Mijmeringen en Nostalgie over het Wielrennen van toen en nu
Inhoud blog
  • Einde van de blog en verschenen boeken
  • Het boerenpaard won Vlaanderens mooiste
  • Kermiscoureur, maar onontbeerlijk in de Vlaamse wielergeschiedenis.
  • Chronologie van een afscheid, of hoe een Grootmeester zijn einde tegemoet ging.
  • Het zoutvatje van Eddy Merckx.
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Nostalgische gedachten over het wielrennen van vroeger
    Zomaar enkele bepeinzingen.
    20-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.M.I.C.-Ludo-de Gribaldy of hoe je de Wereldbeker wint zonder te betalen

                 M.I.C.-Ludo-de Gribaldy of hoe je de Wereldbeker wint zonder te betalen

                                                                               

    De jaren zeventig zijn op het gebied van de wielersport, en meer bepaald de sponsors in de wielersport, duistere jaren. Verschillende “spookploegen” zien het licht, renners worden niet of niet meer betaald, louche figuren zwaaien met mooie beloften enz. … Het zijn de renners die er de dupe van zijn. Jaren later heeft het natuurlijk wel mooie verhalen alhoewel deze waarschijnlijk bitter om te lezen zijn voor de betrokken renners.

    Als er een van de betrokken renners dit verhaal nog verder wil aanvullen, mag hij mij altijd contacteren.

    Het verhaal van de M.I.C.-Ludo-de Gribaldy-ploeg begint eigenlijk al in 1972 met het ontstaan van de ploeg Rokado.

    De eigenaar van de firma Rokado, Robert Kahl, rijk geworden met de productie van lattenbodems, zag het aanvankelijk zeer groot en wou een internationale wielerploeg opbouwen.  Drieëndertig renners kwamen onder contract en Florent Van Vaerenbergh werd sportdirecteur. Bij de renners zowat alle Duitse profrenners die iets van naam hadden (o.a. Winfried Bölke, Klaus Bugdahl, Hans Junkermann, K.H. Kunde, Wilfried Peffgen, Dieter Puschel, Sigi Renz, Rolf Wolfshohl, e.a.). Enkele Belgen zoals Jean-Pierre Berckmans, Albert Van Damme, Robert Van Lancker, Georges Vandenberghe, Willy Vekemans en Theo Verschueren en Nederlanders zoals Gerben Karstens, Harry Jansen en Wim Schepers. Verder ook een reeks oude gloriën zoals de Fransen Lucien Aimar, Gilbert Bellone en Jean Grazyck. Robert Kahl mikte dus hoog. Hij mikte zowel op het Duitse baancircuit, de internationale wegcompetitie als op het veldrijden. Een nobele gedachte natuurlijk maar misschien te vroeg in de tijd en te groots voor de portemonnee.

    In elk geval, in 1973 werd de ploeg opgesplitst in Rokado, en een klein meer Duits team Ha-Ro. Ha-Ro staat voor Hannelore (Ha) de naam van de vrouw van de sponsor en Rokado (Ro).

    Aimar, Bellone, Vandenberghe en Vekemans verlieten het team of stopten hun carrière.

    Het internationale team werd uitgebreid met zeventien Belgen waaronder toch wel enkele grote namen zoals Willy De Geest, Tony Houbrechts, Eddy Peelman, Georges Pintens, Rik Van Linden, Staf Van Roosbroeck, Albert Van Vlierberghe en Herman Vanspringel.  Olymisch kampioen Hennie Kuiper maakte ook deel uit van de ploeg alsook oude glorie Roger Pingeon die al x-aantal keer zijn fiets aan de wilgen gehangen had.

    Guillaume Driessens en Florent Van Vaerenbergh werden sportdirecteur en burggraaf Jean de Gribaldy werd medesponsor. Direct verklaarde Driessens de oorlog aan Merckx.

     

    De gesplitste constructie werkte echter niet. En in een krantenartikel van 15 mei 1973 staat het volgende: “Tijdens een maandag te Brussel bijeengekomen vergadering van het dagelijks bestuur van de Internationale Wielerfederatie voor beroepsrenners, heeft men een gunstig gevolg gegeven aan de ontbinding van de extra-sportieve wielrennersploeg “Haro” gezien de renners van die ploeg opgenomen werden in het “Rokado” team”. Het team werd in totaal 41 renners groot.

    Zijn toen de financiële problemen begonnen? In elk geval beweert Gerben Karstens dat hij in 1972 al ondervonden had dat niet alles koek en ei was en dat hij de Belgen die er in 1973 bijkwamen verwittigd had.

    Robert Kahl is waarschijnlijk verder gesprongen dan zijn financiële toestand het toeliet. Eenenveertig renners en technisch personeel betalen is niet niks. De aanwezigheid van grote mond en arrangeur Guillaume Driessens zal er waarschijnlijk ook geen deugd aan gedaan hebben. Deutsche Gründlichkeit en Guillaume Driessens zullen waarschijnlijk wel water en vuur geweest zijn.

    In elk geval, op het eind van 1973 waren er zoveel problemen met de betalingen dat de meeste renners een uitweg zochten. Het Rokado-team was uit elkaar aan het vallen. In 1974 ging Rokado verder met hoofdzakelijk Duitse renners. Willy De Geest, Piet de Wit, Roger Gilson, Staf Hermans, Hennie Kuiper en André Peirsman waren de enige overgebleven buitenlanders in een team van twintig renners. In 1975, het laatste jaar van Rokado reden er nog twee Belgen in het team van negentien renners, Eric Van De Wiele en Ghislain Van Landeghem.

     

    Terug naar eind 1973. De Rokado-ploeg stond op springen en de renners moesten dus een nieuwe ploeg vinden. Op 1 september, aan de vooravond van het wereldkampioenschap in Barcelona, was er een persconferentie waar aangekondigd werd dat Herman Vanspringel, André Dierickx, Georges Pintens en Staf Van Roosbroeck samen met Florent Van Vaerenbergh zouden overstappen naar de ploeg Vissers. Guillaume Driessens was not amused met deze aankondiging gezien hij dit nog een tijdje geheim wou houden.

    Ton Vissers was nog een categorie erger dan Guillaume Driessens. Daar waar deze laatste meestal wel de belangen van zijn renners verdedigde was Ton Vissers een echte praatjesmaker, een producent van wind enz….

    De ploeg die aangekondigd werd zou een uitbreiding zijn van de reeds bestaande Canada Dry-ploeg. Naast de eerder genoemde namen zouden ook Yvan Benaets, Roger Gilson, Jan Krekels, Theo van der Leeuw, Mathieu Pustjens, Wim Kelleners, Ben Koken, Jo Vrancken en Jo van Pol deel uitmaken van deze ploeg. Ook Tino Tabak, Wim Schepers, Cees Bal en Joop Zoetemelk werden genoemd alsook een drietal Engelse profs.

    In Wielersport n°32 van 13 september staan ook de namen van Wim de Waal, Piet van Katwijk en Frits Schür.

    De Canada Dry vestigingen van Frankrijk, België en Luxemburg zouden mee op de kar springen. Als co-sponsors, rijwielfabrikanten, worden Gazelle en Raleigh genoemd en Unilever en het Spaanse Frimatic zouden ook belangstelling tonen om mee te sponsoren.

     

    Op 26 september werd in Geel een vergadering belegd waar Ton Vissers aankondigde dat Canada Dry zich terug trok als sponsor van een wielerploeg in 1974. Alle reeds voor dat jaar ondertekende contracten werden met onmiddellijke ingang overgenomen door een nieuwe drieledige Belgische ploeg. De twee van de drie sponsors zouden een Zwitserse uurwerkfirma zijn en een fietsfabriek uit Melsbroek. De ploeg zou twaalf Belgen en vijf buitenlanders omvatten. Florent Van Vaerenbergh zou sportdirecteur worden en Ton Vissers manager. Verder werden Eric Leman en, opnieuw, Roger Pingeon geciteerd als mogelijke versterkingen evenals drie jonge Zwitserse amateurs.

     

    Even was er sprake (Wielersport n°38 22 november 1973) dat Florent Van Vaerenbergh met Herman Vanspringel, Staf Van Roosbroeck en Georges Pintens naar Brooklyn zouden verkassen.

     

    Maar op 8 november echter werd door de heren P.A. Verelst en Edw. Asselbergh van Management And Investment Consultants (M.I.C.) uit Brasschaat, de heer Ludo Huygens van de rijwilefabriek Ludo uit Melsbroek, Florent Van Vaerenbergh en de managers Ton Vissers en Firmin Verhelst in het kasteel van Brasschaat de ploeg M.I.C.-Ludo voorgesteld. De basis zou bestaan uit Herman Vanspringel, André Dierickx, Georges Pintens, Eric Leman en Staf Van Roosbroeck. Ook de Nederlander Wim Schepers werd al aangekondigd. De ploeg zou worden aangevuld met Belgische, Nederlandse, Franse en/of Zwitserse renners. De ploeg zou in 1974 deelnemen aan alle binnenlandse en buitenlandse klassiekers en aan de Ronde van Spanje en is kandidaat voor de Ronde van Frankrijk.

     

    Op 21 november 1973 stond er een klein berichtje in de krant met de titel “Zorgt Hasseltse onderneming voor een nieuwe wielerploeg?”. In dat artikel stond o.a. de een Hasseltse onderneming een grotendeels Limburgs getinte ploeg in het wielerpeloton zou brengen. De namen die circuleerden, zonder dat nog maar een contract getekend was waren : Pieter Nassen, Tony Gakens, Herman Vrijders en Georges Claes. De firma zou ook een onderhoud gehad hebben met Florent Van Vaerenbergh. Deze laatste echter meldde dat de Hasseltse firma, wiens naam onbekend bleef, afzag om medesponsor te worden van de M.I.C.-Ludo-ploeg. Voor deze ploeg, waar dus nog een medesponsor voor gezocht werd, hadden reeds 4 renners een contract nl. Eric Leman, Staf Van Roosbroeck, Herman Vanspringel en Georges Pintens. Werden verder nog vernoemd : Yvan Benaets, Fons De Bal, Roger Loysch (Houthalen), Wim Schepers, Jan Van De Wiele, Ronny Van Marcke, Jacky Coene, een zekere Meeuws en Pieter Nassen. Deze laatste zou echter al aangeworven zijn door de Hasseltse firma. Verder zou de ploeg uitgebreid worden met vier Zwitsers of vier Fransen afhankelijk van de derde sponsor.

    Opmerkelijk was dat André Dierickx hier niet meer vermeld werd. Deze had uiteindelijk eieren voor zijn geld gekozen en had contact opgenomen met Pol Claeys voor een eventuele terugkeer naar de oude stal. Hij zou uiteindelijk in de Franse tak van de ploeg, Merlin Plage-Flandria-Shimano, komen waar hem ook weer heel wat moeilijkheden stonden te wachten. Maar dat is dan weer een ander verhaal.

     

    Op 11 februari 1974 werd de ploeg M.I.C.-de Gribaldy-Ludo voorgesteld in Leuven. De renners, allen in een uniforme kledij, luisterden naar de toespraken. De drie sponsors waren dus M.I.C., een studiebureel voor Beurseffecten, Ludo de rijwielfabrikant en Burggraaf Jean de Gribaldy. De drie sponsors gingen een engagement aan voor drie jaar, de renners konden op hun beide oren slapen. De ploeg was opgebouwd uit eenentwintig renners waarvan er acht uit de Rokado-stal kwamen. Volgens Van Vaerenbergh was het een stel echte vrienden. Er werden drie renners aangeduid die extra bescherming kregen nl. Herman Vanspringel, Georges Pintens en Eric Leman. Staf Van Roosbroeck zou het geheime wapen van de ploeg worden.

    De ploeg zou de week erop naar de Azurenkust vertrekken voor een reeks groepstrainingen en mogelijks al een eerste overwinning in de voorbereidingskoersen.

    De eenentwintig renners die bij de ploegvoorstelling aanwezig waren : Dirk Baert, Yvan Benaets, Alfons De Bal, Adolf Huysmans, Roger Jochmans, Eric Leman, Freddy Libouton, Roger Loysch, Georges Pintens, de Fransman Christian Rieu, de enige buitenlander, José Sersté, Noël Vanclooster, Jan Van De Wiele, Jos Van Olmen, Ronny Vanmarcke, Staf Van Roosbroeck, Herman Vanspringel, Theo Verschueren, Herman Vrijders, Wilfried Wesemael en Gilbert Wuytack. (cursief de renners die van Rokado kwamen).

    Kwamen er later op het jaar bij : Ronny Assez op 22 februari, de Luxemburger Erny Kirchen, vader van Kim, op 1 maart, Raf Constant en Eddy Van Hoof op 9 augustus, Luc Leman, de broer van Eric op 2 september en Serge Van Daele in september. De Portugezen José Freitas Martins, Joaquim Pereira de Andrade (Vuelta) en Herculano Ferreira de Oliveira (Tour de France) reden in 1974 ook even voor de ploeg als gastrenner.

    Van Ton Vissers was er op dat ogenblik geen spoor meer, evenmin van Lomme Driessens. Beiden zouden een jaar later weer opduiken in de soap rond de ploeg Alsaver waar ze samen met Florent Van Vaerenbergh een zoveelste farce zouden opzetten.

    Ton Vissers zou echter in 1974 al een voorproefje geven met de Robot- Office du Meuble- TimOil-Hannut-Gazelle-saga. Beide geschiedenissen ook weer voer voor een apart verhaal.

     

    De ploeg behaalde in 1974 drieënveertig overwinningen op de weg en twee Kampioenschappen op de piste.

     

    Frans Assez won éénmaal. Dirk Baert werd Kampioen van België achtervolging en won verder 7 wedstrijden. Daaronder een rit in de Ronde van België. Fons De Bal behaalde eveneens 7 overwinningen. Eric Leman behaalde 5 overwinningen waaronder een rit in de Vuelta en een in Paris-Nice. Hij werd ook 2° in Milano-Sanremo, 4° in de Waalse Pijl en Paris-Tours, 5° in de Ronde van Vlaanderen, Paris-Roubaix en Gent-Wevelgem. Georges Pintens won één wedstrijd nl. Luik-Bastenaken-Luik. Staf Van Roosbroeck zegevierde vier maal. Hij werd ook 2° in het Kampioenschap van Zürich en 5° in de Amstel Gold Race. Noël Vanclooster won 1 maal en werd 4° in Bordeaux-Paris. Ronny Vanmarcke won eveneens één wedstrijd. Herman Vanspringel won 10 wedstrijden waaronder Bordeaux-Paris (ex-aequo met Régis Delépine), de Brabantse Pijl en de E3-prijs Harelbeke. Theo Verschueren won 1 maal op de weg en werd Kampioen van Europa achter derny en 2° in het WK en BK halve fond. Herman Vrijders won 4 keer. Wilfried Wesemael won Kuurne-Brussel-Kuurne en was 5° in de Henniger Turm.

     

    Dat men grootse plannen had met de ploeg blijkt uit een bericht dat verscheen in Wielersport n°24 van 18 juli 1974. Daarin werd gesteld dat Eddy Merckx en M.I.C.-de Gribaldy-Ludo het eens waren geworden voor 1975. Eddy Merckx ontkende dit echter in Orange tijdens een TV-interview met Fred De Bruyne. De ploeg had hem wel een voorstel gedaan maar dat hadden ook Raleigh, KAS, Salvarani en BIC.

    In Wielersport n°25 van 25 juli 1974 komt dit bericht opnieuw. In een bulletin ondertekend door dhr. Asselbergh staat dat Eddy Merckx en M.I.C. tot een vergelijk gekomen waren in hotel De Sporting in Serre-Chevalier. De kern van Molteni zou hem vergezellen in deze transfer. De kern van M.I.C., Vanspringel, Van Roosbroeck, Pintens, Baert, Leman en Wesemael zou behouden blijven. Florent Van Vaerenbergh zou zijn contract voor twee jaar verlengd hebben en Robert Lelangue zou adjunct worden. Het definitieve contract zou op 15 augustus ondertekend worden.

    Maar opnieuw ontkende Eddy Merckx dit gegeven en hij liet in Avignon zelfs doorschemeren dat de kans groot was dat hij bij Molteni bleef.


    In Wielersport n°33 van 19 september 1974 staat dan weer dat Herman Vanspringel, die voor flandria zou getekend hebben, Ronny Vanmarcke, Roger Loysch en Gilbert Wuytack alsook Florent Van Vaerenbergh werden ontslagen. Vijftien renners kregen een contract voor 1975. André Dierickx, opnieuw, Eric Leman, Staf Van Roosbroeck, André Doyen, Dirk Baert, Wilfried Wesemael, Herman Vrijders, Noël Vanclooster, Theo Verschueren, Herman Beysens, Ghislain Van Landeghem en de neo’s Luc Leman, Serge Van Daele, Raf Constant en Eddy Van Hoof. De heer Asselbergh hoopte nog altijd Eddy Merckx en zes ploegmaten in te lijven. De kans dat Molteni in het peloton bleef was echter wel gestegen. Indien de ploeg alsnog zou verdwijnen, dan zou Eddy Merckx kiezen tussen M.I.C. en KAS.

     

    Doordat Michel Pollentier in de Ronde van Piemont een positief plasje afleverde werd Francesco Moser de winnaar. Hierdoor verloor de Carpenter-Confortluxe-Flandria-ploeg de Wereldbeker intermerken en werd M.I.C.-de Gribaldy-Ludo de eindwinnaar.

     

    Op 25 oktober werd er een persmededeling de wereld ingestuurd met samengevat volgende inhoud. De heer Asselbergh bevestigt dat de M.I.C.-ploeg blijft bestaan. Het winnen van de wereldbeker intermerken heeft bijgedragen tot deze beslissing. Eind november zullen de twee nieuwe sponsors bekendgemaakt worden die Ludo en de Gribaldy gaan vervangen. De nieuwe sportdirecteur zal dan ook bekend gemaakt worden. Deze vervangingen zijn het gevolg van het feit dat Florent Van Vaerenbergh zijn budget met 200.000 Bfr. overschreden heeft en dat de beide sponsors niet willen bijdragen om dit aan te zuiveren. M.I.C. zal dit echter op zich nemen. Daarbij zullen eerst de renners vergoed worden die in 1975 nog onder contract liggen. De nodige gerechtelijke stappen zullen ondernomen worden tegen de beide mede-sponsors en Florent Van Vaerenbergh. Tevens zal gekeken worden of deze laatste als sportdirecteur kan geschorst worden.

    De renners die in 1975 bij de ploeg zouden blijven of komen werden reeds opgesomd : Eric Leman en alweer André Dierickx zouden kopman worden. Verder nog Staf Van Roosbroeck, Dirk Baert, André Doyen, Wilfried Wesemael, Herman Beysens, Luc Leman, Eddy Van Hoof, Serge Van Daele, Raf Constant, Noël Vanclooster, Herman Vrijders, Ghislain Van Landeghem en Theo Verschueren. Zij zouden allen een contract ondertekend hebben. Deze groep zou aangevuld worden met een zevental renners. M.I.C. nam zich voor om meer controle uit te oefenen op de handel en wandel van de ploeg.

     

    Florent Van Vaerenbergh stuurde onmiddellijk een eigen persmededeling de wereld in waarin hij stelde dat de directie van M.I.C. de financiële verantwoordelijke was van de wielergroep en dat de meerderheid van de renners al sedert maanden niet meer betaald was. Dat Eric en Luc Leman en Staf Van Roosbroeck dit hadden laten weten aan M.I.C. en dit als contractbreuk zagen en zich dus vrije renners beschouwden. De renners hadden hun advocaten geraadpleegd en overwogen gerechtelijke stappen en ook de B.W.B. was op de hoogte gesteld. Florent Van Vaerenbergh zelf daagde de directie van M.I.C. voor de rechtbank wegens morele schade en laster en eerroof en eiste de betaling van de achterstallige lonen en de gemaakte onkosten.


    Op 16 november kondigde de heer Germeau van Gero, een Limburgse producent van verwarmingstoestellen, aan dat hij in 1975 weer met een ploeg in competitie zou komen dit met de sportdirecteurs Florent Van Vaerenbergh (ex-M.I.C.) en Leo Kindekens en met co-sponsor de Gribaldy (ex-M.I.C.). Namen van renners die bij de ploeg zouden rijden : Eric en Luc Leman en Michaël Wright.

    Etienne Oyen, de bij Gero vervangen sportdirecteur, wist dan te melden dat hij de nieuwe sportdirecteur bij M.I.C. zou worden en dat hij Gust Herygers, broer van veldrijder Paul, mee nam. Ook zouden Eric en Luc Leman een contract hebben tot eind 1976 bij M.I.C. Ook Benny Schepmans zou die ploeg vervoegen. Andere blijvers zouden zijn : Dirk Baert, Staf Van Roosbroeck, Wilfried Wesemael, Serge Van Daele, Eddy Van Hoof, Raf Constant, Herman Beysens, André Doyen, Ghislain Van Landeghem, Herman Vrijders, Theo Verschueren, Bernard Bourguignon, Jean-LucYanssene, Noël Vanclooster en …. André Dierickx die dan toch niet naar Watney zou gaan.

     

    Op 28 november lezen we in een krantenartikel dat Florent Van Vaerenbergh bevestigt dat hij met Gero, de Gribaldy en de Franse rijwielfabrikant Jeunet een ploeg zou vormen. Eric Leman zou voor deze ploeg rijden. Verder blijkt ook dat na de “troubles” met M.I.C. Lomme Driessens weer contact opnam met Florent Van Vaerenbergh en dat zij alle misverstanden uit de tijd van Rokado opgeklaard hebben. Florent werd zelfs door Lomme gevraagd mee te stappen in de ploeg Alsaver die hij aan het opzetten was. Deze ploeg zou  bestaan uit een tiental Nederlanders waaronder Leo Duyndam alsook vier Belgen nl. Staf Van Roosbroeck, Albert en Frans Van Vlierberghe en Lucien De Brauwere en een in België wonende Spanjaard Don Castillo. Florent Van Vaerenbergh bedankte echter vriendelijk want hij wou zijn ex-M.I.C.-renners niet in de steek laten.

     

    Op 12 december kreeg de heer Asselbergh de wereldbeker intermerken overhandigd. Opvallend was al dat er van de ploeg op de uitreiking in Antwerpen enkel Herman Vrijders en Jan Van De Wiele, die het einde van carrière aankondigde, aanwezig waren. Geen van de aangekondigde renners van de ploeg van 1975 was aanwezig. Evenmin de bondsverantwoordelijken of Félix Levitan.

     

    Op 13 december, enkele uren nadat de heer Asselbergh van M.I.C. de wereldbeker intermerken had ontvangen en zijn ploeg voor 1975 had voorgesteld ontplofte de bom. Via het agentschap Belga maakte dezelfde heer Asselbergh bekend dat de ploeg M.I.C.-Carlos voor 1975 ontbonden werd. Dit bericht werd oorspronkelijk vergezeld door nogal wat kwetsende uitlatingen naar bepaalde personen toe. Deze passages werden door het agentschap geweerd. Mogelijks had dit alles iets te maken met de uitlatingen van dhr. Lippens van Sporta  tijdens een radio-interview.

     

    Eind van het verhaal : Alle renners konden weer op zoek gaan naar een andere ploeg.


    20-10-2011, 17:04 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (14 Stemmen)
    11-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Charles Hut, wielerkampioen en Belgische Papillon.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Beste wielerliefhebber,

     

    Deze keer had ik graag weer een merkwaardig verhaal, gelinkt aan de wielersport, naar voor gebracht. Opnieuw tijdens het lezen van het boek “Olympic Gangster, The legend of José Beyaert – Cycling Champion, Fortune Hunter and Outlaw van Matt Rendell” kwam ik een eigenaardige historie tegen die mij tot verder onderzoek dreef. Deze keer gaat het om Charles Hut, ex-renner, met een verhaal dat leest als een avonturenroman.

    Charles Hut werd geboren in Longwy 23 augustus 1894, toevallig dezelfde dag, maar ander jaar, als ikzelf. Longwy  ligt in Frankrijk nabij het drielandenpunt waar Frankrijk, België en Luxemburg elkaar raken. Hij was de zoon van een Luxemburgse vader en een Belgische moeder, en was dus eigenlijk half Belg. Hij groeide op, omringd door zijn twaalf broers en zussen in Longlaville, een klein stadje 5 km van Longwy, vlakbij de Luxemburgse grens. Pas op latere leeftijd, ik kon niet achterhalen wanneer juist, kreeg hij de Franse nationaliteit.
    ‘Charlot casse cou’ was er zijn bijnaam en hij stak meer energie in het vrij door de natuur ronddolen dan in de schoolboeken. Ondanks het feit dat hij vrij intelligent was kon hij amper lezen of schrijven.


    Op zijn dertiende, vond hij een baan als arbeider in een metaalfabriek. Het gezin vestigde zich rond die tijd in Herserange, eveneens in de buurt van Longwy. De vader van Charles Hut kocht er een klein hotel restaurant dat hij vervolgens uitbaatte.
    In 1910, Charles was toen 16 jaa,r zag hij de Tour de France passeren. Het voorbijrijdende peloton fascineerde hem zodanig dat hij besloot om ook wielrenner te worden. Hij schreef zich in bij de Club  Union Cycliste Longovicienne en twee jaar later was hij reeds één van de beste renners van de club. De volgende jaren werd hij ondersteund door het roemruchtige fietsenmerk Alcyon voor wie hij 20 nationale koersen won en één internationale wedstrijd. Hij was onmiskenbaar een groot talent en er werd hem een mooie toekomst als wielrenner voorspeld o.a. door François Faber, Lucien Petit-Breton en Henri Desgrange. Zelf droomde Charles van de Tour de France maar zoals voor veel jongeren stak de Grote Oorlog hier een stokje voor.
    Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 wou hij dienst nemen in het Franse leger. Maar hij werd geweigerd omdat hij de Franse nationaliteit niet had. Hij kon die pas verkrijgen op de dag van zijn eenentwintigste verjaardag, in 1915 dus.
    Het feit dat hij geen militaire dienstplicht vervulde, maakte dat de mensen in de omgeving over hem begonnen te roddelen. Het was in die periode dat Charles Hut zou deelgenomen hebben aan een overval van een Crédit Ouvrier-winkel, samen met drie Italianen.
    Hij werd gearresteerd en belandde in de gevangenis in afwachting van zijn proces. Na veertig dagen opsluiting, op 31 december, 's avonds, besloot hij te ontsnappen in het gezelschap van zijn celgenoten. Nadat hij de Luxemburgse grens overstak kwam hij bij een van zijn ooms terecht. Tien dagen later werd hij gearresteerd en voor een rechtbank van het Groothertogdom Luxemburg geleid. Daar werd hij onschuldig bevonden en vrijgesproken voor de roofoverval.
    Voor de rest van de oorlog, bleef hij in Luxemburg, waar hij Maria ontmoette met als resultaat de geboorte van de kleine Michael op 19 april 1916.
    Na de oorlog, in 1919, verliet hij het Groothertogdom Luxemburg om zijn familie terug te vinden. Bij zijn terugkeer bleek dat zijn vader zelfmoord had gepleegd en dat het restaurant van het hotel, dat zijn ouders openhielden, was verwoest door de bombardementen.

