Alle in Limburg gevestigde ondernemers die minder dan 3 jaar zijn ingescheven in de Kruispuntbank voor Ondernemingen, kunnen éénmalig gratis adviescheques t.w.v. 900.00 EUR bekomen via de Startersservice van UNIZO LIMBURG. Hiermee kunnen zij terecht bij verschillende experts voor het inwinnen van advies.
Voor gratis juridisch advies ter waarde van 900.00 euro kunt u bij ons terecht !
Meer info : www.unizo.be/limburg Aanvraag cheques gratis advies:
De inwerkingtreding van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming vereist een aangepaste versie van modellen van exclusieve en niet-exclusieve opdracht van zoeken naar koper/huurder en van privé-beheer welke het beding bevatten dat gewoonlijk beding van afstand wordt genoemd.
De wijziging heeft betrekking op het beding van herroeping en, met betrekking tot de opdrachten van zoeken naar koper/huurder, op het beding van stilzwijgende verlenging.
DE CONFORME BEMIDDELINGSOVEREENKOMST VAN DE VASTGOEDMAKELAAR
Indien u een (bemiddelings)overeenkomst afsluit met een vastgoedmakelaar, is deze - niet alleen deontologisch - verplicht u een overeenkomst ter ondertekening voor te leggen welke conform is aan de specifiek opgelegde vereisten in het KB van 12 januari 2007 betreffende het gebruik van bepaalde bedingen in de bemiddelingsovereenkomsten van vastgoedmakelaars.
Een verkorte weergave van het KB :
Het besluit is van toepassing op de overeenkomsten tot verkoop-, aankoop-, verhuur- en huurbemiddeling gesloten
tussen de vastgoedmakelaars, bedoeld in het koninklijk besluit van 6 september 1993 tot bescherming van
de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar, en de consumenten.
De bemiddelingsopdracht maakt het voorwerp uit van een geschreven overeenkomst.
De bedingen van deze
bemiddelingsovereenkomst bepalen :
1° De opdracht van de vastgoedmakelaar en de omvang van zijn
bevoegdheid. Deze worden in één enkele rubriek van het contract op duidelijke en ondubbelzinnige wijze
beschreven, waarbij onder meer duidelijk blijkt of de opdracht van de makelaar het sluiten van de overeenkomst
in naam en voor rekening van de consument omvat. In voorkomend geval, een duidelijke omschrijving
van de mogelijkheid en de grenzen waarbinnen de vastgoedmakelaar kan onderhandelen over de prijs en de
voorwaarden binnen het kader van de afgesproken opdracht. In geval van overeenkomsten tot verkoop-
of verhuurbemiddeling waarbij aan de vastgoedmakelaar de opdracht tot het onderhandelen van de prijs
of van de verkoops- of verhuurvoorwaarden wordt gegeven, worden de minimum vraagprijs alsook deze voorwaarden
duidelijk gespecificeerd.
2° Het door de consument te betalen tarief voor de bemiddelingsopdracht. Dit
tarief is het totale tarief, waaronder is begrepen : de belasting over de toegevoegde waarde, alle overige
taksen en de kosten van alle diensten die door de consument verplicht moeten worden bijbetaald.
3°
De duur van de overeenkomst Indien aan de vastgoedmakelaar de exclusiviteit wordt toegekend,
overschrijdt de bemiddelingsovereenkomst geen zes maanden.
4° Indien een voor bepaalde duur
gesloten bemiddelingsovereenkomst stilzwijgend wordt verlengd of vernieuwd, kan zij ten allen tijde en
zonder kosten worden beëindigd mits een opzegtermijn van maximum één maand.
5° Wanneer de bemiddelingsovereenkomst
bepaalt dat de opdracht is vervuld indien een wederpartij een geldig bod heeft uitgebracht, wordt bepaald
dat dit bod is gedaan in een geschrift of op een andere manier die aan de klant een vast bewijs levert
van het bod dat uitgaat van deze wederpartij.
6° Wanneer de bemiddelingsovereenkomst bepaalt
dat met de vervulling van de opdracht gelijkstaat de overeenkomst die door de consument wordt gesloten
met een wederpartij waaraan de vastgoedmakelaar informatie heeft verschaft, wordt verduidelijkt dat de
vastgoedmakelaar het bewijs levert dat precieze en individuele informatie aan deze wederpartij werd verschaft.
7°
Indien de bemiddelingsovereenkomst bepaalt dat de vastgoedmakelaar recht heeft op een vergoeding voor
de overeenkomsten die door de consument worden gesloten na de beëindiging van de bemiddelingsovereenkomst,
is dit enkel mogelijk op voorwaarde dat de vastgoedmakelaar aan de wederpartij bij die overeenkomsten
precieze en individuele informatie heeft verschaft. De bemiddelingsovereenkomst bepaalt dat de vastgoedmakelaar
binnen de zeven werkdagen na de beëindiging van de bemiddelingsovereenkomst aan de consument de lijst
overmaakt van de personen aan wie hij precieze en individuele informatie heeft bezorgd. De vergoeding
is alleen verschuldigd wanneer de consument de overeenkomst sluit met één van deze personen of met personen
die met deze personen in zodanige verhouding staan dat het redelijkerwijze valt aan te nemen dat zij,
ten gevolge van die verhouding, over de verschafte informatie beschikten. De vastgoedmakelaar
heeft slechts recht op de vergoeding indien de overeenkomst door de consument wordt gesloten binnen de
zes maanden na beëindiging van de bemiddelingsovereenkomst.
8° In geval de verkoop of verhuur
niet plaatsvindt ten gevolge van de verwezenlijking van een voorwaarde, is de consument geen enkel ere-
of commissieloon verschuldigd.
9° Het opzeggingsbeding dat de consument de bevoegdheid toekent
om de bemiddelingsovereenkomst voor de toekomst op eenzijdige beslissing te beëindigen zonder dat enige
motivering vereist is. In geval een opzegvergoeding wordt voorzien, kan de opzegvergoeding niet
meer bedragen dan 50 % van het ere- of commissieloon van de makelaar op voorwaarde dat de consument het
onroerend goed, voorwerp van de bemiddelingsopdracht, niet verkoopt of verhuurt binnen de 6 maanden na
de opzegging.
10° De handgeschreven vermelding van de datum en het precies adres van de plaats
waar de bemiddelingsovereenkomst wordt afgesloten door de consument.
