Ik ben , en gebruik soms ook wel de schuilnaam E.D..
Ik ben een man en woon in Frankfurt (Deutschland) en mijn beroep is Een voorbeeld zijn.
Ik ben geboren op 01/01/1988 en ben nu dus 37 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Provoceren, intrigeren, samenzweren, ambeteren..
230 jaar nadat de Scaldis-heraut het volgende aan Keizer Jozef II vroeg, is zijn verzoek nog steeds niet ingewilligd. Daarom citeer ik het even voor de lezers. Ik veranderde niets aan het oorspronkelijke Frans van 1781.
"Daigne, daigne, briser ces funestes liens qu'Amsterdam a forgés de ses avares mains. Songe que de mes flots interdire l'usage au droit des nations est un cruel outrage. La nature en appelle à ta sage équité."
Wappert de pennoen van 't correptorum flamingorum, voeren hun paladijnen slome tractatieën onder valse voorwendsels en half decorum, hoed u dan voor hun verleidelijke bimbeloterieën!
Toch rest er 'n reden tot hoop, de goddelijke deugd. Eens zal vallen de ongenadige toorn, van de laatst geblevene, verheugt! Hij zal vernederen al die rijke lieden en welgeboren.
Morgen wordt de dag der dagen. Zal hij na twijfelen eindelijk wagen, diegene die hem als enige kan behagen, eindelijk eens uit te vragen?
Dan biedt zich 'n kans zeer opportuun: Hij kan er doorbreken 't cadans van arme verlegenheid, zijn malfortuun. Zal hij dus grijpen, die laatste kans?
Verlok hem niet met volgend motief: "Heb toch niet één bloemken lief, verleid eeder allen, geheel naar belief. Wat brengt 't als gij met één 'n glas hief?"
Nee, hij zal niet gehoorzamen gedwee de vulgaire tips van ongemanierde heren. Laat ons dan bidden tot Venus en Maria, Ave! Dat zij z'n liefde herkent en "ja" zal repliceren!
Uwen ouden dag is gearriveerd! 'n Gelukkige verjaardag wens ik u toe, al hebt gij uw heup weer bezeerd met artrose, jicht en al dat gedoe.
De dertien jaar dat gij over ons waakt, maakten u lid van onzer familie, ge hebt nooit aan uw plichten verzaakt, toch grillig luisterde als 'n echte Bordercollie.
Geboren werd gij niet van afstamming puur, noch hebt gij ooit schapen moeten hoeden in Yorkshire, naast 'n pittoreske muur. Ons wilt gij niettemin voor onheil behoeden.
Dus houdt gij wacht aan 't portaal, klaar om te laten schrikken die niet verwacht uw blafkabaal bij 't passeren langs onze fabrieken.
Nog steeds kunnen weinigen voorspellen: een wit creatuur met vlekken zwart als SS, verschijnt wanneer zij aan de deur willen bellen, zich enkel verwachtend aan lauwe busi-ness.
Gij vindt het 'n plezier eerder dan 'n plicht, daarom 'n gesloten deur u ook ontstemt, want het ontkent u de blik op 's werelds zicht, gij voelt u dan tezeer in uw vrijheid geremd.
Vrijheid hebt gij nochtans in grote mate, gij kunt ons volgen in ons dagelijks labeur -wat zou gij ons storen, kon gij praten!- u strelen verlicht weleens de serviele sleur.
Gij hebt 't alleraardigst karakter, zodoende met uw leven onze levens verblijd. Helaas maakt d'ouderdom u des te verzwakter, uw dood zal ons brengen 'n zeer tragische tijd.
"[...] Ik schreef immers dit boek, u niet. Daarom heeft de auteur het gezag en het recht zijn lezers verboden op te leggen. Als u uw volk respecteert, weet u dat God u te stom maakte voor het auteurschap. Hij veroordeelde u welzeker tot het madenbestaan van 'lezer'. Als u uw volk gehoorzaamt, weet u dat zulks de natuurlijke orde is en dat deze hiërarchie nooit doorbroken kan worden. Verveel me dus niet met zielige brieven over sociale mobiliteit en democratische vrijheid. Een groot man, de beste van zijn volk, schreef immers 'Echte vrijheid is niet doen wat je wilt doen, maar doen wat je behoort te doen.' Welnu, u behoort te blijven een domme lezer en de raad te volgen van de man die het beste met u voorheeft."
Bovenstaand citaat vormde een onderdeel in het boek waar ik tot voor kort aan werkte. Nu ik het wederom lees, komt dit enigszins streng over. Zulks is nu eenmaal eigen aan beginnend schrijven. Ik zal het in de herwerkte versie niet gebruiken en vervangen door behaagzieke vormelijkheden.