    Charles ging op zoek naar werk om zijn moeder, die moeite heeft om de jongere broers en zussen eten te geven, te helpen. Zijn inspanningen om werk te vinden waren echter tevergeefs.  In die periode hervatte hij ook het wielrennen, in de hoop een professionele carrière uit te bouwen en zo zijn familie te kunnen onderhouden.

     Hij kwam in kennis met een zekere Husson, een gepensioneerd politieman, op dat ogenblik boekhouder op de afdeling van de herstelbetalingen in Longwy. Ze werden vrienden, dit tot vreugde van Husson die een oogje had op één van de zussen van Charles. Om nog meer in de gunst van Charles, en zijn zus, te komen, probeerde Husson Charles te overtuigen mee te doen aan een overval.  Charles, die nog steeds geen werk gevonden had, was makkelijk te overtuigen. Husson  gaf aan dat het raam van zijn kantoor open zou staan en dat in de kamer een kast stond met een grote som geld. Een van de volgende nachten drong Charles via het raam het kantoor binnen en stal de grote som geld, die hij vervolgens ging  begraven in de buurt van een klein bosje.
    De volgende dag, toen het in de stad gonsde van de geruchten over de inbraak, gingen Charles en een vriend naar Longuyon om daar de dag door te brengen zodat ze uit het zicht bleven.
    In het Hotel de la Gare, waar ze het ontbijt namen, ontmoetten ze de  commissaris die indertijd Charles ondervraagd had betreffende overval op de  Crédit Ouvrier-winkel. De commissaris wachtte daar op de aankomst van de trein van Nancy, met de inspecteurs die het onderzoek op de inbraak in Longwy zouden leiden. Charles werd door de commissaris voorgesteld aan de inspecteurs en hij, beval hem zelfs aan om hen te helpen!
    Charles kon echter zijn mond niet houden en vertelde aan één van zijn broers de ware toedracht en gaf hem zelfs een ​​deel van de buit en een deel van het geld om Husson uit te betalen. Daarna vertrok hijnaar Belfort om zich bij zijn vrouw en kind te voegen. Een tijdje later vertrok hij naar Parijs, naar een hotel vlak bij de Porte Maillot, waar hij een contract zou tekenen bij Alcyon om als beroepsrenner voor hen te rijden. Het contract werd echter nooit ondertekend want in Parijs toegekomen werd hij gearresteerd.

    Hij werd in de Quai des Orfèvres ondervraagd over de Longwy-zaak, maar hij hield zijn mond. Hij werd overgeplaatst naar Longwy, en daar dat Husson zijn geld had uitgegeven aan allerlei aankopen waardoor deze snel verdacht werd. Husson werd ondervraagd en viel door de mand. Charles belandde in de gevangenis van Nancy en werd vervolgens in een psychiatrisch ziekenhuis in Maréville onderzocht in afwachting van zijn proces.
    Charles Hut verscheen voor het Hof van Assisen in februari 1920. Hij werd veroordeeld tot 12 jaar dwangarbeid, Husson kreeg 10 jaar dwangarbeid, Charles broer kreeg twee jaar gevangenis. De rechter bleek een jurylid te zijn die Charles Hut nog twee prijzen had uitgereikt in 1913 na zijn overwinningen in Trieux en Marieulles. Wat een ironie. Charles Hut werd aldus dwangarbeider, niet van de weg zoals de broers Pélissier, maar in de letterlijke betekenis.
    Charles Hut, gevangene nr. 43963, werd gedeporteerd naar Guyana, waar hij, gezien zijn goed gedrag in de verschillende Franse gevangenissen een baantje als slagersjongen kreeg in St. Laurent en vervolgens zelfs visser werd op Ile Royale. Lokale handelaars mochten de gedetineerden inhuren, ze betaalden daarvoor aan de Franse Marine, maar moesten een boete betalen indien de gedetineerde ontsnapte.
    Maar Charles, net als alle andere veroordeelden, had maar één ding in het achterhoofd, namelijk ontsnappen. Hij wou naar de Verenigde Staten reizen en daar de Zesdaagse van New York rijden. Maar daarvoor was er geld nodig, veel geld, en dat had Charles niet.
    In Cayenne, waar hij ondertussen werkzaam was bij het onderhoud van de telegraaflijnen, ontmoette hij een andere veroordeelde en beiden besloten om in te breken bij een juwelier in de buurt. Na de inbraak verborgen de twee compagnons hun buit door deze te begraven in het bos. Helaas, de handlanger van Charles kon zijn mond niet houden. Verraden, werd hij gearresteerd en veroordeeld tot vijf jaar, bovenop zijn 12 jaar, in de gevangenis op het eiland St. Joseph. Zijn compagnon werd verbannen , kreeg lepra, werd blind en werd verteerd door de gedachte dat de buit nog altijd in het bos begraven lag. Uiteindelijk overleed hij een tijdje.
    Eens deze vijf jaar beëindigd, werd Charles tewerkgesteld  in Pariacabo in de buurt van Kourou. Ook daar zorgde hij voor het onderhoud van telefoonlijnen. Hij verdiende geld door onder andere zeldzame vlinders te vangen waaronder de Blue Morpho waarvan beweerd werd dat de kleurstoffen van de vleugels in Amerikaanse dollars verwerkt werd. Op één ochtend kon hij soms 50 van die vlinders vangen.
    Zijn droom om ooit te ontsnappen bleef echter intact. Samen met een Aziatische vriend, plande hij de diefstal van een boot van het gevangeniswezen, en een inbraak om aan  voedsel te geraken. Het plan werd uitgevoerd, het eten, meestal blikjes en gecondenseerde melk, werd op een veilige plaats verborgen. De volgende nachten hielden ze zich bezig met het  maken van zeilen en touwen voor de boot.
    De dag van ontsnappen brak uiteindelijk aan. Charles bevond zich al aan boord van de boot, zijn vriend wou net op de boot stappen, toen er plotseling twee schaduwen, politiemannen, verschenen die het vuur  openden op de vluchtelingen. Charles wist te ontsnappen en keerde terug naar zijn cel. Zijn vriend werd opgepakt, en verried Charles. Charles werd opnieuw veroordeeld door het Tribunal Maritime Spécial van St. Laurent, deze keer slechts tot zes maand gevangenis.

     Eens zijn straf beëindigd, keerde hij terug naar het kamp in Pariacabo waar hij zijn oude baan weer opnam. Gezien hij meer vrije tijd had zette hij een handeltje op waarbij hij de aankopen in de stad  deed ten behoeve van de gevangenisbewakers en hun families. Hij slaagde er ook in wat groenten te kweken die hij dan verkocht. Dit was blijkbaar niet naar de zin van iedereen, en dus werd hij overgebracht naar de haven van Kourou, waar hij verantwoordelijk werd voor de berging en de restauratie van twee oude boten.


    Op 16 juni 1934, werd hij vrijgelaten uit de gevangenis. Maar zoals elke gevangene, moest hij in Guyana blijven, onder toezicht van de gevangenisdirectie.
    Hij ging naar Cayenne en vond werk als een tuinman in het ziekenhuis van de Zusters van St Vincent de Paul. Zijn goed gedrag en zijn hard werken leverde hem de achting van allen op. Maar zijn droom om te ontsnappen uit Guyana bleef. En dus, zoals altijd voor een succesvolle ontsnapping, had hij geld nodig.

    Met twee toevallig ontmoette vrienden, forceerde hij de deur van een winkel, en kwam oog in oog te staan met de gendarmes. Een van de handlangers had het plan aan de politie verraden. Opnieuw werd hij veroordeeld. De rechter veroordeelde hem tot een jaar in de gevangenis en verbanning naar  het kamp van St Jean. Zijn goede gedrag leverde hem echter de toestemming op om een handeltje in drank en tabak op te zetten.


    Op een avond, werd hem een ontsnappingsplan voorgesteld. Charles accepteerde direct om mee te doen. Op een nacht, samen met vier anderen, ging hij op weg naar de vrijheid. Met een kleine maar stevige boot vaarden ze de Maroni rivier af. De vluchtelingen hoopten de kust van Venezuela te bereiken. Een woeste zee besloot echter anders, en na enkele stormachtige dagen, bereikten ze  uitgeput en uitgehongerd het eiland Trinidad. Ze waren het gespreksonderwerp van het moment bij de plaatselijke bevolking en werden uitgenodigd op recepties en in restaurants.

    Maar Charles was nog steeds vastbesloten om naar Frankrijk terug te keren en dit ten koste van alles. Hij scheepte clandestien in op een Duitse vrachtschip de S.S. Caribia. Hij werd echter ontdekt en belandde op het eiland Barbados, waar hij werd overgedragen aan de plaatselijke autoriteiten. Toen hij voor de rechtbank verscheen was zijn verdediging dat hij niet clandestien op het schip zat omdat hij een toegangsticket had betaald om het schip te bezoeken en dat hij jammer genoeg te laat het schip verlaten had. De rechtbank volgde zijn redenering en hij werd dus niet schuldig gevonden. De rechtbank volgde hem ook in zijn verzoek om het Duitse bedrijf te verplichten hem naar Europa te repatriëren.
    Charles, doodgelukkig, geraakte op die manier op weg naar Amsterdam, of zo dacht hij althans. Na een korte stop in Portsmouth, bleek dat het schip, tot zijn ontsteltenis op weg was naar Cherbourg. Bij zijn aankomst werd hij welkom geheten door de politie die door de gezagvoerder, waarschijnlijk rancuneus door de uitspraak van de rechter, was gewaarschuwd.

    Charles werd onmiddellijk opgesloten in de gevangenis van Cherbourg, en zal gedurende de volgende  twee jaar een ongelooflijke Tour de France doen, maar dan een van de gevangenissen. Na Cherbourg volgden  Caen, Rennes, Le Mans, Nantes, La Rochelle, Angoulême, Limoges, Riom, en tenslotte St Martin de Ré, laatste halte voor een terugkeer naar Guyana.
    Charles Hut was weer terug bij af. Het Tribunal Maritime Spécial veroordeelde hem opnieuw tot een jaar in de gevangenis. Gezien hij echter al twee jaar in Franse gevangenissen had doorgebracht werd hij op borgtocht vrijgelaten, en keerde terug naar het kamp van St Jean.

    Een paar maanden later kwam hij opnieuw voorwaardelijk vrij, maar was gedwongen in Guyana te blijven met een verbod om naar Cayenne te reizen. Hij vond een baan in een suikerfabriek in de buurt van Cayenne. Zijn goede diensten en goed gedrag leverde hem de toestemming op om één ​​keer per week naar Cayenne te gaan.


    We zijn ondertussen in 1939, de Tweede Wereldoorlog was uitgebroken, en met acht andere metgezellen, besloot hij om zich bij Vrij Frankrijk aan te sluiten. Opnieuw bemachtigden ze een boot die ze clandestien in paraatheid brachten. Op 6 september 1941 ’s avonds laat werd het anker gelicht. Met een vat van 200 liter water, voedsel voor enkele dagen, en een  kompas als enigste instrument waagden ze hun kans.
    Op 11 september legden ze aan in Georgetown, Brits Guyana. Ze werden voorgebracht bij de plaatselijke autoriteiten die hen vrij lieten. Hen werd wel duidelijk gemaakt dat, gezien de omstandigheden, zij ongewenst waren in het land. Twee weken later, nadat hun boot gerepareerd was, en zij voldoende voedsel ingeslagen hadden, zetten ze koers naar Puerto Rico.
    Na een epische reis, met zware stormen, een ontmoeting met een U-boot en een Duits bevoorradingsschip, verbannen uit de Dominicaanse Republiek, terug gestuurd uit Haïti, kwamen zij uitgeput, en verteerd door honger, uiteindelijk aan in Cuba op 3 november 1941. Ze werden opgesloten in de centrale gevangenis van het land, en vrijgelaten op 18 april 1942, waarna ze in een immigratiecentrum geplaatst werden. Daaruit werden ze pas vrij gelaten nadat ze in hongerstaking gingen.
    Charles Hut bleef in Cuba tot 1947. Hij verdiende er geld met de handel in wapens. Op 4 juli 1947, voer hij als verstekeling mee op een schip met bestemming Miami. Opnieuw werd hij ontdekt en overgedragen aan de autoriteiten. Opnieuw werd hij veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf. In december 1947 werd hij overgedragen aan de Cubaanse autoriteiten.

    Terug in Havana, voorzag hij in zijn broodwinning door drugshandelaar te zijn, marihuanateler en opnieuw wapenhandelaar. In de ‘Prado’ nachtclub ontmoette hij Charles ‘Lucky’ Luciano, de beruchte gangster. Voordat Charles echter kon opgenomen worden in de kringen rond Lucky Luciano, werd deze laatste gedeporteerd naar Italië.

    Op Cuba leerde Charles Hut ook Ernest Hemingway kennen. Er was zelfs sprake dat Hemingway het levensverhaal van Charles Hut zou neerschrijven. Gezien Hemingway met twee andere boeken bezig was, is het er nooit van gekomen.

    Na 7 jaar Cuba werd hij ingehuurd als zeeman op een koopvaardijschip de S.S. Robert en kreeg hij een Frans paspoort.  Onder de bemanningsleden ‘Panama’ Al Brown, de 1929 wereldkampioen boksen in de bantamklasse. Deze eerste hispanic wereldkampioen was aan lager wal geraakt en leed aan TBC. Charles Hut en Panama Brown beleven vrienden tot  de dood van Brown in 1951.

    Op een dag in 1950, bij de terugkeer uit Newfoundland, nam hij al zijn geld en besloot zijn schip en werk te verlaten tijdens een tussenstop in New York. Twee dagen later scheepte hij in op een cruiseschip met bestemming Frankrijk.
    Aangekomen in Le Havre begon hij te zoeken naar zijn familie en vooral naar zijn vrouw en zoon. Zijn moeder was ondertussen gestorven. Hij vond in een van zijn zussen in Charleroi, in Arlon en Luxembourg zijn broers en een zus in Périgueux. Gedurende anderhalf jaar probeerde hij tevergeefs in heel Frankrijk zijn vrouw en zoon terug te vinden. Wanhopig besloot hij om Frankrijk te verlaten en terug te keren naar de Verenigde Staten, om opnieuw op schepen aan te monsteren. In Le Havre, vond hij werk in afwachting van zijn inscheping. En daar vond hij op een dag zijn vrouw en zoon die tot die dag nooit op de hoogte geweest waren van zijn veroordeling in 1920 tot 12 jaar dwangarbeid die er uiteindelijk 30 geworden waren.

    Is dit een happy ending story? Neen eigenlijk niet. Charles Hut liet zijn verhaal uiteindelijk neerschrijven. Het boek “Dix ans parmi  les fauves et les renquins” uitgegeven door éditions Scorpion kreeg in 1956 de Prix Tabou. Of Charles lang bij zijn vrouw en zoon gebleven is heb ik niet kunnen terug vinden. Hij vestigde zich in Rosny waar hij in een oude treinwagon leefde en een autokerkhof uitbaatte. In 1967, werd Charles Hut, toen 73 jaar oud,  gecontacteerd door Aldo Bellasco, een ex-catcher en bendeleider. Samen met Jean Gaillard, 19 jaar, Mario de Soza gekend als Mario le Portugais, 21 jaar en Serge Ranieri, 18 jaar deden ze verschillende overvallen. In een bedrijf in Méreville maakten ze 400.000 FF buit, bij een juwelier in Champégny 30.000 FF en ze beroofden om 3h. ’s nachts de tachtigjarige Mevr. Marie Mantienne van haar spaargeld ten bedrage van 4.000 FF. De bende werd gevat en Charles Hut kwam een laatste keer in de kranten. Wat zijn straf uiteindelijk werd heb ik niet teruggevonden.

    Toch wel een mooi verhaal van een wielerkampioen in spe die nooit zijn Tour de France reed maar wel een Tour du Monde. En in elk geval nog spectaculairder dan het verhaal van Papillon zijnde Henri Charrière en verfilmd met Steve McQueen en Dustin Hoffman in de hoofdrollen. Een idee voor Erik Van Looy? Charles Hut, wielerkampioen en dwangarbeider, met Filip Peeters in de hoofdrol J

    Hierbij de enige foto die ik van Charles Hut terug vond.

    %%%FOTO1%%%

    11-08-2011, 12:36 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (8 Stemmen)
    Tags:Charles Hut
    01-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heeft België en bij uitbreiding Nazareth een extra Olympisch Kampioen?
    Beste lezer,

     

     

     

    Deze keer een klein artikel maar niettemin een merkwaardig artikel. Tijdens het lezen van het boek “Olympic Gangster, The legend of José Beyaert – Cycling Champion, Fortune Hunter and Outlaw van Matt Rendell” kwam ik een eigenaardige historie tegen.

    José Beyaert werd in 1948 1e in de wegrit op de Olympische Spelen in Windsor Great Park te London. Hij werd tevens 3e in het ploegenklassement en won dus goud en brons. José Beyaert kwam uit voor de Franse ploeg en de medailles staan dan ook op het conto van Frankrijk.

    Niettemin kunnen hier vragen bij gesteld worden. Maar eerst een kort stukje familiegeschiedenis.

    In de parochieregisters van Nazareth vond ik het volgende : 26/12/1901 huwelijk tussen BEYAERT Joannes Evaristus en LAMONT Maria Leontina. In het bovenvermeldde boek lees ik dat Evarist Beyaert in 1912 zijn vrouw en drie kinderen achter liet om naar de USA te emigreren. Hij komt met de “Nieuw Amsterdam” aan op Ellis-eiland op 29/04/1912 met 100 $ op zak, samen met Theophile Mehuys en Auguste Defauw. Hij is op dat ogenblik 35 jaar oud. Hij staat geregistreerd als “non-emmigrant alien” hetgeen betekent dat hij een retour-ticket heeft. Zijn contactpersoon is een zekere Verhaegen en zijn bestemming was St. Louis Missouri om daar op een boerderij te werken.

    Evarist Beyaert beweerde dat hij al in 1910 in St. Louis zou geweest zijn maar daar zijn geen gegevens van terug te vinden.

    Dat hij zijn vrouw en kinderen definitief verlaten had blijkt uit het volgende. Evarist zocht een (nieuwe) vrouw onder de emigranten maar die waren zeldzaam. Vandaar dat hij naar België terug keerde. Gezien op dat ogenblik de eerste wereldoorlog volop bezig was en een terugkeer naar de USA onmogelijk was,  trok hij naar Parijs. Daar vond hij zijn nieuwe vrouw en bleef hij in Frankrijk om als schoenmaker de kost te verdienen.

    Eén van zijn kinderen, José Beyaert (die zal ik aanduiden met sr.), had na de oorlog Nazareth verlaten en was geëmigreerd naar Lens om daar aanvankelijk in de koolmijnen te werken. Hij was echter bang in de mijnen en werd dan ook maar schoenmaker zoals zijn vader. Daarnaast was hij amateur wielrenner.

    José Beyaert sr. huwde met de Française Marie Legrand en samen kregen ze twee kinderen. José Beyaert jr. werd geboren op 1 oktober 1925 in de Rue de Bois 134 te Lens. Twee jaar later, op 11 november 1927, werd Georges Beyaert geboren. Beiden zouden later beroepsrenners worden.

    Op een bepaald ogenblik verhuisde de familie naar Parijs. Volgens de familieanekdote ontmoetten ze daar toevallig Evarist Beyaert die hen zijn schoenenwinkel verkocht. Of dit echt zo gebeurde is maar de vraag.

    José Beyaert sr. wou in 1936 de Franse nationaliteit verwerven. Hij had daarvoor 5 documenten nodig. Tegen dat hij echter het vijfde document in handen kreeg was het eerste document al verlopen. José Beyaert sr. bleef dan maar Belg.

    In 1939 werd hij alsnog Fransman bij de mobilisatie. Men herinnerde zich zijn aanvraag tot naturalisatie en de papieren waren direct in orde. José Beyaert sr. werd gemobiliseerd en moest naar …. België gaan. Hij is echter nooit gegaan en heeft heel de oorlog in Pantin, bij Parijs, gebleven.

    José Beyaert jr. werd in 1945 opgeroepen voor de militaire dienst. Hij mocht echter weer naar huis omdat de lichting 1925 vrijgesteld werd. De reden was dat zij al genoeg geleden hadden van de oorlog.

    Nadat José Beyaert jr. al Olympisch kampioen geworden was en een beetje geld verdiend had met wielrennen wou hij samen met zijn broer, die toen zijn militaire dienst vervulde in Marokko, een bar-tabac overnemen.

    Opdat zij o.a. alcohol zouden mogen verkopen moesten zij een licentie kopen. Toen zij bij de administratie kwamen bleek dat zij dat niet konden. De reden was dat ze geen Fransman waren. José jr. had medailles gewonnen op de Olympische Spelen voor Frankrijk en was dus geen Fransman. Georges die zijn militaire diensplicht vervulde in het Franse leger was dus geen Fransman.

    De reden was te vinden in de “Code Napoleonic” die stelde dat er twee generaties geboren moesten zijn Frankrijk voordat je Fransman kon worden. En gezien José jr. en Georges de eerste generatie waren….

    Conclusie : gezien José Beyaert in 1949 niet als Fransman beschouwd kon worden moeten we hem wel als Belg beschouwen. En dus heeft België er een gouden medaille bij. Hoe het met de bronzen medaille van de Franse ploeg zit weet ik niet. Eigenlijk dienen ze gediskwalificeerd te worden. Welke ploeg vierde werd is mij onbekend.

    Bij uitbreiding kunnen we dus zeggen dat een nazaat van de familie Beyaert uit Nazareth een gouden medaille won op de Olympische Spelen 1948.

    Hoe het verder afgelopen is met de naturalisatie van José Beyaert jr. is mij niet duidelijk. Is hij uiteindelijk Fransman geworden? Waarschijnlijk wel. In elk geval is hij uiteindelijk geëmigreerd naar Columbia en heeft daar een zeer avontuurlijk bestaan geleid.

    Hij overleed uiteindelijk op 11 juni 2005 in La Rochelle (Charente-Maritime), Frankrijk.

    Zijn erelijst :

    1945    3e in Nationaal Kampioenschap, Op de weg, Amateurs, Frankrijk

    1948    1e in Olympische Spelen, Op de weg, Amateurs, Windsor Great Park, London

    1948    3e in Olympische Spelen, Op de weg, Ploegenklassement, Amateurs, Windsor Great Park, London

    1949    1e in Algiers

    1949    1e in GP de l'Echo d'Alger, Alger

    1950    1e in Avignon

    1950    1e in GP d'Isbergues

    1950    1e in GP Helyett

    1950    1e in Paris - Boulogne-sur-Mer, Boulogne-sur-Mer

    1952    1e in 2e etappe Vuelta a Colombia, Fresno (COL)

    1952    1e in 3e etappe Vuelta a Colombia, Manizales (COL)

    1952    1e in 6e etappe Vuelta a Colombia, Riosucio (COL)

    1952    1e in 11e etappe Vuelta a Colombia, Ibagué (COL)

    1952    1e in 13e etappe Vuelta a Colombia, Bogota (COL)

    1952    1e in Eindklassement Vuelta a Colombia (COL)

    01-08-2011, 12:12 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (8 Stemmen)
    Tags:Beyaert, Nazareth, Olympische Spelen
    26-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ik had een droom
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Beste lezer, Martin Luther King werd wereldberoemd met zijn speech die startte met de gekende woorden “I had a dream”. Niet dat ik mij met Martin Luther King wil vergelijken maar ook ik had een droom. En de samenvatting van deze droom wil ik jullie hier mee geven.

    Ik had een droom dat op een of andere manier de heer Pat McQuaid, voorzitter van de UCI, zijn ontslag kreeg en dat ik aangesteld werd als nieuwe voorzitter van de UCI. Ik kreeg rasechte Jean-Luc Dehaene volmachten en mocht binnen de UCI de hervormingen doorvoeren die ik wou.

                                                                                                   %%%FOTO1%%%

    Men hoefde mij dit geen twee keer te vragen en ziehier de veranderingen die ik zou doorvoeren in het wielrennen met hier en daar de verantwoording en een beetje uitleg.

    Ik zou mij in het begin voornamelijk bezighouden met die takken van de wielersport die mijn grootste affiniteit dragen. D.w.z. dat Trial, MTB en BMX niet direct hoeven te vrezen dat ik hun wereld op de kop zet. De piste, het veldrijden en het wielrennen op de weg zou ik echter wel grondig onder handen nemen.

    Op de weg zou ik een 180° bocht nemen en het wielrennen proberen terug te brengen naar zijn oorsprong. De structuur zoals de Worldtour er nu een is zou ik afschaffen. Het maakt in mijn ogen het echte wielrennen stilaan dood en vervangt het door een rijdend circus waarbij er maar één symbool centraal staat nl. de €, en niet de wielerliefhebber.

    Mijn voorstel zou zijn om in wedstrijden slechts ploegen van 5 à 6 renners toe te laten i.p.v. de 9 à 10 van nu. Dit zou in mijn ogen verschillende voordelen opleveren. Ik som er enkele op :

    De ploegen zouden op hun geheel veel kleiner worden. Nu is een ploeg uit de Worldtour in feite een kleien KMO. Quick Step is een ploeg met ongeveer 60 man in dienst. Die moeten allemaal betaald worden en dat kan alleen maar door multinationale firma’s. Hierdoor zijn er slechts 20 sponsors die de gelegenheid krijgen de vele TV-uitzendingen te halen. Het levert zoals geweten jaarlijks discussies op bij het toekennen van de wildcards voor de Tour de France.

    De namen van de sponsors, er zullen er minder per ploeg nodig zijn, zullen duidelijker leesbaar worden. Want dan kan misschien elke huidige cosponsor hoofdsponsor worden. En eerlijk, hoe duidelijk is de naam van de meeste cosponsors nu te lezen? Vele truien zijn een kakofonie van namen, logo’s, kleuren enz. Soms een vloek voor het oog. Ik ontken niet dat er een vorm van nostalgie verborgen zit in deze wens, maar ook de huidige sponsors hebben dat ingezien. De meeste truien zijn al veel soberder dan die van vroeger. Kijk maar naar die van Leopard.

