GESCHILLENREGELING BUITEN DE RECHTBANK OM ... OF ... OVER GEZOND VERSTAND ?
Een veel gehoorde kritiek is blijvend, vele organisatorische inspanningen ten spijt, dat de afhandeling van juridische geschillen voor de Rechtbanken tijdrovend is. Bovendien vereist de oplossing van sommige discussies nuancering (specifieke situaties, gevoeligheden, eigenschappen, …) die met de zuivere toepassing van veelal objectieve normen, en zoals het de rechter ook betaamt, niet bereikt wordt. Partijen beschikken zelf over een aantal mogelijkheden om tot een meer gespecialiseerde oplossing te komen. 1. oproeping in verzoening – Artt. 731 en 732 Ger. W. Iedere inleidende hoofdvordering tussen partijen die bekwaam zijn om een dading aan te gaan en betreffende zaken welke voor dading vatbaar zijn, kan op verzoek van een partij of met beider instemming vooraf ter minnelijke schikking worden voorgelegd aan de rechter die bevoegd is om in eerste aanleg ervan kennis te nemen. In sommige gevallen is deze voorafgaande poging tot minnelijke schikking verplichtend gesteld. Deze oproeping in verzoening behoeft geen verregaande formaliteiten. Indien een van hen het, zelfs mondeling, verzoekt, worden de partijen bij gewone brief van de griffier opgeroepen om binnen de gewone termijn van dagvaarding te verschijnen op dag en uur door de rechter bepaald. Daarbij moet men er zich wel van vergewissen dat bij oproeping de aangelegenheid niet ten gronde zal worden behandeld door de rechter. Deze zal letterlijk “oproepen tot (in) verzoening. Indien partijen niet tot een oplossing komen, zal men vooralsnog procedure ten gronde moeten lanceren. 2. Bemiddeling Luidens art. 1724 Ger. W. kan elk geschil dat vatbaar is om te worden geregeld via een dading, het voorwerp zijn van een bemiddeling, evenals een aantal specifieke geschillen. In een overeenkomst tussen partijen kan een bemiddelingsbeding opgenomen worden, waarbij de partijen zich ertoe verbinden voor eventuele geschillen in verband met de geldigheid, totstandkoming, uitlegging, uitvoering of verbreking van de overeenkomst eerst een beroep te doen op bemiddeling en pas dan op elke andere vorm van geschillenbeslechting. Dit bemiddelingsbeding vormt geen beletsel voor verzoeken tot het treffen van voorlopige of bewarende maatregelen. De indiening van dergelijke verzoeken brengt niet mee dat men van de bemiddeling afziet. Betekenisvol is dat de documenten die worden opgemaakt en de mededelingen die worden gedaan in de loop en ten behoeve van een bemiddelingsprocedure vertrouwelijk zijn. Zij mogen niet worden aangevoerd in een gerechtelijke, administratieve of arbitrale procedure of in enige andere procedure voor het oplossen van conflicten en zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis. De geheimhoudingsplicht kan slechts worden opgeheven met instemming van de partijen om onder meer de rechter in staat te stellen de bemiddelingsakkoorden te homologeren. Bij schending van die geheimhoudingsplicht door een van de partijen doet de rechter of de arbiter uitspraak over de eventuele toekenning van schadevergoeding. Vertrouwelijke documenten die toch zijn meegedeeld of waarop een partij steunt in strijd met de geheimhoudingsplicht, worden ambtshalve buiten de debatten gehouden. Elke partij kan te allen tijde een einde maken aan de bemiddeling, zonder dat dit tot haar nadeel kan strekken. In het Gerechtelijk Wetboek wordt een onderscheid gemaakt tussen vrijwillige bemiddeling en gerechtelijke bemiddeling. Elke partij mag in het kader van vrijwillige bemiddeling en dit onverminderd elke gerechtelijke of arbitrale procedure, voor, tijdens of na een rechtspleging aan de andere partijen voorstellen om een beroep te doen op de bemiddelingsprocedure. In deze context louter volledigheidshalve opgemerkt, geldt dat in het kader van gerechtelijke bemiddeling de reeds geadieerde rechter, in elke stand van het geding, alsook in kort geding, behalve voor het Hof van Cassatie en voor de arrondissementsrechtbank, op gezamenlijk verzoek van de partijen, of op eigen initiatief maar met instemming van de partijen, een bemiddeling kan bevelen, zolang de zaak niet in beraad is genomen. 3. Arbitrage Tenslotte kan luidens art. 1676 e.v. B.W. elk geschil dat reeds is ontstaan of nog kan ontstaan uit een bepaalde rechtsbetrekking, waarover een dading mag worden aangegaan, bij overeenkomst aan arbitrage worden onderworpen. Evenwel is in sommige gevallen het voorzien van een arbitrageclausule nietig. Een overeenkomst tot arbitrage behoort te zijn vervat in een door partijen ondertekend geschrift, of in andere hen bindende stukken, waarin zij blijk hebben gegeven van hun wil om het geschil aan arbitrage te onderwerpen. Het gevolg is dat, art. 1679 Ger. W. , de rechter bij wie een aan arbitrage onderworpen geschil aanhangig is gemaakt, zich, weliswaar op verzoek van een partij, onbevoegd verklaart om daarvan kennis te nemen, tenzij er ten aanzien van dat geschil geen geldige overeenkomst tot arbitrage is of deze is geëindigd; de exceptie moet voor elke andere exceptie of verweer worden voorgedragen. Indien u voorafgaand deze mogelijkheden inzake geschillenbeslechting wil voorzien in de overeenkomst met uw contractspartij, vraagt u best even advies aan een Advocaat, niet in het minst gezien de specifieke regelgeving die rond deze mogelijkheden is voorzien. Een investering voorafgaand, die u naderhand, in geval van geschil, veel tijd en kosten kan besparen … De Advocaat
Op 29 april 2013 trad een nieuw besluit van de Vlaamse Regering in werking.
Voortaan geldt bij de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning de verplichting op een milieu-effectenscreening (MER-screening) uit te voeren, zulks voor onder meer stadsontwikkelingsprojecten. Meer concreet komt het erop neer dat alle mogelijke nadelige gevolgen van het bouwproject op het milieu nagegaan moeten worden.
Deze verplichting geldt dus niet langer enkel voor "grote" stadsontwikkelingsprojecten", doch zelfs wanneer er tijdens de opmaak van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) voor de site al een MER-rapport werd opgemaakt, bovendien wanneer de aanvraag volledig conform is aan de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP.
Nieuwe reglementering overheidsopdrachten binnenkort in werking
Nieuwe reglementering overheidsopdrachten binnenkort
in werking
Intussen
verscheen een KB van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene
uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare
werken verscheen op 14 februari in het Belgisch Staatsblad.
