Fietsend ben ik opweg naar de klas van een
van mijn tieners. Ik moet schoonmaken, dat is een bijdrage die van de ouders wordt
gevraagd en deze week ben ik van wacht. De hete zonnestralen vallen op mijn gezicht,
het frisse windje doet me deugd. In de lucht zie ik witte wolken varen en de hemel
kleurt koningsblauw. Aan de muren staan gele en blauwe afvalzakken die het
straatbeeld kleuren maar ontsieren en ik ruik een doordringende geur van
stinkend rondslingerend restafval. Doordat een stormpje door het Gentse
dal woedde, liggen zakken en papieren overal in het rond. En dat alles omdat een
werkgever en een werknemer hun werk niet naar behoren hadden uitgevoerd. Er ontstond
een aanvaring en er volgde een protest, met al die rommel tot gevolg.
De tweelingzoon had ook een aanvaring met een
leerkracht van de school. Ook hij vond dat ze haar werk niet naar behoren had uitgevoerd.
Het is iemand die wat kookles probeerde te geven maar ze bakte er niet veel van.
Na afloop van een les wou de zoon haar eens bedanken: bedankt dat ik nu een
appel kan schillen en ook bedankt omdat ik nu weet hoe ik hem in stukken kan
doen. Uiteindelijk heeft hij dat, voor de lieve vrede, toch maar niet gezegd.
Bovendien heeft de leerkracht een wel erg brutale
mond en veel noten op haar zang. Ze durft de kinderen te beledigen en deelt
heel gemakkelijk straffen uit. Op een keer mochten ze koekjes bakken, dezelfde
van in de kleuterklas. De zoon vroeg: Heb ik het deeg stevig genoeg opgeklopt?
Ze sprak: wat denk je er zelf van? en hij antwoordde: ik denk dat het
voldoende is. Toen grinnikte ze zonder gêne: als je dat denkt, waarom vraag
je het dan? Of wanneer een kind het kookgereedschap niet meteen vindt, zegt
ze: doe uw ogen open, wie zoekt die vindt.
Ook vroeg ze eens: Wie heeft thuis al eens wat
gekokkereld : De zoon antwoordde enthousiast: ik bakte eens pannenkoeken en
ze repliceerde: ja, dat zal wel zeker, ik geloof er geen snars van. Ook zei
hij: Ik heb eens wraps klaargemaakt met kaas ertussen en ze antwoordde: en
waren die ook mislukt? Nochtans had dat ventje dat thuis hier heel goed
gedaan. Daarvan kreeg de zoon het dus op zijn heupen en eerlijk gezegd, ik ook.
Die keer kon hij zijn mond niet houden en toen heeft hij eens zijn mening over
haar gedrag geuit. En hij kreeg straf. Achteraf loofden de medeleerlingen hem
om zijn moed en lef: man, wat heb je dat goed gezegd. De zoon kan niet tegen
onrechtvaardigheid en komt op voor zijn recht. Niet alleen ten aanzien van zichzelf,
maar voor alle klasgenoten en voor iedereen.
Ook ik zou wel stilaan eens een praatje willen
slaan met die kokkin. Ik wil mijn kinderen verdedigen zoals een moederkloek dat
voor haar kinderen hoort te doen. Ik bedenk wat ik haar eens zou willen zeggen,
want het probleem sleept al een tijdje aan. Ik zou zeggen dat ze moet opvoeden
zoals het hoort en haar taak als leerkracht moet uitvoeren zoals het moet. Ook
moet ze leren om haar woordenschat te beheersen en ze moet haar giftige tong drie
keer omdraaien voordat ze iets zegt. Indien de stichter van de school haar eens
bezig zou horen tegen de kinderen, hij zou zich omdraaien in zijn graf. Terwijl
ik aan het afstoffen, vegen en dweilen ben, spoken al die gedachten door mijn
hoofd.
Het is heerlijk om de klas te poetsen, je
voelt de geest van de leerlingen hangen in het lokaal. Je kan de tekeningen aan
de muur bewonderen en je voelt een beetje aan wat ze daar allemaal hebben
gedaan. Toch ben ik ook blij en tevreden als de klus weer is geklaard. Het is
akelig stil wanneer ik de klas verlaat. Niemand loopt er en geen enkel kind is aanwezig,
als ik op de speelplaats kom. Toch hoor ik wat gestommel aan de andere kant van
het gebouw. Iemand is er aan het rommelen en dit kan geen toeval zijn: driemaal
raden wie het was.
De kokkin met al haar praatjes merkt me op en
roept hallo, ik beantwoord haar begroeting met een koele hey en stap rechtdoor.
Hoe is dat nu mogelijk dat juist zij daar stond, het was een uitgesproken moment
geweest om haar eens te vertellen wat ik zonet allemaal had bedacht. Ik heb het
niet gedaan, misschien voor de lieve vrede. Toch wens ik mezelf dat ik af en
toe en net iets vaker, eens wat meer zou opkomen voor mijn rechten en wat meer noten
op mijn zang had.
Hoe gaat het werk? vraag ik aan de heren
die de poort van ons huis aan het repareren zijn. De oude poort is wat
versleten, begint te slepen en eigenlijk weegt ze veel te zwaar. Met stalen
staven en een laspost gaan ze renoveren en met wat creativiteit maken ze er
haast een nieuwe van. Hoe gaat het werk? herhaal ik nog een keer en ze
antwoorden: het werk gaat goed en vlot. Ik bedenk opeens hoeveel
kleuterjufgehalte er eigenlijk nog in mijn lichaam leeft. Die uitspraak komt
immers van een verhaaltje dat ik ooit aan de kleuters had verteld, in de tijd
dat ik nog een kleuterjuf was. Hoe gaat het werk? vroeg de dikke, vette, luie
boer aan de dieren van het hof, die heel hard moesten werken, maar zelf deed
hij gene slag. Het leven in de klas als juf vond ik zalig en verhaaltjes vertellen
deed ik het liefst van al.
Ik vertelde sprookjes, van de gebroeders
Grimm, sprookjes die doordrongen zijn van humor en heel wat fantasie. Het is belangrijk
om de fantasie van een kind te stimuleren en dat doe je best met een verhaal. Beter zo dan met het beeld van een computer of een tv. Fantasie en humor zijn noodzakelijk
om obstakels en problemen uit het leven te omzeilen. Zo kan een mens beter
zoeken naar een manier om er creatief mee om te gaan. De sfeer op school was
ook bijzonder, de klasjes waren natuurvriendelijk ingericht en de juffen hadden
respect voor het unieke van elk kind. Nooit werd er geroepen of een klap aan
een kindje uitgedeeld. Ik vond de taak van kleuterjuf echt wel een job naar
mijn hart. Helaas kon ik geen eigen klasje bemachtigen en ik holde voortdurend van
pier naar pol en mijn geduld geraakte langzaam op.