    Indien de ploegen kunnen gehalveerd worden, dan kunnen er dubbel zoveel ploegen een sponsor vinden waardoor er meer en iets kleinere bedrijven in aanmerking komen. Laat er ons gemakshalve van uit gaan dat er op die manier 40 volwaardige teams van ± 10 à 12 renners ontstaan met een omkadering van nog eens 15 man en een wagenpark dat ongeveer de helft is van wat nu het geval is.

    Aan de start van een grote wedstrijd genre Ronde van Vlaanderen of Tour de France kunnen dan bv. 40 ploegen met 5 renners staan. Dit zal natuurlijk een  immense impact hebben op de wedstrijden zelf. Er zal veel individueler gereden worden, hetgeen uiteindelijk de oorspronkelijke bedoeling was van het wielrennen. Men reed van A naar B en de renner die als eerste de streep overschreed in B was de winnaar. Compleet individuele wedstrijden zullen er echter niet meer komen. Maar met de kleine ploegen zal het zeker zo zijn dat één ploeg een wedstrijd niet meer kan verlammen. Vijf renners per ploeg betekent dat er misschien één kopman is en vier helpers. Die vier helpers kunnen een peloton van 195 andere renners niet controleren. Dus dat belooft gegarandeerd spektakel. Het resultaat zal verschillen in wegwedstrijden en rittenwedstrijden.

    Neem nu Milano-Sanremo met 40 ploegen aan de start. Kopmannen, favorieten, helden, ze zullen allemaal attent vooraan moeten zitten om mee te zijn bij eventueel gevaarlijke ontsnappingen.  Men zal zich niet moeten verstoppen in de buik van het peloton tot de Poggio om dan met een demarrage net voor de top weg te springen. De avonturiers, de durvers, de hardrijders zullen weer aan de bak komen en we zullen mooie winnaars hebben die terecht als de sterkste van de wedstrijd kunnen bestempeld worden.

    De Tour de France zal tenminste weer echte duels geven tussen de kopmannen. Eén ploeg die de bergritten versmacht met een ongenadig tempo , het zal niet meer te zien zijn. Het zal aanvallen regenen want elk ploeg zal zijn graantje van de publiciteit willen meegraaien. Twee, drie, vier kopmannen die persoonlijke duels uitvechten op de flanken van de Ventoux, de Aubisque, de Tourmalet of de Puy de Dome. Beelden om van te smullen.

    Weg de treintjes voor de spurters. De slaapverwekkende ritten waarbij de vluchters op 1,5 km van de streep netjes uitgerekend gegrepen worden. Wie blijft er wakker tijdens die ritten in de Tour? Ik in elk geval niet. Vijftien man die ontsnappen met daarin een aantal gevaarlijke renners die minuten voorsprong nemen. Diezelfde renners die ’s anderendaags hun inspanningen moeten bekopen en wiens ploeg dit niet kan verdoezelen waardoor weer andere renners voorsprong nemen.

    En zo kan ik blijven verder gaan met het opsommen van de wedstrijdbeelden die ongetwijfeld zullen volgen bij het inkrimpen van de ploegen.

    Een tweede beslissing zou zijn om de mondialisering van het wielrennen te stoppen en ….. te promoten.  Door de bovenstaande beslissing van kleinere ploegen zou de mondialisering zo al moeilijker worden. Teams zouden geen budgetten meer hebben voor verplaatsingen naar Amerika of Azië. We zouden terug een hoofdzakelijk Europees circuit krijgen. Eigenlijk is het een beetje te vergelijken met het voetbal. Daar heb je naast de Europese competities, landelijk en Champions League, ook de Zuid-Amerikaanse, de Afrikaanse enz…. competities. Inter Milaan zal nooit enkele wedstrijden in de Braziliaanse competitie gaan spelen. De gedachte alleen is al absurd. Maar, om de vier jaar is er het wereldkampioenschap voetbal waar alle continenten vertegenwoordigd zijn.

    In het wielrennen zullen er ook wedstrijden blijven in Australië, de USA, Rusland enz … Maar of onze Europese renners daar heen moeten? Ik denk dat het beter zou zijn dat één keer per jaar, ter gelegenheid van het WK, alle renners tegen over elkaar kunnen komen te staan. Kampioenen van andere continenten kunnen zich dan meten met kampioenen uit Europa. En als individuele renners hier willen komen koersen, of Belgen in Australië, dan blijft dat mogelijk.

    En dat er nu in bepaalde landen minder of geen wielrennen is, wat maakt dat uit? In hoeveel landen wordt er cricket gespeeld?  In hoeveel landen speelt men American football? Baseball? Die sporten overleven toch ook? En ja hier in België zijn er amateurs die American football spelen of baseball. Moeten die ploegen meedoen met de Amerikanen? Komen de Amerikanen hier spelen? Idem voor het basketbal.

    Ook tradities dienen gerespecteerd te worden. En kunstmatige constructies creëren helpt niet. De experimenten met wedstrijden in de Worldtour te brengen die er niet thuis horen spreken voor zich.

    Wielrennen is gebaseerd op traditie en leeft bij de gratie van de traditie. Vaders nemen hun zonen mee naar de koers omdat zijzelf indertijd met hun vaders naar de koers gingen. De ouderen supporterden voor Rik I of Rik II, de zonen voor Merckx en de kleinkinderen voor Boonen of Gilbert.

    De ouderen spraken over de Tour de France en de Ronde van Vlaanderen en Paris-Roubaix, de zonen spreken over Tour de France en de Ronde van Vlaanderen en Paris-Roubaix en de kleinkinderen zullen  spreken over  de Tour de France en de Ronde van Vlaanderen en Paris-Roubaix. Waarom? Omdat dat legendarische koersen zijn. En dat is niet zo voor de GP van Schuiferskapelle hoe lokaal verankerd deze wedstrijd ook mag zijn.

    Neem nu de Formule 1. Welke races willen grote kampioenen zeker winnen? Imola, Nurnburgring, Francochamps, Monaco. Dat zijn de grote races. De GP van Bahrein winnen is mooi maar zal misschien pas na 50 jaar, als die dan nog bestaat, gewaardeerd worden.

    Neem nu tennis. Wat willen de spelers winnen? De Australian Open, Roland Garros, Wimbeldon, de US open en de Masters. De rest is mooi om te winnen maar net dat niet.

    Welke matchen van het voetbal zijn de grote publiektrekkers? Club Brugge-AA Gent, Club Brugge –Standard en ja o.k. voor de Anderlechtfans, Club Brugge-Anderlecht. Wat men noemt de topduels.

    In de atletiek wil men winnen op de Bisleth-games, in London en op de Memorial Ivo Van Damme. En in de triatlon geldt ook maar één overwinning als DE overwinning nl. de Iron Man van Hawaï.

    Dus neem ik de beslissing van een nieuwe kalender op te zetten met oog op de traditie en desnoods hulp van de UCI om organisatoren die al dan niet tijdelijk in moeilijkheden zitten te helpen. Dat betekent ook dat er geen kilometer beperking meer komt. Dat er geen wedstrijden van 500 km moeten komen is evident. Maar een klassieker mag gerust 300 km lang zijn. Dan pas komen de sterke renners naar voor en met de kleine ploegen denk ik dat we mooie wedstrijden zullen krijgen.

    Dus ook geen gezever meer dat de Tour de France maar 2 weken meer mag worden. Dan wordt de Tour gewoon een lange Dauphiné-Libéré. De Tour duurt 3 weken, er zijn cols te beklimmen en als het niet gaat, moet men maar trager rijden. Het ging vroeger, het kan nu ook. Trouwens niemand is verplicht om te starten.

    Nog een beslissing zou zijn om de klassering van Worldtour, professionele continentale ploegen en continentale ploegen op te heffen. Je bent prof of je bent geen prof. Punt aan de lijn. Profs rijden het WK voor de profs , niet-profs rijden het WK van de niet-profs. Kijk maar wat er gebeurde met Ciolek. Die won het WK bij de beloften maar kon nooit met zijn WK-trui rijden. Dat men niet geslaagde profs niet meer toelaat op het WK voor niet-profs, daar kan ik mee leven. Het is hier ook niet de bedoeling dat ik alle beslissingen in detail uitwerk natuurlijk.

    Trouwens het WK moet weer vroeger in het seizoen komen. Nu zijn er veel te veel afzeggingen omdat het veel te laat op het jaar komt. Ik zou opteren voor net voor de Vuelta.  Alle toppers kunnen zich dan hierop focussen.

    Ik wil hier nog een paar beslissingen meegeven die ik niet in detail ga uitwerken omdat ik het ook over de piste en het veldrijden wil hebben.

    De kermiskoersen moeten weer makkelijker georganiseerd kunnen worden.

    Het voorgestelde WK ploegentijdrit wordt zeker niet ingericht.

    De nationale truien moeten duidelijk herkenbaar zijn en traditie geldt hier ook. Geen fantasietjes zoals in Luxemburg en Spanje. Een nationale trui dient met trots gedragen te worden.

    Elke ploeg zou of een pistier of een veldrijder in zijn rangen moeten hebben. Dit punt brengt mij dan bij een volgende reeks beslissingen.

    Ik begin bij de piste. Vanaf morgen gaan we vijftig jaar terug en we keren terug naar de roots van het pistegebeuren. Op het WK en op de Olympische Spelen worden enkel nog de traditionele disciplines gereden. Weg met alle nieuwe kunstmatige uitvindingen om het flitsend, jeugdig en snel te maken. Enkel nog de achtervolging, de sprint, de ploegenachtervolging, de 1 km (desnoods met stilstaande en met vliegende start als het dan toch snel moet gaan) en ….. de terugkeer van de stayers en/of de derny’s. Over ploegkoers en puntenkoers twijfel ik nog en zelfs de tandem wil ik weer overwegen.

    Waarom ik al die nieuwigheden van de tafel veeg? Stel u zich maar voor dat men om het voetbal flitsender en sneller te maken vanaf morgen met 25 spelers per ploeg speelt en er vier doelen opgesteld worden. Dit voorstel lijkt op niks zoals de nieuwigheden van de UCI op niks gelijken.

    En het argument dat een achtervolging saai is of een surplace slaapverwekkend slaat nergens op. Was het feuilleton “De Ronde” ook niet te traag voor veel mensen. Maar hoeveel bleven er kijken? Veel. Waarom kan men de schoonheid van een achtervolging niet meer waarderen? De krachtsexplosie van een sprint? Vreest men voor weer combines van de stayers? Met alle moderne snufjes kan men toch goed de gangmakers monitoren? Men kan de snelheid projecteren, de versnellingen, ….

    Tracht er een goed TV-spektakel van te maken. Iets dat herkenbaar is en maak dat families naar de piste kunnen komen. Een namiddag piste kan een alternatief zijn voor het voetbal. Of maak er een avondgebeuren van zodat de veldritliefhebbers na de veldrit naar de piste kunnen gaan.

    En zorg dat er profs zijn die er hun boterham kunnen verdienen. Vandaar het voorstel om bij elke ploeg één veldrijder of pistier te plaatsen.

    Wat betreft het veldrijden zou ik niet zoveel zaken veranderen. Het succes in Vlaanderen toont dat het mogelijk is. Alleen moet het meer verspreid worden over Europese bodem. Dit hangt af van marketing. Dit hangt af van al dan niet opgeklopte rivaliteiten. Mensen willen duels zien zoals in de tijd van Albert Van Damme en Eric De Vlaeminck. Hetzelfde geldt voor de piste. De duels Post-Verschueren waren duels om duimen en vingers af te likken. En dat de mannen achteraf het goed met elkaar konden vinden is voor mij o.k. maar op de piste of in het veld moet het er keihard aan toe gaan. Soms tot aan het randje.

    Ik zou elke veldrit over 10 ronden laten gaan. Zo krijg je korte en langere veldritten met elk hun specifiek karakter. Dit is een traditie die langzaam aan opgebouwd wordt.

    Overal twee materiaalposten en geen gedoe meer over balkjes en zandbakken. Laat ze maar komen. Steek in het parcours een gracht, een omgevallen boom, een drassige weide, het moet allemaal kunnen. Het is een onderdeel van deze spectaculaire sport. En waarom geen ploegkoers veldrijden invoeren?

    Maar nu begin ik zelf te innoveren en misschien zijn die ideeën ook niet wat ze moeten zijn.

    Eén zaak zou ik echter zeker nog veranderen. Ik zou maken dat er veel meer ex-renners, van toppers tot gewone piotten, in de bestuurlijke niveaus van de UCI zouden zetelen. Enkel zij die zelf gekoerst hebben kunnen oordelen over deze sport.

    Ik kan mij dan ook goed voorstellen dat de beleidsorganen van de UCI, die zoals voorgesteld, bemand zijn met ex-renners als eerste besluit zouden nemen dat ik de plaats moet ruimen voor een ander. De reden : enkel ex-renners mogen voorzitter worden van de UCI. En gezien mijn palmares zich beperkt tot één parochianenkoers en een tweede plaats in een tijdritje, zou ik onherroepelijk de bons krijgen. Waarna een ander weer met andere ideeën zal afkomen.

    Nog een laatste bemerking voor degenen die al met een kritische pen klaar zitten om mijn ideeën naar de papiermand te schrijven. Het was maar een droom en de meeste dromen zijn bedrog zingt Marco Borsato.

     

     

    G.L.

    26-06-2011, 21:29 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (8 Stemmen)
    19-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Giro

    Beste lezer, ondertussen is de Giro van 2011 alweer een tijdje voorbij en kijken we allen weer reikhalzend uit naar de Tour 2011.

    Ik heb mij geërgerd tijdens de Giro en ik ben vrij zeker dat ik mij ook zal ergeren tijdens de Tour. Alhoewel dit laatste toch iets minder zeker is want mijn teerbeminde vrouw heeft opnieuw onze vakantie geboekt op het moment  dat in de Tour de beslissende bergritten zullen doorgaan. Ik vrees dat ik in het verre Griekenland niet veel van de Tour zal zien.

    Waar heb ik mij dan wel aan geërgerd zal u zich afvragen. Wel, ik erger mij aan de verklede apen die langs de boorden van de weg staan tijdens de bergritten. Ja ik noem ze apen. Die zogenaamde supporter,s die verkleed of half- tot bijna compleet naakt, meelopen met de renners. Let op, ik heb niks tegen naakt. Een mooie naakte vrouw kan ik best waarderen. Maar indien ze zou meelopen met een Contador, een Andy Schleck of Jurgen Van Den Broeck in volle beklimming, dan zou ik haar toch ook vervloeken.

    Die “supporters” in carnavalsoutfit zijn toch onnozel. Denken zij nu echt dat zij een meerwaarde zijn voor het wielrennen of dat zij zelfs een steun zijn voor hun favoriete renner? Ik kan mij voorstellen dat zo een renner, die op het maximum zit, en weet dat hij nog 5 km moet klimmen niet gediend is met zo een pipo die naast hem komt lopen. Een ferme oplawaai zou hij willen geven, maar dat mag natuurlijk niet, dat zou hem straftijd opleveren of uitsluiting.

    Eigenlijk zouden die mannen, het zijn meestal mannen, die toch zo graag op TV willen komen, compleet belachelijk moeten gemaakt worden door de commentatoren. Dus Michel, Renaat, Karl en Carl, maak die mannen belachelijk. Kies er zelfs de lul van de dag uit. Dan kan hij op TV komen met deze “eretitel”. Of toch liever niet want er zullen altijd onnozelaars zijn die trots zijn op de titel “lul van de week” en er alles zouden voor doen om die te verkrijgen, zo lullig zijn die wel.

    Maar goed, die ergernis moest er even uit maar ze leidde me af van het onderwerp dat ik graag had aangehaald. Als men spreekt over de Giro, dan spreekt men ook over de Belgische Giro-winaars. Tot nu toe zijn dat er altijd nog maar drie. Grootmeester Eddy Merckx won er  vijf en werd er één ontstolen, Michel Pollentier won er één en Johan De Muynck won er één en werd er ook één ontstolen. Zeven overwinningen dus. En als kaderstukje wordt dan altijd het verhaal verteld van de Giro 1976 waarin Johan De Muynck in de steek gelaten werd door Roger De Vlaeminck en Ronald De Witte.

    Ik wil het hier niet hebben over de Giro van 1976 en de Brooklyn broedermoord. Ik wil het hier hebben over het feit dat 49 jaar geleden wij, Belgen, de Giro al hadden moeten winnen en dat toen ook de ploegmaats hun toenmalige leider in de steek lieten. Maar zij hadden wel verzachtende omstandigheden die konden ingeroepen worden.  Ik wil aantonen dat toen de onkunde en de betweterij van een zogenaamd “gerenommeerd” ploegleider hoofdzakelijk de oorzaak was dat wij, Belgen, de Giro niet wonnen.  Het gaat om de Giro van 1962 en hier volgt het verhaal.

    Op 19 mei 1962 startte de Giro in Milaan met 130 renners aan de start. Dertien ploegen van tien renners met als voornaamste deelnemers : Arnaldo Pambianco, Ercole Baldini en Gastone Nencini bij Moschettieri het vroegere Ignis, Vito Taccone bij Atala, Angelo Conterno, Nino Defilippis en Franco Balmamion bij Carpano, José Perez-Frances bij Ferrys, Charly Gaul bij Gazzola, Pierino Baffi bij Ghigi, Imerio Massignan bij Legnano, Henri Anglade bij Libéria-Grammont, Guido De Rosso bij Molteni, Vittorio Adorni en Guido Carlesi bij Philco, Aldo Moser bij San Pellegrino, geen specifieke kopman bij Torpado en de Belgische ploeg Faema-flandria met Rik Van Looy.

    Dertien Belgen aan de start met bij Libéria Tuur Decabooter, Léon Gevaert en Staf Van Vaerenbergh, bij Philco Miel Daems en Jos Hoevenaers en bij de Faema-flandria ploeg naast Rik Van Looy, Mantie Desmet, Marcel Ongenae, Jef Planckaert, Willy Schroeders, Edgard Sorgeloos, Martin Van Geneugden en John Van Tongerloo. Daarnaast in deze ploeg nog de Nederlanders Piet van Est en Huub Zilverberg.

    De eerste rit op 19 mei ging van Milano naar Tabiano Bagni over 185 km. Het regende de hele dag maar dat ontnam 23 renners de moed niet om in de aanval te gaan. Het werd uiteindelijk een spurt die gewonnen werd door Dino Liviero voor Miel Daems en Edgard Sorgeloos. Het was slechts een opwarmertje maar het toonde wel de sterkte van de Faema-flandria-ploeg met Sorgeloos (3°), van Est (5°), Schroeders (7°) en Planckaert (17°). De Rode Garde was dus zeker in vorm.

    De tweede rit ging van Salso Maggiore naar Sestri-Levante over 158 km. Het leverde opnieuw een Italiaanse overwinning op met Graziano Battistini voor Faema-flandriaman  Marcel Ongenae die strandde op 4”. In dezelfde kopgroep van tien ook Jos Hoevenaers (3°), Armand Desmet (5°) en Staf Van Vaerenbergh (9°). Opnieuw een bewijs dat de Rode Garde greep had op de wedstrijd.

    In het algemeen klassement nam Graziano Barttistini de roze trui over van Liviero. De eerste Belg was Jef Planckaert op de elfde plaats. Verder al in de toptien Suaerez, Moser, Baldini, Perez-Frances en Massignan. Rik Van Looy stond al op 3’15”.

    In de derde etappe van Sestri-Levante naar Panicogliara over 225 km was Spanje aan het feest.  Er moest een eerste colletje beklommen worden, de Foce Carpinelli en daar kwam José Perez-Frances als eerste boven.  Aan de eindstreep was het zijn landgenoot Angelo Soler die het haalde met 33” voorsprong op alweer een Faema-flandria-man, Huub Zilverberg, en Vito Taccone. Armand Desmet werd in dezelfde tijd, als laatste van het groepje, vijfde.  Jos Hoevenaers die in de laatste klim virtueel leider was, stuikte volledig in elkaar en verloor op die manier de leiderstrui waar hij de hand naar uitstrekte. Antonio Suarez, ook Spanjaard, werd de derde rozetruidrager in drie dagen tijd. Eerste Belg in het klassement werd Armand Desmet met een zevende plaats op 1’33”. Rik Van Looy viel halfweg de wedstrijd en bezeerde zich aan de knie. Maar volgens de pers leek hij zich in deze Giro wel te amuseren. Toen ook al veroorzaakten fanatieke supporters een val na de aankomst.

    De vierde etappe ging van Montecatini naar Perugia en werd gewonnen door Antonio Bailetti voor Zancanaro en Balmamion. In het algemeen klassement veranderde er niet veel. Antonio Bailetti had de bolwassing de avond ervoor van sportdirecteur Giacotto goed begrepen. Die laatste was zo boos over de passiviteit van zijn renners dat hij wenste dat hij de Belgen in zijn ploeg had genomen in plaats van zijn Italianen.

    Tijdens de vijfde etappe van Perugia naar Rieti over de Terminillo en 258 km lang was er een zelfde beeld. Een 200 km lange ontsnapping van de Fransman Joseph Carrara die tot een goed einde gebracht werd. Piet van Est strandde op 1’44”. Armand Desmet werd in dezelfde tijd vijfde, de herstelde Jos Hoevenaers zevende en Huub Zilverberg tiende. Maar in de achtergrond gebeurde er voor de Belgen wel een klein drama. Rik Van Looy moest een eerste keer lossen tijdens de beklimming van de Terminillo. Hij kon terugkeren maar moest even verder opnieuw lossen en bereikte met 500 meter achterstand de top. Een terugkeer gedurende de volgende 50 voornamelijk dalende kilometers naar Rieti was dan ook niet onmogelijk. Met de hulp van de ploegmaats Van Geneugden en Ongenae en vijftien andere gelosten was de kans reëel. Maar het tegendeel gebeurde en Rik werd steeds verder teruggeslagen zodat hij uiteindelijk op meer dan tien minuten van de winnaar eindigde. Voor het eindklassement mocht Rik zijn ambities opdoeken. Hij verklaarde dan ook dat hij in de Giro zou blijven om nog een paar ritten te winnen en zijn ploegmaats Jef Planckaert en Armand Desmet te helpen.

    In de zesde rit van Rieti naar Fiuggi over 193 km was Faema-flandria eindelijk aan het feest. De Italianen Pellegrini en Sartore gingen er samen met Willy Schroeders van door. Zij bouwden voldoende boni op om het uit te zingen tot aan de eindmeet waar Schroeders zijn twee medevluchters klopte. Ondertussen waren Brugnami en Meco in de tegenaanval gegaan en deze actie zorgde er voor dat Meco de roze leiderstrui veroverde op Suarez. Armand Desmet bleef eerste Belg op de zevende plaats op 1’59”.

    De zevende rit zou cruciaal blijken voor het verder verloop van de Giro.  Het was een rit van 224 km met aankomst op de Monte Vergine (1270 m) van Avellino naar Monte Vergine.

    Het was een spectaculaire rit met een zeer bedrijvige Rik Van Looy die voortdurend aanvallen plaatste. Het uiteindelijk gemiddelde van de koers zou 42km/u worden en dat niettegenstaande wind op kop gedurende gans de rit. Tweemaal waren Van Looy en Defilippis de aanstokers. Een eerste maal aan km 50, een tweede maal aan km 90. Maar alles kwam weer samen. Een Van looy op 15’ in het eindklassement bleek voor de meeste favorieten nog altijd een gevaar in te houden.

    Op 50 km van de meet probeerde Rik II nogmaals maar ook nu hield de ontsnapping geen stand. Toen sprong Henri Anglade weg. Hij werd gevolgd door Sartore die blijkbaar de inspanningen van de dag ervoor verteerd had en Armand Desmet. Op 25 km van de streep had het drietal al 3 minuten voorsprong.  In de groep werd de vlucht van Armand Desmet, op dat ogenblik virtueel leider, voorbeeldig beschermd door de ploegmaats. Vijf kilometer verder was de voorsprong al opgelopen tot 4’35”. Op 15 km, de beklimming was al begonnen, hadden ze 6’ op het peloton.  Op 3 km van de top wou Armand Desmet Henri Anglade eens testen. Anglade moest in eerste instantie lossen maar kon op wilskracht terug aansluiten. Sartore was ondertussen al lang overboord. Mantie wist genoeg en op 2 km van de top demarreerde hij opnieuw. Armand Desmet won afgetekend voor Henri Anglade (43”) en Giuseppe Sartore (1’06”). Het peloton eindigde op bijna 5 minuten. Jef Planckaert, Piet van Est en Huub Zilverberg plaatsten zich nog in de toptien. In het algemeen klassement had Armand Desmet 1’05” voorsprong op Henri Anglade en 2’31” op Meco. Rik Van Looy verklaarde dat hij en de ploeg alles in het werk gingen stellen om de roze trui op de schouders van Armand Desmet te houden. België leek op weg naar een eerste Giro winst.

    De volgende dag was er een korte rit van 110 km van Avellino naar Foggia. Iedereen voorspelde een massaspurt en een eerste zege van Rik Van Looy. Maar dat was buiten de ex-kampioen van Italië bij de amateurs, Sante Ranucci, gerekend. Op 40 km van het einde sprong hij weg en kreeg Huub Zilverberg in het wiel. Die keek eens om, zag dat Van Looy teken deed verder te gaan en liet zich meedrijven  in het wiel van Ranucci. Na een tijdje keerden de rollen om. Zilverberg reed aan kop en Ranucci nam niet meer over. De gekende truc van krampen en niet meespurten werd gebruikt maar Zilverberg, nog eens verwittigd door Lomme Driessens, liet zich niet vangen. Met de meet in zicht sprong Ranucci van achter de rug van Zilverberg weg. Die was niet van gisteren en sprong direct achter Ranucci aan. Er op en er over was het gevolg en Huub Zilverberg behaalde de derde zege van de Faema-flandria-ploeg.

    De dag erop van Foggia naar Chieti over 205 km eenzelfde scenario. Na wat vroege pogingen ging het peloton in gestrekte draf naar de meet, een massaspurt in het achterhoofd. Op 40 km van het einde begonnen de eerste ontsnappingspogingen. Er kwamen 25 man voorop met daaronder de meeste favorieten met één grote uitzondering nl. Henri Anglade. De Faema-flandria-troepen waren met vijf vertegenwoordigd nl. Armand Desmet, Rik Van Looy, Jef Planckaert, Piet van Est en Huub Zilverberg.  De voorsprong groeide uit tot een kleine minuut en op de laatste helling van de dag sprong Vito Taccone weg, gevolgd door José Perez-Frances, Graziano Battistini en Armand Desmet. Rik Van Looy moest een dilemma oplossen. Ofwel de vlucht van Armand Desmet beschermen of alsnog blijven rijden om de overwinning te behalen. Rik koos voor het laatste. Het viertal werd dus ingelopen en het kwam tot een spurt met 25 gewonnen door Rik Van Looy voor José Perez-Frances en Graziano Battistini. Armand Desmet bleef natuurlijk leider maar bouwde zijn voorsprong op Anglade uit tot 1’29”.

