Ik ben , en gebruik soms ook wel de schuilnaam E.D..
Ik ben een man en woon in Frankfurt (Deutschland) en mijn beroep is Een voorbeeld zijn.
Ik ben geboren op 01/01/1988 en ben nu dus 37 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Provoceren, intrigeren, samenzweren, ambeteren..
Afschuwelijke dingen schrijf ik tegenwoordig. Gisteren probeerde ik een zesdelige logische wisselvers, doch zonder succes. Hoewel het dichtwerk mathematisch klopte, lagen de verzen niet goed in de mond. Hopelijk kan de lezer me vergeven voor dat ongelukkige experiment.
Vandaag beperk ik me tot een korte strofe.
Ma chérie, vergeef dit pover gerijm. Nu gij ontbreekt, bezorgt ge nog immer leed, u zien was de bron van mijn dichtgeheim. Keer dus terug, genees uw constvloedig poëet! E.D
Ik moet mijn lot wel zeer beklagen, vanuit de bleke schaduw van morgen, marcheren drieste scharen tribulatieën. Te Primen reeds ambeteren tijdingen, over karweien, lasten, zo vele zorgen! 't Wilt maar ten zeerste mishagen.
En houd ik m'n weeën nog verborgen, dan vermoeden allen stoute conspiratieën, durven zelfs van hoogmoed gewagen. Nijdigaards! Hen wilt nimmer dagen, dat vooroordelen gronden hun explicatieën! Wilde Gods gratie maar hun geesten verzorgen.
"Gij schudt en breekt onbedaard als 't figuur, verschijnt van dat uitverkoren liefste creatuur."
Benevens achterklap komen allergieën, sluimeren tijdens momentane natte dagen, om nadien weer d'ademgang te worgen. Neen, geeneen verlangt mijn ziel te borgen, hij moet namelijk teveel druk verdragen, bij 't aanschouwen van vroo'e relatieën.
"Wat geschiedde als gij 'n gesprek had betracht, weet gij ni want ge hebt haar zelfs ni toegelacht!"
In alle eerlijkheid, het idee van de Verenigde Belgische Staten is niet nieuw. Het is een gemoderniseerde uitwerking van de oorspronkelijke opzet uit 1790, toen de Belgische provincies de onafhankelijkheid uitriepen tegen het Oostenrijkse koningshuis. Het prinsbisdom Luik kwam toen ook in opstand. Hierdoor kon een federale structuur opgezet worden die de provincies in hun eigenheid zou beschermen. Helaas konden de revolutionairen niet tijdig een leger oprichten om de Oostenrijkers buiten te houden.
Het "Verdrag van de Unie van de Belgische Provincies" reserveert enkele 'centrale' bevoegheden voor een federale overheid:
"II. Ces provinces mettent en commun, unissent et concentrent la puissance souveraine, laquelle elles bornent toutefois et restreignent aux objets suivants : à celui dune défense commune ; au pouvoir de faire la paix et la guerre, et par conséquent à la levée et lentretien dune armée nationale, ainsi quà ordonner, faire construire et entretenir les fortifications nécessaires ; à contracter des alliances, tant offensives que défensives, avec les puissances étrangères ; à nommer, envoyer et recevoir des résidents ou ambassadeurs et autres agents quelconques ; le tout par lautorité seule de la puissance ainsi concentrée, et sans aucun recours aux provinces respectives. Lon est convenu de linfluence que chaque province, par ses députés, aura dans les délibérations sur les objets repris dans le présent traité."
Natuurlijk professeerden men hier een confederalisme. Maar dat hoeft geen probleem te zijn. Wij verachten niet zozeer confederalisme, wél de wens om de federale overheid alle bevoegdheden te ontnemen en een centralistisch Vlaanderen te scheppen. Zo'n gedrocht zou de provincies niet in hun eigenheid aantasten, maar regelrecht verkrachten.
Zeer toepasselijk, die kilte van St-Bonifaas! Hij spreidt zijn koele vocht over 't land, vult de straten met 's werelds grauw, veegt alle schoons weg met zijn koude hand, stremt 't streven van al wat opbloeien wou.
Anderen beklagen 't lot van hun begonias, doch weten dat weldra warmte zindert. Mij ontbreekt elk vleiend vooruitzicht, mij blijft een ergerlijk leed, onverminderd. Wanneer zie ik nog 't allerliefste gezicht?
Filosellen sjaaltjes koop ik t'uwentwille, impulsief, om aan uwen fluwelen hals te pralen. Eerlijk: 'k wil voor u alles geerne verspillen, nochtans kunnen m'n liefde vatten, ringen noch kralen.
Zuiver bloemken reine, do ut des! Ik geef verwachtingsvol opdat gij geeft, doch leert Amor me 'n bittere les: erbarmelijk man, die immer in hoop leeft!
230 jaar nadat de Scaldis-heraut het volgende aan Keizer Jozef II vroeg, is zijn verzoek nog steeds niet ingewilligd. Daarom citeer ik het even voor de lezers. Ik veranderde niets aan het oorspronkelijke Frans van 1781.
"Daigne, daigne, briser ces funestes liens qu'Amsterdam a forgés de ses avares mains. Songe que de mes flots interdire l'usage au droit des nations est un cruel outrage. La nature en appelle à ta sage équité."
Wappert de pennoen van 't correptorum flamingorum, voeren hun paladijnen slome tractatieën onder valse voorwendsels en half decorum, hoed u dan voor hun verleidelijke bimbeloterieën!
Toch rest er 'n reden tot hoop, de goddelijke deugd. Eens zal vallen de ongenadige toorn, van de laatst geblevene, verheugt! Hij zal vernederen al die rijke lieden en welgeboren.