In de namiddag bezoek ik een winkeltje waar
ze stof verkopen, want ik wil ook een deur repareren, eigenlijk een paravent.
Die is nogal versleten nadat Sir George
er zijn klauwen eens heeft ingezet. Ik ga dat niet renoveren met stalen staven
en een laspost, maar wel met een lapje stof en wat creativiteit. Het is een bizar
winkeltje maar ze verkopen er prachtige lappen betaalbare stof. Het ruikt er
muffig en alle rollen liggen gestapeld op een hoop. Maar als je er
binnenwandelt slaat je fantasie op hol. Een commerciële vader en zijn verlegen
zoon houden er de boel recht. De vader lijkt autoritair en de zoon is zeer
beschaamd, hij durft haast niet te kijken in de ogen van de klant. Ik vermoed dat
hij waarschijnlijk als kind, regelmatig een klap in het gezicht of een schop
onder zijn kont van de strenge vader kreeg.
Toevallig loop ik daar een ex-collega
kleuterjuf tegen het lijf, zij werkt nu in een eigen klasje van die zalige
school, dat eigen klasje waar ik zo lang had op gewacht. Heel enthousiast stel
ik haar de vraag: hoe gaat het werk?
Het werk gaat goed antwoordt ze, al heeft ze
af en toe wat last. Die jonge kindjes optillen en heffen doet pijn aan haar rug
en nu zitten die spieren wat verkrampt. Ze vindt het lastig als een kind eindeloos
blijft huilen en steeds maar terug naar zijn mama wil. En vijftien kleine ukjes
samen in een klasje van s morgens vroeg tot aan de noen, geeft stress en daar
krijgt ze een punthoofd van. De kindjes van tegenwoordig zijn mondig en soms
ongehoorzaam en doen graag hun eigen zin. En ze hebben vaak een accident en
plassen op de grond en niet op het toilet. Ook de ouders zijn veeleisend en het
vraagt moed en kracht om altijd goed te doen. Om nog niet te spreken van al de
vergaderingen en al dat naschoolse administratieve werk. Volgens haar is het
werk van een kleuterjuf toch niet zomaar een top job.
Dus ben ik blij dat ik mijn grenzen heb
verlegd en voor een job binnen een andere setting koos. Ik kan daar ook wat creativiteit
gebruiken wanneer ik merk dat de patiënt het lastig heeft. Ook kan ik er knippen
en plakken bijvoorbeeld bij de wondzorg. Soms gebeurt er ook wel eens een accident,
niet op de grond maar wel in hun bed. Een fantasievol vertellinkje of een
zinsnede uit de sprookjes van de gebroeders Grimm komen er ook regelmatig goed van pas, in het bijzonder wanneer de patiënt
het moeilijk heeft en niet meer weet hoe hij het obstakel best verwerkt.
Heel goed en super, het is een job naar mijn
hart. Ik werk als verpleegkundige maar met een kleuterjuf accent antwoord ik met enthousiasme als iemand me vraagt: "hoe
gaat het werk?
Ik ontwaak met een ijl hoofd en een gevoel alsof
ik zweef. Het lukt maar niet om de grond te raken en ik weet ook niet meer hoe
ik hier opnieuw op de aarde beland. Het is omdat ik eigenlijk niet eens meer weet
of dit nu een droom was of een fantastische dag die ik in het echt heb beleefd.
Daarom dit verhaal over een dame en een heer:
Er was eens een dame, heel lief en charmant. Zij
leefde samen met een al even lieflijke, innemende en tedere man. Al drie jaar
waren ze de gelukkige ouders van een heel vriendelijk kind. Een lief meisje dat
liever een jeansbroek met sportschoenen, dan een roze kleedje aantrok. Ze hield
niet van strikjes in haar haar en al helemaal niet van een paardenstaart. Het jonge
gezin woonde sinds kort in een oud en groot kasteel. Zo een met brede, dikke
muren en vensterramen o zo hoog. Het kasteel bevond zich te midden van een enkele
hectaren groot groen bos en in dat bos leefden hertjes en eekhoorns, hazen en konijnen,
ontelbare vogels en zelfs een vos. Achter het kasteel lag een lange diepe
vijver en daarin zwommen vissen, groot en klein en er dreven zwanen rustig in
het rond. Rondom de plas bevonden zich bomen en boomstammen van wel zeker
honderd jaar oud. En in dat bos daar kwamen de jagers en die schoten de herten
en de konijnen en de hazen soms dood.
Op een dag besloot de kasteelvrouw dat het
tijd was om een feestje te geven, een feest voor familie, voor neven en nichtjes
en voor een tweeling die ze bijzonder lief had. De kasteelheer had de poorten
wagenwijd voor hen geopend en de kasteelvrouw ontving de kinderen en hun familie
met open armen en een hartelijke groet, ook ik was erbij. We traden binnen in
de imposante vertrekken en onze mond viel open van verbazing door het
aanschouwen van zoveel schoonheid, pracht en praal.
De gasten mochten plaatsnemen op stoelen met
een Louis quinze look. Ze dronken hemelse dranken uit kristallen bolle glazen,
aten smaakvolle gerechten met een zilveren vork en een zilveren mes. Het dessert:
vers gemaakte ananasijs, verorberden ze met een zilveren spoon. Het was op
een pinksterzondagnamiddag dat het feest plaatsvond en ieder genoot er met
volle teugen van de overweldigende natuur rondom hun kasteel.
Ik zag het bijna kerstekleinkind dat er
ook aanwezig was. Ik hield het jongentje in mijn armen en ik zong een liedje
voor het kind. Ik zong een liedje over moeder kip die haar teen had
gestoten aan een grote steen en dat deed zoveel zeer. Maar toen kwam dokter
haas die er een snel een doekje had omgedaan en toen kon moeder kip weer gaan. Dat vond het vijf maand oude ventje precies
wel heel plezant. Terwijl hij de klank van mijn zingende stem aanhoorde, bleef
hij maar staren met zijn donkere oogjes en zijn blik liet mij niet meer los. Toen
viel hij in slaap en hij werd pas wakker nadat ik, met hem in mijn armen, twee
toertjes rond de vijver had gestapt. Al die tijd was er een stilte zo sterk aanwezig
waar ik naar luisterde en alleen de
vogels maakten een beetje lawaai.
De vriendelijke gastvrouw liet haar familie de
imposante woonruimtes bewonderen en opnieuw vielen de genodigden en ook ik, van
verbazing weer omver. Ze bestegen de brede houten trap en bewonderden de kamers
waar ooit de baron en de barones vertoefden en waar ze met hun zoon en dochter hadden
geleefd. Hier en daar stonden beelden van engelen en aan de wanden hingen schilderijen
uit de vorige eeuw. Ik zag gordijnen uit stijlvolle stoffen die de ramen bekleedden
en die gedrapeerd waren van het hoge plafond tot aan hun vloer van parket. We betraden
de badkamer die helemaal met marmer was omringd.