    De tiende rit ging van Chieti naar Fano over 218 km en was voor het grootste deel slaapverwekkend. Op een bepaald ogenblik had het peloton een half uur achterstand op het tijdschema. Pas na 100 km was er eindelijk een serieuze ontsnapping die dan ook tot het einde zou dragen. Het was de Spanjaard Gilbert Salvador die de aanstoker was. Hij werd gevolgd door Piet van Est, Willy Schroeders, Bruno Dino,  Franco Balmamion, Alberto Marzaioli, Giuseppe Tonucci en Accorsi. Ondanks enkele pogingen vanuit het peloton werd dit achttal niet meer gegrepen. Giuseppe Tonucci haalde het voor Dino Bruni en Alberto Marzaioli. De man die de beste zaak deed in het klassement was Piet van Est die van de negende naar de vierde plaats sprong. Armand Desmet bleef natuurlijk leider.

    De elfde rit, de renners waren dus al over halfweg, leidde over 170 km van Fano naar Castrocare Terme. Ondanks het feit dat het aanvallen regende kan de etappe vrij kort samengevat worden. Nadat een aanvalspoging van Henri Anglade gecounterd werd, kon Rik Van Looy met zes andere renners, Jos Hoevenaers, Alfredo Sabbadin, Diego Ronchini, Huub Zilverberg, Vittorio Adorni en Guido Neri ontsnappen.

    Achter hen werden verschillende pogingen ondernomen om de koplopers te vervoegen maar geen enkele lukte. Rik van Looy won de spurt voor Jos Hoevenaers en Alfredo Sabbadin. Meteen de vijfde ritzege van Faema-flandria. Meco verloor veel tijd en tuimelde uit de toptien. Piet van Est kwam daardoor op de derde plaats te staan en Huub Zilverberg op de zesde.

    Armand Desmet gaf toe dat hij een mindere dag had. Ook het feit dat er constant aanvalspogingen waren die hij moest opvangen baarde hem zorgen. Temeer omdat er met Van Looy en Zilverberg toch twee sterke mannen uit zijn ploeg afwezig waren. Zat hier al het eerste kiemetje van een verloren verstandhouding. Men kan zich inderdaad de vraag stellen of in de twee ritten die Rik II won hij wel de ideale ploegmaat speelde. In de zondagsrit was Armand Desmet  met drie andere renners weg en lag Anglade op achterstand. Toch reed Rik met het groepje waaruit Mantie ontsnapt was weer naar de vluchters toe. En in deze rit zorgde hij er ook voor dat Mantie onnodig krachten moest verspelen.  Stak het feit dat Mantie in het mooie roze stond te blinken Rik de ogen uit? Zou hij een deel van de pot van de criteriumcontracten moeten delen met een Giro-winnaar? Was Lomme Driessens zijn kopman aan het opstoken?

    De geschiedenis van de twaalfde rit van Forli naar Lignano Sabbiadoro over 298 km kan zich beperken tot de laatste 300 m. Zeven renners reden met 8 minuten voorsprong naar de eindstreep. Willy Schroeders  zette de spurt in van op 300 m. Bruno Mealli probeerde op 100 m links voorbij te gaan. Schroeders week even af van zijn lijn, Mealli trok hem aan de trui en passeerde als eerste de eindstreep. Protest van Willy Schroeders haalde niks uit. In tegendeel hij kreeg nog een boete van 10.000 lire wegens het afwijken van zijn lijn, Mealli kreeg 20.000 lire boete voor het loslaten van zijn stuur tijdens de spurt maar de uitslag bleef ongewijzigd net zoals het algemeen klassement.

    De dertiende etappe ging van Lignano Sabbiadoro naar Belluno over 173 km met twee beklimmingen. De Bosco del Cansoglio (1120 m) en de Nevegal (1030 m) waar ook de eindstreep getrokken was.

    Het werd een spannende rit die uiteindelijk voor Armand Desmet goed afliep. De eerste beklimming, op 56 km van het einde, vergde zeer veel van de renners omdat het een beklimming was op wegen van gestampte aarde. Deze col werd als eerste bedwongen door Nino Defilippis. De groep met favorieten volgde op 1’40”.  In de vlakte tussen de twee cols in regende het aanvallen onder andere van Henri Anglade. Maar Armand Desmet, bijgestaan door Jef Planckaert, gaf geen krimp. Ook bij de beklimming van de Nevegal was Nino Defilippis de onruststoker. Hij demarreerde slag om slinger en rammelde zo het peloton uiteen. Hij werd vervoegd door een zeer sterk rijdende Armand Desmet, Graziano Battistini, Zancetta en Angelo Soler. Desmet moest heel de tijd aanvallen pareren en kon uiteindelijk Guido Carlesi die bij en over de koplopers kwam niet meer tegen houden.  Guido Carlesi won voor Angelino Soler en Armand Desmet. Grootste slachtoffer was opnieuw Henri Anglade die 2’06” verloor en in de algemene klassering al 3’35” achterstand telde.

    De Faema-flandria-ploeg kreeg echter wel klappen. Martin Van Geneugden kwam na een val na het sluiten van de tijdscontrole binnen. Huub Zilverberg viel, na een val en lekke band, terug naar de 25° plaats. Piet van Est viel driemaal en verloor zijn mooie derde plaats in het klassement. Hij viel terug naar de vijfde plaats. Mantie voelde zich echter ijzerstek en nam een optie op de eindoverwinning.

    De veertiende rit zou echter alles overhoop halen. Deze koninginnenrit ging over 160 km van Belluno naar de Passo Rolle over de Duran (1601 m), Forcella Staulanza (1773 m), Cereda (1369 m), Rolle (1970 m) maar niet over de Valles (2033 m) en de San Pellegrino (1918 m). Deze laatste twee cols werden niet beklommen omwille van het slechte weer waardoor de rit met 36 km werd ingekort. Slecht weer dat al de avond ervoor aangekondigd werd op de meeting voor de sportdirecteurs. Wie daar echter opviel door afwezigheid was Lomme Driessens. Die wist het toch allemaal veel beter en had geen goede raadgevingen nodig. De complete Faema-flandria-ploeg kwam dus onvoorbereid aan de start van wat een helse etappe zou worden.

    109 renners namen de start in een rit waarbij de helse Girorit, gewonnen door Charly Gaul, in 1956 in het niets deed verzinken. Het begon al op de eerste col, de Duran, waar de beklimming op wegen van aangestampte aarde door de aanhoudende regen van de laatste dagen veranderd was in de beklimming van een stromende rivier. Op de tweede col, de Forcelle-Staulanza-col, werd de regen vervangen door sneeuwvlokken en stormwind. Verschillende renners moesten naast hun fiets lopen om hun ledematen te verwarmen. Men kan zich voorstellen hoe de slecht voorbereidde Faema-flandria-troepen zich moeten gevoeld hebben. Op vijf km van de top gaven veel renners er de brui aan. Daarbij ook Rik Van Looy. Ze vluchtten de huizen binnen om zich te beschermen en een warm bad te nemen. Andere renners stapten in de volgauto’s.  De koers zelf ging echter verder. Er was een ontsnapping van Soler en Zanchetta, een tweetal dat later ingehaald en voorbij gereden werd door Fallarini en Cestari. Twintig seconden achter hen reed een pelotonnetje met Anglade, Battistini, Baldini, Schroeders, Sorgeloos, Armand Desmet en Piet van Est. Op de Forcelle-Staulanza-col kwam Soler bij het leidende en lijdende kopduo. De achtervolgers waren nog met 17. Soler bereikte als eerste de top, de anderen volgden een voor een en een Charly Gaul al op 31 minuten.

    In de afdaling viel Armand Desmet en moest hij ook tweemaal van wiel veranderen. Hij geraakte nog wel in een kopgroep van twaalf man maar moest uiteindelijk de rol lossen. Na 100 km koers lag hij 11’35” achter op de leiders en was hij zijn roze trui kwijt.

    Het verloop van de rest van de rit zal altijd wazig blijven. Het is een feit dat de Italiaanse renners door de onsportieve supporters naar boven geduwd werden. Henri Anglade kan er van meespreken want hij werd iedere keer “vergeten” door de supporters.  De organisatoren besloten de rit in te korten omdat de sneeuwstorm bleef aanhouden en de sneeuw op sommige plaatsen 20 cm dik lag.

    Uiteindelijk won Vincenzo Meco voor Ercole Baldini en Imerio Massignan. Graziano Battistini veroverde dank zij het vele duwwerk van de supporters de roze trui met drie seconden voorsprong op Henri Anglade. Armand Desmet haalde uiteindelijk als 29° de eindstreep op 18’33”. In de algemene klassering viel hij terug naar de 12° plaats op 9’57” van Battistini.

    Slechts 50 renners behaalden de eindstreep. De rest gaf op waaronder Rik Van Looy, Edgard Sorgeloos, Marcel Ongenae, Jef Planckaert, Willy Schroeders, Piet van Est en John Van Tongerloo. Enkel Armand Desmet en Huub Zilverberg bleven over.

    De weersomstandigheden waren natuurlijk verschrikkelijk. De vraag dient echter gesteld te worden of, indien Rik Van Looy in het roze zou gereden hebben, er toen ook zoveel ploegmaten zouden opgegeven hebben.

    Werd Mantie Desmet in de steek gelaten? Het antwoord is natuurlijk niet duidelijk. Maar ik, als schrijver van dit stuk, ben er van overtuigd dat enkelen onder hen mogelijks wel hadden kunnen doorbijten. Maar het grootste element in de nederlaag van Mantie Desmet was volgens mij Lomme Driessens die zijn naam van lepe sportdirecteur absoluut niet waarmaakte. Had hij geweten wat het weer zou zijn in die rit, hij had zich kunnen voorbereiden. Aangepaste kledij, warme dranken, hier en daar op de hellingen een pion die de renners hielp en even duwde. Op de top verse en warme kledij enz … Maar Lomme zal zoals gewoonlijk wel weer zijn kopman bemoederd hebben en geen oog gehad hebben in zijn rozetruidrager die uiteindelijk in zijn ogen maar een knecht was.

    Hoe liep de Giro verder af? In elk geval kon Driessens zich goed herstellen en is hij in “de slag” gegaan met de Carpano’s van Balmamion. Het zorgde er voor dat de twee overblijvers Desmet en Zilverberg uiteindelijk niet met lege handen naar huis gingen.

    Over de rest van de Giro wil ik kort zijn. De Belgen speelden geen grote rol meer gezien er maar één meer in koers was namelijk de onverzettelijke Armand Desmet.

    De vijftiende rit , van Moena naar Aprica over 215 km en de col Palade (1512 m) en Tonello (1883 m), werd gewonnen door Vittorio Adorni voor Vito Taccone en Huub Ziverberg. Armand Desmet, goed hersteld, werd achtste.

    De zestiende rit, van Aprica naar de top van de Pian dei Resinelli (1276 m) over 123 km, werd gewonnen door Angelino Soler. Armand Desmet die  dacht te spurten voor de eerste plaats werd zevende maar nam wel meer dan een minuut terug in het klassement. Hij kwam op de elfde plaats op 8’48”.

    In de zeventiende rit, van Lecco naar Casale Monferrato over 194 km, won Pellegrini  de spurt van een groepje met meer dan zes minuten voorsprong op de favorieten. Armand Desmet had weer pech want hij was mee op het ogenblik dat Pellegrini demarreerde. Hij kwam echter ongelukkig ten val en weg was de kans om zijn klassement te verbeteren. Wie wel profiteerde van deze vlucht was Franco Balmamion die op die manier de roze trui overnam van Graziano Battistini. Desmet klom wel op naar de tiende plaats in het algemeen klassement op 11’06” van de leider.

    De achttiende rit, van Casale Monferrato naar Frabosa Soprana over 232 km,  toonde aan dat Mantie Desmet nog altijd in vorm was. Hij behaalde een derde plaats in de rituitslag na Angelo Soler, die zijn derde rit won en Guernieri. In het klassement kroop Armand Desmet weer een plaatsje omhoog. Negende op 10’05”.

    Giuseppe Sartore mocht de negentiende rit , van Frabosa Soprana naar St Vincent d’Aoste over 193 km, winnen. Het algemeen klassement veranderde niet.

    Rit twintig van Le Balconate naar Valdostane over 238 km en tweemaal de col de Joux (1640 m) en de Tête d’Arpy (1971 m) in de Alpen, baarde een muis. Alberto Assirelli won, Franco Balmamion bleef leider  en Armand Desmet werd tiende maar wel op 15’55”.

    De laatste rit van St Vincent d’Aoste naar Milano over 160 km was voor Guido Carlesi die de eindspurt won. Franco Balmamion kwam niet meer in gevaar. Armand Desmet werd uiteindelijk tiende op 15’55”, Huub Zilverberg vijftiende op 30’21”.

    Een toptien-plaats voor Armand Desmet. Uiteindelijk een goed resultaat maar het had beter gekund. De weersomstandigheden hebben er anders over beslist. De ploegmaats eveneens. Niet dat Armand Desmet het hen verwijt. Zo een man is hij niet. De weersomstandigheden waren verschrikkelijk en had hij niet in het roze gereden, hij had waarschijnlijk ook opgegeven zegt hij nu. Huub Zilverberg bevestigde mij de onmenselijke weersomstandigheden en zou, indien hij toen niet zo jong en onervaren was, ook opgegeven hebben.  De enige persoon die de ploeg in de steek gelaten heeft is uiteindelijk Lomme Driessens.

    Mantie Desmet is een van de weinige renners die mooie ereplaatsen behaalde in de drie grote rondes. Tweede in de Vuelta van 1960, tiende in de Giro van 1962, vijfde in de Tour de France van 1963. Daarnaast nog winst in de Ronde van België 1959 en winst in de E3-prijs Harelbeke in 1958 en de GP Frankfurt 1962. Voorwaar een renner die eens in the picture mocht staan.

    19-06-2011, 17:01 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (45 Stemmen)
    Tags:Armand Desmet
    31-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rustpauze
    Neen beste lezer, ik ben niet van de aardbodem verdwenen. Alleen maken mijn beroepsbezigheden het thans onmogelijk om nieuwe artikels te schrijven.
    Maar met de vrije dagen in het vooruitzicht kan daar snel verandering in komen.



    G.L.

    31-05-2011, 17:09 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (6 Stemmen)
    21-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sprint 1971
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

    Deze blog gaat over nostalgie en mijmeringen. Mijmeringen die terug gaan mijn jeugd en mijn eerste kennismakingen met de wielersport.

    Het verste dat ik mij kan herinneringen is een chromo van Rik Van Looy uit de bekende reeksen met de vlaggetjes en de witte, gele of ronde randen. Maar wat ik mij het best kan herinneren zijn de Panini-boeken die vanaf 1971 op de markt kwamen. Hoeveel keer ben ik niet langs geweest in het winkeltje op de hoek van de wijk. Eén, twee en bij veel geluk wel vijf of uitzonderlijk tien zakjes met daarin een drietal of waren het er vier plaatjes van renners in.

    %%%FOTO1%%%

    Natuurlijk had je op den duur ook dubbele, meestal van die renners die je niet echt graag had en dan moest je wisselen op de speelplaats van de school. Je verdacht zelfs Panini van manipulatie want bijvoorbeeld Eddy Merckx kon je maar niet te pakken krijgen. Andere had je dan wel tien keer.

    De speeltijd was dan ook altijd veel te kort om alles te wisselen wat je wou. Je moest soms lang onderhandelen om een goede deal te kunnen maken. In zoverre dat het onderhandelen soms doorliep tot in de les. Dat de meester daarmee niet akkoord ging was te begrijpen.

    Op een dag zaten mijn buurman Geert en ikzelf nog te onderhandelen toen we alweer in de klas zaten en de meester zijn les gaf. Het moet hem, de meester, hoog gezeten hebben want plots werd hij enorm kwaad, nam de prentjes van Geert af en smeet ze in de vuilbak. Wat een drama wat een zonde. Gelukkig moest de meester, het was in het zesde leerjaar, ik zie het nog zo voor mij, even weg om te telefoneren. Er werd dan altijd een leerling aangeduid die op de klas moest letten.

    Van de gelegenheid dat de meester afwezig was maakte ik gebruik om de prentjes weer uit de vuilbak te vissen en terug te geven aan Geert. Jammer genoeg was de “bewaker” van dienst blijkbaar ook de klikspaan van dienst. Vanaf hier heb ik min of meer een black-out. Wie de klikspaan was weet ik niet meer en hoe groot de straf was weet ik ook niet meer. De prentjes verdwenen, ditmaal gescheurd, weer in de vuilbak evenals mijn geloof in solidariteit onder de leerlingen.

    Zoals je kan lezen beste lezer, was Panini-renners verzamelen een risicovolle hobby.

    Nu ligt dat boek Sprint 71 van Panini hier voor mijn neus en ik blader er eens door om mijn gedachten terug te laten gaan naar die tijd van altijd mooie zomers, dagenlang speelplezier op ongerepte braakliggende terreinen, zonder een enorme verkeersstroom. Wij in korte broek en t-shirt, een bros kopke, een “pulle” met grenadine en altijd wel iets om te ontdekken of te doen.

    De stickers met reproducties van postzegels zijn los gekomen in het boek. In dien ze dringend eens terug in te plakken. Maar net zoals toen interesseren deze afbeeldingen mij niet. Ook de logo’s van FICP, UCI en FIAC niet. Waarom werden deze stickers niet weggelaten en vervangen door foto’s van renners? Er waren toch nog zo veel renners die geen afbeelding hadden. België stond natuurlijk eerst in het boek. En de Grootmeester, zoals het hoort, op de eerste plaats. Een mooie foto van Eddy in Molteni-trui, ideaal om mee te spelen tijdens de geïmproviseerde Tour de France met de prentjes. Je moet namelijk weten dat als 11-jarige ik mij niet bewust was dat ploegen kaarten uitgaven met hun renners er op. Op nummer twee stond Jempi Monseré. Pas overleden, ik zie dat ik er een kruisje bijgeschreven had. De invloed van mijnheer pastoor bestond toen nog. Walter Godefroot stond op drie. In zijn nationale ploeg-trui was hij in elke ploeg van mijn Tour de France inzetbaar. En zo ging het verder. Die van Guido Reybroeck was ook een mooie. Die Salvarani-trui, die had iets. Trainingsvesten waren minder, ik had het toen al meer voor de echte truien.

    Ik blader verder en ik herken direct mijn favoriete prentjes. Niet altijd omdat ik de renner apprecieerde, maar ook soms gewoon om het mooie prentje, de mooie trui. Zoals de Ferretti-trui van Albert Van Vlierberghe. Nergens te vinden natuurlijk.  Willy Van Neste zag er dan maar weer koddig uit. Er schort iets aan zijn petje. Georges Vandenberghe  met weer eens de mooie Salvarani-trui en met, wat ik nu weet, een toupetje. Ja ook renners kunnen ijdel zijn. Bij sommige renners heb ik een x gezet. Waarom is mij een raadsel. Ook bij Frans Melckenbeeck in een tibetan-Groene Leeuw-trui. Was het al een aanduiding naar de toekomst toe? Een aanduiding dat er hier iets meer over kon geschreven worden?

    Weer een bladzijde verder een drietal prentjes die ik echt lelijk vond. Emile Bodart, Paul In ‘tVen en Marc Sohet. Konden ze nu echt geen betere foto vinden? Zoals die van Norbert Seeuws, een renner waarvan je niet snel iets vond en dan nu in een Pennelli-Cinghiale-trui. Die kon je goed gebruiken in een mix-ploeg.

    De stickers over de samenstellingen van de ploegen, die vielen nog mee. Ik was toen al bezig met die lijstjes en dus was dit waardevolle informatie.

    Duitsland dan. Altijd interessant want in de vroegere reeksen van de vlaggetjes had je niet zoveel Duitsers. Om een of andere reden had ik het voor Sigi Renz. Waarom weet ik niet meer. Niet voor Altig want die had een vuile rol gespeeld in Savona. Weg er mee. De Fagor-Mercier-trui van Wolshohl was dan weer zeer mooi.

    De Spanjaarden hadden veel geretoucheerde foto’s. Dat vond ik stom want je kon er geen ploeg op plakken. Zeg nu zelf, Ventura Diaz, Miguel Maria Lasa, Luis Pedro Santamarina, Jesus Manzaneque, Joaquim Galera, Domingo Perurena, Antonio Gomez del Moral en Jesus Aranzabal voor welke ploeg reden zij? Niks mee te doen.

    Dan komt Frankrijk met de voor mij toen nog redelijk onbekende amateurs Morelon en Trentin. De mooie trui van Sonolor van Daniel Rebillard sprak mij wel aan. Ook al omdat Lucien Van Impe bij die ploeg reed. Tiens, waarom zat Lucien Van Impe niet in de reeks? In 1971 wisten ze toch al dat Lucien onze enige echte klimmer was. Dan was er weer Cadiou met zijn mooie Fagor-Mercier-trui. Jammer dat de foto van Chappe op niks geleek. José Catiau mocht dan weer naast Rebillard staan.

    Bij de Britten was het alleen Gowland die mij aansprak. Ik experimenteerde dan ook al met het naspelen van zesdaagsen en WK’s op de piste. Dus een pistier er bij, dat mocht altijd.

    Bij de Zwitsers was het toen nog armoe troef. De twee Pfenningers en Vifian en Spahn. Daar kwam je niet ver mee.

    In het midden van het boek zitten dan weer 20 karikaturen. Toen vond ik ze overbodig, nu vind ik ze wel leuk.

    Bij de Italianen springen de Ferretti’s zelfs nu nog, na al die jaren, weer in het oog. Te beginnen met Zilioli en dan Simonetti. Adriano Durante, daar had ik het ook wel voor. Waarom is mij een raadsel. Ercole Gualazzini ook. Alleen al het uitspreken van die naam Gua-la-zzin-i. Een beer van een vent was dat. Niet traag in de spurt, hij nam ooit deel aan een WK sprint als ik het goed voor heb. Later bij Brooklyn een ideale gangmaker voor Roger De Vlaeminck.

    Dan was er het duo Tumellero en Tosello, twee Molteni-mannen en dus voor mij twee Merckx-mannen. Die werden bij mij iedere keer Kampioen van Italië. Tja ik was wat bevooroordeeld denk ik. Niettemin, ze bleven niet lang bij Merckx en Molteni. Eén van de twee lag zelfs serieus in de clinch met de Grootmeester, ik denk dat het Tosello was. En dan waren er natuurlijk weer de pistiers. Gaiardoni, alleen al de naam, Beghetto, Turrini, allemaal sprinters en ex-tegenstanders van onze Patrick Sercu die, in mijn ogen, al die Italianen ruim meester kon. Ook de stayer De Lillo, ook al zo een naam. En ja hoor, een van mijn favoriete beeldjes, Rosolen in nog zo een onvindbare trui, deze keer Filotex.

    Kinderen zijn hard in hun mening. De mildheid komt maar met de jaren. Zo ook voor de Nederlanders. Jan Janssen, toen nog in mijn ogen de onverdiende winnaar van de Tour 68. Nu denk ik er anders over. Peter Post, de keizer van de zesdaagsen, toen nog niet voorbij gestoken door onze Patrick Sercu. Joop Zoetemelk, de wieltjeszuiger, nu een renner met een mooi palmares die er het maximale uit haalde. Wagtmans, die kon er mee door, die reed voor Molteni. De volgende twee bladzijden lijken op die van de Spanjaarden. Veel geretoucheerde foto’s, bah. Enkel met den Hartog, de Wit en Jansen kon ik iets doen. De rest trainingsvesten en photoshop avant la lettre.

    Over de Zweden dien ik niet verder uit te weiden.  Gösta, Tomas, Sture en Erik, waarvan 2 in mooie Ferretti-trui. Wist ik veel dat ik 40 jaar later een artikel over hen op een blog op internet zou zetten.

    Ook Australië was vertegenwoordigd met Gordon Johnson, de sprinter. Portugal had de betreurde Joaquim Agostinho, er waren twee Denen, Ritter en Mortensen en ook een Luxemburger, Edy Schutz, in een Molteni-trui.

    Toen kon ik het niet waarderen, nu des te meer. Negen bladzijden met oude vedetten. Van Charles Terront tot Vittorio Adorni. Allemaal in zwart-wit afgebeeld. Ik zit nu naar die koppen te kijken. Sommigen zijn al bijna honderd jaar geleden overleden. Hadden zij ooit gedacht dat een foto van hen honderd jaar later zou bekeken worden door een Belgische wielerliefhebber?  Dat hun levens beschreven werden? Ik denk het niet. Wij zei alweer, renners sterven niet ze verdwijnen alleen maar uit het zicht eens zij met niet te evenaren stijl de laatste finish hebben overschreden en de snelheid van het leven hen met stijve spieren achterlaat.

    Het was in de periode 1974 of 1975 dat ik de eerste keer met zo een god sprak. Hij staat er in, in Sprint 71. Op pagina 42, de tweede van links op de tweede rij. Je moet het maar eens opzoeken beste lezer. Hij woonde geen kilometer van mij vandaan. En met mijn vader, een Franse amateurrenner, zijn zus en ikzelf zijn we hem gaan bezoeken. Hij zat daar in zijn lange kiel en vertelde honderduit over zijn avonturen. Is daar het kiemetje gelegd om ooit eens een boek te schrijven?

    Achteraan het album vind ik twee enveloppen. Daarin reclame voor Velo 82 en Velo 86. Daaruit besluit ik dat tijdens mijn eerste huwelijksjaren nog heimelijk mijn Sprint 71-album bovenhaalde om er eens door te bladeren. Het kan niet missen dat het bijna uiteenvalt.

    21-04-2011, 00:00 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (13 Stemmen)
    26-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mythe en werkelijkheid

    Mythe en werkelijkheid.

     

     

     

    Beste wielerliefhebber, vandaag wil ik proberen een mythe, een legende, een onwaarheid uit de wielergeschiedenis te weerleggen. Hetgeen ik zal schrijven zal mij misschien, of zelfs eerder helemaal niet in dank afgenomen worden. Ik ben er zelfs vrij zeker van dat o.a. Mark Uyterhoeven absoluut niet tevreden zal zijn met hetgeen ik hier ga schrijven. Maar als Mark eerlijk is, zal hij tot hetzelfde besluit moeten komen als ik.