11° Een verzakingsbeding,
waarbij de consument het recht heeft om zonder kosten binnen de zeven werkdagen van de bemiddelingsovereenkomst
af te zien ongeacht de plaats waar de overeenkomst wordt gesloten, gesteld op de wijze zoals bepaald
in artikel 88 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming
van de consument. Deze bepaling is niet van toepassing in geval van verwezenlijking van de bemiddelingsovereenkomst
binnen de zeven werkdagen en voordat de consument van zijn verzakingsrecht gebruik maakt, mits de consument
hier voorafgaandelijk en uitdrukkelijk in toestemt.
12° De wijze waarop de vastgoedmakelaar
de consument inlicht over de uitvoering van de opdracht. Deze inlichtingen worden op periodieke basis,
en minstens maandelijks verschaft.
Art. 3. De hierna volgende voorwaarden en bedingen zijn
verboden :
1° De bedingen die verwarring scheppen tussen een mogelijkheid tot opzeg door de
consument mits vergoeding en de strafbedingen die de niet-uitvoering van de verbintenissen door deze
laatste sanctioneren.
2° Voor de bemiddelingsovereenkomsten van bepaalde duur, de opzegbedingen
die voorzien in een opzegtermijn van langer dan één maand vóór het einde van de overeenkomst.
3°
Schadebedingen die meer dan 75 % van de commissie en/of ereloon van de vastgoedmakelaar bedragen, onverminderd
de toepassing van artikel 32.21. van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting
en bescherming van de consument. Bedingen die een forfaitair bedrag vastleggen bij het miskennen
van de exclusiviteit doordat de consument het onroerend goed, voorwerp van de bemiddelingsopdracht, zelf
verkoopt, of doordat een andere vastgoedmakelaar (in strijd met de bedongen exclusiviteit) belast wordt
met de verkoopbemiddeling, dienen beschouwd te worden als schadebedingen.
4° Schadebedingen
die niet wederkerig en gelijkwaardig te zijn, onverminderd de toepassing van artikel 32.15. van de wet
van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. De
vereiste wederkerigheid brengt met zich mee dat tegenover een schadebeding dat een bedrag vastlegt bij
niet-nakoming door de consument van zijn verplichtingen, er altijd een schadebeding dient opgenomen te
worden dat een bedrag vastlegt bij niet-nakoming van een verplichting van de makelaar die hieraan beantwoordt.
De
vereiste van gelijkwaardigheid brengt onder meer met zich mee dat het bedongen bedrag van dezelfde orde
moet zijn, en dat niet aan één partij het bewijs van schade wordt opgelegd, terwijl een schadebeding
ten voordele van de andere partij dit bewijs van schade niet oplegt.
Elke andere bepaling
van de contractvoorwaarden die rechtstreeks of onrechtstreeks de rechten opheft of beperkt die de consument
haalt uit dit besluit, is verboden en nietig.
Bij wege van preventie, en om latere discussies in de kiem te smoren, is het aanbevelingswaardig om uw contract voorafgaand ter controle voorleggen aan
In het Decreet betreffende Grond - en Pandenbeleid dd. 27.03.2009 is een ander voorzien omtrent "WONEN IN EIGEN STREEK"
In sommige gemeenten geldt dan ook een bijzondere voorwaarde voor de overdracht van gronden en de daarop opgerichte constructies in de gebieden die voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden :
1° zij sorteren onder de gebiedsbestemming « woonuitbreidingsgebied », 2° zij zijn op het ogenblik van de ondertekening van de onderhandse overdrachtsakte gelegen in de doelgemeenten die voorkomen op de meest recente in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte lijst, met dien verstande dat de onderhandse overdrachtsakte voor de toepassing van deze bepaling geacht wordt te zijn ondertekend zes maand vóór het verkrijgen van een vaste datum, indien tussen de datum van ondertekening en de datum van het verkrijgen van een vaste datum méér dan zes maand gelegen zijn.
De bijzondere overdrachtsvoorwaarde houdt in dat gronden en daarop opgerichte constructies slechts (verder) overgedragen kunnen worden aan personen die blijkens het oordeel van een provinciale beoordelingscommissie beschikken over een voldoende band met de gemeente.
Onder « overdragen » wordt verstaan : verkopen, verhuren voor méér dan negen jaar of bezwaren met een recht van erfpacht of opstal.
De bijzondere overdrachtsvoorwaarde geldt niet :
1° in het geval van een gedwongen overdracht; 2° indien de overdracht geschiedt op grond van een krachtens decreet vastgesteld toewijzingsreglement; 3° indien de overdracht geschiedt aan een natuurlijke of rechtspersoon die in de uitoefening van zijn beroep of activiteit onroerende goederen koopt, verkavelt, bouwt, overdraagt of verhuurt, in zoverre deze overdracht gericht is op de ontwikkeling van een verkavelings- of bouwproject, en met dien verstande dat de bijzondere overdrachtsvoorwaarde wél geldt ten aanzien van het overdragen, in de zin van het tweede lid, van onroerende goederen binnen dat verkavelings- of bouwproject; 4° indien de overdracht geschiedt aan een sociale woonorganisatie, het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, vermeld in artikel 16 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, of een openbaar bestuur, vermeld in artikel 33, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Wooncode.
De bijzondere overdrachtsvoorwaarde vervalt, definitief en zonder dat zij kan worden hernieuwd, na twintig jaar vanaf het ogenblik waarop de initieel aan de voorwaarde onderworpen overdracht vaste datum heeft verkregen.
De bijzondere overdrachtsvoorwaarde vervalt tevens ten aanzien van die gronden die blijkens een voorlopig vastgesteld of aangenomen bestemmingsplan niet onder de categorie van gebiedsaanduiding « wonen » zullen worden gebracht.
Een persoon beschikt over een voldoende band met de gemeente indien hij voldoet aan één of meer van volgende voorwaarden : 1° gedurende ten minste zes jaar onafgebroken woonachtig zijn geweest in de gemeente of in een aangrenzende gemeente, op voorwaarde dat deze eveneens voorkomt op de lijst, 2° op de datum van de overdracht werkzaamheden verrichten in de gemeente, voor zover deze werkzaamheden gemiddeld ten minste een halve werkweek in beslag nemen; 3° op grond van een zwaarwichtige en langdurige omstandigheid een maatschappelijke, familiale, sociale of economische band met de gemeente hebben opgebouwd.