De
kasteelvrouw vertelde ondertussen over de tijd van toen, van de meid die de was
deed en de kokkin die zorgde voor het dagelijkse verse brood. Ze vertelde van
de naaisters en van de strijksters en van de poetsvrouw die de vloer schrobde
en al het poetswerk deed. Misschien woonde er ooit een Assepoester in het huis
die door de stiefmoeder werd gepest of zat er op een van de zolderkamertjes
iemand aan een spinnewiel te draaien, maar dat heeft de kasteeldame me niet
verteld.
Later op de avond liet de kasteelheer nog een
bijzondere antieken kast aan de echtgenoot zien. Toen hij de deuren opende viel
ook die van verbazing haast omver. Ontelbare flessen whisky, sommigen leeg maar
de meeste nog vol. En ik moest sleuren, trekken en zagen, want de echtgenoot wou
uiteraard niet meer mee naar huis. Maar om middernacht 12 uur precies,
verlieten we het indrukwekkende gebouw. Het koppeltje leefde nog lang en
gelukkig enfin dat is toch wat ik hen van ganser harte wens.
Maar nog steeds kan ik het niet bevatten en
mijn hoofd dat voelt zo ijl. Ik blijf me maar afvragen of dit nu echt was of
heb ik deze pinksterzondagnamiddag in mijn dromen beleefd?
Er was kermis in het dorp, ik las
het op een briefje dat in de brievenbus stak. Ik slenterde er even langs, de
kinderen gingen niet mee, ze hebben niet eens geweten dat er kermis in ons dorp
was. Van kermissfeer was weinig te voelen, het heeft me niet geraakt. Ik
hoorde geen fanfaremuziek, zag geen marionetten marcheren door de straat. Ik kwam
geen vrienden noch buren tegen waar ik een praatje mee kon slaan. Het weer was
druilerig en triest, dat viel tegen. Ik rook geen geur van oliebollen uit een oliebollenkraam.
Er was een paardenmolen maar die schitterde niet, ik zag een autoscooter maar ik
hoorde geen knallende muziek dat mijn hart sneller liet slaan. De ziel van de
kermis is in dit dorp vergaan.
Er was een rommelmarkt, de
verkopers keken triest, kopers waren er veel te weinig en degene die er waren
kochten niets. De meeste spullen waren afgedekt met een folie dus dat was pech.
Daar zag ik een bekend energiek dametje erg druk in de weer. De ex-buurvrouw
met het kleine grijze autootje stond er, ze deed er haar spullen van de hand.
Ze slaagde erin om een bijbel te verkopen aan toevallige passanten, ik stond
versteld van haar overtuigingskracht, de motregen kon haar niet deren, één euro
kreeg ze ervoor. Ze heeft me niet opgemerkt, ze had het te druk, ze had teveel
werk. Ze ging sterk op in haar rommelmarktje en ze meende het helemaal, voor
haar was het echt.
Een uur en vijftien minuten later
stond ik terug in mijn huis, dat was het dan. Kermis 2015 was weer voorbij en
was alweer gedaan.
Niks kan tippen aan de kermis uit
mijn geboortedorp, wat een schitterend feest was dat. Weken van tevoren waren
alle inwoners bezig met het opsmukken van hun gevel, het poetsen van hun trottoir.
Alles moest blinken want er was weldra feest in hun dorp. Ook binnen werd de grote
schoonmaak aangevat, alle familieleden werden trouwens uitgenodigd om samen aan
de feestdis plaats te nemen om er te proeven van de kermismaaltijd: rosbief met
groene erwtjes, verse huisgemaakte kroketjes en als dessert heerlijke taart.
Wat een spanning was er te
voelen, we konden haast niet wachten. Nog zoveel keer slapen en dan stond de kermis
weer opgesteld. Wat een sensatie toen de prachtige indrukwekkende vrachtwagens er
aankwamen met daar achteraan de woonwagens van de kermislui. Iedereen stond op
de uitkijk, het kerkplein stond helemaal vol. Met veel geduld bouwden de
foorreizigers hun attracties op, blokje voor blokje werd de piste opgebouwd. De
volgende dag werd alles opgepoetst en kraaknet opgesteld. Op zaterdagavond
barstte het volksfeest dan los. De felle lichten schoten aan en knallende
muziek was te horen tot ver buiten het dorp.
Onder een stralende zon marcheerden
de marionetten en de fanfare langs de straat. De paardjes van de molen blonken,
het was vechten om een zitje te bemachtigen, de ritjes waren kort, en was veel volk.
Er klonk dansmuziek uit de boxen van de autoscooter en dat liet mijn hart
sneller slaan.
Hoe de foorreizigers het klaarspeelden,
dat begreep ik niet, maar na een nachtje doorwerken was alles weer opgeruimd, of
was het een nachtmerrie, de kermis was weer weg. Alleen de ziel bleef er nog wat
hangen, tot het volgende jaar. Dat feest in mijn geboortedorp was een
indrukwekkende beleving, de kermisziel heeft me diep geraakt.
Er was kermis in het dorp, ik las
het op een briefje dat in de brievenbus stak. Ik slenterde er even langs, de
kinderen gingen niet mee, ze hebben niet eens geweten dat er kermis in ons dorp
was. Van kermissfeer was maar weinig te voelen, het heeft me niet geraakt. Ik
hoorde geen fanfaremuziek, zag geen marionetten die marcheerden door de straat.
Ik kwam geen vrienden noch buren tegen waar ik een praatje mee kon slaan. Het weer
was druilerig en triest, dat viel tegen. Ik rook geen geur van oliebollen uit een
oliebollenkraam. Er was een paardenmolen maar die schitterde niet, ik zag een
autoscooter maar ik hoorde geen knallende muziek dat mijn hart sneller liet slaan.
De ziel van de kermis is in dit dorp vergaan.
Mijn lichaam woog loodzwaar deze voorbije week,
ik hoorde mijn benen smeken: mogen we niet in de zetel liggen, dat zouden we
heel erg waarderen. Het hoofd wou ook al niet goed mee en het gastro -
intestinale stelsel liep een beetje in de war. Het woord opgeven staat helaas
niet in mijn woordenboek geschreven, het werkwoord voortdoen daartegenover
staat er bovenaan. De meimaand is hier altijd druk, druk, druk, dus rusten zal
niet gaan. En 12 mei wordt ook heel bijzonder, die dag staat in mijn agenda met
een vette rode stip aangeduid.
