Bij de oprichting van een BVBA of EBVBA is er steevast een fiks kapitaal nodig. Jammer voor de startende ondernemer, die dergelijk in te brengen kapitaal niet zomaar van bij den beginne ter beschikking heeft.
Vanaf 2010 bestaat er voor die starter de mogelijkheid om een "Starters-BVBA" op te richten.
Voorwaarden hieraan verbonden zijn :
1. Minimum maatschappelijk kapitaal van ... 1 EUR. 2. Na maximaal 5 jaren of van zodra er 5 werknemers voltijds in dienst zijn, wordt deze starters-BVBA automatisch omgevormd tot een klassieke BVBA. Weliswaar dient alsdan het gebruikelijke kapitaal van 18.550 EUR te worden volstort. Belangwekkend, en parallel met bijvoorbeeld de VOF, is dat de oprichters tot op dat ogenblik hoofdelijk aansprakelijk blijven. 3. Evenzeer moet een financieel plan worden voorgelegd bij de oprichting. 4. Winstuitkeringen zijn mogelijk doch niet zonder het voordeel van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting te verliezen. 5. Daar waar bij een klassieke BVBA een verplichte winstreservatie van 5% is opgelegd, is in deze een reservatie van 25% verplicht.
Natuurlijke personen, op voorwaarde dat zij al niet elders minstens 5% van aandelen bezitten in een bestaande BVBA, komen hiervoor in aanmerking; rechtspersonen niet.
Ingevolge nieuwe campagne kunnen vreemdelingen die
- 5 jaar ononderbroken in België wonen of - minstens 2,5 jaren hebben gewerkt - verankerd zijn in de buurt waar zij wonen - de vereiste taalkennis hebben
een aanvraag tot regularisatie indienen bij de Gemeente. Dit recht is uitgebreid en vanaf vandaag kan de aanvraag ingediend worden.
Op 07.08.2009 verscheen in het Belgisch Staatsblad de wet van 18.06.2009 tot aanvulling van de woninghuurwet met betrekking tot aanrekening van bemiddelingskosten van een derde aan de huurder.
Hiermee onderging de Woninghuurwet een wijziging - welke in werking trad op 17.08.2009 - in die zin dat een artikel 5ter werd toegevoegd welk luidt als volgt :
Bemiddeling door een derde voor de verhuring van het onroerend goed. Art. 5ter. Wordt voor niet geschreven gehouden, elk beding dat de kosten voor de bemiddeling door een derde voor de verhuring van het onroerend goed ten laste legt van de huurder, tenzij de huurder de opdrachtgever is van de bemiddelingsopdracht.
Vandaag de dag doen steeds meer verhuurders voor de verhuring van hun pand een beroep op de diensten van de vastgoedmakelaar.
Vaak werden deze kosten ten laste van de huurder gelibelleerd.
Ingevolge hoger vermelde recente wetswijziging mag de vastgoedmakelaar voortaan evenwel geen ereloon meer ontvangen van de huurder in geval van verhuring door en met zijn bemiddeling, uiteraard op voorwaarde dat de makelaar daartoe beopdracht was door de verhuurder (anders is de hypothese waarin de huurder een opdracht tot het zoeken van een huurwoning geeft aan de makelaar, en waarbij de huurder - dat is evident - de door hem beopdrachte makelaar zelf dient te vergoeden).
Belangwekkend is dat deze bepaling werd geïmplementeerd in de woninghuurwet, en dus niet van toepassing lijkt te zijn op andere huurregimes. Daarenboven wordt de kosten van bemiddeling geviseerd; hieronder kunnen o.i. niet de kosten van plaatsbeschrijving worden verstaan, zodanig dat deze nog steeds ten laste van de huurder kunnen worden gelegd.
Wetswijziging betrekkelijk bevrijdende betaling bij erfenis en terbeschikkingstelling van een bepaald bedrag aan de langstlevende echtgenoot / wettelijk samenwonende !
In het Belgisch Staatsblad van 21.08.2009 verscheen de wet van 28.06.2009 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Successierechten wat betreft bevrijdende betaling bij een erfenis en de terbeschikkingstelling van een bepaalde som aan de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende.