Voor de
bepalingen uit de wet van 15 juni 2006 (Wet overheidsopdrachten en bepaalde
opdrachten voor werken, leveringen en diensten) welke nog niet van toepassing
zijn en de daar bijhorende uitvoeringsbesluiten, is de inwerkingtreding daarvan
aangekondigd voor 1 juli 2013.
Nieuwe regeling in verband met uw Kredietkaart, alles nog even op een rijtje ..
Op basis van de Wet Consumentenkrediet, voorzag de wetgever enkele aanpassingen die sinds 1 januari 2013 van kracht zijn.
Het maandelijkse te betalen minimum bedrag voor de kredietopening is voortaan bepaald op 1/18de van het opgebruikte bedrag, en niet langer op 5% (muv de jaarlijkse bijdrage), met een minimum van 25,00 EUR of een lager opgebruikt bedrag. Tevens moet een maximale termijn worden voorzien voor een verplichte "nulstelling", een termijn waarbinnen de kredietnemer minstens één keer het totaal opgebruikte kredietbedrag dient terug te betalen.
Bouwplannen voor uw horecazaak ? Hoe toegankelijk is ze opdat u de vereiste bouwvergunning verkrijgt ?
Hoe
toegankelijk is uw horeca uitbating ?
Waarmee rekening
houden bij de aanvraag van uw bouwvergunning ?
1.
Bij wet reeds daterend van 17 juli 1975 betreffende
de toegang van gehandicapten tot gebouwen toegankelijk voor het publiek (B.S.
19.8.1975), zijn er voor horecabedrijven waarvan de oppervlakte voor het publiek
toegankelijk groter is dan 150m² welbepaalde wettelijke toegankelijkheidsnormen
voorzien.
Daarmee zal de bevoegde overheid slechts een
bouwvergunning verlenen ten behoeve van de gebouwen die toegankelijk zijn voor
het publiek, op voorwaarde dat deze gebouwen voldoen aan de normen bij K.B.
vastgesteld terzake van hun toegankelijkheid voor gehandicapten.Dit geldt
overigens ook in geval van belangrijke verbouwingen, waaronder werken moeten
worden verstaan die de inrichting van het gebouw veranderen.
2.
Voormeld K.B. is voorhanden, tevens reeds sedert 9
mei 1977, en dit uiteraard in uitvoering van de wet van 17 juli 1975
betreffende de toegang van gehandicapten tot gebouwen toegankelijk voor het
publiek (B.S. 8.6.1977).
Hierin wordt verduidelijkt dat men voor de toepassing
van de wet van 17 juli 1975 betreffende de toegang van gehandicapten tot
gebouwen toegankelijk voor het publiek handicaps in aanmerking komen die de
bewegingsvrijheid van de personen die erdoor getroffen zijn, ernstig
belemmeren.
De geviseerde gebouwen en
toegankelijkheidsvoorwaarden alsook normen inzake de binnenaccomodatie zijn in
het K.B. opgesomd als volgt :
1. de gebouwen voor recreatieve
en socio-culturele activiteiten;
2. gebouwen bestemd voor het
uitoefenen van de eredienst;
3. bejaardentehuizen en tehuizen
voor gehandicapten;
4. inrichtingen voor sport en
openluchtleven;
5. handelszaken en
horecabedrijven waarvan de oppervlakte, voor het publiek toegankelijk, groter
is dan 150 m²;
6. ziekenhuizen en centra voor
medische, psychische, gezins- en sociale hulp;
7. niet gelijkvloerse
parkeerruimten, dat zijn ondergrondse of op een verdieping gelegen
parkeerruimten met meer dan 100 parkeerplaatsen;
8. openbare toiletten;
Voor deze gebouwen geldt dat een bouwvergunning of
een vergunning voor belangrijke verbouwingswerken enkel zal worden afgegeven
wanneer zij over hun gehele, voor het publiek toegankelijke oppervlakte,
voldoen aan de volgende normen :
Toegankelijkheidsnormen
§ 1. Voor de parkeerruimten
gelden de volgende regels: ten minste 1 op 25 parkeerplaatsen zijn bestemd voor
voertuigen die door gehandicapten gebruikt worden; die parkeerplaatsen zijn
minstens 3 m breed en bevinden zich bij voorkeur op de hoeken; in geval van
boxen is de minimumbreedte 3,30 m.
§ 2. Voor de toepassing tot de
gebouwen dienen de volgende normen in acht genomen te worden:
1. de toegangsweg van de straat
of van de parkeerruimten naar tenminste één ingang van het gebouw dient bij
voorkeur horizontaal te liggen, en minimum 1,20 m breed te zijn;
2. de hellende
toegangswegen voldoen aan de volgende voorwaarden:
a) de helling bedraagt hoogstens
7 pct. voor een maximale lengte van 5 m en hoogstens 5 pct. voor een maximale
lengte van 10 m in één stuk;
b) de breedte van het hellend
vlak dient een bordes van minimum 1,20 m lengte aangelegd;
d) aan de open zijkanten van het
hellend vlak en van het bordes die boven de begane grond uitsteken dient een
stoepband aangelegd, waarvan de hoogte minimum 0,05 m bedraagt;
e) het hellend vlak en het
bordes zijn aan weerskanten voorzien van een ononderbroken leuning, welke een
hechte steun biedt en een vorm heeft, die een gemakkelijk glijden van de hand
erover mogelijk maakt. Die leuning bestaat uit twee leuningsregels die zich
respectievelijkl op een hoogte van 0,75 en 0,90 m bevinden;
3. de trappen
voldoen aan de volgende voorwaarden:
a) de traptreden zijn maximum
0,15 m hoog en minimum 1,20 m diep;
b) de trap is voorzien van
leuningsregels als beschreven in 2, e;
4. voldoet één toegangsweg aan
de voorwaarden bepaald bij 2 of 3, dan zijn de andere toegangswegen er niet aan
onderworpen;
5. het oppervlak van de
toegangswegen is ruw en, in geval van tegelwerk, gelijkmatig tot aan het
oppervlak opgevuld;
6. tenminste één toegangsdeur
heeft een vrije doorgangsbreedte van minimum 0,90 m en indien zij van een
automatische deursluiter voorzien is, heeft deze een minimale weerstand; de
draaikruisdeuren zijn uitgesloten, de breedte van de deurwand aanliggend bij de
deurknop is minstens 0,50 m;
7. de nooduitgang voldoet aan
dezelfde voorwaarden als de ingang.