Er is niemand jarig in de familie en ik werd niet
uitgenodigd om naar een familiefeest te gaan, ik boekte geen belangrijke
afspraak. Examens afleggen staat er geschreven en dat is niet erg naar mijn
zin. De afgelopen weken zat ik weer regelmatig eens op de schoolbanken om er
belangrijke lessen te volgen, daar hangt nu nog een toetsing aan vast. Het is
een noodzakelijk kwaad om bovenop mijn diploma bachelor in de verpleegkunde ook
de beroepstitel: recoveryverpleegkundige te behalen. Ik werk immers op een
afdeling waar de patiënt een beetje moet bekomen nadat hij eerst opengesneden
en daarna weer werd dichtgenaaid. En het is soms een behoorlijke klus om
hem helemaal op te krikken vooraleer hij terug naar de kamer mag gaan.
Het waren lange dagen en niet alle vakken
werden even boeiend gebracht. Van s morgens vroeg tot s avonds laat stond een
docent te kwebbelen vooraan daar aan het bord. Het was vaak moeilijk en
ingewikkeld, ik dacht: ik lees het allemaal thuis nog wel eens na. Ik denk
dat mijn medestudenten dat ook vonden, tijdens lastige momenten zag ik dat ze
hun sociale netwerk controleerden of anderen lazen het laatste nieuws van de
dag. Zelf bezit ik geen smartphone toestel en hield me anders bezig. Ik stelde
tijdens saaie momenten of wanneer ik me verveelde, meerdere boodschappenlijstjes
op. Ook checkte ik mijn agenda opdat ik niets zou vergeten of vertoefde ik in
dromenland.
Het wordt een multiplechoicetest, dat doe ik
niet zo graag, je kunt gewoon kiezen tussen A, B of C ofwel: het is waar of
het is niet waar. Maar ik ben een eeuwige twijfelaar, eerst denk ik het antwoord
met zekerheid te weten, maar bij het nalezen bedenk ik dat het ook wel eens het
andere antwoord zou kunnen zijn, en dan zit het spel natuurlijk op de kar. Er wordt
gezegd dat het antwoord B is wanneer je twijfelt, maar daar geloof ik ook niet
in. Ik moet hier dringend studeren, samenvattingen maken en de belangrijkste
details uit het hoofd leren. Het is de moeite, ik verzamelde twee classeurs vol
met powerpoints.
Ik ga het niet halen, het lukt niet meer, ik
heb ook geen zin, de moed is op. Ik moet een ander plan bedenken, misschien
kijk ik voor een keertje op mijn buurman zijn blad. Normaal gezien zou ik
zoiets nooit doen, ik hou me altijd min of meer aan de regels van de tien
geboden, maar bij mijn weten staat het gebod: je zult niet spieken, daar niet
in. Ik stelde het dubieuze voorstel ook eens aan de puberkinderen voor. Och, sprak
de oudste tweelingzoon, geen enkele leerkracht die dat tegenwoordig nog merkt,
het is een fluitje van een cent. Ik zou ook spiekbriefjes kunnen schrijven:
hele petieterige briefjes met petieterige lettertjes op. Ik heb daar eens een
voorbeeld van gevonden op de puberdochter haar bureau.
Maar afkijken zal me ook stress bezorgen, dat
weet ik nu al. Ik zal moeten giechelen omdat ik dat eigenlijk erg grappig vind.
Ik herinner me in mijn jeugdjaren een studente die tijdens het examen koelbloedig
en met een pokerface haar spiekbriefjes zat te lezen. Dat vond ik heel erg voor
te lachen en proestte het haast hoorbaar uit, dat vond zij niet plezant. Misschien
begin ik te zweten en te stressen of word ik zo rood als een tomaat en dat valt
zeker op. En het zou niet raar zijn dat het toevallig ik ben die wordt betrapt:
Ja, mevrouw daar vanachter, ik heb het wel gezien, je mag je blad afgeven, dat
wordt dan een dikke nul.
Een gênant moment en schande, schande zou dat
zijn, dat mama dat heeft gedaan. Ach ja, ik zal me maar aan de regels houden,
eerlijk zijn zoals altijd, het goede voorbeeld geven. Het woordje spieken
staat ook niet in mijn eigen woordenboek geschreven en trouwens: ik durf het niet. Ik zal maar
ophouden hier met schrijven voor mijn wekelijkse blog, stoppen met al dat
gejammer en geklaag er voor de rest van de dag er nog eens stevig invliegen. Laat misschien een kaarsje branden en wens
me maar veel succes.
Gratis koffie terwijl je wacht, kan ik
lezen op de gevel van de bandencentrale, waar ik word verwacht, fijn is dat. Een
knappe, sympathieke mannelijke bediende met brede schouders, verschaft me de gewenste
informatie en wijst me daarna de guest room aan. Er staan heel wat modieuze
zetels en enkele banken, ik ben er niet alleen. Ook een andere dame wacht er geduldig
terwijl ze koffie drinkt en er aandachtig de krant doorneemt. Nog een dame komt
ons vergezellen, wat een vrouwen bedoening is dat hier, toen waren we al met
drie. Die derde heeft lange benen, dat is erg opvallend en ik heb het meteen
duidelijk en goed gezien. Ik kan me niet vergissen: zij, dat was vroeger een man.
De knappe vriendelijke bediende verschaft haar eerst de nodige informatie en wijst
haar daarna de koffiemachine aan. Stiekem gluurt hij naar haar benen, ik zie
hem denken: zij, dat was vroeger een man.
Het blijft toch wat gevoelig liggen, dat transgenderisme
maar het is hot item, het is in, het is van deze tijd. Een tikkeltje ingewikkeld,
een beetje moeilijk maar anderzijds ook weer vrij simpel: een man werd vrouw of
een vrouw werd man. Ik heb er eentje in mijn familie, een man werd er een vrouw,
dus ben ik ook een beetje hot. En iedereen mag het weten dat ik een transgenderzus heb.
Ik schrok me een hoedje toen ik het nieuws
vernam en was een tijdje van de kaart. Wie had dat nu zien aankomen, ik in elk
geval niet. Nooit gezien dat hij vroeger mijn bikini stiekem testte en ik zag
hem ook nooit spelen met mijn pop. Ik was totaal overdonderd en moest het wat verwerken.
Plots was mijn broer weg, dus ik was in rouw. Ik moest afscheid nemen met het
nodige verdriet. Eerst het ongeloof, daarna het protest om het dan na lang treuren
te aanvaarden: mijn broer waar ik naar opkeek die was voorgoed weg en kwam nooit meer terug. Maar toen ging
ik beseffen dat het eenvoudiger was dan verwacht: de persoon is nog steeds dezelfde
maar met een ander jasje aan.
Man, man, man dacht ik, na haar operatie,
maar dat mocht ik niet meer zeggen, want toen werd ze kwaad. Ze doet het niet
slecht, die zus van mij, al was het een beetje schrikken toen ze pannenkoeken
aan het bakken was met haar hoge hakken aan. Ze heeft gevoel voor al wat
vrouwelijk is, voor de make up en voor de kledingstijl. Ze heeft charme en
allure, ze is een echte vrouw van de wereld, veel meer een woman dan ik. Toch
blijft het altijd wennen als ik haar zie zitten op een stoel, met haar lange
blonde haren en haar sjakosse op haar schoot. Maar ik heb het ondertussen wel
aanvaard.