De bijzondere overdrachtsvoorwaard geldt eveneens ten aanzien van gronden en de daarop opgerichte constructies in de gebieden die voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden : 1° zij maken het voorwerp uit van een planologische afwijking, hervorming of vervanging van artikel 8, § 2, van het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse, toegekend of ingevoerd bij een vanaf de datum van inwerkingtreding van dit decreet voorlopig vastgesteld of aangenomen bestemmingsplan, met dien verstande dat het bestemmingsplan méér woonlagen dient toe te laten dan voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat bestemmingsplan het geval was; 2° zij zijn op het ogenblik van de ondertekening van de onderhandse overdrachtsakte gelegen in de doelgemeenten die voorkomen op de meest recente in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte lijst, vermeld in artikel 5.1.1, met dien verstande dat de onderhandse overdrachtsakte voor de toepassing van deze bepaling geacht wordt te zijn ondertekend zes maand vóór het verkrijgen van een vaste datum, indien tussen de datum van ondertekening en de datum van het verkrijgen van een vaste datum méér dan zes maand gelegen zijn.
Een erfgenaam kreeg 20 jaar geleden een woning geschonken door zijn ouders. Destijds werden een andere broer en zus hier niet in betrokken. De erfgenaam nam zijn intrek in de woning en gedurende de 20 jaren die voorbijgingen, investeerde de ergenaam in een verregaande renovatie van het pand. Met een aanzienlijke meerwaarde tot gevolg ...
Wanneer vader en moeder overleden zijn, is het aan de orde dat deze schenking vatbaar is voor inbreng (lees : zij wordt verrekend om alzo te bepalen of alle broers en zussen hun wettelijk reservatair deel wel mochten ontvangen).
Deze inbreng kan in natura geschieden : Art. 859 B.W.: Inbreng kan, ten aanzien van onroerende goederen, in natura geëist worden, wanneer het geschonken onroerend goed door de begiftigde niet vervreemd is, en in de nalatenschap geen onroerende goederen aanwezig zijn van gelijke aard, gelijke waarde en gelijke deugdelijkheid, waaruit men voor de andere medeërfgenamen ongeveer gelijke kavels kan samenstellen.
Daarmee zal het betrokken goed met terugwerkende kracht in de boedel terechtkomen. Voor een onroerend goed is dit niet evident, en zal men in de praktijk veelal opteren voor inbreng "door mindere ontvangst" (u zal minder erven, omdat datgene wat u in het verleden geschonken kreeg in rekening wordt gebracht). Pijnlijke vaststelling is dan vaak dat voor de waardering de waarde van het onroerend goed bepaald wordt op het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap, en niet op basis van "dat was toen een woning of bouwgrond die 300.000 BEF heeft gekost dus het gaat om 300.000 BEF". Die 300.000 BEF kan vandaag al serieus opgelopen zijn tot een zelfde bedrag ... in euro !
Wij hernemen voor schenkende ouders het advies om bijzondere aandacht te hebben voor deze problematiek in geval van schenking van onroerend goed. De beste bedoelingen kunnen immers in de toekomst ongewild tot de pijnlijkste situaties leiden, ...
De invoering van het verplichte AS BUILT ATTEST is voor Vlaanderen in principe voorzien voor juni 2010.
AS BUILT attest ...? Dit attest heeft tot doel om marginale afwijkingen ten overstaan van het vergunde bouwaanvraagdossier te duiden. Grotere afwijkingen dienen nog steeds voorwerp uit te maken van een regularisatieprocedure.
Vanaf 01 juni 2010 zou dergelijk AS BUILT attest moeten worden opgesteld in Vlaanderen, zulks uiterlijk 90 dagen na ingebruikname van het opgerichte / gerenoveerde (voor zover onderhevig aan stedebouwkundige vergunningsplicht) onroerend goed.
Veelal zal dit attest worden afgeleverd door architecten.
De prijs voor een éénsgezinswoning zou beperkt worden tot 250,00 EUR.
DE ZON IS DAAR ! ZONNEPANELEN PLAATSEN ? JURIDISCHE ASPECTEN.
Dient u een stedebouwkundige vergunning te vragen voor het plaatsen van uw zonnepalen of zonne - installatie ?
Het is steeds nuttig u voorafgaand op het gemeentehuis te informeren. Afhankelijk immers van het al dan niet voldoen aan bepaalde voorwaarden, dient uw installatie wel of niet te worden vergund.
vb. : geen vergunning voor plaatsing op een PLAT dak vb. : geen vergunning in geval van beperkte inname van een HELLEND dak
Heeft u recht op steunmaatregelen (subsidies) vanwege de overheid ?
Steunmaatregelen worden inderdaad genomen op Federaal (België), Vlaams én gemeentelijk niveau. U kunt voor informatie hierover terecht op www.energiesparen.be.
Eventueel komt u in aanmerking voor "Groenestroomcertificaten".
Een rekensommetje maken loont dus zeker de moeite !
Wanneer ouders bij lezen een deel van hun vermogen wegschenken aan hun kinderen, dienen zij daarmee zeer omzichtig te werk te gaan. Er moet een absolute gelijkheid worden nagestreefd : niet alleen om naderhand inbreuken op de wettelijke erfreserves te vermijden, doch ook om te vermijden - dmv de nodige transparante - en gelijke behandeling - om de goede familiesfeer te vrijwaren.
Wantrouwen creëren is ten allen tijde te vermijden ...
Evenwel, stel dat de ouders op zeker ogenblik aan beide kinderen verschillende roerende onlichamelijke goederen schenken : vb. : aan het ene kind 20.000,00 EUR in geld, aan het andere aandelen die op het ogenblik van de schenking eenzelfde bedrag van 20.000,00 EUR vertegenwoordigen ? Ouders en kinderen voelen zich op dat ogenblik "goed", en men gaat uit van een rechtvaardige, afgehandelde, behandeling.
Zo eenvoudig is het echter niet : wanneer op het ogenblik van overlijden (openvallen nalatenschap) immers blijkt dat bijvoorbeeld de waarde van de aandelen gestegen is en op dat moment het equivalent is van 30.000,00 EUR, zal men aannemen dat de begunstigde van de aandelen dus eigenlijk 30.000,00 EUR kreeg, en het andere kind ... 20.000,00 EUR. Met mogelijke een pijnlijke inbreng tot gevolg in het nadeel van de begunstigde van de aandelen ...
Best hadden de ouders hier elk van de kinderen een pakket geld en aandelen geschonken, dan wel enkel geld na verkoop van de aandelen.
