Met dit artikel wil ik een stuk
Bijbelchronologie brengen en dit zowel historisch als toekomstig. Een studie
namelijk over de profetie van de 70 jaarweken uit Daniël hoofdstuk 9. De
balling Daniël kreeg deze profetie betreffende het herstel van Israël in het
jaar na de heerserswissel over Babylon in 539 v. Chr. toen het Babylonische
Rijk door de Meden en Perzen veroverd werd. De profeet was op dat moment al 66
jaar in ballingschap. Hij was nog een knaap geweest (Daniël 1:1-4) in het jaar
605 v. Chr. toen hij met de eerste wegvoering in ballingschap in Babylon
terecht kwam. Wanneer hij onder de regering van Darius de Mediër, volgens het
verhaal, in de leeuwenkuil geworpen werd, was hij al een oude man van 80+.
Daniël 9:1 In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit
het geslacht der Meden, die koning geworden was over het koninkrijk der
Chaldeeën 2 in
het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniël, in de boeken op het
getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen
was, dat Hij
over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen.
(NBG Vertaling 1951)
De val van Babylon in
het jaar 539 v. Chr. staat chronologisch vast en is een sleuteljaar dat de Babylonische
met de Bijbelse chronologie verankerd. De Meden en Perzen brachten in dat jaar
met hun verovering van de hoofdstad Babylon een einde aan het Babylonische Rijk
dat eerder het koninkrijk Juda ontmanteld, de bevolking weggevoerd en de Tempel
te Jeruzalem met al wat daarin was, vernietigd had. In het eerste regeringsjaar
van Darius de Mediër, de zoon van Ahasveros, zijnde het jaar 539/538 v. Chr.
deed Daniël studie in de verschillende Bijbelboeken, die toen al gecompileerd
waren, en werd bepaald bij de profetische woorden van het Bijbelboek Jeremia
waar deze profeet voorzegd had dat de Babylonische Ballingschap 70 jaar zou
duren. Daniël die zelf nu de rekensom sinds zijn wegvoering kon maken besefte
dat het nog slechts vier jaar tot het einde van de ballingschap was. Het
resultaat van het bestuderen van de profetie van Jeremia door Daniël, maakt dat
hij in gebed tot de HERE God gaat. Zie Daniël 9:3-19 en daarna verder met:
Daniël 9:20 Terwijl ik nog sprak en bad en
mijn zonde en de zonde van mijn volk Israël beleed, en mijn smeking over de
heilige berg mijns Gods uitstortte voor de HERE, mijn God, 21 terwijl
ik nog sprak in het gebed, kwam de man Gabriël, die ik tevoren gezien had in
het gezicht, in ijlende vlucht tot vlak bij mij op de tijd van het avondoffer. 22 En
hij begon mij te onderrichten en sprak met mij en zeide: Daniël, nu ben ik
uitgegaan om u een klaar inzicht te geven. 23 Bij het begin van uw
smeekbede is er een woord uitgegaan, en ik ben gekomen om het u mede te delen,
want gij zijt zeer bemind. Let dus op het woord en sla acht op het gezicht.
Ik vermoed dat Daniël in de
verwachting leefde dat de HERE God het door de profeten beloofde Messiaanse
Vrederijk onmiddellijk na het einde van de Babylonische Ballingschap zou
oprichten. De man Gabriël, die door God naar Daniël gezonden werd, maakt echter
duidelijk dat er nog drie tijdsschijven van zeven maal zevens van jaren zouden overgaan
alvorens de HERE God Zijn Koninkrijk zal oprichten. En zo komen we aan het
onderwerp van dit artikel. Het chronologisch plaatsen van de zeventig weken:
Daniël 9:24 Zeventig
weken zijn bepaald over uw volk
en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten,
de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen,
gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. 25 Weet
dan en versta: vanaf het ogenblik (458
v. Chr.), dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen
tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven
weken; en tweeënzestig weken
lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk
der tijden. 26 En na de tweeënzestig weken (25+ AD) zal een gezalfde worden uitgeroeid (30 AD), terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een
vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten (70 AD), maar zijn einde zal zijn in
de overstroming (370+ AD); en
tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is.
27 En
hij (de
vorst van vers 26) zal het verbond voor
velen zwaar maken, een week lang (alsnog
toekomst); in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen
ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot
aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten
over wat woest is.