Het hele gebeuren heeft nogal wat voeten in
de aarde gebracht, stof doen opwaaien in onze omgeving. Je hebt de voor en de tegenstanders, ik noem het de pros en de contras. Je hebt er die tegen zijn, de andere kunnen er mee overweg. De ene zijn modern, de andere nog wat ouderwets. De ene vindt het voor te
lachen, de andere neemt het au serieus of nog een ander weet niet wat gezegd. De
ene groep kan er mee leven, de andere denkt er zelfs nog niet aan.
Jongens toch, al dat gekibbel en gekwaak. Laat
ons gewoon voort doen met het leven dat ons nog rest, ons concentreren op
interessantere zaken. Laat ons de mens die dat wil gewoon zichzelf zijn opdat
hij zich goed voelt in zijn vel. Het moet al verschrikkelijk genoeg zijn om je gevangen
te voelen in een lichaam dat niet past bij je ideaal. En wat een lef moet je
niet hebben om uit de kast te komen, het was een marteling voor hem, ik bedoel
voor haar.
Ik ben zo blij dat ze nu gelukkig is en bij deze moeilijke
beslissing haar mannetje staat, excuseer. Ik blijf me nog vergissen, als ik
over hem spreek bedoel ik haar. Dus neem me het niet kwalijk, het komt wel in
orde. Ook moet ik me verontschuldigen aan de persoon in kwestie voor de periode
dat ik in de war was, maar ik ben er door. Nu kan ik eindelijk en zonder
probleem verkondigen aan iedereen die het horen wil: dat ik een geweldige attente, mooie en lieve
transgenderzus heb, die ik bewonder voor het lef en de moed die ze doorstaan
heeft om te tonen wie ze werkelijk is: respect.
En de zeeman hier in Gent heeft
het druk, druk, druk, het duikseizoen is weer in volle gang. Zijn gsm staat
roodgloeiend: Meneer de duikinstructeur, zou het passen om ons te leren
duiken, want we vertrekken binnenkort naar een tropische bestemming, we zouden
de sport daar willen beoefenen, het zou dus eigenlijk snel moeten gaan. Of:
Meneer de duiker, zouden wij dat een keertje
mogen proberen in dat zwembad daar van jou, misschien is dat ook wel
iets voor ons.
Ik zie hem langs de oprit heen en weer
sloffen: lege duikflessen naar vanachter, gevulde flessen weer naar voor. Het
is heerlijk om in de lentetijd te gaan duiken maar het leven van een duikleraar
is in deze maanden hard labeur. Hij snuffelt in zijn agenda om het allemaal
rond te krijgen want hij wil ook nog wat duiktijd voor zichzelf. In mei naar de Oosterschelde, in juni naar
Frankrijk, in juli naar Kroatië en in september staat een weekje Spanje
genoteerd. De echtgenoot heeft de duikmicrobe serieus te pakken en is er heel
erg door gefascineerd.
Met enige trots kan ik vertellen
dat ik lang geleden ook dat fel beheerde duikbrevet heb behaald. Ik was totaal
overdonderd van mijn eerste duik meteen in de Rode Zee. De schoonheid van het
onderwaterleven valt niet te beschrijven en dan nog niet te spreken van alle eenvoud,
de rust en de stilte die daar in het zoute zeewater heerst. Een visje naar hier,
eentje keert terug, onverstoord zwemmen ze verder, geen stress daar onderwater,
een paradijs.
Maar ik ben een luxe duiker, dat
moet ik bekennen, ik ben er eerlijk in. Het moet warm zijn buiten, niet te veel wind en het
water niet te koud, de zichtbaarheid moet goed zijn en ik eis een ervaren
mededuiker aan mijn zij, want ik heb nog altijd een beetje schrik om mijn weg
niet terug te vinden. Ik kan me moeilijk
oriënteren, er staat geen boom die ik kan herkennen of een plakkaat of een
andere aanwijzing, alles lijkt er op elkaar. Ik zou een onderwater GPS moeten
hebben, dan zou het vlotter gaan. Ik ben een goede duiker, zegt mijn persoonlijke
duikinstructeur: je bent kalm, beheerst, je kan goed je evenwicht bewaren en je
volgt me overal zo goed als je kan. Eigenlijk een beetje zoals ik boven water
ook ben.
Maar de zeeman hier verlegd zijn
grenzen, ik heb het wel in het snotje, het is al lang niet meer om een mooi
visje te doen. Het is de moed en kracht verzamelen
om het sterke zeewater te trotseren, de
kick te voelen en tegen de stroming in durven te gaan. De weerstand van dat krachtige
water te ervaren , je eigen grenzen te bewaken en zien hoe ver je hierin mag gaan.
Het is duiken niet alleen in de zomer maar ook in de winter als het vriest en
kraakt. Het is niet mopperen als er dan na
vier dagen een koortsblaas op je lippen staat.
Het is de juiste techniek bezitten
om in lastige situaties jezelf te redden. Het is een goede conditie bewaren om
niet ten onder te gaan. Het is lef hebben om diep te duiken of in het donker te
zoeken naar een oud verzonken schip. Het is de uitdaging aangaan om door een
open gat te kruipen, het wrak van binnen te bewonderen en te verkennen, weer te
zoeken naar een opening om er uit te gaan. Het avontuur hiervan te beleven, ontelbare geheimen van een diepe zee te ontdekken, kalm zijn, blijven ademen rustig in en weer rustig uit.
Het is je lichaam volledig beheersen, niet panikeren en zuinig met de lucht in je fles omgaan. Hij zegt
het ook zelf: DIVE IS LIFE
Dat lef, die attitude, is echter niet
voor mij, dus blijf ik beter thuis. Ik ga niet mee naar een tropische bestemming,
ik laat hem gaan: ga maar zeeman, ga maar, geniet ervan en draag zorg voor
jezelf. Vele anderen hebben de microbe ook te pakken, mannen zowel als vrouwen,
zij hebben wel dat lef. Zij gaan wél mee want zij hebben ook die goesting om het grote avontuur aan
te gaan. En samen kunnen ze dan genieten onder een stralende zon en een blauwe
hemel, de emotionele gelijkgestemde passie daar beleven en s avonds bij een ondergaande zon grote
vertellingen doen tegen elkaar. Met warme thee, een whisky of een glaasje witte
wijn, namijmeren over het bijzondere dat
de duik hen heeft gebracht, die voorbije dag.
Als ik de deur dichtsla nadat
hij is vertrokken en hij begonnen is aan het grote avontuur, blijf ik met een
klein en verweesd hartje achter, eigenlijk voel ik me dan rot. Ik voel me ellendig,
ik ben aan het beven, het voelt onwennig
om hier achter te moeten blijven, eenzaam en alleen. Ik kan het niet
beschrijven, misschien is het jaloezie. Misschien
omdat die andere gepassioneerde mededuikers samen met de echtgenoot in een
sfeer verblijven waar ik dan niet van mee genieten kan. Ik zal een beetje
voortdoen in mijn hoveke en er niet teveel aan denken, wat afleiding zoeken,
een bloemeke planten, nog een beetje zaaien of een beetje snoeien. De was
buiten hangen, een beetje boodschappen kopen, een beetje geld verteren, zorgen
dat de boel hier verder draait. Het leven van een duikersvrouw, het is anders
dat weet ik, maar het is toch ook wel hard labeur.
We gaan de zolder ontruimen, de oudste
dochter helpt een handje mee. Er kondigt zich een dringende verbouwing aan, het
leggen van een modern nieuw dak. De echtgenoot schiet het best in actie, dat
leerde ik uit ervaring, als alles erg netjes, proper en pico bello aan de kant
is gedaan. De bedoeling is dat we gaan sorteren, een deel naar de zolder van de
dochter, een deel voor de rommelmarkt en nog een deel naar het afvalpark. Mijn oude
pop staat ook nog op die zolder, ik moet nog even denken wat ik er mee
aanvangen zal. Ik heb als kind gezworen dat ik ze nooit of te nooit weg zou
gooien en al zeker niet in de
vuilnisbak.
Ik had de pop gekregen van mijn lieve oma, in
de sinterklaasperiodetijd. Het was een cadeau die me moest troosten nadat er een
vreselijk ongeluk was gebeurd. De twee varkens die mijn vader destijds kweekte,
waren uit hun kot gebroken op een zondagnamiddag, we waren toen niet thuis. En het
was erg dom van me, dat weet ik, maar ik had mijn popje buiten laten staan. De
beesten hadden dat kopje helemaal kapot gevreten en dat gezichtje, wat een
drama, wat een drama was dat toen. Een schokkende ervaring voor een kind van
een jaar of zes.
Het nieuwe exemplaar oogde prachtig, ik zie
haar nog altijd liggen in de verpakkingsdoos. Ze had van die helderblauwe ogen,
een fijn mondje en ook prachtig koperkleurig, krullend, lang haar. Ze lachte
onophoudelijk, eigenlijk was ze altijd content. Toch voelde ze niet zacht aan,
ze was uit plastiek vervaardigd en hoe ik haar ook draaide of keerde, ze hield zich
altijd stijf.
Och, ik jeunde mij met dat meisje, ze was
mijn eerste kind. Uren heb ik aan haar geprutst en gewerkt aan dat lange haar.
Wassen, kammen en ontwarren of twee
staartjes erin. Een keer een dotje maken,
dan weer vlechtjes of gewoon simpel en eenvoudig: los. Ik was er wat jaloers
van, van die mooie haren, ik wilde dat ook hebben. En sparen, sparen dat ik
deed om het mijne te laten groeien, maar van zodra het een beetje te lang werd,
zette mijn moeder de schaar erin.
Heel mijn leven heb ik aan dat popje verteld,
al mijn zorgen, mijn ellende, mijn groot kinderverdriet. En ze bleef zij altijd
lachen, hoe triestig mijn verhaal ook was. Ze bleef mij aankijken met haar
helblauwe ogen, ze toonde geen emotie, ze verpinkte niet, gaf geen krimp. Maar
wat een oneindige troost heeft dat popje mij gegeven. Ik was toen een jaar of
tien, misschien al twaalf.
Maar later had ik haar niet meer nodig, ik
had een ander leven. Op een keer heb ik ze dan maar, ja, wat moest ik er anders
mee gaan doen, gewoon aan ons oudste kind gegeven. Stiekem hoopte ik dat ook
zij er zorg voor droeg. Ook de dochter vond het leuk om aan dat haar te
prutsen, ze had wel wat minder geduld. Op een dag zei ze: mooi hé, mama .. ze
had er een punker van gemaakt. Ik zag daar die prachtige lange koperkleurige
lokken, zomaar liggen op de grond, tezamen met de schaar. Toen heb ik een
trauma opgelopen, dat is de reden dat ik mijn haar laat groeien, uit colère,
als het moet tot aan de grond.
De pop staat hier nu nog altijd boven, op onze
zolder, al die jaren in eenzaamheid. Ze
ligt zij in een wiegje, haar benen steken er wel twintig centimeter boven uit. Wat is er met
die ogen gebeurd, ze kijkt zo scheel als een otter, het helderblauw zit nu van
onder en van boven is het spierwit. Ik vind dat ze nu zo lelijk kijkt naar mij, al blijft ze
wel nog altijd lachen. En die beentjes,
wat is er daarvan gekomen, die billetjes schieten er de hele tijd uit en dat is
verschrikkelijk ambetant. En de vingers van haar handjes zijn verstorven,
er zitten gaten in, ik wist niet dat
plastiek toch kon vergaan.
Waar moet ik die pop toch zetten, het blijft
een grote vraag. Zeker niet in de kamer van de tweelingzonen, de puberdochter
is er ook nooit zot van geweest. Ook niet in de woonkamer, niet in de keuken of
de slaapkamer, de echtgenoot vindt nu al dat ik soms een draai teveel bezit, wat
zou dat dan niet zijn. Of stel dat ik het ooit aan een eventueel
kleindochtertje wil geven, dat kindje verschiet zich een grote bult.
Ik zou haar een vers kleedje kunnen
aantrekken, de oogjes lijmen, de billetjes met een rekkertje bevestigen. Ik kan
ze weer in het wiegje leggen en er nog een keer een warm dekentje rond doen. En
eventueel kan ik ze in een hoekje van de zolder verbergen, tot de volgende keer.
Of wel, hupla, verdorie, weg ermee, gedaan met al die zever en ik maak van mijn
hart een steen. Ik zwier ze in de container van het afvalpark, weg met dat
lelijk ding.
Maar ik weet niet of ik dat ga kunnen, ik ga
nog een keer goed nadenken en er nog een nachtje over slapen om dan
uiteindelijk te beslissen wat ik er mee aanvangen zal.
Schrijf iets over die twee wilde katten die
voortdurend in ons tuintje zitten te roffelen en die jagen op alle vogeltjes, die nog maar pas geboren zijn,
stelt de jongste tweelingzoon me voor. Hij heeft gelijk, geen enkel beestje
maakt hier nog een schijn van kans, het doet me denken aan een hedendaags oorlogstafereel.
In mijn gedachten weet ik echter: nee jongen, ik schrijf een keer over u .
