GESCHILLENREGELING BUITEN DE RECHTBANK OM ... OF ... OVER GEZOND VERSTAND ?
Een veel gehoorde kritiek is blijvend, vele organisatorische inspanningen ten spijt, dat de afhandeling van juridische geschillen voor de Rechtbanken tijdrovend is. Bovendien vereist de oplossing van sommige discussies nuancering (specifieke situaties, gevoeligheden, eigenschappen, …) die met de zuivere toepassing van veelal objectieve normen, en zoals het de rechter ook betaamt, niet bereikt wordt. Partijen beschikken zelf over een aantal mogelijkheden om tot een meer gespecialiseerde oplossing te komen. 1. oproeping in verzoening – Artt. 731 en 732 Ger. W. Iedere inleidende hoofdvordering tussen partijen die bekwaam zijn om een dading aan te gaan en betreffende zaken welke voor dading vatbaar zijn, kan op verzoek van een partij of met beider instemming vooraf ter minnelijke schikking worden voorgelegd aan de rechter die bevoegd is om in eerste aanleg ervan kennis te nemen. In sommige gevallen is deze voorafgaande poging tot minnelijke schikking verplichtend gesteld. Deze oproeping in verzoening behoeft geen verregaande formaliteiten. Indien een van hen het, zelfs mondeling, verzoekt, worden de partijen bij gewone brief van de griffier opgeroepen om binnen de gewone termijn van dagvaarding te verschijnen op dag en uur door de rechter bepaald. Daarbij moet men er zich wel van vergewissen dat bij oproeping de aangelegenheid niet ten gronde zal worden behandeld door de rechter. Deze zal letterlijk “oproepen tot (in) verzoening. Indien partijen niet tot een oplossing komen, zal men vooralsnog procedure ten gronde moeten lanceren. 2. Bemiddeling Luidens art. 1724 Ger. W. kan elk geschil dat vatbaar is om te worden geregeld via een dading, het voorwerp zijn van een bemiddeling, evenals een aantal specifieke geschillen. In een overeenkomst tussen partijen kan een bemiddelingsbeding opgenomen worden, waarbij de partijen zich ertoe verbinden voor eventuele geschillen in verband met de geldigheid, totstandkoming, uitlegging, uitvoering of verbreking van de overeenkomst eerst een beroep te doen op bemiddeling en pas dan op elke andere vorm van geschillenbeslechting. Dit bemiddelingsbeding vormt geen beletsel voor verzoeken tot het treffen van voorlopige of bewarende maatregelen. De indiening van dergelijke verzoeken brengt niet mee dat men van de bemiddeling afziet. Betekenisvol is dat de documenten die worden opgemaakt en de mededelingen die worden gedaan in de loop en ten behoeve van een bemiddelingsprocedure vertrouwelijk zijn. Zij mogen niet worden aangevoerd in een gerechtelijke, administratieve of arbitrale procedure of in enige andere procedure voor het oplossen van conflicten en zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis. De geheimhoudingsplicht kan slechts worden opgeheven met instemming van de partijen om onder meer de rechter in staat te stellen de bemiddelingsakkoorden te homologeren. Bij schending van die geheimhoudingsplicht door een van de partijen doet de rechter of de arbiter uitspraak over de eventuele toekenning van schadevergoeding. Vertrouwelijke documenten die toch zijn meegedeeld of waarop een partij steunt in strijd met de geheimhoudingsplicht, worden ambtshalve buiten de debatten gehouden. Elke partij kan te allen tijde een einde maken aan de bemiddeling, zonder dat dit tot haar nadeel kan strekken. In het Gerechtelijk Wetboek wordt een onderscheid gemaakt tussen vrijwillige bemiddeling en gerechtelijke bemiddeling. Elke partij mag in het kader van vrijwillige bemiddeling en dit onverminderd elke gerechtelijke of arbitrale procedure, voor, tijdens of na een rechtspleging aan de andere partijen voorstellen om een beroep te doen op de bemiddelingsprocedure. In deze context louter volledigheidshalve opgemerkt, geldt dat in het kader van gerechtelijke bemiddeling de reeds geadieerde rechter, in elke stand van het geding, alsook in kort geding, behalve voor het Hof van Cassatie en voor de arrondissementsrechtbank, op gezamenlijk verzoek van de partijen, of op eigen initiatief maar met instemming van de partijen, een bemiddeling kan bevelen, zolang de zaak niet in beraad is genomen. 3. Arbitrage Tenslotte kan luidens art. 1676 e.v. B.W. elk geschil dat reeds is ontstaan of nog kan ontstaan uit een bepaalde rechtsbetrekking, waarover een dading mag worden aangegaan, bij overeenkomst aan arbitrage worden onderworpen. Evenwel is in sommige gevallen het voorzien van een arbitrageclausule nietig. Een overeenkomst tot arbitrage behoort te zijn vervat in een door partijen ondertekend geschrift, of in andere hen bindende stukken, waarin zij blijk hebben gegeven van hun wil om het geschil aan arbitrage te onderwerpen. Het gevolg is dat, art. 1679 Ger. W. , de rechter bij wie een aan arbitrage onderworpen geschil aanhangig is gemaakt, zich, weliswaar op verzoek van een partij, onbevoegd verklaart om daarvan kennis te nemen, tenzij er ten aanzien van dat geschil geen geldige overeenkomst tot arbitrage is of deze is geëindigd; de exceptie moet voor elke andere exceptie of verweer worden voorgedragen. Indien u voorafgaand deze mogelijkheden inzake geschillenbeslechting wil voorzien in de overeenkomst met uw contractspartij, vraagt u best even advies aan een Advocaat, niet in het minst gezien de specifieke regelgeving die rond deze mogelijkheden is voorzien. Een investering voorafgaand, die u naderhand, in geval van geschil, veel tijd en kosten kan besparen … De Advocaat
Op 29 april 2013 trad een nieuw besluit van de Vlaamse Regering in werking.
Voortaan geldt bij de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning de verplichting op een milieu-effectenscreening (MER-screening) uit te voeren, zulks voor onder meer stadsontwikkelingsprojecten. Meer concreet komt het erop neer dat alle mogelijke nadelige gevolgen van het bouwproject op het milieu nagegaan moeten worden.
Deze verplichting geldt dus niet langer enkel voor "grote" stadsontwikkelingsprojecten", doch zelfs wanneer er tijdens de opmaak van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) voor de site al een MER-rapport werd opgemaakt, bovendien wanneer de aanvraag volledig conform is aan de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP.