Bouwplannen voor uw horecazaak ? Hoe toegankelijk is ze opdat u de vereiste bouwvergunning verkrijgt ?
Hoe
toegankelijk is uw horeca uitbating ?
Waarmee rekening
houden bij de aanvraag van uw bouwvergunning ?
1.
Bij wet reeds daterend van 17 juli 1975 betreffende
de toegang van gehandicapten tot gebouwen toegankelijk voor het publiek (B.S.
19.8.1975), zijn er voor horecabedrijven waarvan de oppervlakte voor het publiek
toegankelijk groter is dan 150m² welbepaalde wettelijke toegankelijkheidsnormen
voorzien.
Daarmee zal de bevoegde overheid slechts een
bouwvergunning verlenen ten behoeve van de gebouwen die toegankelijk zijn voor
het publiek, op voorwaarde dat deze gebouwen voldoen aan de normen bij K.B.
vastgesteld terzake van hun toegankelijkheid voor gehandicapten.Dit geldt
overigens ook in geval van belangrijke verbouwingen, waaronder werken moeten
worden verstaan die de inrichting van het gebouw veranderen.
2.
Voormeld K.B. is voorhanden, tevens reeds sedert 9
mei 1977, en dit uiteraard in uitvoering van de wet van 17 juli 1975
betreffende de toegang van gehandicapten tot gebouwen toegankelijk voor het
publiek (B.S. 8.6.1977).
Hierin wordt verduidelijkt dat men voor de toepassing
van de wet van 17 juli 1975 betreffende de toegang van gehandicapten tot
gebouwen toegankelijk voor het publiek handicaps in aanmerking komen die de
bewegingsvrijheid van de personen die erdoor getroffen zijn, ernstig
belemmeren.
De geviseerde gebouwen en
toegankelijkheidsvoorwaarden alsook normen inzake de binnenaccomodatie zijn in
het K.B. opgesomd als volgt :
1. de gebouwen voor recreatieve
en socio-culturele activiteiten;
2. gebouwen bestemd voor het
uitoefenen van de eredienst;
3. bejaardentehuizen en tehuizen
voor gehandicapten;
4. inrichtingen voor sport en
openluchtleven;
5. handelszaken en
horecabedrijven waarvan de oppervlakte, voor het publiek toegankelijk, groter
is dan 150 m²;
6. ziekenhuizen en centra voor
medische, psychische, gezins- en sociale hulp;
7. niet gelijkvloerse
parkeerruimten, dat zijn ondergrondse of op een verdieping gelegen
parkeerruimten met meer dan 100 parkeerplaatsen;
8. openbare toiletten;
Voor deze gebouwen geldt dat een bouwvergunning of
een vergunning voor belangrijke verbouwingswerken enkel zal worden afgegeven
wanneer zij over hun gehele, voor het publiek toegankelijke oppervlakte,
voldoen aan de volgende normen :
Toegankelijkheidsnormen
§ 1. Voor de parkeerruimten
gelden de volgende regels: ten minste 1 op 25 parkeerplaatsen zijn bestemd voor
voertuigen die door gehandicapten gebruikt worden; die parkeerplaatsen zijn
minstens 3 m breed en bevinden zich bij voorkeur op de hoeken; in geval van
boxen is de minimumbreedte 3,30 m.
§ 2. Voor de toepassing tot de
gebouwen dienen de volgende normen in acht genomen te worden:
1. de toegangsweg van de straat
of van de parkeerruimten naar tenminste één ingang van het gebouw dient bij
voorkeur horizontaal te liggen, en minimum 1,20 m breed te zijn;
2. de hellende
toegangswegen voldoen aan de volgende voorwaarden:
a) de helling bedraagt hoogstens
7 pct. voor een maximale lengte van 5 m en hoogstens 5 pct. voor een maximale
lengte van 10 m in één stuk;
b) de breedte van het hellend
vlak dient een bordes van minimum 1,20 m lengte aangelegd;
d) aan de open zijkanten van het
hellend vlak en van het bordes die boven de begane grond uitsteken dient een
stoepband aangelegd, waarvan de hoogte minimum 0,05 m bedraagt;
e) het hellend vlak en het
bordes zijn aan weerskanten voorzien van een ononderbroken leuning, welke een
hechte steun biedt en een vorm heeft, die een gemakkelijk glijden van de hand
erover mogelijk maakt. Die leuning bestaat uit twee leuningsregels die zich
respectievelijkl op een hoogte van 0,75 en 0,90 m bevinden;
3. de trappen
voldoen aan de volgende voorwaarden:
a) de traptreden zijn maximum
0,15 m hoog en minimum 1,20 m diep;
b) de trap is voorzien van
leuningsregels als beschreven in 2, e;
4. voldoet één toegangsweg aan
de voorwaarden bepaald bij 2 of 3, dan zijn de andere toegangswegen er niet aan
onderworpen;
5. het oppervlak van de
toegangswegen is ruw en, in geval van tegelwerk, gelijkmatig tot aan het
oppervlak opgevuld;
6. tenminste één toegangsdeur
heeft een vrije doorgangsbreedte van minimum 0,90 m en indien zij van een
automatische deursluiter voorzien is, heeft deze een minimale weerstand; de
draaikruisdeuren zijn uitgesloten, de breedte van de deurwand aanliggend bij de
deurknop is minstens 0,50 m;
7. de nooduitgang voldoet aan
dezelfde voorwaarden als de ingang.
Normen van binnenverkeer en -accommodaties
§ 1. Voor de gangen, sassen en
overlopen: de vrije doorgangsbreedte is minstens 1,50 m;
§ 2. Voor de eventuele liften:
1) minstens,
bestemd voor gehandicapten, voldoen aan de volgende voorwaarden:
a) de minimale afmetingen van de
kabineruimte zijn:
- diepte d.w.z. de afstand van
de binnenkant van de liftdeur tot de tegenover liggende liftdeur tot de
tegenoverliggende liftwand: 1,30m;
- breedte, d.w.z. de afstand
tussen de tegenoverstaande zijwanden naast de liftdeur: 1 m;
b) de liftdeur, de schachtdeur
of de deur die voor beide dienst doet, is een schuifdeur waarvan de
doorgangsbreedte tenminste 0,80 m bedraagt, ze is voorzien van een gevoelige
rand die bij aanraking de deur automatisch opent;
c) langs de wanden van de
liftkabine is een handgreepregel aangebracht op 0,90 m hoogte, gemeten vanaf de
cabinevloer;
d) het mechanisme van de lift
maakt een peilinstelling mogelijk tot op 0,02 m nauwkeurig;
e) alle bedieningsknoppen binnen
de cabineruimte zijn dubbel voorzien; een reeks aan iedere zijde van de deur;
ze dienen in te springen en zich op een hoogte van maximum 1,30 m te bevinden.
Naast, of op iedere bedieningsknop wordt de aanduiding van zijn funktie
zorgvuldig gegraveerd of uitstulpend aangebracht. De knoppen die niet van het
elektronisch type zijn, hebben een ronde of rechthoekige vorm en de minimale
afmeting bedraagt 15 mm.
§ 3. Voor de binnendeuren:
Alle binnendeuren van lokalen
bestemd voor het publiek voldoen aan de volgende voorwaarden:
1. de vrije doorgangsbreedte
bedraagt minstens 0,80 m;
2. de breedte van de muurwand
aanliggend aan de deurknop is minstens 0,50 m;
3. is de deur van een drempel
voorzien, dan steekt deze aan beide zijden niet meer dan 0,02 m boven het
vloeroppervlak uit;
4. automatisch sluitende deuren
zijn voorzien van een vertragingsmechanisme;
5. beglaasde deuren zijn van
veiligheidsglas voorzien.
§ 4. Voor het trappenhuis:
Het trappenhuis voldoet aan de
volgende voorwaarden:
1. de traptreden zijn maximum
0,18 m hoog en minimum 0,23 m diep, op de looplijn gemeten;
2. iedere trap is langs beide
kanten kanten voorzien van een trappenleuning met doorlopende handgreep. Deze
steekt 0,40 m voorbij begin- en eindpunt van de trap uit.
§ 5. Voor de loketten:
1. de loketten bevinden zich op
een maximumhoogte van 1,15 m;
2. de ruimte tussen loket en
afbakening bedraagt minimum 0,90 m.
§ 6. Voor de publieke telefoons:
1. de hoorn van minstens één
toestel bevindt zich op een hoogte van maximum 1,15 m;
2. de ruimte naast en onder het
toestel dient vrij te zijn.
