Europa, de traditie, mijn voorvaderen deden godsliefde in me bloesemen. Daarom kan ik God niet verlaten. Maar wat brengt God met dit wrede lot?
Als God voor elk van ons een doel heeft, is het mijne boosaardig. Voorwaar, ik wil Europa's christendom bewaken, maar God dwingt me Hem te haten. Hij verwoest mijn leven! Ik forceer mijn gedachten naar het schrijfwerk of de politieke waanzin. Mijn lichaam gehoorzaamt die hogere gedachten niet. Het begeert heden niets meer dan een wijf. Alle andere noden zijn inferieure bijzaken geworden. Alle energie en gedachten gaan naar vrouwen. Botweg is 't wel zo: mijn lijf rot weg, van geilheid en vleselijke lust. Was dat begeren sterk genoeg om de laatste gedachte -die van het eerbehoud- te verdrijven, dan had een hoer reeds lang op bevrediging toegezien. Zo geil ben ik helaas niet. Ik denk er niet aan mijn laatste mannelijke eer (en gekrompen geld) aan een schurftig wrak te verkwanselen. Dan zou ik me laten uitbuiten, tot domme consument laten maken vanwege lijfelijke dorst.
Bij 't zicht van ieder griet zin ik elke seconde op seks. Waarom ontkennen?
Bevrediging volgt echter nooit! Sport, noch 't geschreven, noch 't gesproken woord verdrukken de lust. Wat moet ik doen met zo een lot?
Vrouwen herkennen alras diegene die nooit heeft gekust. Zo één identificeren zij als "te mijden zot."
Onvervulbaar kan de taak toch niet wezen? Op elke straathoek ziet men 'n hangbuik met een reyn acolier en een blik weltevree. Zo één kan amper denken, laat staan lezen! Hoe krijgt 'em haar dan toch in zijn beddestee?
Simpel en cru.
Hij causeert.
Geen gelegenheid of hij babbelt ijdele letters. Letters vormen woorden, woorden vormen zinnen.
Nog sneller als de hand des boekdrukzetters, kan 'em betoov'rend verhalen spinnen.
Gedachten dus uit! Broef af! De Codex gebiedt vlot 'n bod gelijk 'n lied:
"Meisken! In welken tijd gij geriet! 't Directe slaat en zwiept, alle geduld ons verliet!
Eens had gij afgewacht, gezien hoever een mannentyp het werkelijk bracht.
De gladde pronker verglaasde, zodra zijn woordenconventie, niet langer verbaasde.
Geduldig werd daartegen ontleed, de stille, peinsieve presentie, en zijn oprechter minneleed.
Hij veroverde, moorde -in eer onbedorven en minde onverminderd de vrouw die 'em had verworven.
Meisken! In welken tijd gij geriet! 't Directe slaat en zwiept, alle geduld ons verliet!
Alleen 't onmiddellijke gij nog geniet, bij mannen in dwaasheden verdiept, wier snelle tong gij alleen graag ziet.
Vlucht gij niet in ontucht, dan weldra de depressie kriept, is onvoltooid leven uw vrucht."
Treur niet, bloemken van doctrine! De Codex wilt dat g' uw tijd gehoorzaamt en dit soort vent berijdt.
Tegen een lage prijs kon 'em u verdienen! Zoals het deze rotte eeuw betaamt, zijt gij toch maar 'n domme geit.
E.D.
24-11-2011 om 00:00
geschreven door E.D. 
|