Normen van binnenverkeer en -accommodaties
§ 1. Voor de gangen, sassen en
overlopen: de vrije doorgangsbreedte is minstens 1,50 m;
§ 2. Voor de eventuele liften:
1) minstens,
bestemd voor gehandicapten, voldoen aan de volgende voorwaarden:
a) de minimale afmetingen van de
kabineruimte zijn:
- diepte d.w.z. de afstand van
de binnenkant van de liftdeur tot de tegenover liggende liftdeur tot de
tegenoverliggende liftwand: 1,30m;
- breedte, d.w.z. de afstand
tussen de tegenoverstaande zijwanden naast de liftdeur: 1 m;
b) de liftdeur, de schachtdeur
of de deur die voor beide dienst doet, is een schuifdeur waarvan de
doorgangsbreedte tenminste 0,80 m bedraagt, ze is voorzien van een gevoelige
rand die bij aanraking de deur automatisch opent;
c) langs de wanden van de
liftkabine is een handgreepregel aangebracht op 0,90 m hoogte, gemeten vanaf de
cabinevloer;
d) het mechanisme van de lift
maakt een peilinstelling mogelijk tot op 0,02 m nauwkeurig;
e) alle bedieningsknoppen binnen
de cabineruimte zijn dubbel voorzien; een reeks aan iedere zijde van de deur;
ze dienen in te springen en zich op een hoogte van maximum 1,30 m te bevinden.
Naast, of op iedere bedieningsknop wordt de aanduiding van zijn funktie
zorgvuldig gegraveerd of uitstulpend aangebracht. De knoppen die niet van het
elektronisch type zijn, hebben een ronde of rechthoekige vorm en de minimale
afmeting bedraagt 15 mm.
§ 3. Voor de binnendeuren:
Alle binnendeuren van lokalen
bestemd voor het publiek voldoen aan de volgende voorwaarden:
1. de vrije doorgangsbreedte
bedraagt minstens 0,80 m;
2. de breedte van de muurwand
aanliggend aan de deurknop is minstens 0,50 m;
3. is de deur van een drempel
voorzien, dan steekt deze aan beide zijden niet meer dan 0,02 m boven het
vloeroppervlak uit;
4. automatisch sluitende deuren
zijn voorzien van een vertragingsmechanisme;
5. beglaasde deuren zijn van
veiligheidsglas voorzien.
§ 4. Voor het trappenhuis:
Het trappenhuis voldoet aan de
volgende voorwaarden:
1. de traptreden zijn maximum
0,18 m hoog en minimum 0,23 m diep, op de looplijn gemeten;
2. iedere trap is langs beide
kanten kanten voorzien van een trappenleuning met doorlopende handgreep. Deze
steekt 0,40 m voorbij begin- en eindpunt van de trap uit.
§ 5. Voor de loketten:
1. de loketten bevinden zich op
een maximumhoogte van 1,15 m;
2. de ruimte tussen loket en
afbakening bedraagt minimum 0,90 m.
§ 6. Voor de publieke telefoons:
1. de hoorn van minstens één
toestel bevindt zich op een hoogte van maximum 1,15 m;
2. de ruimte naast en onder het
toestel dient vrij te zijn.
§ 7. Voor de sanitaire
accommodaties:
1. WC-lokalen:
a) waar toiletten voor het
publiek toegankelijk gesteld worden, is minstens 1 WC aangepast voor
gehandicapten;
b) de minimumafmetingen zijn
tenminste 1,50 x 1,50 m;
c) de deur is een naar buiten
opendraaiende deur met een bijkomend vertikaal handvat op een hoogte van 90 cm
en op 0,25 m van de scharnierzijde;
d) de vrije doorgangsbreedte van
de deur bedraagt minimum 0,80 m;
e) de hoogte van het zitvlak van
de WC-pot, gemeten vanaf de vloer, bedraagt 0,50 m à 0,55 m;
f) aan weerszijden van de WC-pot
zijn handvatten voorzien op een hoogte van 0,85 m en over een minimumlengte van
0,50 m;
2. wastafels:
de ruimte
onder de wastafel is vrij;
de benedenrand van de spiegel
bevindt zich op een hoogte van maximum 1,10 m.
§ 8. Waar het publiek over
zitplaatsen beschikt zijn minstens twee percent bestemd voor gehandicapten.
Ook volgende gebouwen moeten voldoen aan deze normen
:
9. post-, telegraaf- en
telefoonkantoren, banken en andere financiële instellingen;
10. kantoorgebouwen,
gerechtshoven en gemeentehuizen;
11. straf- en
wederopvoedingsinrichtingen;
12. schoolgebouwen, internaten
en studentenverblijven;
13. gebouwen van de luchthaven;
Bijkomend geldt dat voor deze gebouwen een bouwvergunning
of een vergunning voor belangrijke verbouwingswerken enkel wordt afgegeven
wanneer ten minste één verdieping of ten minste 10 pct. van de voor het publiek
toegankelijke oppervlakte en de bijhorende toegangswegen voldoen aan de normen
hoger uiteengezet en dat daarenboven de gehandicapten kunnen deelnemen aan alle
functies waarvoor het gebouw bestemd is.
Voor de gebouwen bedoeld in de rubrieken 14 en 15, te
weten
14. stationsgebouwen, permanent
bediend door personeel van de N.M.B.S.;
15. stationsgebouwen voor het
stedelijk openbaar vervoer,
geldt bijkomend dat een bouwvergunning of een
vergunning voor belangrijke verbouwingswerken enkel wordt afgegeven wanneer de
voor het publiek toegankelijk oppervlakte voldoet aan de volgende normen :
§ 1. Voor de stationsgebouwen,
permanent bediend door personeel van de N.M.B.S. zijn van toepassing:
1. de normen voor binnenverkeer
en -accommodatie met uitsluiting van de regels inzake de liften.
§ 2. Voor de stationsgebouwen
voor het stedelijk openbaar vervoer, zijn van toepassing:
1. de normen met betrekking tot
de toegang hoger omschreven, met uitsluiting van deze met uitsluiting van deze
opgesomd onder § 2 (toegangswegen, hellingsgraad, ).
2. de normen voor binnenverkeer
en accommodatie, hoger opgesomd.
3.
Op gebouwen en hun aanhorigheden en op accommodaties
die aan de bij dit besluit gestelde voorwaarden beantwoorden, wordt het
internationaal toegankelijkheidssymbool aangebracht.
Dit symbool is reeds jaren gekend onder de vorm van een
plaat waarop in het wit op een blauwe achtergrond de silhouet is afgebeeld van
een in een rolstoel zittend persoon.
Dit symbool moet worden aangebracht op een goed
zichtbare plaats aan de rechterzijde van de ingang, alsook aan de binnen- en
buitenaccommodaties voor gehandicapten.