Ook in de gevallen van schenkingen van geld v. onroerend goed, kan zich hetzelfde probleem voordoen !
Opgelet dus met het schenken van verschillende lichamelijke / onlichamelijke goederen, waarvan het op het eerste zicht lijkt dat het om dezelfde waarde gaat !
1. Beperking van de duur van de sper - en soldenperiode.
De sperperiodes lopen voortaan van 06.06. tot 31.06. en van 06.12. tot 02.01. De soldenperiodes lopen voortaan van 01.07. tot 31.07.
2. Solden zijn voortaan op alle producten toegelaten, met dien verstande dat het verbod op de aankondiging van de prijsverminderingen tijdens de sperperiode blijvend geldt voor kleding, schoenen en lederwaren.
3. Koppelverkoop is niet meer verboden, mits zij stroken met de eerlijke handelspraktijken en met dien verstande dat verkopen met verlies verboden blijft.
4. Online verkoop : de Verkoper mag reeds betaling eisen bij verkoop ! De consument krijgt dan wel 14 dagen bedenktijd ipv 7 dagen.
Bij de oprichting van een BVBA of EBVBA is er steevast een fiks kapitaal nodig. Jammer voor de startende ondernemer, die dergelijk in te brengen kapitaal niet zomaar van bij den beginne ter beschikking heeft.
Vanaf 2010 bestaat er voor die starter de mogelijkheid om een "Starters-BVBA" op te richten.
Voorwaarden hieraan verbonden zijn :
1. Minimum maatschappelijk kapitaal van ... 1 EUR. 2. Na maximaal 5 jaren of van zodra er 5 werknemers voltijds in dienst zijn, wordt deze starters-BVBA automatisch omgevormd tot een klassieke BVBA. Weliswaar dient alsdan het gebruikelijke kapitaal van 18.550 EUR te worden volstort. Belangwekkend, en parallel met bijvoorbeeld de VOF, is dat de oprichters tot op dat ogenblik hoofdelijk aansprakelijk blijven. 3. Evenzeer moet een financieel plan worden voorgelegd bij de oprichting. 4. Winstuitkeringen zijn mogelijk doch niet zonder het voordeel van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting te verliezen. 5. Daar waar bij een klassieke BVBA een verplichte winstreservatie van 5% is opgelegd, is in deze een reservatie van 25% verplicht.
Natuurlijke personen, op voorwaarde dat zij al niet elders minstens 5% van aandelen bezitten in een bestaande BVBA, komen hiervoor in aanmerking; rechtspersonen niet.
Ingevolge nieuwe campagne kunnen vreemdelingen die
- 5 jaar ononderbroken in België wonen of - minstens 2,5 jaren hebben gewerkt - verankerd zijn in de buurt waar zij wonen - de vereiste taalkennis hebben
een aanvraag tot regularisatie indienen bij de Gemeente. Dit recht is uitgebreid en vanaf vandaag kan de aanvraag ingediend worden.
Op 07.08.2009 verscheen in het Belgisch Staatsblad de wet van 18.06.2009 tot aanvulling van de woninghuurwet met betrekking tot aanrekening van bemiddelingskosten van een derde aan de huurder.
Hiermee onderging de Woninghuurwet een wijziging - welke in werking trad op 17.08.2009 - in die zin dat een artikel 5ter werd toegevoegd welk luidt als volgt :
Bemiddeling door een derde voor de verhuring van het onroerend goed. Art. 5ter. Wordt voor niet geschreven gehouden, elk beding dat de kosten voor de bemiddeling door een derde voor de verhuring van het onroerend goed ten laste legt van de huurder, tenzij de huurder de opdrachtgever is van de bemiddelingsopdracht.
Vandaag de dag doen steeds meer verhuurders voor de verhuring van hun pand een beroep op de diensten van de vastgoedmakelaar.
Vaak werden deze kosten ten laste van de huurder gelibelleerd.
Ingevolge hoger vermelde recente wetswijziging mag de vastgoedmakelaar voortaan evenwel geen ereloon meer ontvangen van de huurder in geval van verhuring door en met zijn bemiddeling, uiteraard op voorwaarde dat de makelaar daartoe beopdracht was door de verhuurder (anders is de hypothese waarin de huurder een opdracht tot het zoeken van een huurwoning geeft aan de makelaar, en waarbij de huurder - dat is evident - de door hem beopdrachte makelaar zelf dient te vergoeden).
Belangwekkend is dat deze bepaling werd geïmplementeerd in de woninghuurwet, en dus niet van toepassing lijkt te zijn op andere huurregimes. Daarenboven wordt de kosten van bemiddeling geviseerd; hieronder kunnen o.i. niet de kosten van plaatsbeschrijving worden verstaan, zodanig dat deze nog steeds ten laste van de huurder kunnen worden gelegd.
Wetswijziging betrekkelijk bevrijdende betaling bij erfenis en terbeschikkingstelling van een bepaald bedrag aan de langstlevende echtgenoot / wettelijk samenwonende !
In het Belgisch Staatsblad van 21.08.2009 verscheen de wet van 28.06.2009 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Successierechten wat betreft bevrijdende betaling bij een erfenis en de terbeschikkingstelling van een bepaalde som aan de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende.
