Op 07.08.2009 verscheen in het Belgisch Staatsblad de wet van 18.06.2009 tot aanvulling van de woninghuurwet met betrekking tot aanrekening van bemiddelingskosten van een derde aan de huurder.
Hiermee onderging de Woninghuurwet een wijziging - welke in werking trad op 17.08.2009 - in die zin dat een artikel 5ter werd toegevoegd welk luidt als volgt :
Bemiddeling door een derde voor de verhuring van het onroerend goed. Art. 5ter. Wordt voor niet geschreven gehouden, elk beding dat de kosten voor de bemiddeling door een derde voor de verhuring van het onroerend goed ten laste legt van de huurder, tenzij de huurder de opdrachtgever is van de bemiddelingsopdracht.
Vandaag de dag doen steeds meer verhuurders voor de verhuring van hun pand een beroep op de diensten van de vastgoedmakelaar.
Vaak werden deze kosten ten laste van de huurder gelibelleerd.
Ingevolge hoger vermelde recente wetswijziging mag de vastgoedmakelaar voortaan evenwel geen ereloon meer ontvangen van de huurder in geval van verhuring door en met zijn bemiddeling, uiteraard op voorwaarde dat de makelaar daartoe beopdracht was door de verhuurder (anders is de hypothese waarin de huurder een opdracht tot het zoeken van een huurwoning geeft aan de makelaar, en waarbij de huurder - dat is evident - de door hem beopdrachte makelaar zelf dient te vergoeden).
Belangwekkend is dat deze bepaling werd geïmplementeerd in de woninghuurwet, en dus niet van toepassing lijkt te zijn op andere huurregimes. Daarenboven wordt de kosten van bemiddeling geviseerd; hieronder kunnen o.i. niet de kosten van plaatsbeschrijving worden verstaan, zodanig dat deze nog steeds ten laste van de huurder kunnen worden gelegd.
Wetswijziging betrekkelijk bevrijdende betaling bij erfenis en terbeschikkingstelling van een bepaald bedrag aan de langstlevende echtgenoot / wettelijk samenwonende !
In het Belgisch Staatsblad van 21.08.2009 verscheen de wet van 28.06.2009 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Successierechten wat betreft bevrijdende betaling bij een erfenis en de terbeschikkingstelling van een bepaalde som aan de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende.
In deze nieuwe wet lezen we :
- dat er een wijziging van het Burgerlijk Wetboek is doorgevoerd in die zin dat in het Burgerlijk Wetboek een artikel 1240ter wordt ingevoegd, luidende : « Art. 1240ter. § 1. De betaling van tegoeden die gedeponeerd zijn op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, is bevrijdend indien de schuldenaar, na het overlijden en zonder dat een van de attesten of een akte als bedoeld in artikel 1240bis, vereist is, aan de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende, op diens verzoek, een bedrag ter beschikking stelt dat de helft van de beschikbare creditsaldi noch 5 000 euro overschrijdt, ongeacht het bestaan van enig recht van de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende op het saldo van de rekening. § 2. De ter beschikking gestelde bedragen worden bij de vereffening van het gemeenschappelijk vermogen, van de onverdeeldheid of van de nalatenschap in rekening gebracht. De erfgerechtigden behouden echter jegens de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende een vorderingsrecht, ten belope van het bedrag dat het gedeelte overschrijdt dat deze laatste toekomt bij de vereffening van het gemeenschappelijk vermogen, van de onverdeeldheid of van de nalatenschap. § 3. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende mag met toepassing van § 1 slechts een bedrag van ten hoogste 5 000 euro opvragen. De schuldenaar van tegoeden gedeponeerd op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, wijst de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende op deze beperking, alsook op de in het derde lid bepaalde sanctie bij niet-naleving ervan. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van § 1 een bedrag heeft afgehaald dat hoger is dan de helft van de beschikbare credietsaldi of 5 000 euro, verliest ter waarde van de som die boven dat bedrag is afgehaald enig aandeel in het gemeenschappelijk vermogen, de onverdeeldheid of de nalatenschap. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van deze paragraaf enig aandeel verliest, verliest daarenboven de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen of te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Al verwerpt hij de nalatenschap, toch blijft hij zuiver erfgenaam. »