We telden samen af naar de paasvakantie, nog
even volhouden en dan is die vrije tijd weer heel erg verdiend. En nu het zo
ver is, verveelt hij zich en hij kan maar niet bedenken wat hij met die
overvloed aan vakantietijd kan doen. De andere tweelingzoon, zijn broer, zegt
me gniffelend: zie je dat dan niet, hij wil gewoon een lief. Ik begin terecht
te vermoeden dat ze, net zoals de puberdochter, de strijd willen aanbinden met
het bootje en de gevaarlijke Rubicon, de spreekwoordelijke levensrivier. De
meester van de oudste dochter zou me zeggen: haha, daar gaan ze, maak alvast je
borst maar nat. Ik weet heel goed dat ik de teugels strak moet houden voor ik
ze volledig vrij en los mag laten gaan. Maar dat trekken, sleuren en voortdurend
bijsturen vind ik toch een behoorlijke lastige taak.
Wat was dat een zaligheid, ongeveer tien jaar
geleden, samen voor het slapen gaan, zo rond een uur of acht. Dan namen ze hun knuffel,
hun dekentje en ja ook hun tuutje en toen hadden ze nog een identiek pyjamaatje
aan. We settelden ons gezellig op een schapenvelletje en elkeen zocht een
plaats dicht bij mij, ieder langs een andere kant. En dan las ik een
verhaaltje, van de grote en van de kleine beer. De moeder wou een boek lezen
maar het kleintje kon de slaap niet vatten. Grote beer slofte naar haar kindje en
sprak heel teder: kan je niet slapen, kleine beer? En het beertje antwoordde:
nee, ik ben zo bang, het is veel te donker en mama beer stak een klein
lichtje aan. En op het einde viel het teddybeertje toch in slaap in haar dikke warme
armen en de moeder las het boek eindelijk, helemaal en toen antwoordden de jongens
in koor: uit. En ook ik zette dan het licht uit en er viel een overweldigende
stilte. Je zou dat gestommel nu eens moeten horen, hier, s avonds, op de trap,
terwijl ik al lang in bed lig en daardoor de slaap maar niet vatten kan.
En we zongen ook heel veel slaapliedjes en
een klassieker was goedenavond speelman. We zongen ook voor de engeltjes en
vroegen bescherming voor de donkere en de lange nacht. Ze genoten ook van het
liedje over een klein konijntje dat in het bos de weg verloren was en het riep
zo bang: help me, help me toch uit de nood" en het liedje eindigde met:
ik zal je dankbaar zijn. Op een avond zeiden ze: mama, je moet dat nu niet
meer allemaal zingen, ik had de boodschap goed begrepen. Je denkt dat ze voor
eeuwig van u zijn en alles wat je zegt en zingt voor hen de waarheid is, maar mis
poes, dan heb je je wel goed vergist.
Ik zal ze moeten laten varen en dat loslaten
valt me zwaar. Mijn moederhart werd al twee keer gebroken, het werd gelijmd
maar het is toch nog erg fragiel. Zie je me in gedachten staan terwijl de
bootjes steeds verder en verder varen en ik blijf achter, als mama, opnieuw helemaal
alleen. Begrijp je wat het voor me betekent die bootjes te zien dobberen op dat
gevaarlijke stromende puberwater. En in de verte is er daar ook nog eentje aan
het ploeteren en aan het sukkelen en het geraakt er maar niet uit.
En waar zijn die opas en die overgrootvaders
toch om een voorbeeld te stellen, over hoe het in het leven zou moeten gaan.
Nergens zijn ze hier te bespeuren, geen teken van leven meer, ik
moet het alleen maar zien te redden met enkel hun foto aan de muur. Ik zou de kracht van hun oude werkhanden zo goed kunnen gebruiken om die bootjes te
helpen tegenhouden of juist vooruit te duwen.
En in mijn gedachten zing ik nog
eens het liedje van dat bange konijntje, help me, help me, help me toch uit de
nood. En lieve vaders, opas en overgrootvaders, ik zou je ook heel dankbaar zijn.
Er komt een verlengd weekend aan, hoor ik
de echtgenoot aankondigen en ik voel de bui meteen al hangen. Want nu onze zeswieler
verkocht is zullen we niet op verplaatsing kunnen gaan en dat vindt hij maar
een beetje saai. Ik besef dat ik mijn beste beentje zal mogen voorzetten om die
eentonige gewone paastijd te doorbreken en de vraag is: hoe speel ik dat nu
weer klaar? Maar ik beslis vrijwel meteen om toch voor volledige quality time
te gaan.
Twee jaartjes geleden brachten we het weekend
door aan de Nederlandse Zeelandbrug, echt onze favoriete stek. Toen had ik een
paasbrunch in elkaar geknutseld en de oudste kinderen uitgenodigd en we hebben
daar hele fijne herinneringen aan. s Morgens vroeg was ik fietsend naar het stadje
gereden om daar allerlei lekkers aan te schaffen om daarmee de paastafel te versieren.
Toen ik terug kwam, fietsend in het ochtendgloren en even stopte om enkele frisse
paaslelies te plukken, zag ik plots op het veld twee hazen staan. Ze waren in
een gevecht verwikkeld en staarden elkaar erg uitdagend aan. Ik dacht dat ze
toen wellicht streden om de felbegeerde titel: ik ben de echte, nee ik ben de
echte paashaas. Een tafereeltje om nooit meer te vergeten, een momentje quality
time.
Vorig jaar heb ik thuis een paasbrunch in
elkaar gestoken en ook dan was ik van s morgens vroeg opgestaan. Ik versierde
de tafel met zelf gebakken croissantjes, krentenbrood en mooie gekleurde eitjes.
En er stonden ook vele gezellige kaarsjes aan. Maar toen waren de oudste
kinderen toch zo laat gekomen en mijn maag kon dat lange wachten niet zo goed
verdragen. Mijn lichaam begon ontwenningsverschijnselen te vertonen, van het veel
te vele koffie drinken in combinatie met veel te veel chocola. Daarom besloot
ik om het dit jaar in alle stilte voorbij te laten gaan. Maar geen nood, we
hebben goed nieuws gekregen, het bijna kerstekleinkind wil samen met zijn
ouders op bezoek komen en ook dat betekent voor ons quality time.
We bedenken dat het leuk zou zijn om samen te
gaan wandelen, omdat het paaszonnetje wellicht zal schijnen en omdat het me
fantastisch lijkt het wandelwagentje eens vooruit te mogen duwen. De echtgenoot
stelt voor om na de wandeling oliebollen te bakken en hoewel dat meer voor Nieuwjaar
is, vind ik het uiteindelijk toch een goed plan. Wanneer we in de supermarkt
staan wil hij absoluut een heerlijke fles Irish whisky aanschaffen, want dat
hoort uitstekend bij een goed gesprek en een koffie, zo vindt hij, en ook dat
is natuurlijk quality time.