In deze nieuwe wet lezen we :
- dat er een wijziging van het Burgerlijk Wetboek is doorgevoerd in die zin dat in het Burgerlijk Wetboek een artikel 1240ter wordt ingevoegd, luidende : « Art. 1240ter. § 1. De betaling van tegoeden die gedeponeerd zijn op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, is bevrijdend indien de schuldenaar, na het overlijden en zonder dat een van de attesten of een akte als bedoeld in artikel 1240bis, vereist is, aan de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende, op diens verzoek, een bedrag ter beschikking stelt dat de helft van de beschikbare creditsaldi noch 5 000 euro overschrijdt, ongeacht het bestaan van enig recht van de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende op het saldo van de rekening. § 2. De ter beschikking gestelde bedragen worden bij de vereffening van het gemeenschappelijk vermogen, van de onverdeeldheid of van de nalatenschap in rekening gebracht. De erfgerechtigden behouden echter jegens de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende een vorderingsrecht, ten belope van het bedrag dat het gedeelte overschrijdt dat deze laatste toekomt bij de vereffening van het gemeenschappelijk vermogen, van de onverdeeldheid of van de nalatenschap. § 3. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende mag met toepassing van § 1 slechts een bedrag van ten hoogste 5 000 euro opvragen. De schuldenaar van tegoeden gedeponeerd op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, wijst de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende op deze beperking, alsook op de in het derde lid bepaalde sanctie bij niet-naleving ervan. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van § 1 een bedrag heeft afgehaald dat hoger is dan de helft van de beschikbare credietsaldi of 5 000 euro, verliest ter waarde van de som die boven dat bedrag is afgehaald enig aandeel in het gemeenschappelijk vermogen, de onverdeeldheid of de nalatenschap. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van deze paragraaf enig aandeel verliest, verliest daarenboven de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen of te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Al verwerpt hij de nalatenschap, toch blijft hij zuiver erfgenaam. »
- dat er een wijziging van het Wetboek der Successierechten is doorgevoerd in die zin dat art. 3. Artikel 95 van het Wetboek der successierechten, vervangen bij de besluitwet van 4 mei 1940, wordt aangevuld met twee leden, luidende :
« In afwijking van het eerste lid en alvorens de door artikel 94 voorgeschreven waarborg is gesteld, mag de schuldenaar van deposito's op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, overeenkomstig de bij artikel 1240ter van het Burgerlijk Wetboek bepaalde nadere regels een bedrag ter beschikking stellen dat de helft van de beschikbare creditsaldi noch 5.000 euro overschrijdt. Het in het derde lid bedoelde bedrag wordt uitbetaald onverminderd de betaling van de in de artikelen 19 en 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851 vermelde bevoorrechte kosten. »
en dat Artikel 97 van het Wetboek der Successierechten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 mei 2002, wordt aangevuld met twee leden, luidende :
« In afwijking van het eerste lid en alvorens de hierin bedoelde lijst wordt afgegeven mag de schuldenaar van deposito's op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, overeenkomstig de bij artikel 1240ter van het Burgerlijk Wetboek bepaalde nadere regels een bedrag ter beschikking stellen dat de helft van de beschikbare creditsaldi noch 5.000 euro overschrijdt. Het in het vierde lid bedoelde bedrag wordt uitbetaald onverminderd de betaling van de in de artikelen 19 en 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851 vermelde bevoorrechte kosten. »
Commentaar :
Deze nieuwe regeling maakt het mogelijk dat de langst levende partner direct over voldoende middelen kan beschikken om te voorzien in zijn basisbehoeften. Inderdaad, in het verleden werden de langstlevende partner gecofronteerd met het praktische probleem dat bij overlijden de bank een handtekening eiste van alle erfgenamen voor de vereffening van de tegoeden. Het behoeft geen betoog dat dit een probleem opleverde wanneer erfgenamen welke het niet met mekaar eens waren de uitbetaling konden blokkeren. Dit was des te frustrerender wetende dat de langstlevende partner in dat geval zelfs niet kon beschikken over zijn eigen tegoeden die op een gemeenschappelijke of onverdeelde rekening stonden. Dit had als klap op de vuurpijl wel eens tijdelijke liquiditeitsproblemen tot gevolg waardoor het zelfs moeilijk werd om te voorzien in de dagelijkse basisbehoeften !
De nieuwe regeling laat thans toe dat de langstlevende echtgenoot kan beschikken over een bedrag bij wege van voorschot in afwachting van de vereffening en verdeling van het gemeenschappelijk vermogen, de onverdeeldheid of nalatenschap. Het komt erop neer dat de financiële instelling bevrijdend zal betalen op vraag van de langstlevende echtgenoot of samenwonende partner en daarmee gelden vrijgeeft aan deze laatste welke op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht of spaarrekening staan, waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is, of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is.
De nieuwe regeling geldt niet zonder restricties.
Het vooraf te nemen bedrag is immers beperkt tot : - de helft van de creditsaldi, met een maximum van 5.000,00 EUR. Belangwekkend om te noteren is dat dit bedrag fragmentarisch kan worden afgehaald bij verschillende banken, aangezien het niet ondenkbeeldig is dat de partners bij verschillende banken kleine bedragen op de rekening hadden staan. Anderzijds is het niet onmogelijk dat een gewiekste langstlevende partner op die wijze de limiet van 5.000,00 EUR tracht te overschrijden.Deze laatste zal zich dan wel willen vergewissen van de sanctie in de wet voorzien.
De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van § 1 een bedrag heeft afgehaald dat hoger is dan de helft van de beschikbare credietsaldi of 5 000 euro, verliest ter waarde van de som die boven dat bedrag is afgehaald enig aandeel in het gemeenschappelijk vermogen, de onverdeeldheid of de nalatenschap. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van deze paragraaf enig aandeel verliest, verliest daarenboven de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen of te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Al verwerpt hij de nalatenschap, toch blijft hij zuiver erfgenaam.
ENKELE TOPICS ROND SUCCESSIEPLANNING VOOR HET MENTAAL GEHANDICAPTE KIND.
1.
Op vlak van erfopvolging en verzorging en opvang na hun overlijden, steken bij ouders van een mentaal gehandicapt kind vaak vele vragen de kop op.
-Wie zal voor ons kind zorgen als wij er niet meer zijn ?
-Wie beheert het vermogen dat wij ons kind nalieten en dat uiteraard in de allereerste plaats moet dienen om de nodige zorgen en behoeften van het kind te bekostigen ?
-Hoe kan er in geval van overlijden nadien van het kind zelf nog beschikt worden over het resterende vermogen (bijvoorbeeld ten gunste van broers, zussen, zorgverstrekkers, ) ?
-Breng ik de rechten op welbepaalde tegemoetkomingen door de overheid niet in het gedrang door het kind een aanzienlijk vermogen te doen toekomen ?
-
2.
Bij leven van de ouders is er eigenlijk geen noemenswaardig probleem : zolang het kind minderjarig is, zijn de ouders de wettelijke beheerders van het vermogen van het kind en zulks alleszins tot diens 18de levensjaar.
Daar waar de minderjarigheid in principe met het worden van 18 jaar overgaat in meerderjarigheid, kan dit statuut verlengd worden : men spreekt dan van verlengde minderjarigheid. Op die manier blijven de ouders bij leven ook ná de achttiende verjaardag van het kind de wettelijke vertegenwoordigers van het kind. Meer nog, het kind blijft zelfs aan het ouderlijk gezag onderworpen.
Naar erfopvolging toe, is het in dit verband belangwekkend om aan te stippen dat dit statuut de verlengd minderjarige niet toelaat om een testament uit te schrijven.
Dit statuut zal tenslotte enkel toegekend worden aan zeer zwaar gehandicapte personen met een handicap die hun belet hun vermogen zelf te beheren.
In de andere gevallen kan aan het kind ook een voorlopige bewindvoerder toegevoegd worden.
Het kind zelf behoudt hierbij nog een zekere vrijheid; naar erfrechtelijke aspecten toe, is het in deze van belang om te weten dat het aankopen van een onroerend goed of het aanvaarden van een schenking onderworpen is aan de machtiging van de Vrederechter.
3.
Vraag is natuurlijk wie deze taken van vertegenwoordiging en beheer op zich neemt na het overlijden van de ouders of één van de ouders.
De ouders kunnen in een testament of via een door de Vrederechter gehomologeerde verklaring beschikken over wie na hun beider overlijden voogd van het kind wordt. Het zal dan deze voogd zijn die de erfenis van de ouders voor rekening en in het belang van het kind - weliswaar onder voorrecht van boedelbeschrijving - kan aanvaarden.
In geval van overlijden van één ouder, is de andere ouder verder gemachtigd om het kind te vertegenwoordigen en het vermogen te beheren.
Voor sommige beheersdaden in verband met goederen die het kind van de eerst overleden ouder erfde, zal de langstlevende ouder zich moeten richten tot de Vrederechter.
Om dergelijke omslachtige of vervelende procedures te vermijden, kan het nuttig zijn het huwelijkscontract van de ouders tijdig aan te passen (toevoeging van een beding van aanwas ?).
4.
Er kan zich een scenario voordoen waarbij het mentaal gehandicapte kind een gedeelte of het gehele vermogen van zijn of haar ouders erft, doch waarna het zelf niet kan beschikken over de toekenning van de eigen nalatenschap aan andere dan zijn of haar wettelijke erfgenamen.
Zo kan het voorkomen dat een restlegaat na overlijden van het minderjarige kind naar de wettelijke erfopvolgers gaat en niet naar andere personen die na overlijden van de ouders de zorg over het kind op zich namen.
Welnu, bij testament kunnen de ouders vooraf bepalen dat het mentaal gehandicapte kind weliswaar zijn of haar volledig erfdeel bekomt, doch dat de rest, bij overlijden van het kind zelf, toekomt aan een bepaalde persoon of zelfs een bepaalde instelling (Fideïcommis de residuo).
Fiscaal voordeel hierbovenop is (onder meer) dat de tweede begiftigde erfrechtelijk én fiscaal geacht wordt het vermogen rechtstreeks te hebben verkregen van de oorspronkelijke erflater.
5.
Op vlak van fiscaliteit kan nog worden aangestipt dat indien voldaan aan bepaalde voorwaarden de gehandicapte bepaalde vrijstellingen kan genieten van de heffing van successierechten.
6.
Bij wege van besluit kan gelden dat in verband met de erfopvolging van en voor een mentaal gehandicapt kind verschillende factoren een rol spelen :
-emotionele factoren : wie zal voor mijn kind zorgen als ik er niet meer ben ? Hoe zal dit worden betaald ?
-burgerrechtelijke factoren : Wie zal mijn kind juridisch vertegenwoordigen als ik er niet meer ben ?
-sociaalrechtelijke factoren : breng ik de verschillende uitkeringen voor mijn kind niet in het gedrang wanneer het bepaalde vermogensbestanddelen of een geheel vermogen erft ?
-fiscale factoren : hoe kan ik ervoor zorgen dat de erfopvolging fiscaal interessant is voor mijn kind ?
Buiten kijf staat dat één regeling waarin AL deze aspecten volledig aan bod kunnen komen eenvoudigweg niet bestaat.
De ouders zullen zelf moeten bepalen welke factoren voor hen het zwaarst doorwegen; in de uit te werken regeling die per definitie steeds maatwerk betreft zal dan uitgegaan worden van de voor de ouders belangrijkste premisse.
Subsidiair kunnen andere factoren uiteraard aan bod komen.
VERKOOP OF VERHUUR VAN EEN ONROEREND GOED V. DE VEREISTE DOCUMENTEN
Naar aanleiding van een uiteenzetting tijdens de Vastgoedlunch van 26.03.2009 uitgaande van de heer Fons JANSSEN, notarieel jurist in het Notariaat GEUSENS te HAMONT, onthielden wij volgende beknopte opsomming van documenten die relevant en nodig zijn in geval van verkoop of verhuring van een onroerend goed.
- Het Energieprestatiecertificaat
- Keuringsattest van electrische installaties
- Bodemattest
- Stedebouwkundig uittreksel
- Varia : keuring stookolietank ? stedebouwkundige info ? kadastraal uittreksel en plan ? hypothecair getuigschrift ?
Voor meer info omtrent de inhoudelijke aspecten van deze documenten, kunt u vrijblijvend terecht bij
Een niet hertrouwde uit de echt gescheiden echtgeno(o)t(e) kan, naast rechten op pensioen die zelf verworven werden door eigen tewerkstelling als werknemer, tevens pensioenrechten laten gelden op grond van de tewerkstelling als werknemer van de ex - echtgeno(o)t(e)(°).De berekening van de omvang van deze rechten gebeurt dan op basis van het aantal huwelijksjaren waarin men zelf geen of minder pensioenrechten heeft verworven.
Dit rustpensioen verwerft men zelf en wordt berekend alsof de gerechtigde zelf gedurende die huwelijksjaren een activiteit als werknemer uitoefende.