    Waar wil ik het dan wel over hebben. Wel, we moeten een ferme tijd teruggaan in het verleden. Meer bepaald naar 21 juli 1968 in Melun op 55,2 km van Parijs. We staan aan de start van de ultieme tijdrit van de Tour de France. De tijdrit die zal beslissen wie deze editie van de Tour de France gaat winnen. Herman Vanspringel heeft 12” voorsprong op San Miguel, 16” op Jan Janssen, 58” op Franco Bitossi, 1’15” op Gandarias, 1’38” op Lucien Aimar, 1’56” op Ferdi Bracke, 2’12 op Rolf Wolfshohl, 2’28” op Roger Pingeon en 3’38” op Antonio Gomez del Moral. De tijdrit gaat dus van Melun naar Parijs over een afstand van 55km 200m.

    Rekening houdend met de afstand, de renners zullen er tussen de 1h20’ à 1h25’ over doen, en de tijdrijdercapaciteiten van de renners uit de top tien, komen de volgende renners nog in aanmerking voor de eindwinst : natuurlijk Herman Vanspringel, Jan Janssen, uurrekordhouder Ferdi Bracke en in mindere mate Rolf Wolfshohl en Roger Pingeon.

    Voor België ziet alles er rooskleurig uit, of liever kanariegeel. Indien Herman Vanspringel om een of andere reden toch niet zou winnen, dan zou het wel Ferdi Bracke zijn die wint. Na 29 jaar zouden ze in België, en dat op de nationale feestdag,  weer kunnen vieren. Sylveer Maes zou eindelijk een opvolger krijgen.

    Jan Janssen won echter de tijdrit met 54” voorsprong op Herman Vanspringel en Ferdi Bracke eindigde zelfs slechts vierde op 1’23”. Het resultaat was Oranje boven en de Belgen op 2 en 3 in het eindklassement. Van een Hollandse uppercut gesproken. Wie herinnert zich niet de foto van Herman, ineengedoken op een bankje , in de catacomben van La Cipale in Parijs.

    Achteraf zijn er veel bomen gesneuveld om genoeg papier te leveren voor alle commentaren, analyses, suggesties, complottheorieën enz. …. In de ogen van de Belgische pers en dus ook de supporters was het totaal onmogelijk dat brave Herman geklopt werd door die boze Hollander. Herman was een tempobeul, een man die lang aan een hoog tempo kon rijden. En dus had hij moeten winnen. Er werd niet echt rekening gehouden met de tijdritcapaciteiten van Jan Janssen. Herman Vanspringel was, volgens de Belgische pers, een veel beter tijdrijder dan Hollandse Jan. Persoonlijk denk ik dat deze stelling echter pas enkele jaren na 1968 opgang maakte toen Herman Vanspringel mooie resultaten behaalde in de GP des Nations en de Barracchi. De situatie in 1968 was echter heel anders.

     

    En zo ontstond dus de mythe, namelijk dat Herman Vanspringel op een of andere manier bestolen is en dat hij de Tour van 1968, als beste tijdrijder, had moeten winnen. Maar is dat wel zo? Hebben de supporters voldoende kritisch de resultaten gelezen?

    Was op dat ogenblik Herman Vanspringel een betere tijdrijder dan Jan Janssen? Laat ons eerst eens de beide renners bekijken. Een aantal factoren dienen in rekening gebracht te worden. Herman is geboren op 14 augustus 1943 en Jan Janssen op 19 mei 1940. Jan was, en is, dus 3 jaar ouder dan Herman.  Herman werd prof in 1966, Jan in 1962. Dus Jan was al vier jaar langer prof dan Herman en had dus meer ervaring. Van Jan was ook geweten dat hij tot de grens kon gaan qua inspanning en zelfs over de grens kon gaan. Getuige zijn rit in diezelfde Tour van 1968 toen hij achteraf onder de douche ineen  zeeg. En later in zijn carrière zijn fameuze Paris-Tours 1970 waar hij, ontsnapt met de onbekende Duitser Jürgen Tschan, zich zodanig leeg reed dat hij van vermoeidheid een bocht volledig miste en ten val kwam. Jan Janssen kon rijden tot het zwart werd voor zijn ogen en dan nog een half uur doorgaan.

    Het was geweten dat Jan Janssen een echt killersinstinct had. Jan kon tot het uiterste gaan en had een massa ervaring. Hij had ritten gewonnen in de Ronde van de Toekomst en was er al derde geëindigd. Hij had al 6 ritten gewonnen in de Tour de France, was tweede geëindigd en had driemaal  de groene trui gewonnen, was wereldkampioen geworden, had de Vuelta en Paris-Nice gewonnen evenals Bordeaux-Paris en Paris-Roubaix. Kortom, Jan had zich al bewezen.

    Van Herman was geweten dat hij “te braaf” was. Op zich is dat geen negatieve eigenschap, Herman is nog altijd een zeer minzaam man, geliefd bij de supporters en wielerliefhebbers. Ik heb hem nog nooit persoonlijk gesproken, ik blijf, ondanks mijn leeftijd, nog altijd enige schroom hebben om mijn goden van toen aan te spreken, en het is dus van “horen zeggen”. Herman was te braaf voor de wielrennerstiel. Voor die fameuze 21° juli had Herman echter een veel minder indrukwekkend palmares dan Jan. Twee ritten in de Tour en 2° in Bordeaux-Paris en Paris-Roubaix en 3° in de Ronde van Zwitserland. Later in zijn carrière is dat natuurlijk veel uitgebreider geworden met winst in Lombardije, Paris-Tours, het Belgisch Kampioenschap, tweemaal de GP des Nations en ook de éénmaal de Barracchi, 7 maal Bordeaux-Paris enz. Maar ook net geen overwinning in de Giro en een derde plaats in de Vuelta. Stelt u zich het maar eens voor, beste lezer, dat Herman ook dat killersinstinct had. Hoe zou zijn palmares er niet uitgezien hebben?

     

    Goed, we nemen de uitslagen in tijdritten in de Tour de France van beide opponenten eens onder de loep. Ik reken het resultaat iedere keer om naar een tijdrit van 55,2 km.


    1966 : Etappe 14b Vals-les-Bains, tijdrit over 20 km : 11° Jan Janssen 29.23 en 14° Herman Vanspringel 29.30. Zeven seconden verlies voor Herman op 20 km. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 19,32 seconden. Overgebracht naar de Tour de France, 16” achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de Tour verliest.

    1966 : Etappe 22b Rambouillet – Parijs, tijdrit over 51,3 km : 11° Jan Janssen 1.09.21 en 12° Herman Vanspringel 1.09.22. Eén tiende van een seconde verlies voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 0,1 seconden. Overgebracht naar de Tour de France, 16” achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de Tour wint.

    1967 : Etappe 1a Angers, tijdrit over 5,8 km : 3° Jan Janssen 7.53.60 en 15° Herman Vanspringel 8.03.35. Ruim negen seconden verlies voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 1’16” seconden. Overgebracht naar de Tour de France, 16” achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de Tour verliest.

    1967 : Etappe 22b Versailles – Parijs, 46,6 km : 4° Jan Janssen 1.04.22 en 30° Herman Vanspringel 1.06.32. Twee minuten en tien seconden verlies voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 2’34” seconden. Overgebracht naar de Tour de France, 16” achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de Tour verliest.

    1968 : Proloog Vittel, 6,1 km : 2° Jan Janssen 8.29.90 en 12° Herman Vanspringel 8.50.21. Ruim twintig seconden verlies voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit ruim 3 minuten. Overgebracht naar de Tour de France, 16” achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de Tour verliest.

    1969 : Proloog Roubaix, 10,4 km : 9° Jan Janssen 13.27 en 21° Herman Vanspringel 13.45. Achttien seconden verlies voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 1’35” seconden. Overgebracht naar de Tour de France, 16” achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de Tour verliest.

    1969 : Etappe 8a Divonne-les-Bains, 8,8 km : 9° Jan Janssen 10.58.40 en 12° Herman Vanspringel 11.02.45. Vier seconden verlies voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 25” seconden. Overgebracht naar de Tour de France, 16” achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de Tour verliest.

    1969 : Etappe 15 Revel, 18,5 km : 10° Herman Vanspringel 25.49.2 en 13° Jan Janssen 25.57.7 Eindelijk Herman voor Jan ! Acht en een halve seconde. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit ruim 55” seconden. Overgebracht naar de Tour de France, 16” achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de Tour wint.

    1969 : Etappe 22b Creteil – Parijs, 36,8 km : 8° Jan Janssen 50.54.6 en 39° Herman Vanspringel 53.32.0. Twee minuten 38 seconden verlies voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 3’57” seconden. Overgebracht naar de Tour de France, 16” achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de Tour verliest.

    1970 : Proloog in Limoges, 7,4 km : 3° Jan Janssen 10.05 en 4° Herman Vanspringel 10.06. 1 seconde verlies voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 7 seconden. Overgebracht naar de Tour de France, 16” achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de Tour wint.

    1970 : Etappe 7b, Vorst-Vorst, 7,2 km : 10° Jan Janssen 10.15 en 9° Herman Vanspringel 10.16. 1 seconde winst voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 7 seconden winst. Overgebracht naar de Tour de France, 16” achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de Tour wint.

    1970 : Etappe 11a, Divonne-les-Bains, 8,8 km : 21° Jan Janssen 11.14 en 10° Herman Vanspringel 11.01. 13 seconde winst voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 81 (1'21") seconden winst. Overgebracht naar de Tour de France, 16” achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de Tour wint.

    Hoe kunnen we deze cijfers interpreteren? Er kan gekeken worden naar de resultaten voor de bewuste tijdrit die de beslissing gaf voor de Tour de France. Dan zien we dat van de vijf tijdritten Herman Vanspringel er geen enkele won van Jan Janssen en dat omgerekend naar 55,2 km Herman 4 keer de Tour verliest.

    Kijken we naar alle tijdritten in de Tour de France, 13 in totaal, die beiden tegen elkaar reden, dan zien we dat Jan Janssen er tien won en dat omgerekend naar de 55,2 km Jan Janssen 8 keer de Tour wint. Het valt ook op dat pas in 1970 Herman Vanspringel sneller begint te worden dan Jan Janssen. Maar die is dan al duidelijk over zijn hoogtepunt heen. Herman is dan 27 jaar oud en op het toppunt van zijn kunnen, Jan is er dan al 30 en het verval is ingezet, zeker als je rekening houdt met hoe Jan zijn lichaam tot het uiterste gedreven heeft. Jan zou nog 2 jaar koersen, Herman nog 11 jaar.

    Als je deze cijfers bekijkt moet men wel tot de conclusie komen dat, zeker in een lange, zenuwslopende ronde, Jan Janssen op zijn minst, en zeker in 1968, mentaal veel sterker was dan Herman Vanspringel en dus veel minder krachten verloor door de stress van het gebeuren. En bovenal eigenlijk een beter tijdrijder was. Daarnaast was hij, tot dan toe, een beter ronderenner, had meer “grinta” en ook meer ervaring. Alle parameters waren op dat ogenblik in het nadeel van Herman Vanspringel. Had dezelfde situatie zich twee jaar later voorgedaan, abstractie gemaakt van het fenomeen Eddy Merckx, dan was heel waarschijnlijk de eindstrijd in het voordeel van Herman uitgevallen.

    Herman is op die legendarische 21° juli 1968 geklopt door de beste man in koers, Jan Janssen. We moeten het eerlijk durven toegeven en Jan Janssen heeft recht op de waarheid. Herman had het eerder moeten afmaken. Herman had meer voorsprong moeten nemen. Lag het aan de Belgische ploeg? Lag het aan de sportdirecteur? Lag het aan het karakter van Herman? Gedeeltelijk wel ja. Maar het lag ook aan de leepheid van Jan, het minutieus voorbereiden van de tijdrit door Jan, het voorbij de grens kunnen gaan van Jan. En neen, het lag niet aan een illustere en mysterieuze soigneur, het lag niet aan doping, het lag niet aan Felix Lévitan. De beste heeft gewoon gewonnen.

    Ik besef dat het voor ons, Belgen, niet aangenaam is toe te geven dat een “Hollander” beter was dan onze brave Herman. Maar ik vond dat deze geschiedenis eens moest verteld worden zoals ze werkelijk is.

     

     

     

     

    G.L.

    26-03-2011, 00:00 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (15 Stemmen)
    Tags:Jan Janssen, Herman Vanspringel
    13-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Open brief aan een wielrenner

    Open brief aan een wielrenner,

     

     

     

    Wat zou het belfort van Gent zijn zonder het omliggende stadsgedeelte? Wat zou de O.L.V.-toren van Antwerpen zijn zonder de Schelde? Wat zou het Atomium in Brussel zijn zonder de omliggende hoofdstad? Antwoord : “Niks”. Gewoon een plomp gebouw of monument, weliswaar reusachtig maar met geen enkel vergelijkingspunt.

    Wat zou de beste voetbalploeg van het land, Club Brugge, zijn zonder ploegen zoals Westerlo, Beerschot, Waregem enz ….? Niks.

    Grootsheid, groten, besten, beteren hebben altijd kleinere, mindere, nodig om tot uiting te komen.

    Zo is het ook in de wielersport. Grootmeesters zoals Coppi of Merckx konden maar grootmeesters zijn omdat er kleine pionnen in het peloton aanwezig waren. Coppi alleen zou ook grootse daden verricht hebben. Maar ze zouden nooit zo een weerklank gevonden hebben als er geen andere renners zouden geweest zijn die zijn enorm machtsvertoon moesten ondergaan.

    Nu ken ik wel zo een paar renners. Die zijn meestal zeer bescheiden over hun prestaties. Je hoort dan dikwijls : “Ik was maar een klein rennertje” of  “Wat ik deed stelde allemaal niet zoveel voor”. Fout heren renners. Het stelde wel iets voor. Meer dan dat jullie zich kunnen voorstellen.

    Vandaag heb ik beslist om over nog zo een renner te schrijven. Hij is van een minder formaat dan Roger Rosiers maar hij staat toch een trapje hoger dan onze goede vriend Hubert Hutsebaut. Hij won tweemaal Kuurne-Brussel-Kuurne toen Kuurne-Brussel-Kuurne nog niet de status had van nu, maar toch ook geen koers was voor pannenkoeken. Bedenk maar eens het volgende. Wie won Kuurne-Brussel-Kuurne en een rit in de Vuelta en voor de rest een zevental koersen? Een zekere Patrick Lefevere. En die is er nog altijd trots op. Hoeveel koersen won onze Jürgen Van Den Broeck tot hier toe? Twee criteriums. Hoeveel koersen won bv. Jürgen Vangoolen? Nul (0)!

    Akkoord de vergelijking gaat niet helemaal op maar toch. De renner van vandaag won 17 koersen in zijn prof carrière. Waaronder dus tweemaal Kuurne-Brussel-Kuurne, het Kampioenschap van Vlaanderen in Koolskamp, de Trofeo Luis Puig en de Omloop van Midden België. Niet niks dus.

    De kenners zullen het ondertussen al wel weten, het gaat om Frans ‘Sus’ Verhaegen, geboren op 22 januari 1948 in Pulle in de Antwerpse kempen. Pulle, een toepasselijke naam natuurlijk want in mijn streek is dat de beschrijving van een bidon.

    Hoe kwam ik tot bij Sus Verhaegen? Wel het is die “Sus” die het hem deed. Wanneer het juist was weet ik niet meer, maar het was tijdens een rechtstreekse televisie-uitzending dat ik wijlen Fred De Bruyne de naam Sus Verhaegen hoorde uitspreken. In mijn toen nog jonge oren klonk dat “Sus” toch wel vreemd. Wie heet nu Sus? Tot dat ik wat verder begon na te denken, de koers moet niet echt spannend geweest zijn, en de link legde met Suske en Wiske, Antwerpen, François, enz …  het zat erin, in het koppeke. De naam Sus Verhaegen is er nooit meer uit gegaan. En wat blijkt nu, de Sus is op facebook te vinden en blijkt nog altijd vol passie naar de wielersport te kijken. Hij gaat er zelfs met zijn mobilhome naartoe. Zet zijn vlaggen op en geniet van de renners en het publiek. En het publiek geniet van de Sus. Want Sus is altijd een populair renner geweest en is het na zijn carrière ook altijd gebleven.

    Persoonlijk heb ik Sus nog niet gesproken. Binnenkort waarschijnlijk wel want hij komt naar de wielerbeurs in Hooglede. Hopelijk wil hij nog een “klapke” doen na hetgeen ik hier allemaal over hem geschreven heb en zal schrijven. We zien wel.

    Hoe de jonge Frans Verhaegen tot het wielrennen gekomen is, is mij nog niet helemaal duidelijk. Maar dat zijn neef Gust Verhaegen er voor iets tussen zat zal wel zeker zijn. Gust Verhaegen won een rit in de Vredeskoers in 1963 en werd in het eindklassement tweede. De zeven jaar jongere Sus zal wel apentrots geweest zijn en misschien besliste hij toen wel van in de voetsporen te treden van zijn beroemde neef.

    Of hij een veelwinnaar was bij de jeugd is mij niet duidelijk. In 1969 behaalde hij 7 overwinningen bij de amateurs. Hij won in zijn laatste jaar bij de amateurs acht wedstrijden waaronder  Kortrijk-Galmaarden en de Omloop Het Volk. Verder eindigde hij tweede in Brussel-Opwijk en derde in Gent-Ieper. Hij was ook tweemaal tweede in een rit van de Ronde van België en ook tweede in een etappe van de Ronde van Limburg. Geen topper dus maar ook geen meeloper. Er zat wel wat in.

    Op zeven augustus 1970 zette Sus de stap naar de profs en dan nog wel in het roemruchtige Franse team BIC. Hij werd dus meteen ploegmaat van Charly Grosskost, Jan Janssen, Jean-Marie Leblanc, Leif Mortensen, Anatole Novak, Luis Ocaña, Alain Santy, Johnny Schleck, de gebroeders Vasseur, Michael Wright en Roger Rosiers. Mogelijks was deze laatste er wel mede verantwoordelijk voor dat Sus kon tekenen bij BIC. Roger Rosiers is de schoonbroer van Gust Verhaegen en zo was de link dus gemakkelijker gelegd. In 1970 brak hij echter nog geen potten bij de beroepsrenners. En de taal van Molière bleek ook niet het gemakkelijkst.

    In 1971 won hij zijn eerste wedstrijd. Op 21 februari won hij in Valencia de GP Luis Puig voor Domino Perurena en Peter Kisner, de Nederlandse kampioen. De kop was er af. Hij zou al zeker geen prof worden die nooit een overwinning behaalde. Zijn tweede overwinning behaalde hij op 26 september in Kapellen-Glabbeek voor Marcel Sannen en Luc Vangoidsenhoven.

    In de Ronde van Andalusië, gewonnen door de betreurde Jempi Monseré eindigde Sus 2° in de tweede etappe. Geklopt in de sprint door de supersnelle Eric Leman maar wel voor Roger De Vlaeminck en Ramon Saez. In de GP Denain werd hij derde op 15” van André Dierickx. En dan nog vier tweede plaatsen nl. op 11 juli in Sint-Martens-Lierde na Gerard David, op 19 juli in Duffel na vriend Roger Rosiers, op 16 augustus in Borgerhout na Harm Ottenbros en op 27 september in Tienen na Lucien Willekens. Hieruit bleek al direct dat de maanden juli-augustus-september de beste maanden waren voor Sus. Nu zou men daar een wetenschappelijke verklaring kunnen voor geven. Toen,  was dat gewoon zo.

    De tweede plaatsen doen ook vermoeden dat Sus vrij vlug het reilen en zeilen in het peloton kende. Niemand zal ontkennen dat in dat soort wedstrijden het een en het ander kon geregeld worden. In de slag zitten is een gekende uitspraak. Dat Sus nu en dan in de slag zat is een feit. “Et alors?” zou François Mitterand gezegd hebben. Inderdaad, wat maakt het ons uit. Het is een onderdeel van de wielersport. Iedereen weet het en ze deden het allemaal. Maar de renners verzorgden het spektakel. De toeschouwers genoten er van, de cafébazen deden gouden zaken. Dus iedereen was tevreden. Trouwens het zijn profrenners. Er moet eten op tafel komen. Mij interesseert het dus niet. Of liever, het interesseert mij wel. Ik zou er graag alles van weten. Maar erover schrijven doe ik dus niet. Laat ons dus voor de rest van het verhaal maar aannemen dat Sus iedere keer rechtmatig geklopt werd voor de eerste plaats.

    Op 28 mei kwam echter het bericht dat Sus Verhaegen samen met André Doyen, Jan Ronsmans, Christian Davaine, Jacques Guiot en Jean-Claude Theillière ontslagen werden bij BIC. De officiële reden was dat BIC op die manier in orde kwam met de bepalingen van de UCI wat betreft het aantal buitenlandse renners. Of dat de gehele waarheid is kon ik (nog) niet achterhalen. In mijn gegevens staat dat Sus in juni BIC verliet en als individueel reed. Of hij al dan niet het seizoen afsloot bij Goldor is mij niet geheel duidelijk.

    Sus was in elk geval gelanceerd en ging in 1972 voor Hertekamp rijden. Een ploeg die toch vooral gericht was op het kermiscircuit met renners zoals Ronny De Bisschop, Maurice Dury, Romain en Marcel Maes, Eddy Moreels, Etienne Sonck, Hervé Vermeeren, Lucien Willekens en Jaak Zwaenepoel.

    Zoals het vorige jaar al had aangegeven was de zomerperiode de periode van Sus. Het begon op 3 juli in Humbeek. Er waren die dag 53 vertrekkers. Vijf ronden voor het einde ontsnapten Sus, Flori Ongenae en Frankie Ebo. Ze werden bijgehaald door Julien Stevens en Frans Maes. Ondanks verwoede pogingen van het peloton werden de vluchters niet meer bijgehaald. Eerst probeerde Ongenae, dan Julien Stevens, maar op 100 m van de aankomst kwam Frans Verhaegen als een echte locomotief opgezet en won uiteindelijk met drie lengtes voor Stevens en Ongenae.

    In dezelfde maand, de 26°, won hij ook in Deinze. Hier waren er 79 vertrekkers. Blijkbaar was ook de BOB op de afspraak want de wagens van de Duitsers Muddeman, Rasing en Junkermann werden grondig doorzocht. Of er iets gevonden werd heb ik niet terug gevonden.

    Op vier kilometer van het einde sprong Rudi De Groote weg. Sus reageerde onmiddellijk en had uiteindelijk geen enkele moeite in de spurt. Jackie Coene eindigde als derde op 15”.

    Twee dagen later werd Sus tweede in Berlaar na Herman Vanspringel en nog eens twee dagen later werd hij derde in Meise na Ludo Vander Linden en Adolf Huysmans.

    De maand augustus werd een rare maand. Op 9 augustus werd Sus nog derde in Grobbendonk na Herman Vanspringel en Fons De Bal. Op 15 augustus werd hij opnieuw derde in De Pinte na Roger Rosiers en Jan Van Katwijk. Hertekamp dacht echter dat Sus de koers verkocht had aan zijn vriend Rosiers. Sus werd direct uitbetaald en ontslagen en mocht de rest van het seizoen volmaken in zijn Club-trui. Frans beweert nog altijd dat hij ten onrechte beschuldigd werd van het verkopen van de koers. Roger Rosiers was die dag zo sterk dat er geen maat op stond. Nu nog kan hij zich opwinden over het onrecht dat hem werd aangedaan. En naar mijn aanvoelen zat er nog meer achter die actie maar dat heb ik nog niet uit Sus zijn neus kunnen peuteren.

    In elk geval, op 21 augustus behaalde Sus alweer  een tweede plaats in Borgerhout na Harm Ottenbros en de week erop werd hij derde in de Schaal Sels na Noël Vantyghem en André Dierickx.

    In september behaalde hij als individueel nog twee mooie uitslagen. Tweede in Maldegem (19/08) na Grootmeester Eddy Merckx en derde in Heist-op-den-Berg (20/08)na Louis Verreydt en Eddy Verstraeten.

    De zomer was voorbij en ook de prestaties van Sus.

    In 1973 kon Sus tekenen voor de ploeg IJsboerke-Bertin. Een ploeg die toch iets hoger stond aangeschreven dan Hertekamp. Natuurlijk niet van het niveau van Flandria, Molteni of Brooklyn maar toch niet mis. De ploeg bevatte renners zoals Jos Abelshausen, Raf Hooyberghs, Jos Jacobs, Vic Peeters, Willy Planckaert, Willy Scheers, Raymond Steegmans, Jos van Beers, Willy Van Malderghem, Jan Van Katwijk, Noël Vanclooster, Louis Verreydt en Herman Vrijders.

    Vier overwinningen behaalde Sus dat jaar. Qua aantal overwinningen was het zijn topjaar.  En opnieuw lagen zijn beste resultaten in de zomerperiode. Nochtans gaf hij blijk van het feit dat hij ook in het voorjaar kon schitteren. Sus werd op 1 minuut van ploegmaat Jos Abelshausen tweede in de Ronde van Limburg op 4 maart. Het kon dus ook in het vroege voorjaar.

    Het was dan weer wachten op de maand juni. Hij behaalde zijn eerste zege op 5 juni in Stabroek. Aanvankelijk waren er maar 20 inschrijvingen voor deze wedstrijd. De inrichters verplaatsten het aanvangsuur en kregen alsnog 34 deelnemers.  Drie ronden voor het einde viel de beslissing. Sus, Louis Verreydt en Ludo Delcroix namen spelenderwijze  30 seconden voorsprong.  Gesteund door de ploegmaats in het peloton bleven zij vooruit. Ploegmaats Verreydt en Verhaegen zetten de onervaren Ludo Delcroix in de wind. Ludo Delcroix kon aanvankelijk nog alle ontsnappingspogingen neutraliseren maar uiteindelijk was zijn bobijntje af. Sus sprong weg en bleef vooruit. Louis Verreydt werd tweede, Ludo Delcroix derde. Op 17 juni werd hij zelf geklopt door Patrick Sercu in Boorsem-Kotem in de Maaslandse Pijl. Op 3 juli won hij dan weer in Kruishoutem voor Willy Planckaert, op 20”, en  Dirk Baert.

    Een maand later, op 8 augustus won hij in Grobbendonk. Deze keer waren er 73 renners aan de start. Sus ontsnapte al vrij vroeg in de wedstrijd met Gust Herrijgers. Ze reden een comfortabele voorsprong bijeen mede dankzij de hulp van hun ploegmaats in het peloton.  Herrijgers kon het tempo echter niet meer aan en moest lossen en uiteindelijk opgeven. In tegenstelling tot wat verwacht werd bleef Sus Verhaegen  voorop om opnieuw te winnen voor ploegmaat Willy Scheers op 1’03” en Rik Van Linden op 1’12”. ’s Anderendaags werd hij alweer derde in Booischot na Eddy Verstraeten en ploegmaat Louis Verreydt. Nog eens twee dagen later werd hij in Beernem tweede na Roger Verschaeve. Op 24 augustus werd hij derde na Ronny Van De Vijver en Eddy Peelman in Beveren-Waas. De wedstrijden volgden elkaar in hels tempo op want twee dagen later was er al de Leeuwse Pijl in Sint-Pieters-Leeuw waar hij weer derde werd, nu na Freddy Maertens en Willy Teirlinck. Nog eens drie dagen later was de wedstrijd in Putte-Mechelen waar hij nog eens derde werd, nu na Richard Buckacki en ploegmaat Jan Van Katwijk.