Het symbool wordt daarenboven toegekend door de
overheid belast met het verlenen van bouwvergunningen.
4.
In het K.B. is voorzien dat de Ministers of
Staatssecretarissen bevoegd zijn voor de ruimtelijke ordening en stedebouw,
ieder voor het gebied dat hem betreft, afwijkingen mogen toestaan op de lijst
der gebouwen hoger vermeld, op de normen met betrekking tot de toegang, op de
normen van binnenverkleer en accomodaties en op de normen voor stationsgebouwen,
wanneer de plaatselijke omstandigheden of
specifieke eisen van technische aard een bijzondere bouwwijze vorderen.
EEN OPRIT, TERRAS, ZWEMBAD, TENNISBAAN OF SIERVIJVER AANLEGGEN ?
Tegenwoordig zijn heel wat verharde constructies in de tuin niet meer onderheving aan een vergunningsverplichting. Dit bespaart heel wat administratief werk, en bovendien kan men heel wat meer vrijheid ervaren bij de aanleg van dergelijke constructies.
Zo zijn strikt noodzakelijke opritten en toegangen naar een woning vrijgesteld (niet : parkeerplaatsen in de voortuin !).
De aanleg van een niet overdekte constructie is vrijgesteld van vergunning voor een maximale oppervlakte van 80m². Dit betreft een maximale oppervlakte die mogelijks kan samengesteld worden uit verschillende constructies (vb. : zwembad + terras, ...), andermaal de strikt noodzakelijke toegangen en opritten niet meegerekend.
Bovendien geldt dat deze constructies geen bouwvolume mogen hebben (vijver, zwembad, terras, ...), 1 meter van de perceelsgrens verwijderd moeten blijven, minder dan 30 meter van de woning verwijderd moeten zijn, niet in een ruimtelijk kwetsbaar gebied mogen liggen en evenmin, hier algemeen uitgedrukt, in een oeverzone mogen liggen afgebakend in een bekkenbeheersplan of in de 5 meter brede strook langs een waterloop mogen liggen.
Altijd zal gelden dat de constructie niet strijdig mag zijn met het BPA, het RUP, het verkavelingsplan (tenzij voorrang is voorzien), met stedenbouwkundige verordeningen op welk niveau dan ook, met andere bestaande stedenbouwkundige vergunningen, erfdienstbaarheden, lichten en zichten, gemene muur, ...Gebeurlijk dient voorafgaand machtiging te worden verleend door het agentschap Ruimte en Erfgoed.
In een stedenbouwkundig attest worden inlichtingen over bouwmogelijkheden op een perceel bevestigd.
Dit attest is geen vergunning en de erop vermelde informatie inzake bestemming en opgelegde voorwaarden blijven slechts twee jaar geldig te rekenen vanaf de datum van de uitreiking van dit attest.
Anderzijds kan de inhoud ervan niet worden gewijzigd of tegengesproken in een procedure bouwaanvraag - of verkaveling voor zover de stedenbouwkundige - of geldende verkaveringsvoorschriften inmiddels niet wijzigden of indien verplicht in te winnen adviezen geen zaken aan het licht brengen waarmee men bij het opstellen van het attest geen rekening hield, hetzij wanneer zou blijken dat het attest behept zou zijn geweest met materiële fouten...
Om een stedenbouwkundig attest aan te vragen, heeft men geen architect nodig. Een eigen schetsontwerp kan volstaan. Men hoeft zelfs geen eigenaar te zijn van het betrokken perceel.
Het attest, waarvan de aanvraag niet kostelijk hoeft te zijn, biedt zekerheid over de bouwmogelijkheden op een bepaald perceel.
Ingevolge de Wet van 10.11.2006, B.S. 19 december 2006, is voor sluitingsuren en de wekelijkse rustdag het volgende voorzien
De wekelijkse rustdag :
In principe zijn alle handelaars onderworpen aan een wekelijkse rustdag. Hieronder verstaat men een "ononderbroken sluitingsperiode van 24 uren, die begint om 5 uur of om 13 uur en eindigt op hetzelfde uur de volgende dag".
Sluitingsuren :
Voor de meeste winkels geldt dat zij zich moeten houden aan een sluitingstijd geldend van voor 5 uur en na 21 uur op vrijdag en de werkdag voor een wettelijke feestdag (eventueel op zaterdag indien de wettelijke feestdag op een maandag valt). Anders geldt de sluitingstijd van voor 5 uur tot na 20 uur.
Afwijkingen gelden voor verkoop binnenshuis (vb. : homeparty's, ...), verkoop aan huis op uitnodiging van de consument zelf, verkoop en dienstverlening in openbare stations (zie treinstation, ...), verkoop en dienstverlening in luchthavens en havenzones, dringende dienstverlening, tankstations (algemene voedingswaren en huishoudartikelen langsheen autosnelwegen (op het domein van -) en op voorwaarde dat deze niet groter zijn dan 250 m².
Afwijkingen gelden voor verkoop als hoofdactiviteit(*) van kranten, tijdschriften, tabak en aanverwanten, telefoonkaarten, producten van de Nationale Loterij. Tevens voor verhuur / verkoop van dragers van audiovisuele werken en videospelen, brandstof en olie voor voertuigen, ijsconsumptie in individuele porties, voedingswaren die binnen de vestiging worden geconsumeerd en verbruikt !
(*) verwijzing aan de buitenkant naar deze activiteit, uitsluitend voor deze activiteit wordt reclame gemaakt, de keuze van producten is beperkt, de verkoop van het product vormt ten minste 50% van de jaaromzet.
Tenslotte kan men bij het College van Burgemeester en Schepenen om een afwijking verzoeken, en gelden uitzonderingen voor toeristische centra.
Voor nachtwinkels gelden uiteraard andere sluitingsuren, en wel tussen 7 en 18 u en dan nog op voorwaarde dat de netto verkoopsoppervlakte hoogstens 150 m² bedraagt en op voorwaarde dat men zich beperkt tot de verkoop van voedingswaren en huishoudartikelen. De vermelding "nachtwinkel" moet duidelijk zijn.
Bij KB van 9 maart 2003 werd de modernisering van bestaande
liften opgelegd.
Nadien werden de data waartegen alle liften moesten gemoderniseerd zijn, door wijziging van het KB van 9 maart 2003 uitgesteld, deels naar 1 januari
2013 en deels naar 1 januari 2018. Onnodig te zeggen dat een en ander heeft geleid tot onduidelijkheid over de vraag of de termijnen van de modernisering van
de liften opnieuw zouden worden verlengd.