(NBG
Vertaling 1951)
De
jaartallen tussen haakjes in het hiervoor vermelde citaat zijn door mij
toegevoegd om het historisch plaatsen op de tijdsbalk te verduidelijken. De 7 x
70 zevens zijn begonnen in het jaar 458
v. Chr. wanneer het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en
te herbouwen. Dit gebeurde in het
zevende regeringsjaar van Artachsasta of Artaxerxes I volgens het hierna volgende
Bijbelgedeelte:
Ezra 7:1 Hierna, onder de regering van Artachsasta, de koning van Perzië,
trok Ezra op, de zoon van Seraja, de zoon van Azarja, de zoon van Chilkia,
2 de zoon van Sallum, de zoon van Sadok, de zoon van Achitub, 3 de
zoon van Amarja, de zoon van Azarja, de zoon van Merajot, 4 de zoon van
Zerachja, de zoon van Uzzi, de zoon van Bukki, 5 de zoon van Abisua, de
zoon van Pinechas, de zoon van Eleazar, de zoon van Aäron, de hogepriester
6 deze Ezra trok op uit Babel. Hij was een schriftgeleerde, bekwaam in de
wet van Mozes, welke de HERE, de God van Israël, gegeven had; en daar de hand
van de HERE, zijn God, over hem was, had de koning hem alles gegeven wat hij
verlangd had.
7 Zo trokken ook een
aantal Israëlieten en priesters, Levieten, zangers, poortwachters en
tempelhorigen naar Jeruzalem, in het
zevende jaar van koning Artachsasta. 8 En hij kwam te Jeruzalem
in de vijfde maand, en wel in het
zevende jaar van de koning. 9 Op de eerste van de eerste maand namelijk was hij de tocht uit Babel begonnen, en op
de eerste van de vijfde maand kwam
hij te Jeruzalem aan, daar de goede hand van zijn God over hem was,
10 want Ezra had er zijn hart op gezet om de wet des HEREN te onderzoeken
en haar te volbrengen, en om in Israël inzetting en verordening te onderwijzen.
Tot hier het (ver)korte citaat betreffende
het woord dat uitging om te doen wederkeren en om Jeruzalem te bouwen. Zeven maal zeven jaar, of negenenveertig
jaar later, treedt de laatste profeet van het Oude Testament op; Maleachi en
compileren Ezra en Nehemia de Bijbelboeken die wij tegenwoordig als het Oude
Testament kennen. De geprofeteerde vorst na de 7 x 7 jaren moet dan Nehemia
zijn. Daarna zijn het nog eens 62 x 7 jaarweken tot op een Gezalfde of Messias.
Dit brengt ons in het jaar 25 AD voor het openbaar optreden van de Heer Jezus.
De evangelist Lucas leert dat Jezus ongeveer 30 jaar oud was bij het begin
van zijn bediening. De Heer Jezus Christus werd geboren in de maand Ab (of
juli/augustus) van het jaar 5 v. Chr. en dit klopt met het profetische schema
van Daniël. Tussen 25 AD en 30 AD wanneer de Messias uitgeroeid werd
terwijl er niets tegen hem is zit er een eerste tijdskloof van 5 jaar. Een
volgende tijdskloof, van 40 jaar ditmaal, zit er tussen 30 AD en 70 AD wanneer
in het laatst vermelde jaar het volk van een vorst zal komen, die de stad en
het heiligdom te gronde zal richten. Dit was dan de Romeinse generaal Titus (later
Keizer) die in 70 AD als een gevolg van zijn oorlog tegen het opstandige
Jeruzalem deze profetie in vervulling deed gaan.
Het jaar 70 AD is een mijlpaal in de geschiedenis van Israël. Sinds het jaar
30 AD met het uitroeien van de Gezalfde waren er enkele bijzonderheden
eigenaardigheden - aan de hand met de Tempel Gods te Jeruzalem. De Talmoed (Joma
39b) leert: Onze meesters leerden: veertig
jaren voor de verwoesting van het Huis kwam het lot niet terecht noch
werden de rode banden wit, noch brandde het westelijke licht en openden zich de
deuren des Tempels vanzelf.(Dr. F. De Graaf, Jezus de verborgene - blz.37). De
Heer Jezus Christus voorspelde de vernietiging van stad en tempel in 30 AD:
Lucas 19:41 En
toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar, 42 en
zeide: Och, of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans
is het verborgen voor uw ogen. 43 Want er zullen
dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen 44 en
u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw
kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat
gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.
Net zoals de Romeinen met
Carthago deden vernietigden zij Jeruzalem en de tempel en lieten geen steen op
de andere staan. Het jaar 70 AD betekende het einde van het nationale Israël.
De heersersstaf en scepter waren van Juda geweken, zoals de aartsvader Jacob
het eeuwen eerder voorzegd had:
Genesis 49:10 De scepter zal van Juda niet wijken, noch de
heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken
gehoorzaam zijn.