Meer concreet zal men uitgaan van 62,5% van het bruto jaarloon van de ex - echtgenoot, te verminderen met loon dat in het zelfde refertejaar door de gerechtigde zelf werd gegenereerd en waarvoor men eveneens pensioenrechten kan laten gelden.
(°) Nb : voorwaarde is dat men niet uit de ouderlijke macht is ontzet of dat men de voormalige echtgenoot niet "naar het leven heeft gestaan".
INFORMATIEVERPLICHTINGEN VAN DE AUTOHANDELAAR MBT FINANCIERINGEN
1. Bij de aankoop van een nieuwe wagen dient vermeld te worden of deze al of niet met financiering werd aangekocht.
U maakt terzake vast de bedenking dat u niet steeds op de hoogte bent van het feit of de cheque die de klant gebruikt om een nieuw voertuig te betalen wordt betrokken uit een financiering of niet.
Anderzijds bestaat er in hoofde van de koper ook nog wel zoiets als een meldingsplicht / informatieverplichting.
In die zin kan u op de bestelbon van het voertuig voorzien dat de koper met de ondertekening ervan verklaart dat het voertuig al of niet gefinancierd is. U kan een ruimte voorzien waarin kan worden aangekruist of het voertuig wordt gefinancierd (aan te kruisen ja of neen met gebeurlijke vermelding van de financieringsmaatschappij).
Op basis van deze gegevens kan u naderhand een gebeurlijke vermelding op de factuur aanbrengen.
Indien achteraf blijkt dat het voertuig inderdaad gefinancierd werd, en de koper ondertekende destijds de bestelbon met de vermelding dat zulks niet het geval was, heeft u als verkoper in ieder geval het nodige gedaan om u omtrent een eventuele financiering te vergewissen en hetgeen blijkt uit de clausule in de bestelbon - doch heeft de koper u anderzijds op foutieve wijze informatie verheeld.
Er is slechts derde medeplichtigheid aan contractbreuk wanneer de derde, zonder bijzonder onderzoek, tot het besluit moet komen dat dan de rechtshandeling die hij gaat stellen een ander zijn verbintenissen schendt.
De hoger voorgestelde clausule op de bestelbon indiceert dat u dergelijk bijzonder onderzoek heeft gevoerd.
2. In geval van aankoop van een tweedehandswagen dient u er zich, als professionele verkoper / aankoper van tweedehandsvoertuigen, van te vergewissen dat het voertuig niet (meer) belast is met een financiering.
In de rechtspraak lijkt men inderdaad van het vermoeden uit te gaan dat elke professionele handelaar in tweedehandswagens moet weten of een voertuig al of niet belast is met een financiering.
Zie :
Bergen 8 oktober 1990, R.R.D. 1991, 36, noot JADOUL, P.
De professionele handelaar in tweedehandswagens behoort ervan op de hoogte te zijn dat :
-de aanoop van een (nieuwe) wagen doorgaans door middel van een financiering gebeurt;
-het financieringscontract gewoonlijk verbod oplegt de wagen te vervreemden, en in de regel tevens ten gunste van de kredietverstrekker een clausule bevat van overdracht of van subrogatie in de rechten van de verkoper en in het bijzonder zijn voorrecht van onbetaalde verkoper.
Op gevaar af zich schuldig te maken aan derde-medeplichtigheid aan contractbreuk, behoort de professionele handelaar in tweedehandswagens, alvorens over te gaan tot de aankoop van een wagen zich dan ook de originele aankoopfactuur te laten voorleggen en te controleren of de aankoop al dan niet d.m.v. financiering is gebeurd.
Kh. Gent 22 maart 1990, T.G.R. 1990, 91.
Van de beroepsverkoper van tweedehandswagens wordt verwacht dat hij de originele aankoopfactuur opvraagt, zodat hij zich zou kunnen vergewissen van een eigendomsvoorbehoud en / of vervreemdingsverbod en van de volledige afbetaling van het voertuig. Bij gebrek hieraan maakt de beroepsopkoper zich, in geval de wagen hem wordt verkocht alvorens de financiering geheel is afgelost en met miskenning van de clausule van het eigendomsvoorbehoud en van het vervreemdingsverbod schuldig aan derde medeplichtigheid aan de contractbreuk van de verkoper.
De gehoudenheid in solidum is van toepassing bij samenloop van de contractuele fout van de koper die de aankoop van zijn wagen liet financieren en de aquiliaanse fout van de derde-medeplichtige die de bewuste wagen van de oorspronkelijke eigenaar heeft gekocht hoewel hij diende te weten dat die verrichting een derde medeplichtigheid bij contractbreuk zou uitmaken. Ten overstaan van de schuldeiser die zelf geen fout heeft gemaakt, is iedere schuldenaar gehouden voor het geheel. .
en
De derde medeplichtigheid aan contractbreuk is een toepassing van art. 1382 B.W. en vereist dus een fout, een schade en een oorzakelijk verband tussen beide. Opdat van een fout sprake zou zijn wordt verondersteld dat cumulatief voldaan is aan volgende voorwaarden : (i) een geldige vooraf bestaande contractuele verbintenis, (ii) bekend of verondersteld bekend aan de derde medeplichtige, (iii) de bewuste medewerking van de derde medeplichtige aan (iv) schending van de contractuele verbintenis.
Van een professionele autohandelaar mag worden verwacht dat hij in kennis is van het gevaar van de doorverkoop van geleasde, gehuurde of gefinancierde autos en dat hij een gezonde kritische zin aan de dag legt zoals een normaal en voorzichtig mens in dezelfde omstandigheden geplaatst, zou doen.
