Ik ontwaak met een ijl hoofd en een gevoel alsof
ik zweef. Het lukt maar niet om de grond te raken en ik weet ook niet meer hoe
ik hier opnieuw op de aarde beland. Het is omdat ik eigenlijk niet eens meer weet
of dit nu een droom was of een fantastische dag die ik in het echt heb beleefd.
Daarom dit verhaal over een dame en een heer:
Er was eens een dame, heel lief en charmant. Zij
leefde samen met een al even lieflijke, innemende en tedere man. Al drie jaar
waren ze de gelukkige ouders van een heel vriendelijk kind. Een lief meisje dat
liever een jeansbroek met sportschoenen, dan een roze kleedje aantrok. Ze hield
niet van strikjes in haar haar en al helemaal niet van een paardenstaart. Het jonge
gezin woonde sinds kort in een oud en groot kasteel. Zo een met brede, dikke
muren en vensterramen o zo hoog. Het kasteel bevond zich te midden van een enkele
hectaren groot groen bos en in dat bos leefden hertjes en eekhoorns, hazen en konijnen,
ontelbare vogels en zelfs een vos. Achter het kasteel lag een lange diepe
vijver en daarin zwommen vissen, groot en klein en er dreven zwanen rustig in
het rond. Rondom de plas bevonden zich bomen en boomstammen van wel zeker
honderd jaar oud. En in dat bos daar kwamen de jagers en die schoten de herten
en de konijnen en de hazen soms dood.
Op een dag besloot de kasteelvrouw dat het
tijd was om een feestje te geven, een feest voor familie, voor neven en nichtjes
en voor een tweeling die ze bijzonder lief had. De kasteelheer had de poorten
wagenwijd voor hen geopend en de kasteelvrouw ontving de kinderen en hun familie
met open armen en een hartelijke groet, ook ik was erbij. We traden binnen in
de imposante vertrekken en onze mond viel open van verbazing door het
aanschouwen van zoveel schoonheid, pracht en praal.
De gasten mochten plaatsnemen op stoelen met
een Louis quinze look. Ze dronken hemelse dranken uit kristallen bolle glazen,
aten smaakvolle gerechten met een zilveren vork en een zilveren mes. Het dessert:
vers gemaakte ananasijs, verorberden ze met een zilveren spoon. Het was op
een pinksterzondagnamiddag dat het feest plaatsvond en ieder genoot er met
volle teugen van de overweldigende natuur rondom hun kasteel.
Ik zag het bijna kerstekleinkind dat er
ook aanwezig was. Ik hield het jongentje in mijn armen en ik zong een liedje
voor het kind. Ik zong een liedje over moeder kip die haar teen had
gestoten aan een grote steen en dat deed zoveel zeer. Maar toen kwam dokter
haas die er een snel een doekje had omgedaan en toen kon moeder kip weer gaan. Dat vond het vijf maand oude ventje precies
wel heel plezant. Terwijl hij de klank van mijn zingende stem aanhoorde, bleef
hij maar staren met zijn donkere oogjes en zijn blik liet mij niet meer los. Toen
viel hij in slaap en hij werd pas wakker nadat ik, met hem in mijn armen, twee
toertjes rond de vijver had gestapt. Al die tijd was er een stilte zo sterk aanwezig
waar ik naar luisterde en alleen de
vogels maakten een beetje lawaai.
De vriendelijke gastvrouw liet haar familie de
imposante woonruimtes bewonderen en opnieuw vielen de genodigden en ook ik, van
verbazing weer omver. Ze bestegen de brede houten trap en bewonderden de kamers
waar ooit de baron en de barones vertoefden en waar ze met hun zoon en dochter hadden
geleefd. Hier en daar stonden beelden van engelen en aan de wanden hingen schilderijen
uit de vorige eeuw. Ik zag gordijnen uit stijlvolle stoffen die de ramen bekleedden
en die gedrapeerd waren van het hoge plafond tot aan hun vloer van parket. We betraden
de badkamer die helemaal met marmer was omringd.
De
kasteelvrouw vertelde ondertussen over de tijd van toen, van de meid die de was
deed en de kokkin die zorgde voor het dagelijkse verse brood. Ze vertelde van
de naaisters en van de strijksters en van de poetsvrouw die de vloer schrobde
en al het poetswerk deed. Misschien woonde er ooit een Assepoester in het huis
die door de stiefmoeder werd gepest of zat er op een van de zolderkamertjes
iemand aan een spinnewiel te draaien, maar dat heeft de kasteeldame me niet
verteld.
Later op de avond liet de kasteelheer nog een
bijzondere antieken kast aan de echtgenoot zien. Toen hij de deuren opende viel
ook die van verbazing haast omver. Ontelbare flessen whisky, sommigen leeg maar
de meeste nog vol. En ik moest sleuren, trekken en zagen, want de echtgenoot wou
uiteraard niet meer mee naar huis. Maar om middernacht 12 uur precies,
verlieten we het indrukwekkende gebouw. Het koppeltje leefde nog lang en
gelukkig enfin dat is toch wat ik hen van ganser harte wens.
Maar nog steeds kan ik het niet bevatten en
mijn hoofd dat voelt zo ijl. Ik blijf me maar afvragen of dit nu echt was of
heb ik deze pinksterzondagnamiddag in mijn dromen beleefd?
|