In deze nieuwe wet lezen we :
- dat er een wijziging van het Burgerlijk Wetboek is doorgevoerd in die zin dat in het Burgerlijk Wetboek een artikel 1240ter wordt ingevoegd, luidende : « Art. 1240ter. § 1. De betaling van tegoeden die gedeponeerd zijn op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, is bevrijdend indien de schuldenaar, na het overlijden en zonder dat een van de attesten of een akte als bedoeld in artikel 1240bis, vereist is, aan de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende, op diens verzoek, een bedrag ter beschikking stelt dat de helft van de beschikbare creditsaldi noch 5 000 euro overschrijdt, ongeacht het bestaan van enig recht van de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende op het saldo van de rekening. § 2. De ter beschikking gestelde bedragen worden bij de vereffening van het gemeenschappelijk vermogen, van de onverdeeldheid of van de nalatenschap in rekening gebracht. De erfgerechtigden behouden echter jegens de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende een vorderingsrecht, ten belope van het bedrag dat het gedeelte overschrijdt dat deze laatste toekomt bij de vereffening van het gemeenschappelijk vermogen, van de onverdeeldheid of van de nalatenschap. § 3. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende mag met toepassing van § 1 slechts een bedrag van ten hoogste 5 000 euro opvragen. De schuldenaar van tegoeden gedeponeerd op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, wijst de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende op deze beperking, alsook op de in het derde lid bepaalde sanctie bij niet-naleving ervan. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van § 1 een bedrag heeft afgehaald dat hoger is dan de helft van de beschikbare credietsaldi of 5 000 euro, verliest ter waarde van de som die boven dat bedrag is afgehaald enig aandeel in het gemeenschappelijk vermogen, de onverdeeldheid of de nalatenschap. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van deze paragraaf enig aandeel verliest, verliest daarenboven de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen of te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Al verwerpt hij de nalatenschap, toch blijft hij zuiver erfgenaam. »
- dat er een wijziging van het Wetboek der Successierechten is doorgevoerd in die zin dat art. 3. Artikel 95 van het Wetboek der successierechten, vervangen bij de besluitwet van 4 mei 1940, wordt aangevuld met twee leden, luidende :
« In afwijking van het eerste lid en alvorens de door artikel 94 voorgeschreven waarborg is gesteld, mag de schuldenaar van deposito's op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, overeenkomstig de bij artikel 1240ter van het Burgerlijk Wetboek bepaalde nadere regels een bedrag ter beschikking stellen dat de helft van de beschikbare creditsaldi noch 5.000 euro overschrijdt. Het in het derde lid bedoelde bedrag wordt uitbetaald onverminderd de betaling van de in de artikelen 19 en 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851 vermelde bevoorrechte kosten. »
en dat Artikel 97 van het Wetboek der Successierechten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 mei 2002, wordt aangevuld met twee leden, luidende :
« In afwijking van het eerste lid en alvorens de hierin bedoelde lijst wordt afgegeven mag de schuldenaar van deposito's op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, overeenkomstig de bij artikel 1240ter van het Burgerlijk Wetboek bepaalde nadere regels een bedrag ter beschikking stellen dat de helft van de beschikbare creditsaldi noch 5.000 euro overschrijdt. Het in het vierde lid bedoelde bedrag wordt uitbetaald onverminderd de betaling van de in de artikelen 19 en 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851 vermelde bevoorrechte kosten. »
Commentaar :
Deze nieuwe regeling maakt het mogelijk dat de langst levende partner direct over voldoende middelen kan beschikken om te voorzien in zijn basisbehoeften. Inderdaad, in het verleden werden de langstlevende partner gecofronteerd met het praktische probleem dat bij overlijden de bank een handtekening eiste van alle erfgenamen voor de vereffening van de tegoeden. Het behoeft geen betoog dat dit een probleem opleverde wanneer erfgenamen welke het niet met mekaar eens waren de uitbetaling konden blokkeren. Dit was des te frustrerender wetende dat de langstlevende partner in dat geval zelfs niet kon beschikken over zijn eigen tegoeden die op een gemeenschappelijke of onverdeelde rekening stonden. Dit had als klap op de vuurpijl wel eens tijdelijke liquiditeitsproblemen tot gevolg waardoor het zelfs moeilijk werd om te voorzien in de dagelijkse basisbehoeften !
De nieuwe regeling laat thans toe dat de langstlevende echtgenoot kan beschikken over een bedrag bij wege van voorschot in afwachting van de vereffening en verdeling van het gemeenschappelijk vermogen, de onverdeeldheid of nalatenschap. Het komt erop neer dat de financiële instelling bevrijdend zal betalen op vraag van de langstlevende echtgenoot of samenwonende partner en daarmee gelden vrijgeeft aan deze laatste welke op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht of spaarrekening staan, waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is, of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is.
De nieuwe regeling geldt niet zonder restricties.
Het vooraf te nemen bedrag is immers beperkt tot : - de helft van de creditsaldi, met een maximum van 5.000,00 EUR. Belangwekkend om te noteren is dat dit bedrag fragmentarisch kan worden afgehaald bij verschillende banken, aangezien het niet ondenkbeeldig is dat de partners bij verschillende banken kleine bedragen op de rekening hadden staan. Anderzijds is het niet onmogelijk dat een gewiekste langstlevende partner op die wijze de limiet van 5.000,00 EUR tracht te overschrijden.Deze laatste zal zich dan wel willen vergewissen van de sanctie in de wet voorzien.
De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van § 1 een bedrag heeft afgehaald dat hoger is dan de helft van de beschikbare credietsaldi of 5 000 euro, verliest ter waarde van de som die boven dat bedrag is afgehaald enig aandeel in het gemeenschappelijk vermogen, de onverdeeldheid of de nalatenschap. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van deze paragraaf enig aandeel verliest, verliest daarenboven de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen of te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Al verwerpt hij de nalatenschap, toch blijft hij zuiver erfgenaam.
ENKELE TOPICS ROND SUCCESSIEPLANNING VOOR HET MENTAAL GEHANDICAPTE KIND.
1.
Op vlak van erfopvolging en verzorging en opvang na hun overlijden, steken bij ouders van een mentaal gehandicapt kind vaak vele vragen de kop op.
-Wie zal voor ons kind zorgen als wij er niet meer zijn ?
-Wie beheert het vermogen dat wij ons kind nalieten en dat uiteraard in de allereerste plaats moet dienen om de nodige zorgen en behoeften van het kind te bekostigen ?
-Hoe kan er in geval van overlijden nadien van het kind zelf nog beschikt worden over het resterende vermogen (bijvoorbeeld ten gunste van broers, zussen, zorgverstrekkers, ) ?
-Breng ik de rechten op welbepaalde tegemoetkomingen door de overheid niet in het gedrang door het kind een aanzienlijk vermogen te doen toekomen ?
-
2.
Bij leven van de ouders is er eigenlijk geen noemenswaardig probleem : zolang het kind minderjarig is, zijn de ouders de wettelijke beheerders van het vermogen van het kind en zulks alleszins tot diens 18de levensjaar.
Daar waar de minderjarigheid in principe met het worden van 18 jaar overgaat in meerderjarigheid, kan dit statuut verlengd worden : men spreekt dan van verlengde minderjarigheid. Op die manier blijven de ouders bij leven ook ná de achttiende verjaardag van het kind de wettelijke vertegenwoordigers van het kind. Meer nog, het kind blijft zelfs aan het ouderlijk gezag onderworpen.
Naar erfopvolging toe, is het in dit verband belangwekkend om aan te stippen dat dit statuut de verlengd minderjarige niet toelaat om een testament uit te schrijven.