    In september kwamen er nog twee uitslagen bij. In Melsele waren er 42 vertrekkers. In de 14° ronde sprongen Sus Verhaegen, Etienne Antheunis en Jos Van Olmen weg.  Ondanks enkele pogingen van enkelingen kon niemand het trio meer inlopen. Met het einde in zicht sprong Sus weg van zijn twee medevluchters om met  10” voorsprong op Etienne Antheunis en Jos Van Olmen te winnen. Tien dagen later was er een derde plaats in Nazareth na Willy De Bosscher en André Dierickx.

    De zomer was voorbij en zoals gewoonlijk ook de prestaties van Sus.

    In 1974 bleef hij bij IJsboerke-Colner. Hoe kon het ook anders na zijn vier overwinningen het jaar er voor. Toch kreeg hij van Staf Janssens, baas van IJsboerke , te horen: “Ge moet eens wat meer aan de belangen van de firma denken dan aan die van uw eigen geldbeugel.”

    Sus knoopte het in zijn oren en begon Sus zich voor te bereiden op zijn exploten in het voorjaar later in zijn carrière. Hij was aldus naar zijn doen vrij vroeg in vorm. Reeds op 1 mei werd hij tweede in de Grote 1-Mei Prijs in Hoboken achter ploegmaat Jos Jacobs. Veertien dagen later werd hij in Lommel derde na Lucien Willekens en Roger Loysch (Zonhoven). Op 18 mei werd hij opnieuw derde in Herenthout, op 35”, na Willy Govaerts en Staf Van Roosbroeck. En de dag erop werd hij tweede na Herman Vanspringel in de Omloop Hageland-Zuiderkempen in Betekom.

    Op 2 juni knoopte hij weer aan met winst in de Omloop van Midden-België. Hij was omzeggens de beste man in koers in Lier. Nog voor de plaatselijke rondes was hij al drie keer in de aanval geweest. Zonder succes echter. Uiteindelijk zonderden er zich zeventien renners af. Uit dit groepje ontsnapten in de laatste ronde Roger Rosiers en Sus Verhaegen. De twee bleven vooruit dank zij de ploegmaats van Sus in het achtervolgende groepje. Van zijn sportdirecteur mocht Sus geen kop meer doen. Roger Rosiers bleef echter sleuren en zo bleven ze voorop. De sprint was geen sprint meer en Sus won afgescheiden voor Roger Rosiers. Op 25” won Staf Van Roosbroeck de spurt voor de derde plaats.

    Drie dagen later was het weer prijs. In Stabroek werd de beslissing afgedwongen op 8 km van de meet.  Een groepje scheidde zich af en hieruit ontsnapten vlak voor het ingaan van de laatste ronde Michael Wright, Claes, Sus, en Ronald Dewitte.  Ze werden echter weer ingelopen. Op 300 m werd de eindsprint ingezet en het werd een bloedstollende sprint tussen Sus en Michael Wright, gewonnen door Sus. Willem Peeters werd alsnog derde.

    Op 16 juni ging Sus opnieuw met de bloemen naar huis. Er waren 62 vertrekkers voor de 10° Maaslandse Pijl te Kotem. Op vijfhonderd meter van de aankomst leek het er nog op dat Roger De Vlaeminck zou winnen. Maar hij werd gegrepen door Bernard Bourguignon die niet wou overnemen. Roger zag het niet zitten om met de snelle Bourguignon in zijn wiel door te zetten en hield in. Daardoor konden Sus en Eddy Verstraeten wegglippen. Sus klopte Eddy Verstraeten in de sprint. Fons De Bal werd op 10” derde.

    Op 2 juli werd Sus tweede in Kruishoutem na Willy Planckaert. Op 7 juli werd hij in Diest derde op 1’10” van Frans Verbeeck en Roger Swerts. Een week later was hij dan weer tweede op 10” van Rik Van Linden in Wuustwezel.

    In het verder verloop van het seizoen rijdt Sus geen dikke prijzen meer. Hetgeen natuurlijk niet wil zeggen dat hij zijn aandeel in de premies niet behaalde.

    Ook in 1975 bleef hij bij IJsboerke-Colner. Sus Verhaegen was ondertussen 27 jaar oud en op zijn sterkst als atleet. Dat zou ook blijken uit zijn palmares voor dit seizoen. In de loop van vorig seizoen had hij al gesproken met Rik Van Looy. Samen waren ze tot de conclusie gekomen dat Sus meer kon dan zomaar kermiswedstrijden winnen. Tijdens het oefenkamp aan het Gardameer herhaalde Rik dit standpunt. Sus begon zelfs naar een masseur te gaan en Roger Swerts beloofde hem een plaatsje in de kern van de ploeg.

    In tegenstelling tot andere jaren was Sus nu op zijn best van begin maart tot in oktober. Het begon dus fantastisch met winst op 2 maart in Kuurne-Brussel-Kuurne. In de wedstrijd was Freddy Maertens beresterk. Maar het was ook een hectische koers. Er waren 24 man ontsnapt met daarbij Freddy Maertens en vijf ploegmaten en ook reeds Sus Verhaegen. Deze groep was op een bepaald moment echter door de rode lichten van een spoorwegovergang gereden en had zo een voorsprong van 3 minuten opgebouwd. De commissarissen bevolen een neutralisatie totdat de achtervolgende groep weer op 15” kwam en logischerwijze ook weer bij de ontsnapten kwam. Er kwam protest van de groten zoals Freddy Maertens, Cees Bal, Rik Van Linden en Gerben Karstens. Deze laatsten gaven zelfs op, Freddy beval zijn ploeg tot een langzaam aan actie. Toch sloeg de vlam weer in de pijp door Pol Lannoo. Hierdoor kwam ook weer Freddy Maertens in actie. Op de Kluisberg konden nog dertig renners in zijn spoor blijven. Rond de Kwaremont konden enkel Sels en Pollentier volgen. Toen deze laatsten begaven was er nog 60 km tot de meet. Freddy besloot alleen door te gaan en dat was een domme beslissing. Op de Tiegemberg werd hij door elf achtervolgers ingelopen en direct, samen met negen anderen achter gelaten door Sus Verhaegen en Tino Tabak.  Even verder kon Freddy Maertens toch nog aansluiten samen met Alain Santy. En in de sprint was het niet de verwachtte Freddy Maertens die het haalde maar Sus die Tino Tabak klopte. Freddy werd uiteindelijk derde. Van een verrassing gesproken.

    Sus bleef de rest van het voorseizoen goed presteren. Op 24 april werd hij in Ruddervoorde op 28” derde na Ronald Dewitte, geklopt door Ronny De Bisschop voor de tweede plaats. Op 3 mei won hij alweer in Momignies. Toen er na een hergroepering een aarzeling in het peloton was, konden Sus Verhaegen, zijn ploegmaat Paul Aerts en Frans Mintjens ontsnappen. Gezien de twee vedetten Ferdi Bracke en Gerben Karstens meer oog hadden voor elkaar konden aanvallers uit de greep van het peloton blijven. Frans Mintjens trachtte nog de twee ploegmaats te verschalken. Tevergeefs. Gezien Sus de snelste van de twee IJsboerkes was kon hij de overwinningsbloemen meenemen naar huis met dank aan Paul Aerts.

    Het bleef vervolgens stil tot 18 juli. In Vrasene werd Sus derde na Roger Swerts en op 30” geklopt door Fons De Bal. De maand augustus werd weer een topper. Op 5 augustus werd hij tweede in Willebroek achter Frans Van Looy.  Op 7 augustus opnieuw derde in Booischot na Tony Gakens en Wilfried Peeters. Op 10 augustus opnieuw tweede in Nieuwmoer-Kalmthout op 5” van Jos Jacobs. En tenslotte op 17 augustus tweede in het Nederlandse Dongen op 51” na Gerben Karstens.

    Op 23 september was er nog een derde plaats in Maldegem op 20” van Roy Schuiten en geklopt door Jan Aling. En tenslotte een derde plaats op 9 oktober in Zwevezele geklopt door de rappe spurters Walter Planckaert en Albert Van Vlierberghe.

    Op het einde van 1975 kreeg Frans Verhaegen bij IJsboerke de bons. De reden is mij niet duidelijk want hij had toch Kuurne-Brussel-Kuurne gewonnen. Het was bang afwachten of Freddy Maertens zijn eerdere belofte zou nakomen en Sus bij Flandria zou inlijven. Indien niet, dan zou de fiets aan de haak gaan. Maar Freddy hield woord. Had Freddy Maertens iets gezien in hem en wou hij sterke Sus naast zich? Kreeg hij betere voorwaarden bij Flandria? Sus kennende zal dit laatste wel gelukt zijn. 1976 was een succesvol jaar voor Sus. De ploeg Flandria was oppermachtig in die periode en Sus behoorde dikwijls bij de kern waardoor hij mee kon delen in de premies en het prijzengeld. Ook persoonlijk was het geen slecht jaar.

    Weer begon Sus het wielerseizoen heftig. Sus behaalde een zevende plaats in de Omloop het Volk. ’s Nachts werd hij uit zijn bed gehaald om mee te gaan naar Paris-Nice. Slimme Sus weigerde echter. En ’s Anderendaags herhaalde hij gewoon zijn stunt van het jaar ervoor. Hij won opnieuw Kuurne-Brussel-Kuurne.  Dit keer won Sus zeker ook door het ploegenspel. Flandria zorgde er voor dat in elke ontsnapping een mannetje mee was. Op een bepaald moment kwam Sus aan zet. Hij schoof weg uit het peloton en enkel Hervé Vermeeren en Frankie De Gendt konden hem volgen. Vermeeren mocht van Berten De Kimpe geen kop meer doen en telkens Sus probeerde weg te springen kreeg hij Hervé in het wiel. Sus heeft dan maar de linke gespeeld en luid naar Frankie De Gendt geroepen dat die maar moest gaan. Die deed dat ook prompt, Vermeeren sprong weer op het wiel, en Sus kon op die manier Vermeeren uiteindelijk verschalken. Op enkele kilometer van de streep liet hij zo zijn twee gezellen in de steek en won met 50” voorsprong op De Gendt en Vermeeren.

    De rest van het voorseizoen stond in dienst van de kopmannen. Werken voor de ploeg en bij winst meedelen in de premies. Op 21 juni net voor de Tour werd hij in Neeroeteren tweede  na Walter Godefroot. Sus zat dus duidelijk in vorm. Hij werd zelfs geselecteerd om mee te gaan naar de Tour de France. Sus die een heilige schrik had voor het hooggebergte zag er serieus tegenop. Afzien gelijk de beesten, iedere dag maken dat je op tijd binnen bent, werken voor de kopman. Het was nogal wat. Sus heeft nooit Parijs gezien. Toch niet met de fiets op het einde van de Tour.

    Hij werd 118° in de proloog en hij reed mee tot 10° etappe. Zijn beste klassering was 35° in de eerste etappe.  In de 10° etappe op 5 juli met de beklimming van de Lautaret , Izoard en Montgenèvre gaf hij op.

    De Tour had hem nochtans een goede conditie gegeven. Op 7 juli stond hij al aan de start van de GP Stad Sint-Niklaas en hij werd er derde na Frans Van Looy en geklopt voor de tweede plaats op 20” door Serge Van Daele. ’s Anderendaags was hij opnieuw derde. Deze keer in Melle, 20” na het Molteni-duo Spruyt en Huysmans. En weer vijf dagen later was het bingo. In Sleidinge won hij voor animator Staf Van Roosbroeck en Jos De Schoenmaeker.  In de negende grote ronde was de beslissing gevallen. Staf van Roosbroeck kreeg Sus, De Schoenmaeker en Jos Van de Poel mee. Het peloton zag hen enkel nog terug toen het in de laatste kleine ronde gedubbeld werd. Sus en Staf rukten zich nog los van de andere twee en Sus won verrassend van Staf.

    Op 5 augustus werd hij nog tweede in het Kampioenschap van Antwerpen in Booischot na Eddy Verstraeten. En op 2 september werd hij tweede in Rummen na Ronald Dewitte.

    En dan besloot Sus de stommiteit van zijn leven te doen. In plaats van bij Flandria te blijven en zeker te zijn van het geldgewin, tekende hij voor een nieuwe ploeg.

    Robert Lauwers en een zekere Duwan wilden met de firma’s Splendor en Zoppas een ploeg opzetten. Sus krijgt een vorstelijk maandgeld voorgeschoteld en een premie van 10.000 Bfr per overwinning. Sus begint te dromen, denkt aan de mogelijke 10 palmen per seizoen, de supporters maken zijn kopke zot en Sus zet zijn krabbel. Het was geweten, Sus dacht nogal dikwijls aan het geldgewin.

    Alleen, ….. de ploeg kwam niet van de grond. En begin 1977 zag het er donker uit voor Sus. Opnieuw wenkte het scenario waarbij hij de fiets aan de haak zal moeten hangen. Sus kon zich wel voor de kop slaan.

    Uiteindelijk komt eind januari het bericht dat Sus en 12 andere renners, allen gedupeerd door Zoppas-Splendor, onderdak zouden vinden bij een nieuwe ploeg die aanvankelijk Galenco-Verenigde Zeepcentrales Deinze zou heten. Alles werd definitief op 16 februari. De ploeg V.Z. Deinze-Carpenter-Norta zag het levenslicht. De carrière van Sus was nog niet ten einde.

    Dat heel deze situatie niet bevorderlijk was voor de conditie van Sus, spreekt voor zich. Niettemin reed hij nog een aardig seizoen bijeen.

    Op 10 mei werd hij derde in Lommel na Fons Van Katwijk en Herman Vrijders. Vijf dagen later werd hij te Niel tweede op 18” van Rik Van Linden. Een week later werd hij derde in de 2° etappe van Mandel-Leie-Schelde na Frans Van Looy en Eddy Vanhaerens en eveneens derde in het eindklassement na Ludo Peeters en Eddy Vanhaerens.

    Vervolgens verviel Sus in zijn oude gewoonten en moeten we wachten tot de zomer om hem weer te zien opduiken in de topdrie. Op 7 augustus wordt hij derde in Nieuwmoer-Kalmthout achter  André Delcroix en Willy In ’t Ven. Op 13 september is er de GP Briek Schotte in Desselgem en opnieuw sleept Sus een derde plaats uit de brand. Deze keer één minuut na Jos Schipper en geklopt door  Jean-Luc Vandenbroucke. Twee dagen later was het echter bingo. Het Kampioenschap van Vlaanderen in Koolskamp. Na een zeer dynamische wedstrijd kon Sus wegrijden met Willy In ’t Ven en Gerrie Verlinden. In de spurt had Sus geen enkel probleem met zijn medevluchters en dus mocht hij de Leeuwentrui omgorden.

    Op 12 oktober werd in Herentals de GP Louis Verreydt verreden. Er stonden drie Fransen op het podium nl. Frans Verbeeck, Frans Van Looy en Frans Verhaegen.

    In 1978 bleef Sus bij de ploeg Zeepcentrale. Maar het einde kwam in zicht. Geen enkele overwinning meer dat jaar. Vermeldenswaard blijven een tweede plaats na Staf Van Roosbroeck op 27 mei in de Omloop van Midden België in Lier, een tweede plaats na Jean-Luc Vandenbroucke op 3 oktober in Moescron-Templeuve en ’s anderendaags een derde plaats in Zele op 10” na Walter Godefroot en Jan van Katwijk.

    Uiteindelijk kwam er het laatste jaar bij de ploeg Safir. De resultaten waar weer iets minder. Niet dat Sus zijn plaats niet had in het peloton. Zo een oude rot weet altijd wel zijn deel te bemachtigen. Op 2 juli behaalde Sus zijn allerlaatste zege in Humbeek voor Jos Gijsemans en Flup Vandenbrande. Op 10 oktober was hij in Boom betrokken bij een zware valpartij. Zijn knie was er erg aan toe en het herstel, met complicaties, nam 4 maand in beslag. Tegen dan was het seizoen al weer volop aan de gang en Sus zag een terugkeer niet meer zitten en besloot een einde te maken aan zijn carrière.

    Maar Sus is het wielrennen blijven volgen. Hij heeft zelfs een groep van oud-renners opgericht en organiseert activiteiten. Wat blijkt is dat Sus overal geliefd gebleven is, binnen en buiten de koers.

    Vandaar dat ik dus vond dat zo een renner ook eens beschreven mocht worden. Ook al omdat de Sus, zoals ik, ook vier kinderen heeft. Alleen qua kleinkinderen heeft hij mij geklopt. Maar het seizoen is nog niet ten einde.

    Bij deze, Sus, tot in Hooglede.

     

     

     

     

    G.L.

    13-03-2011, 00:00 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (20 Stemmen)
    Tags:Frans Verhaegen, Sus Verhaegen
    05-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gouden tijden

    Gouden tijden.

     

     

     

    Soms, beste lezer, durf ik wel eens weg dromen naar een niet zo ver verleden toen België HET wielerland bij uitstek was.

    We hebben in België of liever in Vlaanderen heel wat mooie periodes gehad. In Wallonië waren die gloriedagen heel wat minder. We moeten dan al terug keren naar de periode Lambot en Scieur of vader een zoon Masson en het meest recent Claude Criquielion. Bij ons in Vlaanderen beleefden we de ene glorieperiode na de andere. Teveel om hier op te noemen.

    Wat een liefhebber natuurlijk het meest koestert, is een periode die hij zelf bewust meegemaakt heeft. Dikwijls ligt daar ook de bron voor een levenslange veroordeling tot passie voor de wielersport.

    Ikzelf heb het geluk gehad de periode van Eddy Merckx te mogen beleven met daarnaast triomfen van andere kleppers zoals een Roger De Vlaeminck, Walter Godefroot, Frans Verbeeck, André Dierickx, Willy Planckaert, Rik Van Linden, Roger Rosiers, Herman Vanspringel, enz …..

    Het is dan ook niet verwonderlijk dat mijn gouden periode in dat tijdperk ligt. Maar gezien ik een drievoudige besmetting van de wielermicrobe heb moeten ondergaan, ik ben namelijk ook gebeten door het veldrijden en de pistewedstrijden, ligt mijn echte gouden periode tussen 1969 en 1974.

    Ik stelde mijzelf dan ook de vraag wat het meest succesvolle jaar voor ons wielrijden dan wel mag geweest zijn. Een vraag die niet eenvoudig te beantwoorden blijkt. Volgt u maar eens mee beste lezer.

    Vooraf wil ik stellen dat er vele mooie jaren buiten deze periode geweest zijn. Misschien vindt u zelfs een betere periode of een succesvoller jaar. En misschien vindt u zelfs een land dat het nog beter deed.

    Laat mij beginnen met het jaar 1969. Niet onaardig om mee te starten. Het zal in eerste instantie ook het beste jaar blijken van de periode die ik bewust meegemaakt heb. De start van dat jaar was grandioos. Eric De Vlaeminck werd in 1969 wereldkampioen veldrijden bij de profs voor twee andere ex-wereldkampioenen Rof Wolshohl en Renato Longo.

    Bij de amateurs werd het zelfs een totale triomf met René De Clercq op het hoogste schavot geflankeerd door de ongelukkige Roger De Vlaeminck, die aan de leiding rijdend op 300 meter van de streep ten val kwam, en Robert Vermeire. Al 4 medailles en het jaar was nog maar pas begonnen.

    Begin augustus werden de wereldkampioenschappen op de baan verreden in het Antwerpse Sportpaleis.

    In de sprintnummers waren er enkel medailles weggelegd voor de profs.  In de reeksen versloeg Patrick Sercu de Japanner Madarame en Robert van Lancker versloeg de Nederlander Koel. Roger Vandenbergh werd naar de herkansingen verwezen door de Italiaan Gaiardoni. In die herkansingen versloeg Vandenbergh wel de Australiër Graeme Gilmore, vader van Matthew, maar werd hij wel voorafgegaan door de Fransman Suire. Uitgeschakeld dus.

    In de achtste finales versloeg Patrick Sercu de Fransman Charreau en Robert Van Lancker kegelde de andere Fransman Suire er uit. Nog een andere Fransman, Mourioux, werd door Sercu, in twee manches, verslagen in de kwartfinales. Van Lancker had dan weer een “belle” nodig tegen de Italiaan Damiano. In de halve finales werd het tweemaal België-Italië, tweemaal gewonnen door onze landgenoten. Sercu won opnieuw in twee manches van Gaiardoni maar Robert Van Lancker had tegen een kolerieke Beghetto weer een “belle” nodig. In de finale werd Robert Van Lancker moeiteloos geklopt door Patrick Sercu. Goud en zilver dus.

    Achter de zware motoren wonnen Leo Proost en Theo Verschueren hun reeksen waardoor ze rechtstreeks geplaatst waren voor de finale. Romain De Loof moest naar de herkansingen maar haalde het daar ook niet. In de finale werd Theo Verschueren, ontevreden over zijn gangmaker Staekenburg, tweede na de sterke Nederlander Jaap Oudkerk.

    In de reeksen van de achtervolging  liep Ferdi Bracke de Italiaan Marcelli in en stoomde op zijn elan door naar een nieuw baanrecord (5.56.60). Norbert Seeuws haalde het van de Fransman Alain Van Lancker (6.22.13 tegen 6.26.18) maar zijn tijd was onvoldoende voor de laatste acht. In de kwartfinale liep Ferdi Bracke na 8 ronden de Fransman Charly Grosskost in. In de halve finale had hij geen enkele moeite met de Nederlander Bongers. De als spannend aangekondigde finale tussen Ferdi Bracke en Hugh Porter werd eigenlijk een afknapper door de grote klasse van onze landgenoot. Ferdi Bracke haalde het gemakkelijk. De teller stond dan al op vier gouden, drie zilveren en 1 bronzen medaille.

    Een week later werd het wereldkampioenschap op de weg gereden in Zolder. We weten allemaal hoe het afliep. Weer zilver, dit keer voor Julien Stevens. Eind augustus werd dan nog het wereldkampioenschap op de weg voor amateurs verreden. Weer werd het zilver met Jean-Pierre Monseré. Maar ook brons met Staf van Roosbroeck.

    Eindstand voor 1969 : 4 gouden, 5 zilveren en 2 bronzen medailles. Elf in totaal.

    Het volgende jaar, 1970, was heel wat minder. Eric De Vlaeminck en Albert Van Damme behaalden goud en zilver bij de profs, Roger De Vlaeminck en Norbert De Deckere goud en brons. Het veldrijden bleef op peil.

    Op de piste was het iets minder. Enkel een tweede plaats van Theo Verschueren. Een magere oogst dus.

    Op de weg behaalden we een gouden medaille met de betreurde Jempi Monseré en een zilveren medaille met de eveneens reeds overleden Ludo Van Der Linden.

    Eindbalans voor 1970 : 3 gouden, 3 zilveren en 1 bronzen medaille. Zeven in totaal.

    1971 echter was een grand-cru jaar. In het veldrijden opnieuw 4 medailles. Drie bij de profs met Eric De Vlaeminck, Albert Van Damme en René De Clercq. Eric De Vlaeminck kende eigenlijk weinig tegenstand op weg naar zijn vijfde wereldtitel en het podium was hetzelfde als op het Belgisch kampioenschap.

    Robert Vermeire deed er nog een gouden bovenop bij de amateurs door de West-Duitser Uebing en de Nederlander Spetgens te kloppen.

    Op de piste werd Theo Verschueren eindelijk wereldkampioen bij de stayers. Nadat hij zijn reeks had gewonnen en Leo Proost derde was geëindigd, kwamen ze beiden in de finale uit. In die finale waren het aanvankelijk de Italiaan De Lillo en de Nederlandse ex-wereldkampioen Jaap Oudkerk  die het meest weerstand boden. De Lillo brak het eerst en op het einde moest ook Oudkerk de rol lossen. Leo Proost had reeds halfweg de race opgegeven.

    Dirk Baert behaalde zijn enige wereldtitel in de achtervolging door Charly Grosskost te verslaan. In de kwartfinales had hij de Italiaan Bosisio verslagen. In de halve finale kwam hij uit tegen de Deense werelduurrekordhouder Ole Ritter. Ook die moest er aan geloven. In de finale nam de Fransman Charly Grosskost aanvankelijk voorsprong. Vanaf 1200 meter begon Dirk Baert er echter aan te knagen. Langzaam haalde hij Grosskost in en in de laatste kilometer bouwde hij een kleine voorsprong op.

    In het sprinttoernooi werd Robert Van Lancker tweede.  In de reeksen had hij de Italiaan Borghetti  uitgeschakeld. In de kwartfinale nog een Italiaan namelijk Beghetto. In de halve finale versloeg hij in twee manches de Australiër Gordon Johnson. Maar in de finale zelf werd hij in twee manches verslagen door de Nederlander Leijn Loevesijn. Tweemaal goud, eenmaal zilver dus.

    Op de weg was het ook een succes. Eddy Merckx werd voor de tweede keer wereldkampioen door Felice Gimondi in een sprint met twee te kloppen. Cyrille Guimard werd derde.

    En Freddy Maertens behaalde zilver bij de amateurs, geklopt in een warrige sprint door de Fransman Regis Ovion. Daarnaast behaalde België de gouden medaille op de 100 km  tijdrijden. Ons Belgisch viertal Staf Hermans-Staf Van Cauter-Louis Verreydt en Ludo Vander Linden wonnen met 1’38” voorsprong op de Nederlanders (Den Hertog-Duyker-Schür-Van den Hoek) en 2’21” op de Polen (Barcik-Szozda-Smyrak-Lis) . Nog eens twee gouden en één zilveren medaille er bij in het mandje.

    Eindbalans voor 1971 : 6 gouden, 3 zilveren en 1 bronzen medaille. Tien in totaal.

    Het jaar erop was ook niet mis. In het veldrijden startte het echter iets minder. “Slechts” twee medailles. Weliswaar twee gouden met opnieuw Eric De Vlaeminck en Norbert De Deckere.

    Op de piste was er opnieuw Theo Verschueren met goud, Ferdi Bracke en Dirk Baert met respectievelijk zilver en brons en Robert Van Lancker met goud.

    Op de weg was het echter een mager beestje. Nul medailles.

    Eindbalans voor 1972 : 4 gouden, 1 zilveren en 1 bronzen medaille. Zes in totaal.