Vandaag kunnen wij verwijzen naar het KB van 10 december 2012, andermaal tot wijziging
van het koninklijk besluit van 9 maart 2003 betreffende de beveiliging van
liften (B.S. 19 december 2012).
In dit KB wordt de termijn van de modernisering van een lift overeenkomstig de
veiligheidsaspecten vastgelegd in functie van het jaar van de inbedrijfstelling
van de lift.
Daarbij wordt verwacht dat de gemakkelijkst te renoveren en te moderniseren liften eerst worden aangepast. Voor oudere liften, krijgt men dus bijkomend respijt.
Concreet
Datum van inbedrijfstelling
Termijn van de modernisering
vanaf 1 april 1984
ten laatste 31 december 2014
van 1 januari 1958 tot 31 maart 1984
ten laatste 31 december 2016
voor 1 januari 1958
ten laatste 31 december 2022
De oorspronkelijke voorziene fasering van de moderniseringswerken wordt afgeschaft.
Voor het geheel van veiligheidsmaatregelen (elektronisch veiligheidsgordijn, positieve vergrendeling, ...) zal men uitgaan van eenzelfde datum.
Ook de termijn voor de risicoanalyse wijzigt in dit zin dat deze voortaan om
de vijftien jaar zal worden uitgevoerd in plaats van om de tien jaar.
Vanaf 11 januari 2013 wordt het Energieprestatiecertificaat (EPC) vernieuwd : het komt erop neer dat het EPC een stuk gedetailleerder en uitgebreider zal worden ! Het certificaat zal uitgebreid worden tot een document van maar liefst 12 pagina's; het EPC - kengetal wordt vervangen door de term "energiescore".
Het EPC zorgt ervoor dat men bij aankoop of huur de energetische waarde van een woning/appartement kan inschatten. Het certificaat is 10 jaar geldig en kost vandaag tussen de 200 à 350 euro. Het is niet uit te sluiten dat de verdere uitgebreidheid van het EPC, vanaf 2013, tot gevolg zal hebben dat deze prijs zal stijgen ...
Wie verkoopt of verhuurt zonder EPC, riskeert een boete van 500 tot 5.000 euro.
In art. 577-8 §4, 17° B.W. is sedert 2010 voorzien dat de
syndicus de boekhouding van de vereniging van mede-eigenaars moet voeren
volgens een minimum genormaliseerd
rekeningenstelsel.
Inmiddels is een en ander bij KB van 12 juli 2012 (B.S. 3 augustus 2012) geregeld.
Aangezien de nieuwe regelgeving reeds van toepassing is op de
boekjaren die starten vanaf 1 januari 2013 aanvangen, alles op even op een
rijtje ...
2.Minimum genormaliseerd rekeningenstelsel
Het (minimum) genormaliseerd rekening(en)stelsel of MAR
(Minimum Algemeen Rekeningstelsel) is een wettelijk voorgeschreven
rekeningenschema voor het voeren van een boekhouding in een onderneming en/of
VM.
Het schema bevat zeven hoofdrubrieken of klassen :
rekeningen
van de balans
1.eigen vermogen, voorzieningen voor risico's, kosten en
schulden op meer dan een jaar.
2.oprichtingskosten, vaste activa en vorderingen op meer
dan een jaar
3.voorraden en bestellingen in uitvoering
4.vorderingen en schulden op ten hoogste een jaar
5.geldbeleggingen en liquide middelen
rekeningen
van de resultatenrekening
6.kosten (elektriciteit, water, lift )
7.opbrengsten (stortingen van de mede-eigenaars)
Niets belet dat men in een verdere, eigen, indeling
voorziet.
3.Opstellen van stukken
Volgens voormeld KB heeft de syndicus de taak de boekhouding
van de vereniging van mede-eigenaars te voeren op een duidelijke, nauwkeurige
en gedetailleerde wijze en met inachtneming van de gebruikelijke regels van het
dubbel boekhouden., waarbij het vermogen van de VME vanuit een dubbel (spiegel-)
standpunt wordt bekeken : debet en credit.
In de jaarlijkse balans vinden wij aan de linkerzijde, de
actiefzijde, de bezittingen van de VME.
Aan de rechterzijde, de passiefzijde, de schulden van de VME.
Hiermee krijgt men een beeld van de
oorsprong
van de middelen (voorschotten van de mede-eigenaars, financiering (?), )
aanwending
van de middelen (aankopen, kosten voor nutsvoorzieningen, herstellingskosten,
)
Een en ander betekent dat de syndicus voortaan volgende
documenten moet opstellen :
een
balans
een
resultatenrekening
een
toelichting
4.Specifiek voor de kleine VMEs
Deze regel is niet van toepassing voor elke mede-eigendom
die met uitzondering van de kelders, de garages en de parkeerplaatsen minder
dan twintig kavels omvat.
Dergelijke VME mag immers een vereenvoudigde boekhouding
voeren die ten minste een
weerspiegeling is van de ontvangsten en uitgaven, van de toestand van de
kasmiddelen, alsook van de mutaties van beschikbare middelen in contant geld of
op de rekeningen, van het bedrag van het werkkapitaal en het reservekapitaal.
In dit geval dient de syndicus hoe dan ook volgende
documenten op te stellen :
een
inkoopdagboek (aankopen van de VM)
een
financieel dagboek (uittreksels van de rekeningen)
In elk geval, dus óók voor VMEs met minder dan 20 kavels,
geldt dat :
Elke
boeking geschiedt aan de hand van een gedagtekend verantwoordingsstuk
opgeslagen in een ongesplitst dagboek of in een hulpdagboek.
De
verantwoordingsstukken voor de boekingen methodisch moeten worden opgeslagen en
zeven (niet 5, of 10, ) jaar
bewaard, te rekenen van de eerste januari van het jaar dat op de afsluiting
volgt.
Deze
dagboeken worden voortdurend ter beschikking gehouden van belanghebbende.
Een VM
dient minstens één keer per jaar een jaarrekening op te maken. De stukken
worden ingeschreven in een boek.
5.Specifiek voor de grote VMEs
Waar voor de VME met meer dan 20 kavels in de wet sprake is
van een inventaris, bedoelt men daarmee de jaarrekeningen.
Voor grote VMs gelden strengere regels, in die zin dat
De
jaarrekening duidelijk moet worden opgesteld en stelselmatig weergeven
enerzijds, de aard en het bedrag, op de dag waarop het boekjaar wordt
afgesloten, van de bezittingen en rechten van de vennootschap, van haar
schulden en verplichtingen evenals van haar eigen middelen, en anderzijds, voor
het op die dag afgesloten boekjaar, de aard en het bedrag van haar kosten en
haar opbrengsten. Elk bestanddeel van het vermogen wordt afzonderlijk
gewaardeerd met voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.