- dat er een wijziging van het Wetboek der Successierechten is doorgevoerd in die zin dat art. 3. Artikel 95 van het Wetboek der successierechten, vervangen bij de besluitwet van 4 mei 1940, wordt aangevuld met twee leden, luidende :
« In afwijking van het eerste lid en alvorens de door artikel 94 voorgeschreven waarborg is gesteld, mag de schuldenaar van deposito's op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, overeenkomstig de bij artikel 1240ter van het Burgerlijk Wetboek bepaalde nadere regels een bedrag ter beschikking stellen dat de helft van de beschikbare creditsaldi noch 5.000 euro overschrijdt. Het in het derde lid bedoelde bedrag wordt uitbetaald onverminderd de betaling van de in de artikelen 19 en 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851 vermelde bevoorrechte kosten. »
en dat Artikel 97 van het Wetboek der Successierechten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 mei 2002, wordt aangevuld met twee leden, luidende :
« In afwijking van het eerste lid en alvorens de hierin bedoelde lijst wordt afgegeven mag de schuldenaar van deposito's op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, overeenkomstig de bij artikel 1240ter van het Burgerlijk Wetboek bepaalde nadere regels een bedrag ter beschikking stellen dat de helft van de beschikbare creditsaldi noch 5.000 euro overschrijdt. Het in het vierde lid bedoelde bedrag wordt uitbetaald onverminderd de betaling van de in de artikelen 19 en 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851 vermelde bevoorrechte kosten. »
Commentaar :
Deze nieuwe regeling maakt het mogelijk dat de langst levende partner direct over voldoende middelen kan beschikken om te voorzien in zijn basisbehoeften. Inderdaad, in het verleden werden de langstlevende partner gecofronteerd met het praktische probleem dat bij overlijden de bank een handtekening eiste van alle erfgenamen voor de vereffening van de tegoeden. Het behoeft geen betoog dat dit een probleem opleverde wanneer erfgenamen welke het niet met mekaar eens waren de uitbetaling konden blokkeren. Dit was des te frustrerender wetende dat de langstlevende partner in dat geval zelfs niet kon beschikken over zijn eigen tegoeden die op een gemeenschappelijke of onverdeelde rekening stonden. Dit had als klap op de vuurpijl wel eens tijdelijke liquiditeitsproblemen tot gevolg waardoor het zelfs moeilijk werd om te voorzien in de dagelijkse basisbehoeften !
De nieuwe regeling laat thans toe dat de langstlevende echtgenoot kan beschikken over een bedrag bij wege van voorschot in afwachting van de vereffening en verdeling van het gemeenschappelijk vermogen, de onverdeeldheid of nalatenschap. Het komt erop neer dat de financiële instelling bevrijdend zal betalen op vraag van de langstlevende echtgenoot of samenwonende partner en daarmee gelden vrijgeeft aan deze laatste welke op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht of spaarrekening staan, waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is, of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is.
De nieuwe regeling geldt niet zonder restricties.
Het vooraf te nemen bedrag is immers beperkt tot : - de helft van de creditsaldi, met een maximum van 5.000,00 EUR. Belangwekkend om te noteren is dat dit bedrag fragmentarisch kan worden afgehaald bij verschillende banken, aangezien het niet ondenkbeeldig is dat de partners bij verschillende banken kleine bedragen op de rekening hadden staan. Anderzijds is het niet onmogelijk dat een gewiekste langstlevende partner op die wijze de limiet van 5.000,00 EUR tracht te overschrijden.Deze laatste zal zich dan wel willen vergewissen van de sanctie in de wet voorzien.
De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van § 1 een bedrag heeft afgehaald dat hoger is dan de helft van de beschikbare credietsaldi of 5 000 euro, verliest ter waarde van de som die boven dat bedrag is afgehaald enig aandeel in het gemeenschappelijk vermogen, de onverdeeldheid of de nalatenschap. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van deze paragraaf enig aandeel verliest, verliest daarenboven de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen of te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Al verwerpt hij de nalatenschap, toch blijft hij zuiver erfgenaam.