Van een professionele autoverkoper mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de frequent in de sector aangewende techniek van het voorrecht van de onbetaalde verkoper zoals vastgelegd in art. 20,5 Hyp. Wet. Vooraleer hij overgaat tot aankoop van een autovoertuig waarvan de factuur hem niet wordt overgelegd, dient de professionele autoverkoper zich te wenden tot de griffie van de rechtbank van koophandel of bij de oorspronkelijke verkoper, om de noodzakelijke informatie te bekomen. ( )
U stelt zich terzake vragen, meer bepaald over volgende scenarios :
a Een voertuig wordt nieuw aangekocht bij een garagist. De koper signaleert niet dat het voertuig wordt gefinancierd en / of de garagist vermeldt terzake niets op de aankoopfactuur.
Mogelijks werd de financiering aangegaan door een derde en is de oorspronkelijke koper slechts borg en waarvan niets op de factuur vermeld is.
Naderhand wordt het betrokken voertuig bij u tweedehands te koop aangeboden.
Als zorgvuldig handelend professioneel verkoper vraagt u de originele factuur op.
U mag afgaan op de inhoud van deze factuur, tenzij de inhoud en opstelling ervan naar de perceptie en vanuit de ervaring van iedere beroepsverkoper op een of andere manier verdacht of onregelmatig zou kunnen lijken.
Uw verplichting bestaat er immers in deze factuur op te vragen om het feit van een al dan niet financiering na te gaan.
Indien u achteraf copie van deze regelmatige aankoopfactuur kan voorleggen kan u aantonen dat :
- u ze ook effectief heeft opgevraagd, zoals het u betaamt,
- u te goeder trouw heeft gehandeld overeenkomstig de vermeldingen in deze factuur.
b U stelt zich de vraag hoe u moet handelen indien de factuur niet voorhanden is wegens verlies, wegens eerdere particuliere aankoop, etc.
In dergelijke gevallen komt het er op aan om achteraf toch aan te kunnen tonen dat u als professionele verkoper zoveel mogelijk onderzoek als mogelijk heeft verricht naar een mogelijke financiering.
In hoger vermeld voorbeeld uit de rechtspraak stelt men voor dat de professionele autohandelaar zich wendt tot de rechtbank van Koophandel of bij de oorspronkelijke verkoper om na te gaan of er geen financiering kleeft aan het betrokken voertuig.
In ieder geval moet de eigenaar / verkoper van het voertuig u kunnen mededelen wie de vorige verkoper van het voertuig was. Op basis van de gegevens die u op die wijze worden verschaft, doet u er goed aan schriftelijk bij de vorige verkoper te informeren naar de herkomst en financieringswijze van het voertuig.
Bij de rechtbank van Koophandel van het arrondissement waar de eigenaar (destijds koper, ten opzichte van uzelf verkoper) van het voertuig zijn woonplaats heeft, kan gebeurlijk nagevraagd worden of de (vorige) verkoper geen voor eensluidend verklaard afschrift van de factuur heeft gedeponeerd ter griffie om zijn voorrecht van onbetaalde verkoper van het voertuig te vrijwaren.
Indien u naderhand kan voorleggen dat u op dergelijke wijze al het nodige heeft ondernomen om alle gegevens omtrent financiering te achterhalen, kan dit dienstig zijn om het vermoeden in uwen hoofde, nl. dat u als professionele autohandelaar zou moeten weten of een voertuig al of niet belast is met een financiering, te weerleggen.
Een werknemer verbindt zich door een arbeidsovereenkomst ten overstaan van zijn werkgever : de werknemer zal arbeid verrichten tegen een vergoeding; deze arbeid zal verricht worden ONDER GEZAG, LEIDING EN TOEZICHT van de werkgever.
Een zelfstandige verricht eveneens arbeid tegen een vergoeding, doch niet onder gezag, leiding en toezicht van een werkgever.
In de eerste relatie zorgt de werkgever voor het vervullen van de verplichtingen inzake sociale zekerheid (betaling sociale bijdragen via afhouding van het brutoloon), in de tweede relatie vervult de zelfstandige zijn verplichtingen zelf door het storten van sociale bijdragen.
De bijdragen zijn verschillend al naargelang er sprake is van een werknemer dan wel van een zelfstandige. In een relatie opdrachtgever - zelfstandige zal de rekening voor beide partijen "voordeliger" zijn. Vandaar dat partijen zich er nog al eens graag van het zelfstandigenstatuut bedienen, terwijl de zelfstandige wel degelijk onder gezag, leiding en toezicht van de opdrachtgever werkt. Onnnodig te verduidelijken dat de RSZ hiermee belangrijke inkomsten derft; zij zal dus in geval van twijfel de werkrelatie onderzoeken en mogelijk besluiten tot schijnzelfstandigheid, met herberekening en herziening van sociale bijdragen tot gevolg.
Welke zijn indicatoren die kunnen doen besluiten tot schijnzelfstandigheid ?
Iedere werkrelatie zal geval per geval onderzocht worden, doch uit voorgaande ervaring en rechtspraak, kunnen volgende indicatoren weerhouden worden welke deden besluiten tot schijnzelfstandigheid :
Voorwerp overeenkomst : arbeiden Verplichte deelname aan instructieve vergaderingen Verplichte interne controle Een voorziene proefperiode De hantering van een strikt uurrooster Er is sprake van een maand - of uurloon Kosten worden afzonderlijke terugbetaald Vakantiegeld wordt uitbetaald Strikte afspraken ziekteverzuim of verlof Bedrijfswagen (tenzij deze is toegekend aan de bedrijfsleider van een vennootschap) Eigen buro in onderneming opdrachtgever Eén opdrachtgever ENZ ENZ ...
Welke indicatoren wijzen op een relatie opdrachtgever - zelfstandige ?
Tevens niet limitatief opgesomd :
Voorwerp van de overeenkomst is het bereiken van een resultaat, niet van arbeid verrichten tout court De zelfstandige staat zelf in voor het vervullen van de nodige formaliteiten : KBO, soc bijdr, fisc Er is toegelaten dat de zelfstandige mag werken voor meerdere opdrachtgevers De zelfstandige mag en en kan eigen personeel aannemen De zelfstandige kan opdrachten weigeren Er geschiedt facturatie (dus geen maandloon, ...) De zelfstandige mag tijd en middelen vrij organiseren De zelfstandige neemt verlof naar eigen goeddunken Het ondernemingsrisico is voor rekening van de zelfstandige De zelfstandige neemt zelf beslissingen over economisch en financieel beleid. ENZ ENZ ...
Het gegeven dat iemand dus bijna uitsluitend voor één opdrachtgever werkt (komt nogal eens voor in de bouwsector), mag niet onmiddellijk op zich tot schijnzelfstandigheid doen besluiten : er moet ook rekening worden gehouden met de wijze waarop de werkrelatie tussen partijen bij overeenkomst is geregeld.
In het Belgisch Staatsblad van 9 februari 2009 verschenen twee nieuwe wetten rond het gerechtelijk akkoord,
- de wet van 26 januari 2009 houdende de wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de continuïteit van de ondernemingen - de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van ondernemingen.
In dit kort verslag gaan wij nader in op de wet van 31.01.2009, nu de wet van 26.01.2009 voornamelijk procedurele aspecten behelst.
Hoe was de situatie vroeger ?
Tot hiertoe had een onderneming in moeilijkheden de keuze tussen twee scenario's :
een gerechtelijk akkoord of een faillissement.
Wat is nieuw ?
Voortaan kan de onderneming in moeilijkheden terugbuigen op heel wat meer mogelijkheden.
de aanstelling van een ondernemingsbemiddelaar of een gedwongen ondernemingsoverdracht onder gerechtelijk gezag, ...
De term gerechtelijk akkoord verdwijnt
Voortaan zijn er twee fasen : A. de preventieve buitengerechtelijke fase
Hierin situeert zich blijvend de kamer van handelsonderzoeken, nieuw is de vraag tot het aanstellen van een ondernemingsbemiddelaar. Eveneens kan de onderneming een minnelijk aanzuiveringsplan voorstellen en afsluiten met de schuldeisers.
B. de gerechtelijke reorganisatie.
Deze procedure lijkt op het vroegere gerechtelijk akkoord.
Verkopers van vastgoed, vastgoedmakelaars, ... opgelet !
Op 14.02.2009 trad een nieuwe regeling in werking in geval van verkoop van appartementen en lofts voor wat betreft de formaliteiten inzake het voor te leggen bodemattest !
De meldings - en onderzoeksplicht zijn voortaan beperkt tot een enkele bijzondere gevallen, met name deze waarbij het appartement, de loft, ... voorheen zelf een risico-inrichting bevatte of nog bevat of waarbij de gemeenschappelijke delen een risico - inrichting bevatte of bevat welke uitsluitend bestemd is voor het te verkopen privatieve deel.
De onderzoeksplicht is zelfs alleen nog van toepassing voor appartementen waarin in het verleden een bodembedreigende activiteit werd uitgeoefend. In dat geval moet de verkoper behoudens het voeren van zijn onderzoek ook de verkoop melden aan OVAM.
De Kamercommissie Justitie keurde onlangs de invoering van het betalingsbevel in ons land formeel goed.
In de regeling is voorzien dat de schuldeiser middels een eenzijdig verzoekschrift, op basis van een standaardformulier, neerl te leggen bij de rechtbank, een betalingsbevel kan bekomen. Nadat de rechter een betalingsbevel uitschrijft moet de schuldenaar betalen of verzet aantekenen binnen de vastgelegde termijn. Zo niet dan krijgt het bevel een zogenaamde uitvoerbare titel, wat zoveel wil zeggen als de verplichting tot betaling zonder meer met de mogelijkheid om daarvoor een deurwaarder te sturen om beslag te leggen op bezittingen.
Heeft u nog vragen over deze vereenvoudigde "incassoprocedure" ?
INFORMATIEPLICHT VERKOPER CFR. BODEM BIJ VERKOOP ONROEREND GOED
Volgens artikel 101 van het Bodemdecreet moet de verkoper in het kader van zijn informatieplicht bij het sluiten van een verkoopovereenkomst * vóór het sluiten van de onderhandse verkoopovereenkomst (compromis) * bij de OVAM * een bodemattest aanvragen
en de inhoud ervan aan de kandidaat-koper meedelen.
Het is zo dat de kandidaat-koper over de bij de OVAM aanwezige informatie over de bodemkwaliteit van de grond kan beschikken vooraleer hij de verkoopovereenkomst sluit.
Het behoeft geen betoog dat de bodemkwaliteit voor de kandidaat-koper immers een belangrijk beslissingselement kan zijn, dus moet hij hiermee rekening kunnen houden bij de onderhandeling over de inhoud en de voorwaarden van de compromis.
Hoe vermijd ik wanbetalers ? Hoe ga ik er mee om ?
1 - Stel duidelijke betalingsvoorwaarden voorop.
Voorzie facturen doch óók uw bestelbons van deze voorwaarden. Noteer bij de aftekening van de bestelbon ALLE gegevens van de klant (naam, adres, ONDERNEMINGSNUMMER, telefoonnummer, ...)
2 - Stel uw facturatie onmiddellijk op.
Trage facturatie werkt ... trage betaling in de hand. Actie en reactie ...
3 - Doorzie de flauwe excuses van de wanbetaler. Laat u niet aan het lijntje houden.
'Ik kom net terug uit vakantie', 'alles ligt bij de boekhouder', ... Laat u niet aan het lijntje houden door dergelijke excuses. Ga snel in op klachten zodat onmiddellijk uitsluitsel bestaat over de al of niet gegrondheid ervan. Indien u de klacht niet wenst te weerhouden, meldt dit dan gemotiveerd en formeel aan de debiteur !
4 - Verzend in geval van uitblijven van betaling een rappel.
U kunt hierbij kopie van de factuur voegen, onderteken ook met de vermelding "dienst boekhouding", "dienst debiteurenbeheer", ... Indien u het schrijven niet ondertekent, wordt uw brief snel afgedaan als "standaardje" en riskeert deze sneller in de vuilbak te belanden ... Noem deze brief ook niet "eerste rappel". Uw debiteur is dan gerust : "er zullen nog wel wat briefjes volgen eer ze verdere stappen ondernemen ... ik heb nog tijd ... "
U kunt zijdelings ook een telefoontje plegen naar uw debiteur. Noteer zorgvuldig het antwoord, altijd goed voor uzelf als geheugensteun, of ter vervollediging van uw dossier.
Zend ultiem een aangetekend schrijven.
Wees bovenal geloofwaardig wanneer u schermt met betalingstermijnen en het instellen van gerechtelijke procedures. Enkel als u de daad bij het woord voegt, wordt u au sérieux genomen ! Zet slechte betalers ook onmiddellijk op "leverstop".
5 - Ultiem kunt u beroep doen op een advocaat voor invordering van uw facturen.
Laat uw dossier niet liggen : heel wat vordering verjaren door verloop van ... één jaar !!!
6 - Gerechtelijke invordering door de advocaat - het verloop
* minnelijke fase : de advocaat zal de debiteur aanschrijven en vooralsnog trachten regeling te bekomen
Incassobureau's bieden soortgelijke diensten aan doch kunnen geen gerechtelijke procedure aanvatten. Hiervoor doet u dan eventueel beroep op een advocaat,
* gerechtelijke fase : er wordt gedagvaard, debiteur verschijnt al of niet ter zitting. Wanneer deze verschijnt en relevant verweer voert, bent u verwikkeld in een heuse procedure. In het andere geval heeft u vrij snel een vonnis waarin u de gelden worden toegekend * Het bekomen vonnis wordt uitgevoerd door de gerechtsdeurwaarder. Jammer genoeg komt het voor dat deze moet melden dat uw wanbetaler insolvabel of failliet is ... In het andere geval worden de gelden ingevorderd, compleet met alle door u gemaakte onkosten inbegrepen.
Voor meer informatie zijn wij graag ter beschikking.
U bent geen kredietverlener ! Wanneer uw debiteur laattijdig betaalt, bent u hem in feite "krediet" aan het verlenen. U mag derhalve intresten aanrekenen :
- hetzij de intresten die u voorzag in uw algemene voorwaarden. Deze past u best aan aan de gangbare rechtspraak in uw rechtsgebied, - hetzij, bij gebreke van contractueel voorziene intrestvoet, de wettelijke intrestvoet. Deze is variabel en bedraagt vandaag 7%. Het is van belang dat u de debiteur formeel in gebreke stelt (brief !). Immers, vanaf de datum van dergelijk schrijven beginnen deze intresten te lopen. Indien uw debiteur handelaar is, en u voorzag niets bijzonders in uw algemene voorwaarden in geval van laattijdige betaling, is deze intrestvoet hoger (ingevolge een ander van toepassing zijnde wettelijke bepaling) en begint de intrest zelfs te lopen vanaf de vervaldag van de factuur en derhalve zonder voorafgaande ingebrekestelling !
Via de algemene voorwaarden kunt u uw gerechtigdheid op intresten sturen in de meest voordelige richting. Een precieze formulering met daarbij aandacht voor de tegenwerpelijkheid van de voorwaarden aan zowel particulieren als handelaren is daarbij een 'must' !
Een offerte heeft wel degelijk juridische gevolgen. Een offerte is immers een aanbod, een begin van een te sluiten overeenkomst. Van zodra uw wederpartij de essentiële bestanddelen van de overeenkomst aanvaardt (prijs, de aangeboden "zaak", ...), is de overeenkomst tot stand gekomen, eventueel zelfs mondeling.
Aangezien een aanbod / offerte bindend is, doet u er goed aan om de geldigheid van de offerte te beperken in de tijd.
ENERGIEPRESTATIECERTIFICAAT (EPC) VANAF 01.11.2008 verplicht bij verkoop van woning of appartement ! Uiterlijjk tegen 01.01.2009 ook bij verhuur !
Ingevolge omzetting van de Europese Richtlijn betreffende energieprestaties van gebouwen, wordt per 01.11.2008 de voorlegging van een Energieprestatiecertificaat (hierna EPC) verplicht. Tegen uiterlijk 01.01.2009 zal dit overigens ook het geval zijn bij verhuur van woningen en appartementen. Concreet zal in het EPC informatie worden weergegeven aan de toekomstige huurder of koper betrekkelijk de energetische kwaliteit van het betrokken gebouw. Het gebouw zal een "score" toegekend krijgen. Bij vergelijking van diverse scores over diverse gebouwen, kan de kandidaat koper of huurder beter pronostikeren omtrent te verwachten kosten van energieverbruik.
Bij het berekenen van deze score zullen diverse eigenschappen van het gebouw ingegeven worden in een software die nadien berekent.
Eigenschappen welke in aanmerking komen zijn : ouderdom van het gebouw, materialen van ramen en deuren, dakisolatie, installaties van verwarming en waterverwarming ...
Enkel een daartoe gecertifieerde energiedeskundige type A, erkend door het Vlaams Energieagenschap (VEA) kan een EPC uitvoeren en opstellen.
De woningen die aan deze regelgeving onderworpen zijn, betreffen woonEENHEDEN : een wooneenheid bestaat voor de toepassing van deze wetgeving uit een leefruimte, een keuken of kitchenette, een badkamer en een toilet. Dan immers spreekt men van een zelfstandige wooneenheid. Ook vakantiewoningen en studentenhomes vallen dus mogelijks onder deze verplichting. Het toepassingsgebied is derhalve breder dan dat van bijvoorbeeld de klassieke woninghuurwetgeving !
