteit, waar Piet Borst
de aandacht op vestigt en waar vanuit hij lijnen trekt naar de zogenaamde
bijbelse eindtijd. Nooit eerder heb ik zulk historisch werk bestudeerd.
Zon
dertig jaar geleden was ik enthousiast toen ik Hal Lindsey s boek de planeet
die aarde heette ter hand kreeg en als een gevolg begin ik de Bijbel te
bestuderen. Ik had toen reeds een grote belangstelling voor wereldgeschiedenis,
en in het bijzonder voor de tweede wereldoorlog en de oorzaken die naar deze
wereldbrand geleid hebben. Met het lezen van Hal Lindsey s bestseller herkende
in onmiddellijk de bijbelse profetie voor de eindtijd als een slotstuk op het
hele wereldgebeuren.
Sindsdien
is er heel wat water door de Schelde gelopen en het wereldgebeuren heeft zich
verder ontwikkeld. Sinds de val van de Berlijnse muur in 1989 AD met daarop het
uiteenvallen van de Sovjet-Unie is alles in stroomversnelling terechtgekomen.
En na 11 september 2001 is niets meer hetzelfde. Naast de nieuwe machtsblokken
die zich aftekenen, hebben we daarenboven de onzichtbare vijand van het
terrorisme die onverbiddelijk op elk
moment en waar dan ook op deze planeet kan toeslaan. De beelden van de
brandende WTC-torens in New York staan op ons netvlies gebrand en we beseffen
nu pas ten volle dat zulke aanslagen elkeen kunnen treffen. Wanneer men in de
zeventiger jaren nog vrijblijvend en op veilige afstand van het Midden-Oosten
commentaren kon neerschrijven, is dit anno 2003 aangrijpend veranderd.
Piet
Borst geeft in zijn studiewerk voor elk
profetisch land en volk een geschiedkundig overzicht en trekt lijnen naar de
eindtijd. De profetische verklaringen maken van de geschiedenismaterie een
spannend leesavontuur. Daarenboven bevat het boek een serie situatiekaarten die
alles overzichtelijk maakt.
Kortom:
een boek dat uitnodigt tot lezen en verder lezen.
De
Apocalyps is een uitgave van het Bijbelboek Openbaring in de oude vertaling
(NBG 1951) met in de voetnoten verklarende concordante Bijbelteksten die het
geheel verduidelijken. Een uitgebreide proloog gaat vooraf. In deze proloog
geeft de auteur een inleiding op het moeilijke Bijbelboek Openbaring of
Apocalyps. Het is een boek dat in de eerste plaats bestemd is voor het volk der
Joden met een belofte van herstel. Het boek Openbaring handelt over de komst
van de Messias en de oprichting van het Messiaans Vrederijk. Israël en de
volken worden in Openbaring aangesproken. De Gemeente of Kerk schittert door
haar afwezigheid. In de proloog wordt ook uitgebreid ingegaan op de ark van het
verbond die door de Babylonische belegeraars van Jeruzalem in 586 v. Chr.
vernietigd werd maar waarvan een replica in de toekomst een bron van misleiding
zal worden.
Het
boek dat u ter hand neemt begon anno 2012 als een PowerPointpresentatie over de
Apocalyps, de Openbaring van Jezus Christus, de zeventigste jaarweek van de
profeet Daniël.
De
toekomstvoorspellingen die men in de Bijbel kan vinden kunnen gedefinieerd
worden als vooraf geschreven geschiedenis. Een alsnog toekomstige periode van
zeven jaar in totaal, die als zijnde nog te vervullen historie in de Bijbel beschreven
staat en dit met een bepaald begin, een midden en een einde. Dezelfde plaatjes
van de PowerPointpresentatie worden in dit boek ditmaal met geschreven
commentaar gepresenteerd. Het onderwerp is de tweede komst van de Messias, de
Christus van de Bijbel. Een komst voor Zijn EKKLESIA, daarna voor Israël en
voor de Volken. De Bijbel heeft een boodschap voor de drie hiervoor vermelde
groepen van mensen. Een groot aantal van mijn lezers behoren tot de eerste
groep. De tweede groep zijn de Joden die sinds het jaar 70 AD van de
christelijke jaartelling in de diaspora zijn en waarvan een gedeelte sinds 1948
in de nieuwe staat Israël in het oude land der vaderen woont. De derde groep zijn
de Volken die in de Bijbel als te onderscheiden van de Gemeente of Ekklesia en
Israël worden vermeld. In de loop van de diapresentatie volgt meer over hen.