§ 7. Voor de sanitaire
accommodaties:
1. WC-lokalen:
a) waar toiletten voor het
publiek toegankelijk gesteld worden, is minstens 1 WC aangepast voor
gehandicapten;
b) de minimumafmetingen zijn
tenminste 1,50 x 1,50 m;
c) de deur is een naar buiten
opendraaiende deur met een bijkomend vertikaal handvat op een hoogte van 90 cm
en op 0,25 m van de scharnierzijde;
d) de vrije doorgangsbreedte van
de deur bedraagt minimum 0,80 m;
e) de hoogte van het zitvlak van
de WC-pot, gemeten vanaf de vloer, bedraagt 0,50 m à 0,55 m;
f) aan weerszijden van de WC-pot
zijn handvatten voorzien op een hoogte van 0,85 m en over een minimumlengte van
0,50 m;
2. wastafels:
de ruimte
onder de wastafel is vrij;
de benedenrand van de spiegel
bevindt zich op een hoogte van maximum 1,10 m.
§ 8. Waar het publiek over
zitplaatsen beschikt zijn minstens twee percent bestemd voor gehandicapten.
Ook volgende gebouwen moeten voldoen aan deze normen
:
9. post-, telegraaf- en
telefoonkantoren, banken en andere financiële instellingen;
10. kantoorgebouwen,
gerechtshoven en gemeentehuizen;
11. straf- en
wederopvoedingsinrichtingen;
12. schoolgebouwen, internaten
en studentenverblijven;
13. gebouwen van de luchthaven;
Bijkomend geldt dat voor deze gebouwen een bouwvergunning
of een vergunning voor belangrijke verbouwingswerken enkel wordt afgegeven
wanneer ten minste één verdieping of ten minste 10 pct. van de voor het publiek
toegankelijke oppervlakte en de bijhorende toegangswegen voldoen aan de normen
hoger uiteengezet en dat daarenboven de gehandicapten kunnen deelnemen aan alle
functies waarvoor het gebouw bestemd is.
Voor de gebouwen bedoeld in de rubrieken 14 en 15, te
weten
14. stationsgebouwen, permanent
bediend door personeel van de N.M.B.S.;
15. stationsgebouwen voor het
stedelijk openbaar vervoer,
geldt bijkomend dat een bouwvergunning of een
vergunning voor belangrijke verbouwingswerken enkel wordt afgegeven wanneer de
voor het publiek toegankelijk oppervlakte voldoet aan de volgende normen :
§ 1. Voor de stationsgebouwen,
permanent bediend door personeel van de N.M.B.S. zijn van toepassing:
1. de normen voor binnenverkeer
en -accommodatie met uitsluiting van de regels inzake de liften.
§ 2. Voor de stationsgebouwen
voor het stedelijk openbaar vervoer, zijn van toepassing:
1. de normen met betrekking tot
de toegang hoger omschreven, met uitsluiting van deze met uitsluiting van deze
opgesomd onder § 2 (toegangswegen, hellingsgraad, ).
2. de normen voor binnenverkeer
en accommodatie, hoger opgesomd.
3.
Op gebouwen en hun aanhorigheden en op accommodaties
die aan de bij dit besluit gestelde voorwaarden beantwoorden, wordt het
internationaal toegankelijkheidssymbool aangebracht.
Dit symbool is reeds jaren gekend onder de vorm van een
plaat waarop in het wit op een blauwe achtergrond de silhouet is afgebeeld van
een in een rolstoel zittend persoon.
Dit symbool moet worden aangebracht op een goed
zichtbare plaats aan de rechterzijde van de ingang, alsook aan de binnen- en
buitenaccommodaties voor gehandicapten.
Het symbool wordt daarenboven toegekend door de
overheid belast met het verlenen van bouwvergunningen.
4.
In het K.B. is voorzien dat de Ministers of
Staatssecretarissen bevoegd zijn voor de ruimtelijke ordening en stedebouw,
ieder voor het gebied dat hem betreft, afwijkingen mogen toestaan op de lijst
der gebouwen hoger vermeld, op de normen met betrekking tot de toegang, op de
normen van binnenverkleer en accomodaties en op de normen voor stationsgebouwen,
wanneer de plaatselijke omstandigheden of
specifieke eisen van technische aard een bijzondere bouwwijze vorderen.