    Ook 1973 was een minder jaar. Zelfs tijdens de wereldkampioenschappen veldrijden was de buit mager. Goud opnieuw voor de onvermijdelijke Eric De Vlaeminck en zilver voor Bertje Vermeire.

    Op de piste een zelfde balans. Goud voor Robert Van Lancker en zilver voor Ferdi Bracke.

    Op de weg goud voor Nicole Van Den Broeck, zilver voor Freddy Maertens in Barcelona.

    Eindbalans voor 1973 : 3 gouden, 3 zilveren en 0 bronzen medaille. Zes in totaal.

    De “gouden jaren” lagen duidelijk achter de rug. Het kwam ook tot uiting in het totaal aantal niet-gouden medailles in het jaar 1974. Weliswaar opnieuw 2 gouden medailles in het veldrijden. Deze keer met Albert Van Damme en Robert Vermeire en een zilveren met Roger De Vlaeminck.

    Op de piste enkel nog ereplaatsen. Zilver voor Theo Verschueren, zilver voor Ferdi Bracke en brons voor Robert Van Lancker. Hun hoogdagen waren voorbij.

    Op de weg redde Eddy Merckx de eer in het verre Canada.

    Eindbalans voor 1974 : 3 gouden, 3 zilveren en 1 bronzen medaille. Zeven in totaal.

    Om aan te tonen dat het verval zich doorzette, nog een overzicht voor 1975. Tweemaal goud in het veldrijden met Roger De Vlaeminck en Robert Vermeire. Een derde plaats voor Dirk Baert in de achtervolging en een tweede plaats voor Roger De Vlaeminck in Yvoir.

    Eindbalans voor 1975 : 3 gouden, 1 zilveren en 1 bronzen medaille. Vijf in totaal.

    Deze zeven gouden jaren leverden in totaal dus 26 gouden, 19 zilveren en 7 bronzen medailles. 52 in totaal.

    Vanaf dan waren er geen topjaren meer. In sommige disciplines kenden we sporadisch nog wel een wereldkampioen of medaillewinnaar. Ik som ze op, dames eerst, zilver voor Claudine Verstraete in de sprint in 1981 en op de weg zilver voor Jenny De Smet (1979) en Patsy Maegerman (1994) en brons voor Gerda Sierens (1982) en Yvonne Reynders  (1976).

    Op de piste bij de amateurs hadden we nog gouden medailles in de puntenkoers voor Stan Tourné (1977) en Noël Dejonckheere (1978) en een zilveren medaille voor de stayer Guido Van meel (1979). Bij de profs behaalden we nog gouden medailles in de puntenkoers met opnieuw Stan Tourné (1980) en Etienne De Wilde (1983). In dezelfde discipline nog zilver voor Michel Vaarten (1986), Matthew Gilmore (2000) en Iljo Keisse (2007) en brons voor Roger Ilegems (1987).

    In de achtervolging nog twee bronzen medailles van Jean-Luc Vandenbroucke (1978 & 1984). Bij de stayers werd Stan Tourné nog tweede (1988) en derde (1984), in de sprint werd Michel Vaarten nog eens derde (1979).

    In de keirin behaalde diezelfde Michel Vaarten nog een gouden (1986), zilveren (1990) en bronzen (1988) medaille. In de ploegkoers twee bronzen medailles met Gilmore-Keisse (2005) en Depoortere-Schets (2010) en een gouden medaille in 1998 met Gilmore-De Wilde.

    Op de weg hadden we bij de amateurs de zilveren Rudy Rogiers (1981), Francis Vermaelen (1982), Frank van De Vijver (1985) en bronzen Johan Van Summeren (2003). Bij de profs de wereldkampioenen Freddy Maertens (1976 & 1981), Claude Criquielion (1984), Rudy Dhaenens (1990), Johan Museeuw (1996) en Tom Boonen (2005). Verder nog zilver voor Dirk De Wolf (1990)en peter Van Petegem (1998) die ook nog eens brons veroverde (2003).

    In een periode van 1976 tot heden maakt dat 12 gouden, 14 zilveren en 12 bronzen medailles. 38 in totaal. En dat met extra disciplines (keirin, ploegkoers en puntenkoers) in een periode van 35 jaar of vijf keer zolang als de zeven gouden jaren.







































    05-03-2011, 14:43 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    Tags:Wereldkampioenschappen, Dirk Baert, Theo Verschueren, Leo Proost, Eric De Vlaeminck, Yvonne Reynders, Jean Walschaert, Romain De Loof, Benoni Beheyt, René De Clercq, Robert Vermeire, Patrick Sercu, Eddy Merckx, Ferdi Bracke, Dirk Baert, Verreydt,
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gouden tijden (2)

    Het schrijven van dit artikel maakte mij echter nieuwsgierig. Kende België na WO II succesvoller jaren dan 1969? Ik schrijf met opzet na WO II gezien het aantal disciplines toen gestegen is en de kans op meer medailles dan ook hoger is.

    Ik ben eens gaan snuisteren in de archieven en ik kreeg deze balans :

      Goud
    Zilver
    Brons
    Totaal
      Goud  Zilver Brons
     Totaal
    1946
       1  2 3
    1958
       1 1
     2
     1947  1  1    2  1959  1    3  4
     1948  1  1  1  3  1960  1  3  3  7
     1949  1      1  1961  3  1  2  6
     1950  1      1  1962  2  4  2  8
     1951    2    2  1963  6  4  1  11
     1952  1  1    2  1964  3  5  3  11
     1953  1  1  2  4  1965  1  5  1  7
     1954  2      2  1966  3  3  1  7
     1955  1   1
     2  1967  3  2  1  6
     1956  1  2    3  1968  3  3  1  7
     1957  3  1    4  1969  4 5
     2 11

    We hadden nog een succesvolle periode nl. 1963-1964. Eigenlijk kan de term “golden sixties” ook gelden voor de jaren 60 in het Belgische wielrennen. In totaal voor de periode 1960-1969 niet minder dan eenentachtig (81) medailles op de wereldkampioenschappen.

    We haalden in die periode op zijn minst een gouden medaille in : de wegwedstrijd voor de profs, amateurs en dames, het veldrijden voor de profs en amateurs, de achtervolging bij de profs, amateurs en dames, de sprint bij de profs en amateurs en de halve-fond bij de profs en amateurs. Daarnaast nog als beste een tweede plaats in de tandem en de 1km en een derde plaats in de 100 km tijdrijden op de weg. Gewoonweg fenomenaal.

    In 1963 werd de medailles weggeplukt in niet minder dan 8 disciplines. In 1964 zelfs in 10 disciplines. Alhoewel er dus een ex-aequo is met het jaar 1969 qua medailles is er toch een duidelijk verschil. In 1969 werden de medailles “slechts” in 7 disciplines behaald.

    Vandaar dat ik mijn topdrie als volgt zou willen voorstellen. Goud gaat naar 1963, zilver naar 1969 en voor brons twijfel ik tussen 1964 of 1971. Mijn voorkeur gaat naar 1964 omdat we daar eigenlijk ook nog de Olympische gouden medaille van Patrick Sercu mogen bij tellen. De 1 km stond toen nog niet op het programma van de wereldkampioenschappen (pas vanaf 1966). Dus eigenlijk is de balans van 1964 : 11 + 1. Of laat het ons gewoon doen zoals vroeger in het judo, twee bronzen medailles.

    Kijken we echter enkel naar de gouden oogst, dan blijft 1963 het topjaar maar komt ook 1971 aardig in de buurt met evenveel gouden (6), één zilveren minder (3) en 1 bronzen medaille.

    De magerste naoorlogse jaren zijn ex-aequo 1949 en 1950 met elk slechts 1 gouden medaille, met dank aan Rik I en Briek. Gevolgd door 1951, slechts twee zilveren medailles en 1958, slechts één zilveren en één bronzen medaille. Dit zijn ook de enige twee jaren, samen met 1946 waarop we in de tijdspanne van 1946-1978 geen gouden medaille behaalden.

    Ere wie ere toekomt. Vandaar dat ik nog een korte verslaggeving wil geven van de 4 topjaren nl. 1963-1964-1969 en 1971.

    Laat mij beginnen met 1963. Het topjaar.

    Op zich begon het jaar niet schitterend. Geen enkele medaille in het veldrijden. De jaren zestig, of toch het begin er van werden nog gemonopoliseerd door de heren Rolf Wolfshohl en Renato Longo.

    Begin augustus waren er dus de wereldkampioenschappen op de piste in Rocourt. De eerste reeksen van de achtervolging voor amateurs werd verreden voor slechts 500 toeschouwers. In de 8° reeks klopte Jean Walschaert (5.05.9) de Oostenrijker Franz Buchelle (5.24.4). Ook Herman Van Loo (5.05.3), groot favoriet, kwalificeerde zich door Morgans Frey (5.10.0) te kloppen. Het lot zorgde er echter voor dat hij dezelfde Frey in de kwartfinales opnieuw zou tegen komen. Daar ging Herman ten onder door de zenuwen. De rit werd tijdelijk onderbroken door een lekke band van Mogens Frey, zijn mecaniciens treuzelden nogal en Herman werd nerveus. Ondanks een blitzstart verloor hij op drie ronden van het einde zijn opgebouwde voorsprong en werd in extremis geklopt door Frey (4.58.18, een nieuw baanrecord, tegenover 5.01.83). Jean Walschaert daarentegen klopt nipt de Pool Jozefowiz in een tijd van 5.03.46 tegen 5.03.85).

    In een winderig Rocourt stootte Jean Walschaert door naar de finale, door Brit Hugh Porter te verslaan, waar hij tegen de Sovjetrus Stanislav Moskvin zou uitkomen.

    Beiden startten heftig maar dank zij het enthousiaste publiek kon Walschaert uiteindelijk afstand nemen van de Rus. Hij eindigde in 5.03.24 tegen 5.08.67.

    In het snelheidstoernooi van de amateurs schakelde Patrick Sercu in de reeksen David Staub (USA) en Klaus Kobusch (BRD) uit. In de achtste finales klopte hij dan weer Damiano (Ita) en Van der Touw (Ned). In de kwartfinales moest hij het opnemen tegen Giardan Turrini (Ita) die hij in twee manches versloeg. In de halve finale moest hij het opnemen tegen de Fransman Trentin. In twee manches werd deze echter afgedroogd. In de finale kwam Patrick opnieuw een Italiaan tegen nl. de uittredende wereldkampioen Bianchetto. Deze laatste werd in de eerste reeks gedeclasseerd. De tweede reeks kon slechts de dag erop doorgaan. Daarin werd Patrick geklopt zodat er een belle moest komen. Daarin klopte hij echter gemakkelijk de Italiaan.

    Bij de profs ging het er als volgt aan toe. Valère Frennet moest het afleggen tegen Antonio Maspes, Jos De bakker kegelde de Duitser Potzernheim uit het toernooi en Leo Sterckx deed hetzelfde met de Fransman Roger Gaignard. In de kwartfinales  haalde Leo Sterckx het in twee manches van de Zwitser Oscar Plattner en Jos De Bakker in twee manches van de Italiaan Giuseppe Ogna. Leo Sterckx werd in halve finale  tweemaal geklopt door oud-wereldkampioen Antonio Maspes. Jos De bakker werd in drie manches geklopt door Santé Gaiardoni. Daardoor werd de finale een Italiaans  onderonsje gewonnen door Gaiardoni en de strijd om de bronzen medaille een Belgisch onderonsje gewonnen door Jos De Bakker.

    In de eerste reeks van de halve-fond voor amateurs won Romain De Loof direct de wedstrijd. René Vandenberghe werd derde in zijn reeks. In de herkansing van de reeksen gaf Joseph Dhont op. In de finale met negen moest Romain in de achtste positie starten. Voor hem twee Duitsers, twee Zwitsers, twee Nederlanders en zijn landgenoot Vandenberghe. In drie sprongen kwam Romain De Loof aan de leiding. Eerst nestelde hij zich even in derde positie, dan in tweede om dan, halfweg de koers, de leiding te nemen en die niet meer af te staan.

    Bij de profs won Leo Proost de eerste reeks, Raymond Impanis werd daarin derde. Paul Depaepe won de tweede reeks. In de finale stond er geen maat op de Belgen. Leo Proost won voor Paul Depaepe. Een dubbele triomf voor de Belgen.

    Bij de dames klopte Yvonne Reynders in de halve finale de Russische Lilija Dementjeva (4.15 tegen 4.26) waarmee ze de finale haalde tegen Beryl Burton. Daarin werd ze geklopt met 4.07.39 tegen 4.12.40.

    Hoe het voor de beroepsrenners op de weg afgelopen is dient niet meer herhaald te worden. Echte liefhebbers kunnen nog altijd uren discussiëren over de sprint in Ronse. We haalden wel goud en zilver maar ook veel polemiek.


    Bij de dames deden we hetzelfde maar er werd slechts een fractie over geschreven. Yvonne Reynders klopte Rosa Sels, zus van. Bij de liefhebbers haalden we een vierde plaats met “mijn” Jos Huysmans evenals bij de dames met Simone Elegeest.

    En dan was er het multidisciplinaire 1964. Gezien de Olympische Spelen losstaan van dit geheel, zal ik over de 1 km van Patrick Sercu ook niet verhalen.

    De successen in 1964 begonnen al in februari waar Roger De Clercq zilver haalde in het veldrijden na Renato Longo. België won met De Clercq, Albert Van Damme, René De Rey en Eric De Vlaeminck ook het Landenklassement.

    Op de weg was er het succes van de amateurs met twee winnaars, of liever twee renners die dachten gewonnen te hebben. Eddy Merckx had gelijk, Willy Planckaert vergiste zich. Hier dient nog een klein fiatdivers aangehaald te worden. Met het rugnummer 19 verscheen de Algerijn Zaaf Zahar aan de start van de race. Dit was de zoon van de alom bekende Abdel Khader Zaaf. Na zeven ronden had hij al een achterstand van 9 minuten zodat hij uit de wedstrijd werd genomen.

    Bij de dames behaalde Rosa Sels een bronzen medaille en Marie-Rose Gaillard vierde.

    En dan was er nog de 100 km tijdrijden op de weg. Het viertal Leopold Heuvelmans, Roland Deneve, Roland Van De Rijse en Albert van Vlierberghe werd derde op 3’51” van de Italianen Andreoli-Della Bona-Guerra-Manza maar slechts op 4” van het zilver, de Spanjaarden Garcia Such-Goyaneche Bilbao-Ramon Saez-Santamarina.

    Op de piste waren we ook succesvol. Laten we beginnen met de achtervolging. Bij de profs waren er dertien deelnemers. Acht mochten er naar de kwartfinales gaan. Hugo Scrayen en Ferdi Bracke haalden die eerste schifting. In de kwartfinales haalt Bracke Henk Nijdam in na 8 ronden. Hugo Scrayen verliest van Ercole Baldini (6.22.29 tegen 6.25.41). Diezelfde Baldini verliest op zijn beurt in de halve finale van Bracke (6.23.8 tegen 6.29.23) waardoor Ferdi in de finale tegen Leandro Faggin uitkomt. Ferdi wint overtuigend (6.13.92) van Faggin (6.23.97).

    Bij de amateurs schakelde Herman Van Loo in de reeksen Hugh Porter uit (5.03.75 tegen 5.07.85). Wereldkampioen 1963, Jean Walschaert werd meedogenloos uit het toernooi gebonjourd door de Italiaan Luigi Roncaglia (5.06.50 tegen 5.17.13). Diezelfde Roncaglia werd in de kwartfinales door Herman Van Loo (5.02.92)huiswaarts gestuurd. In de halve finale moest Herman Van Loo uitkomen tegen zijn zwart beest van vorig jaar, de Deen Mogens Frey. Frey startte furieus maar vrij snel kwam Van Loo op dezelfde hoogte en nam dan voorsprong. Een voorsprong die hij niet meer afgaf. Hij klokte af op 5.04.47, de Deen op 40 meter. In de finale moest Van Loo het opnemen tegen de sterke Nederlander Tiemen Groen. Er stond geen maat op de Nederlander die won in een tijd van 5.01.74.

    Ook bij de dames bleek de achtervolging een succes. Yvonne Reynders klopte in de finale haar eeuwige rivale Beryl Burton (4.02.22 tegen 4.09.53).

    In het sprintoernooi was er enkel medailleoogst bij de profs. Bij de amateurs kon het echter anders gelopen zijn. Patrick Sercu won zijn eerste reeks tegen de Tsjech Ivan Kucirek. In de kwartfinale schakelde hij in twee manches de Sovjetrus Valery Khitrov uit. In de halve finale verloor Patrick de eerste manche tegen Daniel Morelon. In de tweede manche werd hij gediskwalificeerd nadat hij professioneel (hij was echter amateur) de deur had dicht gedaan. Protest hielp niet meer en uit frustratie nam Patrick niet meer deel aan de spurt om de bronzen medaille tegen de man die hij vorig jaar versloeg, Bianchetto.

    Bij de profs werd in de eerste reeks van de schiftingen Jean Lambrechts uitgeschakeld door Antonio Maspes. Jos De Bakker won zijn reeks tegen de Fransman Michel Rousseau en de Japanner Nobuo Shiratori. Leo Sterckx won ook zijn reeks tegen de Duitser Werner Potzernheim en de Nederlander Marinus Paul. Ook in de herkansingen kon Lambrechts het niet halen tegen Potzernheim en Mitsuo Nakai (Jap).

    In de kwartfinale maakte Jos De Bakker korte metten met de Zwitser Oscar Plattner in twee manches. Leo Sterckx won de eerste manche tegen de Italiaan Giuseppe Beghetto, verloor de tweede manche maar won de “belle”. In de halve finale moest Jos De Bakker het opnemen tegen Roger Baensch (Aus) en Leo Sterckx tegen Antonio Maspes.

    Maspes versloeg Sterckx in twee keer en Ron Baensch deed hetzelfde met De Bakker zodat de belgen onderling moesten kampen voor het brons. De strijd werd in twee manches gewonnen door Jos De Bakker.

    En dan was er nog de halve fond. Bij de profs won Romain De Loof de eerste reeks en werd Leo Proost daarin derde en eindigde Paul Depaepe in de tweede reeks derde. In de finale stond er geen maat op de Spanjaard Guillermo Timoner. Hij won voor Leo Proost, Romain De loof werd vijfde, Paul Depaepe gaf op.

    Bij de amateurs eindigde in de eerste reeks Jean Walschaert tweede. In de tweede reeks eindigde Belgisch kampioen Johnny Audiffret zesde. Hij werd dan ook naar de herkansingen verwezen maar kon zich niet redden. In de finale werd ex-achtervolger Jean Walschaert geklopt door ex-achtervolger, de Nederlander Jaap Oudkerk.

    De jaren 1969 en 1971 heb ik hierboven al beschreven waardoor het plaatje vrij compleet geworden is. Sommigen zullen misschien de opmerking maken dat heden ten dage het wielrennen veel mondialer geworden is en dat het voor het kleine België moeilijker geworden is om medailles te oogsten. Dat klopt natuurlijk. Maar anderzijds kan men ook redeneren dat het wielrennen in totaal vroeger zo populair was, dat het niet evident was om als Belg de beste te worden in eigen land. De concurrentie was moordend. Pieken of zich toeleggen op een WK was onmogelijk. De sport was populair en de wedstrijden en dus ook de duels volgden elkaar in een razend tempo op. En waar b.v. Italië nu misschien één topsprinter heeft, had het er vroeger vijf of zes.

    Natuurlijk dat er hier discussie kan rond bestaan. Maar de opzet van het artikel ging over de gouden jaren en de hierbij horende nostalgie en warme herinneringen.

     

    Bij deze zeg ik dan ook welgemeend : “Bedankt  Eric, Eddy, Roger, Leo, Theo, Yvonne, Paul, Ferdi, Dirk, Robert, Jean, Patrick, Romain, René,  en alle andere medaillewinnaars”




    05-03-2011, 14:40 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (18 Stemmen)
    15-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uit de Vlaamse grond getrokken.

    Beste lezer en wielerliefhebber. Vandaag zou ik het eens willen hebben over een “bonk van een vent”.  Een man op een fiets waar je met ontzag naar keek. Waar de kracht van afstraalde en die de tegenstander kon imponeren, alleen al met zijn uitstraling van kracht.

    Het is geen renner die geboekstaafd staat als flyer. Hij zat niet als een Roy Schuiten, een Didi Thurau of een Roger De Vlaeminck op zijn fiets. Hij was geen echte sprinter alhoewel hij op zich ook geen strijkijzer was in de spurt. Tijdrijden was niet echt aan hem besteed alhoewel hij wel uren tegen de wind in kon bonken en beuken. Voor zichzelf of voor zijn kopman. En het was zeker  geen klimmer daarop was zijn lichaam niet voorzien. Te fors, te hoekig, te zwaar. Hij had een kop van beton, oerdegelijk, een kop waar Marc Sleen of Nesten een prachtige karikatuur zou kunnen van maken hebben.

    Niettemin heeft hij zijn plaats in de wielergeschiedenis veroverd. En als zijn naam vernoemd wordt in een gesprek tussen wielerliefhebbers, zal er nooit extra uitleg moeten gegeven worden. Elke gesprekspartner zal direct een beeld voor ogen krijgen van de renner. Dit in tegenstelling als de namen van renners als Dallai, Sorlini of Cucchietti vallen. Ja beste lezer, deze renners reden ook begin de jaren 70 in het peloton.

    Nu vraagt u zich waarschijnlijk af over welke bonk ik het hier wil hebben. Wel het is niemand minder dan Roger Rosiers. Roger Rosiers werd geboren op 26 november 1946 in Vremde, een deelgemeente van Boechout in de provincie Antwerpen. Vandaar dat ik mijn titel moest veranderen. Ik had eerst geschreven “Uit de Vlaamse klei getrokken” maar ik denk dat er weinig kleigrond te vinden is in Vremde. Maar ik kan mij natuurlijk vergissen.

    Het begon voor Roger Rosiers zoals voor vele renners, met een fiets voor de plechtige communie. Roger werd direct gebeten door die ondefinieerbare, typisch Vlaamse wielermicrobe. Eens er door gebeten, geraak je er nooit meer vanaf. Veertien jaar was hij, en hij werd al derde in zijn vierde koers bij de niet-aangeslotenen. Zelden reed hij buiten de toptien. Bij de nieuwelingen behaalde hij ruim 57 overwinningen en dat terwijl hij toch Latijns-Grieks volgde en dus veel moest studeren.

    Dat eerste gewin was echter kattengespin. Ze zijn met velen die de ene overwinning na de andere binnenhaalden bij de nieuwelingen, en nooit een volwaardig, laat staan verdienstelijk profrenner werden. Ik zou ze niet te eten willen geven.

    Maar ook bij de liefhebbers was Roger was geen onverdienstelijk wielrenner. Hij won in 1965 de Omloop Het Volk voor liefhebbers en in de Schaal Sels zorgde hij voor een stunt. Op 1 km van de streep sprong hij weg uit een 150 koppen tellend peloton, nam 70 meter voorsprong en won als amateur voor de doorgewinterde profs  Staf De Smet en Gilbert Maes. In datzelfde jaar  won hij ook één etappe in de Ronde van België en werd derde in de eindstand.

    In 1966 won hij de Omloop der Vlaamse Gewesten, de Omloop van Henegouwen en een etappe in de Triptyque Ardennaise en werd hij tweede in de eindstand van de Ronde van België. Hij won eveneens Gent-Wevelgem voor amateurs waar hij Leo Van Dam en Ludo Goossens in de spurt klopte. Er stonden niet minder dan 294 deelnemers aan de start!

    In datzelfde jaar moest hij zijn legerdienst vervullen en dat werd een geluk bij een ongeluk. Want toen hij in het Klein Kasteeltje vertoefde zaten daar ook de zonen van François Cools, sportdirecteur bij Mann. Van het een kwam het ander en Roger mocht als 20-jarige, wat in principe niet toegelaten was, een profcontract tekenen bij Mann.

    Op 30 januari 1967 werd Roger Rosiers officieel profrenner bij de ploeg Mann-Grundig. Enerzijds een evidente keuze gezien de Mann-ploeg gekend stond voor zijn Antwerpse inbreng en de kans die hij kreeg via François Cools, anderzijds minder evident gezien de aanwezigheid van kleppers zoals Jos Boons, Walter Boucquet, Jos Huysmans, de broers In ‘tVen, André Poppe, Willy Van Neste, Daniel Vanryckeghem, Herman Vanspringel en zijn toekomstige schoonbroer Gust Verhaegen. Voor een jonge renner met ambitie toch wel een hele groep renners waar hij rekening zou moeten mee houden.

    Niettemin startte Roger Rosiers schitterend. Hij won al direct de Brabantse Pijl. Hij ontsnapte bij de aanvang van de laatste plaatselijke ronde, en men zag hem niet meer terug. Hij won voor Jan Lauwers, op 1 minuut en Miel Coppens op 2’45”. En dat terwijl Roger toen nog altijd zijn legerdienst deed. Misschien dat de Brabantse Pijl toen nog niet de uitstraling had van nu, maar de wedstrijd staat toch mooi op zijn erelijst. Enkele weken later wordt hij zevende in een aartslastige Luik-Bastenaken-Luik en behaalde hij dezelfde plaats in het Kampioenschap van België naast een elfde plaats in de Waalse Pijl. Niet mis voor een neo-prof. Heden ten dage zou er direct een contractaanpassing komen en zou het bedje voor de eerstejaarsrenner gespreid zijn. Niet echter in 1967.

    Het volgende jaar, nog altijd bij Mann-Grundig, probeerde Roger te bevestigen. Hij slaagde daar gedeeltelijk in met negen overwinningen. Er waren echter geen uitschieters bij tenzij je de, onmenselijke weersomstandigheden gereden Elfstedenronde in Brugge zou meetellen. Roger won voor Willy Bocklant en Michel Jacquemin. Toch gaf hij weer een teken van zijn talent door tweede te eindigen in de vierde Amstel Goldrace. Hij werd met 2 cm verslagen door Harry Steevens en ging Daniel Vanryckeghem vooraf. Het had winst kunnen zijn. Jos Huysmans, toen al een gevestigde waarde, trok de sprint aan voor Roger. Die durfde zijn ploegmaat echter niet voorbij te gaan tot het al te laat was. Toch wel een eigenaardige tactiek bij Mann-Grundig als je ook  een sprinter als Daniel Vanryckeghem mee hebt in de kopgroep. Verder werd hij dat jaar ook vierde in Kuurne-Brussel-Kuurne, vijfde in de Ronde van Luxemburg en zesde in de Ronde van Vlaanderen waar Daniel Vanryckeghem vijfde werd.