Dit statuut zal tenslotte enkel toegekend worden aan zeer zwaar gehandicapte personen met een handicap die hun belet hun vermogen zelf te beheren.
In de andere gevallen kan aan het kind ook een voorlopige bewindvoerder toegevoegd worden.
Het kind zelf behoudt hierbij nog een zekere vrijheid; naar erfrechtelijke aspecten toe, is het in deze van belang om te weten dat het aankopen van een onroerend goed of het aanvaarden van een schenking onderworpen is aan de machtiging van de Vrederechter.
3.
Vraag is natuurlijk wie deze taken van vertegenwoordiging en beheer op zich neemt na het overlijden van de ouders of één van de ouders.
De ouders kunnen in een testament of via een door de Vrederechter gehomologeerde verklaring beschikken over wie na hun beider overlijden voogd van het kind wordt. Het zal dan deze voogd zijn die de erfenis van de ouders voor rekening en in het belang van het kind - weliswaar onder voorrecht van boedelbeschrijving - kan aanvaarden.
In geval van overlijden van één ouder, is de andere ouder verder gemachtigd om het kind te vertegenwoordigen en het vermogen te beheren.
Voor sommige beheersdaden in verband met goederen die het kind van de eerst overleden ouder erfde, zal de langstlevende ouder zich moeten richten tot de Vrederechter.
Om dergelijke omslachtige of vervelende procedures te vermijden, kan het nuttig zijn het huwelijkscontract van de ouders tijdig aan te passen (toevoeging van een beding van aanwas ?).
4.
Er kan zich een scenario voordoen waarbij het mentaal gehandicapte kind een gedeelte of het gehele vermogen van zijn of haar ouders erft, doch waarna het zelf niet kan beschikken over de toekenning van de eigen nalatenschap aan andere dan zijn of haar wettelijke erfgenamen.
Zo kan het voorkomen dat een restlegaat na overlijden van het minderjarige kind naar de wettelijke erfopvolgers gaat en niet naar andere personen die na overlijden van de ouders de zorg over het kind op zich namen.
Welnu, bij testament kunnen de ouders vooraf bepalen dat het mentaal gehandicapte kind weliswaar zijn of haar volledig erfdeel bekomt, doch dat de rest, bij overlijden van het kind zelf, toekomt aan een bepaalde persoon of zelfs een bepaalde instelling (Fideïcommis de residuo).
Fiscaal voordeel hierbovenop is (onder meer) dat de tweede begiftigde erfrechtelijk én fiscaal geacht wordt het vermogen rechtstreeks te hebben verkregen van de oorspronkelijke erflater.
5.
Op vlak van fiscaliteit kan nog worden aangestipt dat indien voldaan aan bepaalde voorwaarden de gehandicapte bepaalde vrijstellingen kan genieten van de heffing van successierechten.
6.
Bij wege van besluit kan gelden dat in verband met de erfopvolging van en voor een mentaal gehandicapt kind verschillende factoren een rol spelen :
-emotionele factoren : wie zal voor mijn kind zorgen als ik er niet meer ben ? Hoe zal dit worden betaald ?
-burgerrechtelijke factoren : Wie zal mijn kind juridisch vertegenwoordigen als ik er niet meer ben ?
-sociaalrechtelijke factoren : breng ik de verschillende uitkeringen voor mijn kind niet in het gedrang wanneer het bepaalde vermogensbestanddelen of een geheel vermogen erft ?
-fiscale factoren : hoe kan ik ervoor zorgen dat de erfopvolging fiscaal interessant is voor mijn kind ?
Buiten kijf staat dat één regeling waarin AL deze aspecten volledig aan bod kunnen komen eenvoudigweg niet bestaat.
De ouders zullen zelf moeten bepalen welke factoren voor hen het zwaarst doorwegen; in de uit te werken regeling die per definitie steeds maatwerk betreft zal dan uitgegaan worden van de voor de ouders belangrijkste premisse.
Subsidiair kunnen andere factoren uiteraard aan bod komen.
VERKOOP OF VERHUUR VAN EEN ONROEREND GOED V. DE VEREISTE DOCUMENTEN
Naar aanleiding van een uiteenzetting tijdens de Vastgoedlunch van 26.03.2009 uitgaande van de heer Fons JANSSEN, notarieel jurist in het Notariaat GEUSENS te HAMONT, onthielden wij volgende beknopte opsomming van documenten die relevant en nodig zijn in geval van verkoop of verhuring van een onroerend goed.
- Het Energieprestatiecertificaat
- Keuringsattest van electrische installaties
- Bodemattest
- Stedebouwkundig uittreksel
- Varia : keuring stookolietank ? stedebouwkundige info ? kadastraal uittreksel en plan ? hypothecair getuigschrift ?
Voor meer info omtrent de inhoudelijke aspecten van deze documenten, kunt u vrijblijvend terecht bij
Een niet hertrouwde uit de echt gescheiden echtgeno(o)t(e) kan, naast rechten op pensioen die zelf verworven werden door eigen tewerkstelling als werknemer, tevens pensioenrechten laten gelden op grond van de tewerkstelling als werknemer van de ex - echtgeno(o)t(e)(°).De berekening van de omvang van deze rechten gebeurt dan op basis van het aantal huwelijksjaren waarin men zelf geen of minder pensioenrechten heeft verworven.
Dit rustpensioen verwerft men zelf en wordt berekend alsof de gerechtigde zelf gedurende die huwelijksjaren een activiteit als werknemer uitoefende.
Meer concreet zal men uitgaan van 62,5% van het bruto jaarloon van de ex - echtgenoot, te verminderen met loon dat in het zelfde refertejaar door de gerechtigde zelf werd gegenereerd en waarvoor men eveneens pensioenrechten kan laten gelden.
(°) Nb : voorwaarde is dat men niet uit de ouderlijke macht is ontzet of dat men de voormalige echtgenoot niet "naar het leven heeft gestaan".
INFORMATIEVERPLICHTINGEN VAN DE AUTOHANDELAAR MBT FINANCIERINGEN
1. Bij de aankoop van een nieuwe wagen dient vermeld te worden of deze al of niet met financiering werd aangekocht.
U maakt terzake vast de bedenking dat u niet steeds op de hoogte bent van het feit of de cheque die de klant gebruikt om een nieuw voertuig te betalen wordt betrokken uit een financiering of niet.
Anderzijds bestaat er in hoofde van de koper ook nog wel zoiets als een meldingsplicht / informatieverplichting.