Er moet
rekening worden gehouden met alle voorzienbare risico's, mogelijke verliezen en
ontwaardingen, ontstaan tijdens het boekjaar.
Er moet
rekening worden gehouden met de kosten en de opbrengsten die betrekking hebben
op het boekjaar.
6.Besluit
Deze nieuwe, nauwgezette regelgeving indachtig, kan enkel
besloten worden dat van de syndicus een steeds verder gaande professionaliteit
en thans boekhoudkundige kennis wordt verwacht.
De beoefening van deze regelgeving vereist het hanteren van
een gepast boekhoudpakket, en dus wel enige investering van de zijde van de
syndici.
Ook is hiermee duidelijk dat de verplicht aan te stellen commissaris
van de rekeningen een gefundeerde kennis van de principes van het dubbel
boekhouden moet kennen.
Een en ander niet zonder gevolg voor de beoordeling van
eventuele aansprakelijkheden van deze actoren binnen de VME
Rookmelders verplicht in de huurwoning ⦠was het nu (20)13, â16 of â19 ?
Rookmelders
verplicht in de huurwoning was het nu (20)13, 16 of 19 ?
Eerder berichtten wij u al over het decreet van 1 juni 2012
(B.S. 13 juli 2012).
We vatten nog even samen dat daarmee concreet werd voorzien
in het verplicht aanbrengen van rookmelders in
· in nieuwbouwwoningen;
· in vergunningsplichtige woningrenovaties;
· in alle huurwoningen waarvoor een nieuw huurcontract wordt
afgesloten na de inwerkingtreding
van het decreet.
Vandaag roept de laatste verplichting met betrekking tot
huurwoningen wat vragen op met betrekking tot de inwerkingtreding en de datum
van plaatsing.
Het decreet treedt immers in werking op 1 januari 2013,
datum die evenwel niet dezelfde is als de
uiterlijke datum van plaatsing van de rookmelder.
De verplichting tot plaatsing van de rookmelder is gefaseerd
in 1 tot 6 jaren en opgelegd op basis van leeftijd en statuut (sociale huur
of private huur) van de huurwoning - als volgt :
Sociale huurwoningen :
Gebouwd vóór 1950 1/01/2014
Gebouwd tussen 1950 en 1969
1/01/2015
Gebouwd tussen 1970 en 1979
1/01/2016
Gebouwd vanaf 1980 1/01/2017
Private verhuur :
Gebouwd vóór 1945 1/01/2016
Gebouwd vanaf 1945 1/01/2019
We wijzen er nog even op dat het bewijs aan de
huurovereenkomst gehecht moet worden.
Over het aantal te plaatsen rookmelders én de wijze van
plaatsing zijn er nog geen duidelijke richtlijnen voorhanden.
De Wet Breyne
aangepast in verband met de waarborgregeling
Bij KB tot wijziging van het koninklijk besluit van 21
oktober 1971 houdende uitvoering van de wet van 9 juli 1971 tot regeling van de
woningbouw en de verkoop van te bouwen of in aanbouw zijnde woningen dd.
21.09.2012, werd de Wet Breyne aangepast.
Meer in het bijzonder worden in artikel 4 van het koninklijk
besluit van 21 oktober 1971 de woorden «of
een verzekeringsonderneming die voldoet, naar gelang van het geval, aan de
voorschriften van de artikelen 3 en 64 van de wet van 9 juli 1975 betreffende
de controle derverzekeringsondernemingen,»
ingevoegd tussen de woorden « hypothecair krediet » en de woorden « zich ertoe
verbindt ».
Insteek van deze wijziging is dat voorheen, in artikel 12
van de wet van 9 juli 1971 tot regeling van de woningbouw en de verkoop van te
bouwen of in aanbouw zijnde woningen was voorzien in twee soorten waarborgen :
1.deze van erkende en
2.deze van niet erkende aannemers.
Bij KB werd nadien voorzien dat de borgstelling van een
niet-erkende aannemer diende te gebeuren hetzij bij een kredietinstelling als
bedoeld in de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de
kredietinstellingen, hetzij bij een hypotheekonderneming als bedoeld in de wet
van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet.
Een erkende aannemer daarentegen kon de waarborg niet enkel
stellen bij een kredietinstelling of een hypotheekonderneming, maar ook bij een
verzekeringsonderneming volgens artikel 1, 2° van het koninklijk besluit van 14
maart 2002 betreffende de gezamenlijke borgtochten voor de overheidsopdrachten
voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
Een en ander impliceerde een ongerechtvaardigd verschil in
behandeling.
In de huidige economische context moet inderdaad worden
vastgesteld dat de banken zich terugplooien op hun hoofdactiviteiten en
bijgevolg minder waarborgen leveren, waarbij het evenzeer van belang is voor de
koper/opdrachtgever om aan de niet-erkende aannemer of verkoper de mogelijkheid
te bieden de voltooiingswaarborg te stellen via een verzekeringsonderneming,
zoals reeds het geval is voor de erkende aannemer.
Nu een verzekeringsproduct is toegelaten bovenop een
banklening, komen er belangrijke financiele middelen vrij om te investeren.
Dit zal de concurrentie op de markt ten goede komen, wat tot
gevolg kan hebben dat een verlaging van de prijzen optreedt in het voordeel van
de koper/opdrachtgever.
Voortaan geldt dan ook dat een niet-erkende aannemer de
voltooiingswaarborg niet alleen kan stellen bij een kredietinstelling of bij
een hypotheekonderneming, maar ook bij een verzekeringsonderneming die voldoet,
naar gelang van het geval, aan de voorschriften van de artikelen 3 en 64 van de
wet van 9 juli 1975 betreffendede
controle der verzekeringsondernemingen.
Concreet komt dit erop neer dat niet-erkende aannemers en vastgoedontwikkelaars eveneens beroep
kunnen doen op een verzekeringsonderneming voor het leveren van een
voltooiingswaarborg ten voordele van de consument.
Nieuwe intrestvoet van toepassing in geval van betalingsachterstand bij handelstransacties
Nieuwe intrestvoet van toepassing in geval van betalingsachterstand bij handelstransacties
Overeenkomstig artikel 5, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties, werd door de Minister van Financien (B.S. 22.08.2012) meegedeeld dat de interestvoet die momenteel van toepassing is 8 % bedraagt.
VERPLICHTING TOT PLAATSING VAN ROOKMELDERS IN NIEUWBOUW, RENOVATIE-WONINGEN EN HUURWONINGEN:
Het decreet van 1 juni 2012 - houdende de beveiliging van
woningen door optische rookmelders
Vanaf 1 januari 2013 geldt in het Vlaams Gewest dat alle
nieuwbouwwoningen en alle woningen waaraan renovatiewerken worden uitgevoerd
die een stedenbouwkundige vergunning vereisen, die werd aangevraagd na 1
januari 2013, dienen te worden voorzien met rookmelders.