Tijdens een klammige lentenacht gunde t schuwe zandmanneken schitt'rendste geestesfilm ooit gedroomd.
Speels had gij mij toegelacht! Ik wilde verzilveren in 'n panneken uw gezicht, met onyx en chrysocoliet omzoomd.
Vond ik het leven een kwelling, dan richtte ik d'ogen op uw portret, van glorie machtiger dan Jezus aan 't kruis.
Een verkwikkende kracht, niet gering, waarmee ik wederom bergen verzet heeft in uw gezicht zijn thuis.
Doch, alleen is 't in 'n droom gebeurd, nooit gunde gij mij het plezier, nooit gaf gij 'n teken van accord.
Spijtig, de geestesfilm was dra opgefleurd: wij maakten na 't moment grote sier, jolijt en gelukzaligheid, al was 't wreed kort.
Niets schunnigs of typisch Hagenees -daarmee viert geeneen teder beminnen- In mijn droom hield ik u omarmd.
Vreugdevolle warmte ruisde door m'n vlees, liefdevol sentiment vervulde ook u van binnen, daar had onze verkleefdheid beiden verwarmd.
Ik hoopte vurig op 'n eeuwig lengen: dat moment mocht nooit sterven, 't was helaas 'n droom, nu moet ik tranen plengen, ik ontwaak en weet dat ik u moet derven.
Tranen collectiveren m'n innerste, hun druk vergroot nog ongestuit, weldra breken ze naar buiten uit en hoort de wereld huilen in de verte.
Ze brengen reeds lijden in m'n werk, -zelfs dit gedicht komt moeilijk klaar- de minste gedachte weegt te zwaar, gun me eind'lijk eens rust, hemelklerk!
De Morgenster mijnes kwelt, enkel vanwege m'n oprechte liefde. Waarom hebben vrouwen drieste vergeldingmaten graag geveld tegen eenieder met oprecht sentiment? Zachte, vriend'lijke en lieve kerels winnen alleen 't strelen van de gesel, want hun geliefde wil 'n brute vent.
Ik wil hier geen seconde meer verpozen, maak dus snel een eind aan dit lijf, en gooi me van 'n verdieping of vijf: doe wat 't vergt om dit leven te lozen!
Ik mag wel eens ophouden mezelf te vervloeken. Zoals de lezer misschien opmerkt, heb ik gisteren een triomfantelijk bericht geplaatst. Het was echter niet gerechtvaardigd.
De zaken blijven zoals ze voordien waren...troosteloos en zonder liefde.
God verhoort mij en schenkt genade in deze tijden van nood en lijden!
Net wanneer alles verloren leek, geeft hij mij een hoopvol teken. Daar is nog iemand die nog denkt aan mij. Een huebsch maechedelijn is me niet vergeten.
Ik weet het, "filium" is eigenlijk een akkusatief, maar aan de rijmvorm valt niet te ontsnappen.
Voor "93 was vro gekleurd, elk verkeerslicht rood en wit, maar 'n Sauwens had gezeurd: -lompe taalfanatieke nitwit!- "Op Vlaamse grond verdienen ze 'n beurt, schilder ze dus geel en zwart! Om aan te geven het pomerium, wanneer finaal van België part, de hoogmoedige Vlaamse filium."
In d'aderen stropt vloeibaar basalt, als ik zie dat bruut zwart-geel, -wat nooit meer te mijden valt- en wordt hertensmart m'n deel.
Niemand brengt de 'suikerstok' thuis, zal ik ooit nog zien de aloude combinatie? Over die ijdele wens maakte ik al 'n kruis, tot me verhoorde, het bloemken van fascinatie.
Gij appelleert wel aan m'n nostalgie, en verpakt het eens zo gracieus, met gentillesse en stoute couragie. Bedankt voor de suikerzoete kledingkeus!
Dit gedicht kon ik desondanks niet afwerken. Het ligt dan ook al maanden onafgewerkt op m'n bureau. U zal het met een fragment moeten stellen, de eerste strofen vond ik namelijk te grof. Mogelijk vindt dat zijn grond in de vaststelling dat ik steeds op hooghartige vrouwen val. Hoewel..."kwaadsprekerij is de voldoening van de dwaasheid en de middelmatigheid". Bovendien kan ik 't beminnen niet verhelpen.
[...] Helaas, 't vrouwvolk kiest, één man voor schade en schande, wiens affectie altijd verliest, hoe vurig z'n hart ook brandde.
Verdoemenis, mijn Heer! "Wie lijdt, moet geen vreugde zoeken, maar lijden en nimmer vloeken." Zulke raad brengt mij geen keer.
Als ik niet mag beminnen, in goede tijden als in die van nood, en alle vrouwen op haat zinnen, dan verkies ik de dood.