In alle professorale wijsheid bekritiseert 'n gedichtenwijsgeer geerne de vaststelling dat ik hier in herhaling verval. 't Zij waar: ik herwerk hieronder een eerder gedicht. De voorbije dagen schoten me echter geen originele onderwerpen te binnen. Om de lezer niet te lang zonder pruldichten te laten, heb ik dan maar onderstaand gewauwel herkauwd. De context zij alleszins actueler.
E.D.
12 meters vierkant is de broeikast waar schiet d'afwaswatertroeb'lige haat als de misgroeide biet.
Eén vensterke miez'rig -voren met tralies bespand- werpt koud noorderlicht vanuit de grauwe bosrand.
Doortrokken met mist is dat bladerloos woud 'n koudfeitelijk zinnebeeld van 's mens liefde vernauwd.
Die krimpt elke minuut elke dag, elke volle maan tot geen warm gevoel nog rest voor 't mensenbestaan.
Verhangen brengt 'em geen pais zo'n climax van zielig treuren verlaat het leven onvervuld en lam iets 'el wilt hem dus opbeuren.
Haat! Glorieus en opwindend! De verachting van deze mensenbrij -hoe verwaand en vunzig is 't moment- schuift de liefdesnood opzij.
Niet met verkwikkende amour maar pure haat onbedorven zonders wiens begeest'rende stimulans ik van begeren was gestorven.
E.D.
04-12-2011 om 17:00
geschreven door E.D. 
|