De plaatsing van de rookmelders dient te gebeuren op de
wijze zoals bepaald door de Vlaamse Regering, met dien verstande dat bij de
aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw of de uitvoering van
de renovatiewerkzaamheden reeds wordt aangegeven waar de rookmelders moeten
geplaatst worden.
Bovendien dienen alle huurwoningen waarvoor een nieuw
huurcontract wordt afgesloten na 1 januari 2013 eveneens uitgerust te zijn met
rookmelders op het ogenblik dat het huurcontract wordt afgesloten en geplaatst
op de wijze zoals bepaald door de Vlaamse Regering.
Het bewijs moet aan het huurcontract gehecht worden en kan
met alle middelen aangetoond worden.
Voor sociale huurwoningen geldt dat rookmelders moeten
geplaatst worden op de wijze zoals bepaald door de Vlaamse regering :
-
indien gebouwd voor 1950 uiterlijk binnen een jaar na 1 januari 2013;
-
indien gebouwd vanaf 1950 en voor 1970 uiterlijk binnen twee jaar na 1 januari
2013;
-
indien gebouwd vanaf 1970 en voor 1980 uiterlijk binnen drie jaar na 1 januari
2013;
-
indien gebouwd vanaf 1980 uiterlijk binnen vier jaar na 1 januari 2013.
Voor alle andere woningen die als hoofdverblijfplaats worden
verhuurd:
-
indien gebouwd voor 1945 uiterlijk binnen drie jaar na 1 januari 2013;
-
indien gebouwd vanaf 1945 uiterlijk binnen zes jaar na 1 januari 2013. De
sociale
De aansprakelijkheid voor de aankoop- en installatiekosten
ligt bij de verhuurder, het onderhoud en de vervangingskosten (na afloop van de
door de fabrikant vermelde levensduur) van de batterij is echter voor rekening
van de huurder.
Ook alle woningen waarvoor een bijzondere sociale lening
wordt toegekend (zoals omschreven in artikel 79 van het decreet van 15 juli
1997 houdende de Vlaamse Wooncode) en waarvoor de kredietakte na 1 januari 2013
wordt verleden, moeten zijn uitgerust met rookmelders geplaatst op de wijze
bepaald door de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop, het aantal en
de locaties waar de rookmelders moeten worden geplaatst.
Met de inwerkingtreding van het bovenstaande decreet d.d. 1
januari 2013 wordt het decreet van 8 mei 2009 houdende de beveiliging van
woningen door optische rookmelders opgeheven. De Advocaat
Naar een minimum genormaliseerd rekeningenstelsel voor Verenigingen van medeëigenaars.
KB dd. 12 juli
2012 tot vaststelling van een minimum genormaliseerd rekeningenstelsel voor
verenigingen van medeeigenaars
Op 3 augustus 2012 verscheen het KB van 12 juli 2012 tot
vaststelling van een minimum genormaliseerd rekeningenstelsel voor verenigingen
van medeeigenaars.
Hierin is voorzien dat elke mede-eigendom die met
uitzondering van de kelders, de garages en de parkeerplaatsen twintig of meer
kavels omvat, zijn boekhouding dient te voeren gebruik makende van het minimum genormaliseerd rekeningenstelsel;
dit is gevoegd bij het besluit.
Deze boekhouding van verenigingen van mede-eigenaars omvat al
hun verrichtingen, bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van
welke aard ook.
Elke boekhouding wordt door middel van een stelsel van boeken
en rekeningen gevoerd met inachtneming van de gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden.
Alle verrichtingen worden zonder uitstel, getrouw, volledig
en naar tijdsorde ingeschreven in een ongesplitst dagboek of in een
hulpdagboek, al dan niet gesplitst in bijzondere hulpdagboeken. Ze worden methodisch
ingeschreven in of overgebracht naar de rekeningen waarop ze betrekking hebben.
De rekeningen worden ondergebracht in een voor de vereniging van mede-eigenaars
passend rekeningenstelsel ingericht naar de eisen van de vereniging van
mede-eigenaars. Dit rekeningenstelsel wordt zowel in de zetel als in de
belangrijke boekhoudingsafdelingen voortdurend ter beschikking gehouden van
belanghebbenden.
Elke boeking geschiedt aan de hand van een gedagtekend verantwoordingsstuk,
waarnaar zij moet verwijzen. De verantwoordingsstukken worden methodisch
opgeborgen en zeven jaar bewaard, in origineel of in afschrift. Stukken die
niet strekken tot bewijs jegens derden, worden drie jaar bewaard.
De boeken worden per blad genummerd; ze vormen elk in hun
soort een doorlopende reeks; ze dragen de vermelding van hun soort, hun plaats
in de reeks en de naam van de vereniging van mede-eigenaars.
De boeken worden op zodanige wijze gehouden dat de materiële
continuïteit ervan, evenals de regelmatigheid en de onveranderlijkheid van de
boekingen zijn verzekerd.
De boeken worden naar tijdsorde bijgehouden, zonder enig wit
vak of enige weglating. In geval van correctie moet het oorspronkelijk
geschrevene leesbaar blijven.
De verenigingen van mede-eigenaars moeten hun boeken bewaren
gedurende zeven jaar, te rekenen van de eerste januari van het jaar dat op de
afsluiting volgt.
Elke vereniging van mede-eigenaars verricht, omzichtig en te
goeder trouw, ten minstens eens per jaar de nodige opnemingen, verificaties,
onderzoekingen en waarderingen om op een door haar gekozen datum de inventaris
op te maken van al haar bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen
van welke aard ook, die betrekking hebben op de mede-eigendom, en van de eigen
middelen daaraan verstrekt. De inventarisstukken worden ingeschreven in een boek.
De stukken die wegens hun omvang bezwaarlijk kunnen worden overgeschreven,
worden in dat boek samengevat en erbij gevoegd.
De inventaris wordt ingericht overeenkomstig het
rekeningenstelsel van de vereniging van mede-eigenaars.
De rekeningen van het rekeningenstelsel die voor een vereniging
van mede-eigenaars niet dienstig zijn, moeten niet in haar rekeningenstelsel
voorkomen.