In die zin kan u op de bestelbon van het voertuig voorzien dat de koper met de ondertekening ervan verklaart dat het voertuig al of niet gefinancierd is. U kan een ruimte voorzien waarin kan worden aangekruist of het voertuig wordt gefinancierd (aan te kruisen ja of neen met gebeurlijke vermelding van de financieringsmaatschappij).
Op basis van deze gegevens kan u naderhand een gebeurlijke vermelding op de factuur aanbrengen.
Indien achteraf blijkt dat het voertuig inderdaad gefinancierd werd, en de koper ondertekende destijds de bestelbon met de vermelding dat zulks niet het geval was, heeft u als verkoper in ieder geval het nodige gedaan om u omtrent een eventuele financiering te vergewissen en hetgeen blijkt uit de clausule in de bestelbon - doch heeft de koper u anderzijds op foutieve wijze informatie verheeld.
Er is slechts derde medeplichtigheid aan contractbreuk wanneer de derde, zonder bijzonder onderzoek, tot het besluit moet komen dat dan de rechtshandeling die hij gaat stellen een ander zijn verbintenissen schendt.
De hoger voorgestelde clausule op de bestelbon indiceert dat u dergelijk bijzonder onderzoek heeft gevoerd.
2. In geval van aankoop van een tweedehandswagen dient u er zich, als professionele verkoper / aankoper van tweedehandsvoertuigen, van te vergewissen dat het voertuig niet (meer) belast is met een financiering.
In de rechtspraak lijkt men inderdaad van het vermoeden uit te gaan dat elke professionele handelaar in tweedehandswagens moet weten of een voertuig al of niet belast is met een financiering.
Zie :
Bergen 8 oktober 1990, R.R.D. 1991, 36, noot JADOUL, P.
De professionele handelaar in tweedehandswagens behoort ervan op de hoogte te zijn dat :
-de aanoop van een (nieuwe) wagen doorgaans door middel van een financiering gebeurt;
-het financieringscontract gewoonlijk verbod oplegt de wagen te vervreemden, en in de regel tevens ten gunste van de kredietverstrekker een clausule bevat van overdracht of van subrogatie in de rechten van de verkoper en in het bijzonder zijn voorrecht van onbetaalde verkoper.
Op gevaar af zich schuldig te maken aan derde-medeplichtigheid aan contractbreuk, behoort de professionele handelaar in tweedehandswagens, alvorens over te gaan tot de aankoop van een wagen zich dan ook de originele aankoopfactuur te laten voorleggen en te controleren of de aankoop al dan niet d.m.v. financiering is gebeurd.
Kh. Gent 22 maart 1990, T.G.R. 1990, 91.
Van de beroepsverkoper van tweedehandswagens wordt verwacht dat hij de originele aankoopfactuur opvraagt, zodat hij zich zou kunnen vergewissen van een eigendomsvoorbehoud en / of vervreemdingsverbod en van de volledige afbetaling van het voertuig. Bij gebrek hieraan maakt de beroepsopkoper zich, in geval de wagen hem wordt verkocht alvorens de financiering geheel is afgelost en met miskenning van de clausule van het eigendomsvoorbehoud en van het vervreemdingsverbod schuldig aan derde medeplichtigheid aan de contractbreuk van de verkoper.
De gehoudenheid in solidum is van toepassing bij samenloop van de contractuele fout van de koper die de aankoop van zijn wagen liet financieren en de aquiliaanse fout van de derde-medeplichtige die de bewuste wagen van de oorspronkelijke eigenaar heeft gekocht hoewel hij diende te weten dat die verrichting een derde medeplichtigheid bij contractbreuk zou uitmaken. Ten overstaan van de schuldeiser die zelf geen fout heeft gemaakt, is iedere schuldenaar gehouden voor het geheel. .
en
De derde medeplichtigheid aan contractbreuk is een toepassing van art. 1382 B.W. en vereist dus een fout, een schade en een oorzakelijk verband tussen beide. Opdat van een fout sprake zou zijn wordt verondersteld dat cumulatief voldaan is aan volgende voorwaarden : (i) een geldige vooraf bestaande contractuele verbintenis, (ii) bekend of verondersteld bekend aan de derde medeplichtige, (iii) de bewuste medewerking van de derde medeplichtige aan (iv) schending van de contractuele verbintenis.
Van een professionele autohandelaar mag worden verwacht dat hij in kennis is van het gevaar van de doorverkoop van geleasde, gehuurde of gefinancierde autos en dat hij een gezonde kritische zin aan de dag legt zoals een normaal en voorzichtig mens in dezelfde omstandigheden geplaatst, zou doen.
Van een professionele autoverkoper mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de frequent in de sector aangewende techniek van het voorrecht van de onbetaalde verkoper zoals vastgelegd in art. 20,5 Hyp. Wet. Vooraleer hij overgaat tot aankoop van een autovoertuig waarvan de factuur hem niet wordt overgelegd, dient de professionele autoverkoper zich te wenden tot de griffie van de rechtbank van koophandel of bij de oorspronkelijke verkoper, om de noodzakelijke informatie te bekomen. ( )
U stelt zich terzake vragen, meer bepaald over volgende scenarios :
a Een voertuig wordt nieuw aangekocht bij een garagist. De koper signaleert niet dat het voertuig wordt gefinancierd en / of de garagist vermeldt terzake niets op de aankoopfactuur.
Mogelijks werd de financiering aangegaan door een derde en is de oorspronkelijke koper slechts borg en waarvan niets op de factuur vermeld is.
Naderhand wordt het betrokken voertuig bij u tweedehands te koop aangeboden.
Als zorgvuldig handelend professioneel verkoper vraagt u de originele factuur op.
U mag afgaan op de inhoud van deze factuur, tenzij de inhoud en opstelling ervan naar de perceptie en vanuit de ervaring van iedere beroepsverkoper op een of andere manier verdacht of onregelmatig zou kunnen lijken.
Uw verplichting bestaat er immers in deze factuur op te vragen om het feit van een al dan niet financiering na te gaan.
Indien u achteraf copie van deze regelmatige aankoopfactuur kan voorleggen kan u aantonen dat :
- u ze ook effectief heeft opgevraagd, zoals het u betaamt,
- u te goeder trouw heeft gehandeld overeenkomstig de vermeldingen in deze factuur.
b U stelt zich de vraag hoe u moet handelen indien de factuur niet voorhanden is wegens verlies, wegens eerdere particuliere aankoop, etc.