Morgen wordt de dag der dagen. Zal hij na twijfelen eindelijk wagen, diegene die hem als enige kan behagen, eindelijk eens uit te vragen?
Dan biedt zich 'n kans zeer opportuun: Hij kan er doorbreken 't cadans van arme verlegenheid, zijn malfortuun. Zal hij dus grijpen, die laatste kans?
Verlok hem niet met volgend motief: "Heb toch niet één bloemken lief, verleid eeder allen, geheel naar belief. Wat brengt 't als gij met één 'n glas hief?"
Nee, hij zal niet gehoorzamen gedwee de vulgaire tips van ongemanierde heren. Laat ons dan bidden tot Venus en Maria, Ave! Dat zij z'n liefde herkent en "ja" zal repliceren!
Uwen ouden dag is gearriveerd! 'n Gelukkige verjaardag wens ik u toe, al hebt gij uw heup weer bezeerd met artrose, jicht en al dat gedoe.
De dertien jaar dat gij over ons waakt, maakten u lid van onzer familie, ge hebt nooit aan uw plichten verzaakt, toch grillig luisterde als 'n echte Bordercollie.
Geboren werd gij niet van afstamming puur, noch hebt gij ooit schapen moeten hoeden in Yorkshire, naast 'n pittoreske muur. Ons wilt gij niettemin voor onheil behoeden.
Dus houdt gij wacht aan 't portaal, klaar om te laten schrikken die niet verwacht uw blafkabaal bij 't passeren langs onze fabrieken.
Nog steeds kunnen weinigen voorspellen: een wit creatuur met vlekken zwart als SS, verschijnt wanneer zij aan de deur willen bellen, zich enkel verwachtend aan lauwe busi-ness.
Gij vindt het 'n plezier eerder dan 'n plicht, daarom 'n gesloten deur u ook ontstemt, want het ontkent u de blik op 's werelds zicht, gij voelt u dan tezeer in uw vrijheid geremd.
Vrijheid hebt gij nochtans in grote mate, gij kunt ons volgen in ons dagelijks labeur -wat zou gij ons storen, kon gij praten!- u strelen verlicht weleens de serviele sleur.
Gij hebt 't alleraardigst karakter, zodoende met uw leven onze levens verblijd. Helaas maakt d'ouderdom u des te verzwakter, uw dood zal ons brengen 'n zeer tragische tijd.
"[...] Ik schreef immers dit boek, u niet. Daarom heeft de auteur het gezag en het recht zijn lezers verboden op te leggen. Als u uw volk respecteert, weet u dat God u te stom maakte voor het auteurschap. Hij veroordeelde u welzeker tot het madenbestaan van 'lezer'. Als u uw volk gehoorzaamt, weet u dat zulks de natuurlijke orde is en dat deze hiërarchie nooit doorbroken kan worden. Verveel me dus niet met zielige brieven over sociale mobiliteit en democratische vrijheid. Een groot man, de beste van zijn volk, schreef immers 'Echte vrijheid is niet doen wat je wilt doen, maar doen wat je behoort te doen.' Welnu, u behoort te blijven een domme lezer en de raad te volgen van de man die het beste met u voorheeft."
Bovenstaand citaat vormde een onderdeel in het boek waar ik tot voor kort aan werkte. Nu ik het wederom lees, komt dit enigszins streng over. Zulks is nu eenmaal eigen aan beginnend schrijven. Ik zal het in de herwerkte versie niet gebruiken en vervangen door behaagzieke vormelijkheden.
Tijdens een klammige lentenacht gunde t schuwe zandmanneken schitt'rendste geestesfilm ooit gedroomd.
Speels had gij mij toegelacht! Ik wilde verzilveren in 'n panneken uw gezicht, met onyx en chrysocoliet omzoomd.
Vond ik het leven een kwelling, dan richtte ik d'ogen op uw portret, van glorie machtiger dan Jezus aan 't kruis.
Een verkwikkende kracht, niet gering, waarmee ik wederom bergen verzet heeft in uw gezicht zijn thuis.
Doch, alleen is 't in 'n droom gebeurd, nooit gunde gij mij het plezier, nooit gaf gij 'n teken van accord.
Spijtig, de geestesfilm was dra opgefleurd: wij maakten na 't moment grote sier, jolijt en gelukzaligheid, al was 't wreed kort.
Niets schunnigs of typisch Hagenees -daarmee viert geeneen teder beminnen- In mijn droom hield ik u omarmd.
Vreugdevolle warmte ruisde door m'n vlees, liefdevol sentiment vervulde ook u van binnen, daar had onze verkleefdheid beiden verwarmd.
Ik hoopte vurig op 'n eeuwig lengen: dat moment mocht nooit sterven, 't was helaas 'n droom, nu moet ik tranen plengen, ik ontwaak en weet dat ik u moet derven.
Tranen collectiveren m'n innerste, hun druk vergroot nog ongestuit, weldra breken ze naar buiten uit en hoort de wereld huilen in de verte.
Ze brengen reeds lijden in m'n werk, -zelfs dit gedicht komt moeilijk klaar- de minste gedachte weegt te zwaar, gun me eind'lijk eens rust, hemelklerk!
De Morgenster mijnes kwelt, enkel vanwege m'n oprechte liefde. Waarom hebben vrouwen drieste vergeldingmaten graag geveld tegen eenieder met oprecht sentiment? Zachte, vriend'lijke en lieve kerels winnen alleen 't strelen van de gesel, want hun geliefde wil 'n brute vent.
Ik wil hier geen seconde meer verpozen, maak dus snel een eind aan dit lijf, en gooi me van 'n verdieping of vijf: doe wat 't vergt om dit leven te lozen!