Er wordt voorts verwezen naar de artikelen 25, § 1 en § 2, 31,
32, 33, eerste lid, eerste zin en tweede lid, eerste zin, 42, 45, 46, 49, 67, 68,
73, 74, 75 en 77 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering
van het Wetboek van vennootschappen, en welke ook van toepassing zijn op de
boekhouding van mede-eigenaars, met dien verstande dat het woord « jaarrekening
» in deze artikelen dan moet vervangen worden door het woord « inventaris » en
het woord « vennootschap », uiteraard, door de woorden « vereniging van
mede-eigenaars ».
Elk actief bestanddeel wordt gewaardeerd tegen
aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in het rekeningenstelsel opgenomen, onder
aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen. Onder aanschaffingswaarde
wordt verstaan : de aankoopprijs, eventueel vermeerderd met de bijkomende
kosten zoals niet terugbetaalbare belastingen en vervoerkosten.
Tenslotte is belangwekkend dat dit besluit van toepassing is
op de boekjaren die starten vanaf 1 januari 2013.
Op 15 mei jl. kregen de leerlingen van 6 kantoor mevrouw Astrid Clabots op bezoek. In de lessen PAV wordt het thema het gerecht immers zorgvuldig besproken. Het thema hoe rechtszaken in de praktijk afgewerkt worden en bij welke rechtbank de zaak zal voorkomen, werd op een aangename manier voorgesteld door deze advocate. Haar presentatie maakt deel uit van het concept advocaat in de klas en we waren dan ook blij dat ze tijd vrijmaakte voor de prangende vragen van onze leerlingen. Dat de VTM-fictiereeks Danny Lowinsky de realiteit niet benadert, werd pijnlijk duidelijk na haar betoog. Als dank voor de interessante uiteenzetting overhandigden de leerlingen haar een lekker flesje godendrank en een leuk dankkaartje. Opzet geslaagd.
Met het goedgekeurde wetsvoorstel, ingediend op 1 juni 2011, verandert er een en ander in het Burgerlijk Wetboek en het Gerechtelijk Wetboek.
Een overzicht van de belangrijkste topics :
In de wettekst zelf wordt ingevoegd dat de administratieve kosten voor de oproeping voor de algemene vergadering ten laste komen van de vereniging van mede-eigenaars en waarmee een einde wordt gesteld aan de discussies wie de kosten diende te betalen op basis van de door de mede - eigenaar gemaakte keuze om de oproeping aangetekend of via een ander kanaal te bekomen.
Het mogelijk maken van inzage in alle (niet-privatieve) documenten of gegevens van de mede-eigendom leek oorspronkelijk noodzakelijk via een website te moeten gebeuren. Nochtans is de aanmaak van dergelijke website een "mogelijkheid" ... geen "verplichting".
Er zal in de wet nadrukkelijk worden voorzien dat er een onverenigbaarheid bestaat tussen het uitoefenen van de taak als syndicus en lidmaatschap van de raad van mede-eigendom.
In geval van overdracht van zijn kavel, en in geval de mede - eigenaar een achterstal had, moet de notaris deze achterstal van de prijs van de overdracht afhouden. Voortaan zal de syndicus niet binnen de 12 dagen doch binnen de 20 werkdagen kennis geven van het beslag.
In het wetsontwerp is bovendien voorzien dat alle aangetekende brieven, op straffe van nietigheid, zowel geadresseerd moeten worden aan de syndicus (aan zijn woonplaats, of bij ontstentenis daarvan, aan zijn verblijfplaats of de maatschappelijke zetel) als aan de zetel van de vereniging van mede-eigenaars.
Opgelet, de publicatie in het Belgisch Staatsblad is nog geen feit, zodat van definitieve inwerkingtreding van deze nieuwigheden nog geen sprake is.
Uit de praktijk gegrepen : Wet Marktpraktijken :
onrechtmatige bedingen
De consument welke een overeenkomst sluit met een
ondernemer, zal veelal ook geconfronteerd worden met algemene voorwaarden.
Het is de ondernemer bekend dat in deze algemene voorwaarden
geen onrechtmatige bedingen mogen worden opgenomen.
De definitie hiervan is terug te vinden in artikel 2,
28°,van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming
(WMPC); zij luidt letterlijk als volgt :
"elk beding of elke voorwaarde die, alleen of in samenhang met een
of meer andere bedingen of voorwaarden, een kennelijk onevenwicht schept tussen
de rechten en plichten van de partijen ten nadele van de consument"
In art. 74 WMPC is tevens een lijst opgenomen van een 30-tal
onrechtmatige bedingen, bedingen (niet de hele overeenkomst) bijgevolg verboden
en nietig.
Zo onder meer is in deze lijst opgenomendat schadebedingen
wederkerig en gelijkwaardig dienen te zijn: bedingt de ondernemer bijvoorbeeld
een bedrag bij niet-tijdige betaling door de consument, dan moet daartegenover
ook een beding staat die een gelijkwaardig bedrag aan de consument toekent bij
het niet-naleven van een verbintenis van de ondernemer die hieraan beantwoordt.
In die zin paste de
Vrederechter te JETTE (vonnis dd. 4 april 2012, z.p.), hoewel de verwerende
partij verstek liet gaan, deze toets toe als volgt :
( ) Attendu que la partie défenderesse quoique dûment cite et appellee,
ne comparaît pas, que de plus elle nest pas représentée;
Quil convient
toutefois décarter la demande relative aux indemnités de rupture et/ou
relative à des frais administratifs;
Quen effet, aux
termes des articles 74 et 75 de la loi du 6 avril 2010 relative aux pratiques
du marché et à la protection du consommateur, les clauses abusives sont
interdites et nulles.
Que sont notamment
abusives au sens de la loi précitée, les clauses et conditions ou les
combinaisoins de clauses et conditions des contracts conclus entre une
entreprise et un consommateur, qui ont
pour object de determiner le montant de lindemnité due par le consommateur qui
nexécute pas ses obligations, sans prévoir une indemnité du même ordre à
charge de lentreprisequi nexécute pas les siennes;
Que les clauses
conentues dans les conditions generals de la demanderesse, limitant sa
responsabilité, ne sont pas du même ordre que la clause dont la demanderesse
se vante à légard de son client;
Quen consequence,
cette dernière clause doit être declare abusive, et en consequence, interdite
et nulle;
( )
Zoals gezegd werd de clausule waarin voorzien was in een
schadevergoeding lastens de debiteur in geval van laattijdige betaling nietig
bevonden aangezien er geen wederkerigheid bestond door middel van een clausule
waarin ook de schuldeiser / verkoper gehouden was tot het betalen van een
schadevergoeding in gevolge zijn in gebreke blijven.
Een mooi toepassingsgeval dat nog eens illustreert dat men
de factuurvoorwaarden best even nakijkt en controleert op een gebrek aan
dergelijke wederkerigheden alvorens ze verder te gebruiken.