In dergelijke gevallen komt het er op aan om achteraf toch aan te kunnen tonen dat u als professionele verkoper zoveel mogelijk onderzoek als mogelijk heeft verricht naar een mogelijke financiering.
In hoger vermeld voorbeeld uit de rechtspraak stelt men voor dat de professionele autohandelaar zich wendt tot de rechtbank van Koophandel of bij de oorspronkelijke verkoper om na te gaan of er geen financiering kleeft aan het betrokken voertuig.
In ieder geval moet de eigenaar / verkoper van het voertuig u kunnen mededelen wie de vorige verkoper van het voertuig was. Op basis van de gegevens die u op die wijze worden verschaft, doet u er goed aan schriftelijk bij de vorige verkoper te informeren naar de herkomst en financieringswijze van het voertuig.
Bij de rechtbank van Koophandel van het arrondissement waar de eigenaar (destijds koper, ten opzichte van uzelf verkoper) van het voertuig zijn woonplaats heeft, kan gebeurlijk nagevraagd worden of de (vorige) verkoper geen voor eensluidend verklaard afschrift van de factuur heeft gedeponeerd ter griffie om zijn voorrecht van onbetaalde verkoper van het voertuig te vrijwaren.
Indien u naderhand kan voorleggen dat u op dergelijke wijze al het nodige heeft ondernomen om alle gegevens omtrent financiering te achterhalen, kan dit dienstig zijn om het vermoeden in uwen hoofde, nl. dat u als professionele autohandelaar zou moeten weten of een voertuig al of niet belast is met een financiering, te weerleggen.
Een werknemer verbindt zich door een arbeidsovereenkomst ten overstaan van zijn werkgever : de werknemer zal arbeid verrichten tegen een vergoeding; deze arbeid zal verricht worden ONDER GEZAG, LEIDING EN TOEZICHT van de werkgever.
Een zelfstandige verricht eveneens arbeid tegen een vergoeding, doch niet onder gezag, leiding en toezicht van een werkgever.
In de eerste relatie zorgt de werkgever voor het vervullen van de verplichtingen inzake sociale zekerheid (betaling sociale bijdragen via afhouding van het brutoloon), in de tweede relatie vervult de zelfstandige zijn verplichtingen zelf door het storten van sociale bijdragen.
De bijdragen zijn verschillend al naargelang er sprake is van een werknemer dan wel van een zelfstandige. In een relatie opdrachtgever - zelfstandige zal de rekening voor beide partijen "voordeliger" zijn. Vandaar dat partijen zich er nog al eens graag van het zelfstandigenstatuut bedienen, terwijl de zelfstandige wel degelijk onder gezag, leiding en toezicht van de opdrachtgever werkt. Onnnodig te verduidelijken dat de RSZ hiermee belangrijke inkomsten derft; zij zal dus in geval van twijfel de werkrelatie onderzoeken en mogelijk besluiten tot schijnzelfstandigheid, met herberekening en herziening van sociale bijdragen tot gevolg.
Welke zijn indicatoren die kunnen doen besluiten tot schijnzelfstandigheid ?
Iedere werkrelatie zal geval per geval onderzocht worden, doch uit voorgaande ervaring en rechtspraak, kunnen volgende indicatoren weerhouden worden welke deden besluiten tot schijnzelfstandigheid :
Voorwerp overeenkomst : arbeiden Verplichte deelname aan instructieve vergaderingen Verplichte interne controle Een voorziene proefperiode De hantering van een strikt uurrooster Er is sprake van een maand - of uurloon Kosten worden afzonderlijke terugbetaald Vakantiegeld wordt uitbetaald Strikte afspraken ziekteverzuim of verlof Bedrijfswagen (tenzij deze is toegekend aan de bedrijfsleider van een vennootschap) Eigen buro in onderneming opdrachtgever Eén opdrachtgever ENZ ENZ ...
Welke indicatoren wijzen op een relatie opdrachtgever - zelfstandige ?
Tevens niet limitatief opgesomd :
Voorwerp van de overeenkomst is het bereiken van een resultaat, niet van arbeid verrichten tout court De zelfstandige staat zelf in voor het vervullen van de nodige formaliteiten : KBO, soc bijdr, fisc Er is toegelaten dat de zelfstandige mag werken voor meerdere opdrachtgevers De zelfstandige mag en en kan eigen personeel aannemen De zelfstandige kan opdrachten weigeren Er geschiedt facturatie (dus geen maandloon, ...) De zelfstandige mag tijd en middelen vrij organiseren De zelfstandige neemt verlof naar eigen goeddunken Het ondernemingsrisico is voor rekening van de zelfstandige De zelfstandige neemt zelf beslissingen over economisch en financieel beleid. ENZ ENZ ...
Het gegeven dat iemand dus bijna uitsluitend voor één opdrachtgever werkt (komt nogal eens voor in de bouwsector), mag niet onmiddellijk op zich tot schijnzelfstandigheid doen besluiten : er moet ook rekening worden gehouden met de wijze waarop de werkrelatie tussen partijen bij overeenkomst is geregeld.
In het Belgisch Staatsblad van 9 februari 2009 verschenen twee nieuwe wetten rond het gerechtelijk akkoord,
- de wet van 26 januari 2009 houdende de wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de continuïteit van de ondernemingen - de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van ondernemingen.
In dit kort verslag gaan wij nader in op de wet van 31.01.2009, nu de wet van 26.01.2009 voornamelijk procedurele aspecten behelst.
Hoe was de situatie vroeger ?
Tot hiertoe had een onderneming in moeilijkheden de keuze tussen twee scenario's :
een gerechtelijk akkoord of een faillissement.
Wat is nieuw ?
Voortaan kan de onderneming in moeilijkheden terugbuigen op heel wat meer mogelijkheden.
de aanstelling van een ondernemingsbemiddelaar of een gedwongen ondernemingsoverdracht onder gerechtelijk gezag, ...
De term gerechtelijk akkoord verdwijnt
Voortaan zijn er twee fasen : A. de preventieve buitengerechtelijke fase
Hierin situeert zich blijvend de kamer van handelsonderzoeken, nieuw is de vraag tot het aanstellen van een ondernemingsbemiddelaar. Eveneens kan de onderneming een minnelijk aanzuiveringsplan voorstellen en afsluiten met de schuldeisers.
B. de gerechtelijke reorganisatie.
Deze procedure lijkt op het vroegere gerechtelijk akkoord.