Maar op zaterdag krijgen we een berichtje dat
de stiefzoon niet zo lang kan blijven omdat ze ook nog ergens anders heen
moeten gaan. Wanneer ik het berichtje voorlees zie ik de echtgenoot op zijn
stoel een beetje achterover schuiven. Hoe moet het nu met die oliebollen, zegt
hij en ik vermoed dat hij de gezellige babbel mét de whisky ook aan zijn neus
voorbij ziet gaan. Voor een wandelingetje met de wandelwagen zal helaas geen
tijd genoeg zijn en als de baby bij elke huisgenoot enkele minuten op de schoot
heeft gezeten, is de tijd alweer om. En dat is voor ons geen quality time.
Op zondag gaan we wandelen met ons tweeën en
proberen van het zonnetje te genieten. Eens
thuisgekomen zie ik de echtgenoot naar de heerlijke whisky grijpen en hij zegt:
het mag in orde zijn. Ook zie ik dat
hij naar een foto van zijn vader staart, hij heft het glas en zegt : gezondheid
pa. Het verlies van zijn vader is hij nog steeds niet goed te boven gekomen,
hij mist hem heel erg. Die babbels op zondagnamiddag en op Pasen, met zijn
vader én een goeie cognac: dat was nog eens quality time.
En ik ben zo stom geweest om een sabbatjaar
in te lassen en geen alcohol te drinken en mijn God, wat heb ik me dit vandaag beklaagd.
Want zo een glaasje met frisse bubbels of een goeie dreupel en gewoon santé
zeggen tegen elkaar, dat kan troost bieden en geef toe: dat is pas pure "quality
time".
Afgelopen week heb ik late shift gehad op de
verpleegafdeling, dat verleent me in de ochtend een immense zee van vrije tijd.
Die tijd is soms wat lang en saai als er binnen geen huisgenoot aanwezig is. Als
ik mijn hoofd even door het raam laat hangen is er ook buitenshuis geen kat te zien.
Er valt hier zo weinig te beleven nu de buurvrouw met het kleine grijze
autootje niet meer naast ons woont. Ook die nieuwe buurman, de krullenbol, is in
geen uren in het rond te bespeuren. Zelfs de goddelijke lookalike, met de langlaufstokken,
komt bij dit herfstweer niet naar buiten. Alleen de vuilniskar zal nog passeren
maar op zich is dat ook weinig interessant. Wat verder zie ik aan de gevel van
een woning een opschrift hangen en ik lees de letters: huis te huur. Dan bedenk
ik hoe eenzaam, saai en triest het leven toch soms kan zijn. Wat een troost als
ik me weer omdraai en daar dan toch een kat zie staan, onze blauwe kater en
lieveling: sir George.
Wat een schattige en evenwichtige baas is dat
zeg, zo rustig en altijd tevreden. En zo snoezig als die knusse teddybeer zijn
pootje gaat likken en daarmee over zijn bolle wangen wrijft. Het is een
gentleman die zijn plaats goed kent binnen ons gezin. George eist weinig aandacht maar is er gewoon overal graag
bij. Nooit gedacht dat deze kater een troost bij eenzame momenten zou kunnen
zijn. Het is echter geen schootkat, daar moet ik niet op rekenen en hem te vaak
optillen is ook niet aan George besteed. Hij woont nu al tien maanden in ons
huis en ik geraak er nog steeds niet op uitgekeken. Als hij dan wel op mij is
uitgekeken draait hij zich om, loopt met zijn sierlijke heupen langzaam en koninklijk
weer weg, om een beetje te gaan dutten op zijn hoge troon.
George is in zijn nopjes als ik thuis ben
want dan kan hij me de hele morgen achtervolgen
en dat is een keer wat anders dan vogels te spotten in onze tuin. Hij is een en
al oog voor een koppel merels, dat hier bij ons verblijft en hun doen en laten
fascineert hem mateloos. Dat zal hier in de meimaand vonken geven als straks de
jongskes er zullen zijn. Ik zag het koppeltje trouwens vorige week rondfladderen
in een prachtige synchronische parendans. En nu is het vrouwtje al bezig met
het in elkaar knutselen van een warm en veilig nest. George wil er voortdurend
achter springen maar wordt belemmerd door het raam. Helaas mag hij hier niet
naar buiten want een raskat is het buitenleven niet gewend. Toch zou ik hem zo graag
eens uit nieuwsgierigheid, willen observeren terwijl hij losloopt in de tuin.
Heel even zou ik willen weten of hij er achteraan zou springen en of hij
sneller is dan hen. Maar ik vrees dat eens hij van de buitenlucht geproefd
heeft, hij zijn grenzen verder verlegt en ook eens uit nieuwsgierigheid gaat
snuffelen in de buurman zijn tuin. Waarschijnlijk ontdekt hij op die manier ook
wel eens de rijbaan en ik mag er niet aan denken dat hij een aankomende auto
niet meer ontwijkt.
Op het werk vertelt een collega toevallig
over een heel klein vondelingetje, een kat, dat haar man een tijd geleden meebracht
naar hun huis. Het was een diertje met een heel ander karakter dan dat van onze
George. Het was een wild en mager weesje, te druk en had last van ADHD. Maar het
was een soul mate geworden van haar jongste zoontje, die net zoals het katje
ook wat last had van ADHD. Het jongske was heel eigenzinnig en liep graag
buitenshuis. Zo ook die ochtend, maar het was zo hard aan het regenen en het
katje kwam maar niet terug naar huis. En tegen de avond kreeg de collega een verontrustend
berichtje: dat het dutske was gevonden, helemaal doorweekt en een van de vier billetjes
ging er wat raar en losjes aan. Ze dacht aan haar jongste zoontje en hoe
verdrietig en ontroostbaar hij nu wel zou zijn, toen ze wellicht zou moeten
vertellen dat het katje om het uit zijn lijden te verlossen, maar beter terug naar
de kattenhemel kon gaan. Ik vond dat zo een aandoenlijk en pakkend moment.
Na het werk kom ik terug thuis en opnieuw is
er geen huisgenoot te bespeuren. Ik settel me nog even in de zetel en steek de
televisie aan. En terwijl ik de beelden van de afgelopen gebeurtenissen uit het
nieuws probeer te verwerken, komt Sir George me weer groeten en aait met zijn
bolle kaak tegen me aan. Hij weet dan ook als geen ander hoe hij me moet
benaderen als ik een beetje moe maar ook wat triestig ben. Dan streelt hij zich
met zijn dikke kop tegen mijn lichaam aan en valt in slaap. Omdat dat zo zalig
is durf ik me haast niet meer te bewegen. Voor ik ga slapen denk ik nog even aan het
pakkende en aandoenlijke moment en zeg dan tegen de kater: Luister lieve
vriend, het is jammer maar helaas, die buitendeur die blijft voor jou gesloten,
omdat ik het op dit moment echt niet zou kunnen verdragen jou nu al naar de
kattenhemel te moeten laten gaan.