Belangrijk om op te merken is dat met het uitschrijven van het EPC geen verplichtingen ontstaan in hoofde van de eigenaar. Wanneer derhalve een "slechte score" uit de bus komt, is de eigenaar niet verplicht daaraan te verhelpen. Natuurlijk heeft dergelijke score wel gevolgen naar de 'marktwaarde' van zijn gebouw als te verhuren of te verkopen item toe.
Bij verhuur of verkoop moet de eigenaar er voor zorgen dat het EPC voorhanden is. Bij verkoop is het niet voldoende dat het EPC ergens tussen het opstellen van de compromis en het verlijden van de authentieke akte opduikt. Het EPC moet initieel aanwezig zijn.
Het EPC blijft 10 jaren geldig, ook al wordt lopende deze termijn bijvoorbeeld her - verhuurd.
Voor meer informatie kunt u vrijblijvend terecht bij
Astrid CLABOTS schrijft over "Heibel in het appartementsgebouw ! "
Recent verscheen bij uitgeverij Maklu het boek met als titel Heibel in het appartementsgebouw, van de hand van meester Astrid Clabots, waarin de problematiek inzake de juridische benadering van het samenleven in appartementsgebouwen is uiteengezet.
Astrid Clabots verwijst naar rechtspraak en rechtsleer in verband met deze materie.
Een opsomming van enkele behandelde punten:
Wat kan men doen tegen iemand die voortdurend oude discussies oprakelt?
Wat als iemand zich niet neerlegt bij de statutaire bepalingen en de reeds genomen belissingen van de Algemene vergadering?
Wat als iemand voortdurend negatief stemgedrag vertoont?
TWEEDEHANDS AUTO KOPEN ? VRAAG ALLE DOCUMENTEN OP !
Schitterend ! U heeft de auto van uw dromen gevonden ... voor een zacht prijsje ! De brandstofprijzen mogen dan wel de pan uitswingen, u meent het een en ander te kunnen compenseren door de aankoop van een tweedehands-koopje !
Zoals met elke aankoop, is voorzichtigheid geboden. U zal het voertuig goed schouwen, misschien een proefrit maken, het gelijkvormigheidsattest opvragen, het onderhoudsboekje, ...
Evenwel heeft de wetgever bijkomend voorzien dat ook volgende documenten aan u moeten worden voorgelegd :
A. Carpass.
Het betreft een verplicht document (dat de historiek van de kilometerteller herneemt) en dat bij iedere verkoop van een reeds in België ingeschreven voertuig (is hier: personenauto, auto dubbel gebruik, minibus, lichte vrachtauto en kampeerwagen) door de verkoper aan de koper moet ovegelegd worden. (Wet tot beteugeling van bedrog met de kilometerstand van voertuigen, 11.06.04, publicatie 05.07.04). In toepassing van deze wet wordt effectief reeds met ingang van 01.12.06 bij iedere tweedehandskeuring (die gepaard gaat met het valideren van een aanvraag tot inschrijving (roos formulier)) een Car-pass afgeleverd.
Welke is de sanctie in geval van het ontbreken van dergelijke Carpass ?
Het niet respecteren van deze verplichting geeft aanleiding tot ontbinding van de verkoop, indien de koper hierom verzoekt (art 7 van dezelfde wet).
B. Tweedehandskeuring.
Met de publicatie op 28.04.06 van het K.B. van 26.04.06 (betreffende de wijziging van het K.B. van 15.03.68) is de uitgebreide tweedehandskeuring verplicht geworden. Elk voertuig behorende tot de categorie M1 of N1 (M1 = vervoer van personen tot 8 + 1 (o.a. personenauto, auto dubbel gebruik, minibus , kampeerwagen; N1 = vervoer van zaken met een Maximaal Toegelaten Massa ≤ 3500 kg (o.a. lichte vrachtauto ))dient eveneens volgens bijlage 22 aan een keuring te worden onderworpen. In toepassing van deze wetgeving wordt met ingang van 15.11.06 bij iedere tweedehandskeuring (die gepaard gaat met het valideren van een aanvraag tot inschrijving (roos formulier)) een bijkomende keuring uitgevoerd en een tweedehandskeuringsrapport (overzicht van de resultaten van de bijkomende tweedehandskeuring) afgeleverd.
Kopers aldus opgelet ! Vraag een Carpass en een keuringsbewijs bij aankoop van uw tweedehandswagen. Verkopers aldus opgelet ! Leg Carpass en keuringsbewijs over, om te vermijden dat u nadien al te eenvoudig wordt blootgesteld aan een vordering strekkende tot nietigverklaring van de overeenkomst ! Uiteraard doet het een en ander niets af aan uw vrijwaringsverplichting in geval van latere verborgen gebreke die u toerekenbaar zijn .
Wij danken overigens de heren VAN BROECKHOVEN en CORSTENS van AUTOVEILIGHEID GEEL voor de verstrekte informatie.
De verplichte oproeping in verzoening voor de Vrederechter alvorens over te gaan tot het lanceren van een procedure ten gronde is niet meer vereist ! Wél zal de heer Vrederechter nu bij de aanvang van de procedure ten gronde vooralsnog trachten partijen te verzoenen; deze poging en het resultaat ervan noteert hij in het tussen te komen vonnis.
Met deze ingreep tracht men het tijdsverloop waarbinnen huurgeschillen worden opgelost te verkorten. In het verleden bleek de verplichte voorafgaande oproeping in verzoening immers soms tot onnodig tijdsverlies te leiden ... Inmiddels liepen de huurachterstallen - en / of schade dan verder op ...
Wenst u meer te weten over het voeren van een gerechtelijke procedure naar aanleiding van een huurgeschil ?