Opmerkelijk is dat Flavius Josephus (Joodse Oudheden Bk.
XIV, 393-395) verwijst naar een Romeinse commandant met de naam SILO ten tijde
van het beleg van Jeruzalem in 70 AD. Het Romeinse Rijk dat in 70 AD op het
toppunt van zijn macht was zou echter volgens de profetische woord van de
Bijbel ook ten onder gaan.
Het Bijbelboek Daniël
beschrijft de uiteindelijke ondergang van het Romeinse Rijk als gevolg van een
overstroming: maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde
toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is. De
overstroming is hier een beeld van volkeren, de grote volksverhuizing die rond
370 AD op gang kwam en de ondergang van het West-Romeinse Rijk betekende. De
geschiedenis van het gebied van het Romeinse Rijk was daarna er een van strijd
en verwoestingen. De tijdskloof van inmiddels 1944 jaar die er zit tussen de 69ste
jaarweek en de 70ste jaarweek duurt tot op heden voort.
Het begin van de 70ste
jaarweek wordt door Daniël beschreven als: En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang
. Dit
betekent dat het Romeinse Rijk van de oudheid in de toekomst een herstel zal
kennen. Een nieuwe Titus zal in de toekomst voor het sinds anno 1948 nationaal
herstelde Israël, het verbond zwaar maken en aldus de laatste jaarweek der
wereldgeschiedenis inluiden. Ik herhaal nog even de profetie van Daniël:
27 En
hij zal het verbond voor velen zwaar
maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer
doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en
wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich
uitstorten over wat woest is.
Het
beschreven verbond dat Daniël
vermeld is naar mijn mening het landverbond. Aan de Israëlieten is door de HERE
God in een verbond het land tussen de Jordaan en de Middellandse Zee, het land
van de plaats Dan in het noorden van het land tot Beersjeva in het zuiden. Het
zwaar maken van het verbond, zoals het in Daniël hoofdstuk 9 beschreven wordt,
betekend dan het bestaansrecht van een exclusief Joodse staat betwisten, zwaar
maken. In de helft van de laatste jaarweek, of 3 ½ jaar later, zal een
toekomstige Titus (ditmaal uit het gebied van het Oost-Romeinse Rijk) slachtoffer
en spijsoffer doen ophouden wat een herstel van de Offerdienst inhoudt. Heel
wat Bijbelvorsers verwachten op basis van dit Schriftwoord in Jeruzalem een
nieuwe tempel. In mijn laatste publicatie
(zie link: http://www.shopmybook.com/nl/ROBERT-DE-TELDER/APOCALYPS%2C-de-70ste-jaarweek-van-Dani%C3%ABl
)
breng ik een andere denkpiste
en wijs er op dat tijdens de laatste jaarweek, die overeenkomt met de
tijdsperiode die het Bijbelboek Apocalyps of Openbaring weergeeft, er één wereldreligie zal zijn. Alle godsdiensten
zullen opgaan in één en een tegenstander van de HERE God van de Bijbel worden. Alle
huidige heiligdommen op en rond de Tempelberg in Jeruzalem blijven aldus op hun
plaats staan en krijgen in de één-gemaakte religie hun functie. In mijn
geciteerde boek ga ik er van uit dat in de toekomst een replica van de ark van het verbond ergens te
voorschijn zal komen en een bron van afval zal worden. Op en rondom de ark zullen
opnieuw, na een onderbreking van bijna 2000 jaar, slachtoffers gebracht worden.
Een Joods/Israëlische handlanger van de toekomstige Assyrische Titus zal zelfs
in staat zijn om vuur uit te hemel (zie Openbaring 13:13) op het slachtoffer te
laten neerkomen wat een meerderheid van de mensenwereld zal overtuigen van de
juistheid van de nieuwe wereldreligie. In de helft van de jaarweek zal de
nieuwe Oost-Romein de herstelde offerdienst te Jeruzalem doen ophouden en
zichzelf tot god uitroepen. De wereldreligie wordt daarop door hem vernietigd.
En tot aan de voleinding met de wederkomst van Christus Jezus 3 ½ jaar later,
zal er strijd zijn. Voor het
gelovige overblijfsel van Israël zal de profetie van Daniël in de komende grote
verdrukking een troost en een gids zijn, een soort spoorboekje, om doorheen
deze moeilijke tijd van Jacobs benauwdheid te geraken. Uiteindelijk wordt dan
na het afsluiten van de 70ste jaarweek, de profetie van Daniël
volledig vervuld:
Zeventig
weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te
voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om
eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets
allerheiligst te zalven.
Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert De Telder
|