    In 1969, zijn laatste jaar bij Mann-Grundig, behaalde hij vier individuele overwinningen. Het meest in het oog springend was de overwinning in Nokere Koerse, toen nog niet op TV, voor Frans Mintjens en opnieuw Michel Jacquemin. Verder werd hij nog tweede in de zesde etappe van Parijs-Nice, na Jos van der Vleuten en tweede in de etappe 2b, een tijdrit van 10,4 km, van de Vierdaagse van Duinkerken na Ferdi Bracke maar voor Herman Vanspringel.

    Roger reed dat jaar, voor Mann, zijn eerste Tour de France. Echt grote liefde zou het nooit worden. Het begon nochtans goed met een tiende plaats in de proloog op 31” van Rudi Altig. Maar alle blikken waren natuurlijk gericht op Eddy Merckx. Veel beter zou het niet worden en in de zesde etappe volgde er een opgave.

    In datzelfde jaar werd hij ook nog vierde in Kuurne-Brussel-Kuurne, zevende in de Waalse Pijl, waar hij mee Jos Huysmans aan de overwinning hiemp, en ook zevende in de Amstel Gold Race en achtste in de Omloop Het Volk. Sommige kopmannen kregen hem in het oog.

    Zoals Jan Janssen die hem aanbeval bij BIC. Roger koos eieren voor zijn geld en tekende tijdens de Ronde van Het Noorden een contract met Maurice Demuer.  De Mann-Grundig-ploeg  had nogal wat “vedetten” in zijn rangen in 1969. Ronald De Witte, Jos De Schoenmaecker, Jos Huysmans (winnaar van de Waalse Pijl), de gebroeders In ‘tVen, Georges Pintens, Willy Van Neste, Daniel Vanryckeghem en oude getrouwe Herman Vanspringel. Teveel van het goede, en dus ook wel een reden om te veranderen. Roger kon zich alleszins financieel sterk verbeteren. BIC was ook een ploeg die veel professioneler te werk ging dan het toch wat amateuristische Mann. En misschien waren er al signalen dat het einde van de Mann-ploeg naderde? 1970 zou het laatste jaar worden dat de familie Gemoets de wielerploeg sponsorde. Een aantal “vaste” renners vertrok in elk geval op het einde van 1969. Jos Huysmans ging superknecht worden bij het Faemino van Eddy Merckx en Paul In ‘tVen zocht zijn geluk en fortuin in Italië bij Germanvox samen met Guido Reybrouck en Julien Van Lint. Misschien hebben de verhalen van Willy Van Neste die, geschorst in België wegens doping in 1968 voor BIC ging rijden, Roger wel kunnen overtuigen om voor BIC te kiezen .

    In 1970 verdedigde Roger dus de oranje-witte kleuren van het machtige Franse BIC. Hij werd er ploegmaat van Charly Grosskost, Jean-Marie Leblanc, Leif Mortensen, Alain Santy, Alain en Sylvain Vasseur, Johny Schleck, Sus Verhaegen en Michaël Wright. Maar vooral van Luis Ocaña. Een ontmoeting die een groot deel van zijn verdere carrière zal bepalen.

    Roger behaalde in 1970 negen individuele overwinningen. Waaronder de 16° etappe van de Vuelta , notabene een bergrit, en de proloog van de Tour de Picardie waardoor hij zijn eerste leiderstrui uit zijn profcarrière mocht aantrekken. Roger, nog altijd maar 23 jaar oud, werd ook tweede in de Omloop Het Volk na Frans Verbeeck en derde in de E 3-prijs in Harelbeke na ex-ploegmaat Daniel Vanryckeghem en Roger De Vlaeminck. Maar vooral schitterde hij ook in Bordeaux-Parijs met een derde plaats op 6’15” van Herman Vanspringel en 46” na Lucien Aimar. Dat deze monsterwedstrijd niet altijd carrières brak heeft Roger de jaren erop duidelijk bewezen. Verdere ereplaatsen waren vierde in Gent-Wevelgem en de Waalse Pijl, vijfde opnieuw in de Ronde van Vlaanderen en achtste in Parijs-Roubaix en Parijs-Tours.

    In 1971 kwamen bij BIC Bernard Labourdette, Desiré Letort, René Pijnen en Guy Santy er bij. Roger Rosiers werd een vaste waarde in de ploeg. Hij reed een prachtig voorjaar en haalde de parel op zijn kroon binnen. Het begon al goed met de Omloop Het Volk. Hij werd opnieuw tweede, ditmaal na Eddy Merckx. In de Amstel Gold Race werd hij derde na Frans Verbeeck en Gerben Karstens. Een maand later schreef hij zijn naam in de wielergeschiedenis door op magistrale wijze Paris-Roubaix te winnen met 1’26” voorsprong op Herman Vanspringel en Marino Basso. Andere kamioenen in de toptien waren Jan Janssen (4°), Eddy Merckx (5°), Eric Leman (6°), Roger De Vlaeminck (7°), Felice Gimondi (8°), Eric De Vlaeminck (9°) en Georges Pintens (10°). Niet mis dus.

    In die Parijs-Roubaix gaf hij een staaltje van zijn kunnen. Na de eerste schermutselingen geraakten een twaalftal renners voorop. Eddy Merckx met ploegmaats Jos Spruyt en Herman Vanspringel, de flandria-mannen Eric en Roger De Vlaeminck en Eric Leman, de Salvarani’s Felice Gimondi en Gianni Motta, BIC-ploegmaat Jan Janssen, Hertekamper Georges Pintens, Mercierkopstuk Raymond Poulidor en Peugeothoop Jean Jourden.

    Uit dit kopgroepje ontsnapte Eric De Vlaeminck, wiens vlucht vakkundig afgeschermd werd door zijn twee ploegmaten. Roger lag ondertussen ten gevolge van drie lekke banden een heel eind achteruit. Maar zijn sportbestuurder hield er de moed in en zorgde er voor dat middels de nodige peptalk Roger in zijn kansen bleef geloven. In een stoffige Parijs-Roubaix kwam hij eindelijk onder stoom. Het gevoel dat hij in de benen had, na zijn vijfde plaats in de Ronde van België, was geen bedrog geweest. Als een TGV, avant la lettre, stormde hij over de kasseien. Het is een beeld dat elke wielerliefhebber kent. Roger Rossiers met bestoft gezicht, de weinige haren wapperend in de zelf opgewekte turbulentie, in het mooie BIC-truitje. Eerst haalde hij de achtervolgers van Eric De Vlaeminck in. Ze reden in het aarden strookje naast de kasseien, Roger op de rug van de kasseiweg. Ze voelden hem voorbij stuiven maar waren niet in staat hem te volgen. Onverdroten denderde hij verder richting de wereldkampioen veldrijden. Eric kon nog een tweetal kilometer in het zog van locomotief Roger vertoeven maar dan was zijn kaars ook uit. Met nog een goeie 25 km tot de streep stond Roger er alleen voor. Ze hebben hem pas terug gezien aan de aankomst. Kortom er stond geen maat op. Het was zijn mooiste overwinning uit zijn loopbaan, maar het was ook een van de mooiste Parijs-Roubaix’s ooit.

    In totaal behaalde Roger Rosiers dat jaar 4 overwinningen. Dus al 27 in zijn ganse profcarrière. Met in 1971 ook nog een vijfde plaats in Kuurne-Brussel-Kuurne en een achtste plaats in Milaan-Sanremo.

    In 1972 bleef Roger Rosiers bij BIC. Hopelijk met een aangepast contract na zijn zege in Paris-Roubaix. Jan Janssen en Michaël Wright verlieten BIC en breidden een laatste hoofdstuk aan hun carrière bij andere ploegen,  Jean-Marie Leblanc begreep dat zijn talenten op andere gebieden lagen en stopte zijn wielercarrière om in de pen te kruipen. Jaak De Boever en Eric Leman kwamen het team versterken.

    Roger behaalde tien overwinningen dat jaar. Er zat echter maar één uitschieter in nl. de Ronde van Luxemburg. Op 8 juni had Frans Verbeeck de proloog gewonnen. De dag er op ontsnapte Roger Rosiers met Paul Aerts en versloeg deze in een sprint met twee. Barry Hoban werd derde op 33”, zes anderen finishten op 43”, de rest van het peloton op minstens 1’58”. Roger mocht de leiderstrui aantrekken en zou die niet meer afgeven. Jan Janssen won de tweede rit met 57” voorsprong, Cyrille Guimard won de spurt van de derde rit, Gilbert Bellone mocht in rit 4a 2’55” terugnemen, niks kon Roger deren. In de afsluitende tijdrit van 7,5 km moest hij slechts 26” toegeven op Dirk Baert. Roger won deze Ronde van Luxemburg met 16” voorsprong op Paul Aerts en 45” op Barry Hoban.

    Verder werd Roger nog tweede in de derde etappe a van de Vierdaagse van Duinkerken na Robert Mintkewiecz en derde in de eerste en derde etappe van de Ronde van België respectievelijk na André Dierickx en Frans Verbeeck, en Frans Verbeeck en André Dierickx. Hij behaalde ook een vijfde plaats in de Ronde van Vlaanderen en een elfde in zijn Parijs-Roubaix.

    Het volgende jaar verlieten Eric Leman  en Jaak De Boever het team al voor Peugeot. Ook Charly Grosskost nam afscheid en ging naar Mercier. José Catiau en Joaquim Agostinho kwamen er bij.

    Tot nu toe waren de even jaren van Roger Rosiers altijd de beste geweest met 9 overwinningen in 1968 en 1970 en tien overwinningen in 1972. Het jaar 1973 bevestigde deze traditie. Roger, 26 jaar oud, behaalde dit jaar slechts 2 overwinningen. De belangrijkste is de GP d’Isbergues, gewonnen voor Willy Van Neste en André Mollet. De ereplaatsen mochten er echter zijn. Tweede in de Tour du Haut-Var na Joop Zoetemelk maar voor Luis Ocaña, derde in het eindklassement van de Ster der Beloften na Cees Bal en Willy Teirlinck en derde in Parijs-Roubaix 2’20” na een ongenaakbare Eddy Merckx en geklopt voor de tweede plaats door Walter Godefroot.  De vierde volgde al op meer dan 7 minuten. Verder nog een vijfde plaats in Bordeaux-Paris een zesde in Parijs-Brussel en een achtste in Gent-Wevelgem en de Waalse Pijl.

    Nog voor de Tour de France werd Roger Rosiers benaderd door Jean Van Buggenhout, de manager van Eddy Merckx. Roger was einde contract bij BIC en had een iets minder seizoen gereden. De kans was groot dat hij zou moeten inleveren. Had Roger misschien ook wat minder vertrouwen in zijn eigen kunnen? Enkel Roger kan het ons vertellen. In elk geval Roger Rosiers tekende voor Molteni en dat was toch wel een donderslag bij heldere hemel. Het spreekt voor zich dat Maurice Demuer en Luis Ocaña niet blij gezind waren.

    Het was evident dat Roger voor een knechtenrol koos. In de ploeg van Eddy Merckx moest je elke persoonlijke ambitie opzij zetten. Alhoewel, Roger dacht en hoopte toch een beetje dezelfde positie te krijgen zoals Herman Vanspringel in 1971. Die was toch ook Kampioen van België geworden binnen de Molteni-ploeg en ook Roger Swerts had in de ploeg van Eddy Merckx een aardige reputatie en erelijst bijeen gefietst. Het viel echter tegen, voornamelijk door ziekte. Roger Rosiers had samen met ploegmaat Jos Huysmans de zesdaagse van Antwerpen gereden, zijn enige ooit, en was daar achtste geworden.  Het wringen op de pistefiets bij de aflossingen had echter zijn tol geëist aan het zitvlak van Roger.  Het is niet iets waar een renner op zit te wachten. Daarnaast kreeg hij ook lelijke zweren op de benen en was de vorm ver te zoeken. Pas in het najaar kwam hij er echt weer door. De resultaten waren er dan ook naar. Weliswaar vier overwinningen met slechts één uitschieter nl. een derde plaats in Parijs-Brussel op 15” van Marc Demeyer en 9” van Roger De Vlaeminck.

    Voor de Tour de France had Luis Ocaña echter al weer contact gezocht en was er een nieuw contractvoorstel gedaan. Op het einde van het seizoen scheidden de wegen van Roger Rosiers en Eddy Merckx. Luis Ocaña had, na het verdwijnen van BIC, een nieuwe ploeg rond zich opgebouwd genaamd Super Ser. Naast een aantal getrouwen uit de BIC-ploeg zoals Balagué, Berland, Fussien, Eddy Peelman en Sylvain Vasseur waren er ook nog elf Spanjaarden. En Roger Rosiers dus met zijn beste contract uit heel zijn carrière. Aan geld was er geen gebrek aan structuur des te meer.

    Roger had nu compleet gekozen voor een dienende rol. In 1975, een oneven jaar, behaalde hij slechts één overwinning in een criterium en werd hij tweede in de zesde etappe van de Ronde van Andalusië na Freddy Maertens en negende in de Ronde van Vlaanderen.

    Bij zijn tweede deelname in de Tour de France hield Roger het uit tot de 13° etappe. Hij, en ploegmaten Eddy Peelman en Julian Carlos Andiano, stapten samen met Luis Ocaña uit de wedstrijd. Zijn beste uitslag was een 18° plaats geweest in de proloog op 28” van Francesco Moser.

    In 1976 bleef hij Luis Ocaña trouw bij Super Ser ondanks het feit dat deze laatste al op zijn terugweg was. De ploeg werd versterkt met steeds meer Spanjaarden en Luis kwam met zijn getrouwen geïsoleerd te zitten. Roger behaalde slechts twee overwinningen dat jaar. Hij werd nog derde in de Ronde van Aragon na Javier Francisco Elorriaga Iturriagagoitia en ploegmaat Jesus Manzaneque Sanchez en zevende in het Kampioenschap van België. Ook bij Roger was het toppunt van de carrière overschreden ondanks het feit dat hij nog altijd maar 29 jaar oud was.

    Het jaar erop trok hij mee met Luis Ocaña naar Frisol. Het werd de zwanenzang van Luis. In een ploeg met Fedor den Hertog,  Cees Priem, Jan Raas, Benny Schepmans en Paul Wellens was er eigenlijk geen plaats voor hem en zijn superknecht. Het was enkel de naam Ocaña die gekocht werd als toegangsticket voor bepaalde wedstrijden, niet meer de renner. Drie overwinningen behaalde Roger in het Frisol-shirt. Dat hij absoluut niet versleten was bewees hij met zijn overwinning in de eerste Driedaagse van De Panne. Frisol won de proloog, een ploegentijdrit van 8,9 km, voor IJsboerke en EBO-Superia. Theo Smit mocht de leiderstrui aantrekken. In de eerste rit was er een ontsnapping. Kopman Jan Raas wou er naar toe springen en Roger zat klaar om het “gat” te laten vallen, toen de trapstang van Jan Raas afbrak. Dus sprong Roger naar de vluchters en was hij mee in de juiste ontsnapping. Hij werd vijfde na Jo Schipper maar de groep had 6’22” voorsprong op het achtervolgend peloton. Om een of andere reden werd de rangschikking opgemaakt op basis van punten en kwam Jo Schipper in de leiderstrui met Roger op de vijfde plaats. In de tweede rit, gewonnen door  Herman Vanspringel werd hij zevende op 18”. Gezien hij opnieuw in de juiste ontsnapping zat mocht hij de leiderstrui aantrekken en die zou hij niet meer afstaan. In de derde rit a kwam hij een kleine minuut na Willem Peeters binnen en in de derde rit b, een 8,3 km lange tijdrit, werd hij achttiende op 36” van opnieuw Dirk Baert. In de eindrangschikking bleef hij 1’59” voor op Yvon Bertin en 4’12” op Guido Van Sweevelt.

    In de Tour de France behaalde hij weer niet het einde. In de 17° etappe, waar Lucien Van Impe zijn tweede Tour verloor, eindigde hij buiten tijd. Een elfde plaats in de 14° etappe was zijn beste resultaat.  Roger Rosiers zou nooit Parijs zien. Toch niet aan het eind van een Tour de France.

    Verder eindigde hij nog vierde in de Ronde van België en zesde in de Ronde van Luxemburg. Op het einde van het seizoen kondigde Luis Ocaña zijn afscheid aan. Frisol beloofde veel aan Roger, maar liet op zich wachten. Op het einde bleek er geen plaats meer te zijn voor Roger. Roger moest op zoek naar een nieuw doel, een nieuwe ploeg. Hij contacteerde zijn vroegere sportdirecteur Maurice Demuer en zo kon hij opnieuw naar Frankrijk en ging hij rijden voor het roemruchtige Peugeot.  Hij vond daar de broers Jean-Pierre en Jean-Louis Danguillaume, Gilbert Duclos-Lasalle, Jacques Esclassan, Yves Hézard, Michel Laurent, Regis Ovion, Guy Sibille en Bernard Thevenet. Veel would-be vedetten en veel ego’s. Misschien niet de ideale ploeg om naar toe te trekken. Maar er was ook een Jean-Luc Vandenbroucke en die kon de ervaring van Roger wel appreciëren. VDB zou hij later nog terug tegen komen.

    Het seizoen zelf kan kort samengevat worden. Twee kleinere overwinningen en een tweede plaats in Bordeaux-Paris op 8’02” van Monsieur Bordeaux-Paris, zijn vroegere ploegmaat bij Mann, Herman Vanspringel. Het opmerkelijke aan deze prestatie was dat Roger pas genezen was van een sleutelbeenbreuk opgelopen in Gent-Wevelgem. Een echte krachttoer.

    Het jaar er op stond Roger mee aan de wieg van een nieuwe succesvolle ploeg La Redoute. Zonder twijfel werd hij aangetrokken voor zijn vakmanschap. Hij werd dus wegkapitein zoals dat zo mooi heet.  Zestien renners waaronder Pierre Bazzo, Mariano Martinez en Bernard Vallet als voornaamsten.  Drie overwinningen behaalde de 32-jarige nog en ook een vijfde plaats in nog maar eens Bordeaux-Paris. Deze keer achter André Chalmel, op 18’30”.

    Het volgende jaar werd zijn laatste jaar. In 1980 bleef hij bij La Redoute en vormde er een Belgische kern met Ferdi Van Den Haute en de eerder genoemde Jean-Luc Vandenbroucke,  maar zijn enigste noemenswaardig resultaat was een tweede plaats in de Omloop der Grensstreek in Ledegem.

    Roger Rosiers nam afscheid van het peloton met een …… voetbalmatch. Ruim 3000 toeschouwers kwamen er op af. Daarna was er een receptie en een groot feest met o.a. Luis Ocaña en Eddy Merckx.

    Na het wielrennen diende er, zelfs voor winnaars van Parijs-Roubaix, nog gewerkt te worden. Roger had een wijnhandel, deed in sportkledij en kwam uiteindelijk terecht bij de onderhoudsproducten van Masta. Maar Roger Rosiers is altijd zijn eigen weg gegaan en zo heeft hij dan ook zijn eigen firma van onderhoudsproducten opgericht in Pulderbos, genaamd Rogo.

    En ….. hij is lid geworden van de roemruchtige Eddy Merckx-vrienden. De vele ex-ploegmaten en ex-renners die op regelmatige basis een wielertocht maken. Dit keer echter met de nodige ravitaillering na de koers.

    Roger Rosiers, een renner met enorm veel talent en wilskracht. Geen sprinter, geen tijdrijder, geen klimmer en een slechte daler, te rap content, misschien te weinig ambitie, te graag tonend dat hij sterk was.

    Roger Rosiers, 55 overwinnigen. Paris-Roubaix, Ronde van Luxemburg, Driedaagse van De Panne en talrijke toptien-plaatsen in de klassiekers. Som ze op, de renners die dit nu kunnen voorleggen.

    Mijn ode aan Roger Rosiers is veel langer uitgelopen dan ik dacht. Nog maar eens een bewijs dat wij in België in de jaren 60-70 prachtige coureurs hadden waar we nu nog enkel kunnen van dromen. Vandaar mijn boodschap aan Roger Rosiers : “Roger, mede bedankt voor de vele mooie wieleruren die jij ons geschonken hebt.”

     

    P.S. : Mevrouw Rosiers, als u daar ergens op de zolder nog een doos vindt met een BIC-truitje, of een van Peugeot, Frisol, Mann of zelfs Molteni, en ze liggen in uw weg, ik ben altijd liefhebber.

     

    G.L.

     

     

     

    15-02-2011, 21:54 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (39 Stemmen)
    Tags:Roger Rosiers
    30-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ontgoochelingen.

     

    Beste lezer, daarnet keek ik naar het Wereldkampioenschap veldrijden. En ondanks dat Zdenek Stybar een groot kampioen is en een verdiend winnaar bleef ik met een gevoel van ontgoocheling achter. Ik heb de TV dan ook maar vlug uitgezet, ik lees de commentaren morgen wel in de krant als de ontgoocheling wat weggeëbd is.

    Na een kwartiertje stelde ik mijzelf de vraag waarom ik dan wel ontgoocheld was. Sven Nys was toch mooi tweede geworden, Kevin Pauwels behaalde het brons. Dus twee Belgen op het podium waarom zou ik ontgoocheld zijn? Elke rechtgeaarde sportman weet echter dat enkel de eerste plaats telt. En die hebben we dus niet. Ik schrijf hier wel degelijk “we” omdat er nog altijd een vorm van nationalisme hoort bij zo een Wereldkampioenschap. Je land wordt als het ware afgerekend op de prestaties zoals ook bij de Olympische Spelen of het Wereldkampioenschap voetbal, u weet wel, dat spelletje dat ze sport noemen.

    Bij de junioren hebben we niks, bij de beloften hebben we niks en bij de dames haalden we nog nooit iets. En dat na jaren pure verwennerij met bijvoorbeeld in 2004 de Wereldkampioen in alle mannencategorieën, Bart Wellens bij de profs, Kevin Pauwels bij de beloften en Niels Albert bij de juniors. Om dan nog te zwijgen van de volledige podia bij de beloften in 2000 en de profs in 2002, 2003, 2004 en 2005 en ook al in 1971. Je zou door minder verwend zijn.

    Men kan de vraag stellen of het Belgische veldrijden zichzelf niet de das om doet. Er zijn 3 klassementen tijdens het seizoen, Wereldbeker, Superprestige en Gazet van Antwerpen. Plus dan nog een paar klassiekers zoals Overijse. Ook de Fidea Cyclocross Classic legt er naar aan van een soort regelmatigheidcriterium te worden. Natuurlijk het zijn beroepsrenners en het feit dat Sven Nys in 2014 “binnen” zal zijn is zijn verdienste. Maar het neemt niet weg dat onze renners de laatste jaren toch wel slaag krijgen op de Wereldkampioenschappen. Bij de profs is het nu van 2009, Niels Albert geleden dat we de Wereldkampioen in huis hadden. Bij de beloften, met dezelfde Niels Albert, van 2008 en bij de junioren van 2007 met Joeri Adams. Als we de lijn mogen doortrekken dan zijn de magere jaren zeker nog niet voorbij. Ik vrees dan we de komende jaren verder zullen moeten teren op zilver en/of brons bij de profs.

    Ligt de oorzaak alleen bij het overvolle wintermenu van de profs? Mogelijks. Nationale coaches hebben niet veel meer te zeggen aan deze mannen. Maar hoe zit het bij de jeugd? “Men” zegt dat er minder talent is. Het zou mij verwonderen. Gezien de populariteit worden er toch veel jongeren aangetrokken door het veldrijden. Wat mogelijks nefast is, is het feit dat er voor die jongeren ook klassementen zijn die er voor zorgen dat zij ook een ganse winter volop crossen. Maar dan is er Lars van der Haar die daar het tegendeel bewijst.

    Of ligt het aan de mentaliteit van onze renners. Die typisch Vlaamse mentaliteit van underdog, gebrek aan zelfvertrouwen, niet durven, kijken naar de ander. Thuis in Vlaanderen hebben ze er geen last van. Ze winnen vele wedstrijden. Maar eens ze internationaal gaan, worden hun benen bijna letterlijk afgesneden. Ze maken domme fouten, kijken de kat uit de boom, laten zich opzij drummen enz …. Wat een verschil met enkele jaren terug toen de Belgen vol vertrouwen de Wereldkampioenschappen tegemoet gingen. Dus moeten we ons de vraag stellen wat er veranderd is ten opzichte van een tiental jaar geleden. Ik laat het antwoord in het midden. Of toch, ik heb er mijn mening over. Ik denk persoonlijk dat onze “Grootmeester der Cyclocross” er voor iets tussen zat. Met alle respect voor Rudy De Bie, ik denk niet dat hij de juiste man op de juiste plaats is. Maar goed, wie ben ik om daar over te oordelen.

    Hetgeen mij terug brengt op uitgangspunt, de ontgoocheling. Ondertussen heb ik mij al afgevraagd waar mijn grootste ontgoochelingen liggen in het wegwielrennen. Het nieuwe seizoen nadert met rasse schreden en dus mag er al eens weer over het wielrennen op de weg geschreven worden.

    Ik zal hier proberen mijn topdrie weer te geven. Gevoelens van ontgoocheling zijn natuurlijk persoonlijke gevoelens en zijn gekoppeld aan een bepaalde perceptie. Wat voor de één een ontgoocheling is kan voor de ander een moment van euforie zijn. In tegenstelling tot hetgeen er misschien verwacht wordt ligt mijn topdrie niet volledig in de jaren 60-70. Laat ik beginnen met nr. 3.

    Ik probeer zo veel mogelijk boeken te lezen over het wielrennen. Mensen met een gelijkaardige passie weten dat er de laatste jaren een overaanbod van wielerboeken geweest is. Dit maakt dat, toch bij mij, een aantal boeken onderaan de stapel te lezen boeken komt te liggen. Zo ook het boek : “Leeuw Museeuw, ook dit is Johan Museeuw” van Dirk Nachtergaele en Stefan Van Laere uitgegeven door de wielerboekenuitgeverij bij uitstek, de Eecloonaar. Het boek werd uitgegeven in april 2004 bij het beëindigen van de carrière van Johan Museeuw. Ik kocht het en legde het op de stapel van te lezen boeken. Er was toen al commotie rond Johan Museeuw betreffende de wespen en de gesneden broodjes. Maar goed er werd zoveel gezegd en iedereen is onschuldig tot het tegendeel bewezen is. Uiteindelijk begon ik het boek te lezen eind 2006, begin 2007. Ik was ongeveer halfweg het boek en las de bedenkingen van Dirk Nachtergaele over Johan, de harde trainingsmethodes, de dubbele terugkeer enz ….. En toen kwam de bekentenis van Museeuw in het zog van de Tom Boonen-affaire n° 1.

    Ik heb het boek nog één keer in handen gehad, om het weg te leggen in de kast. Ik heb het nooit meer aangeraakt, bekeken of wat dan ook. Ik was zo ontgoocheld in de mens Museeuw, het jarenlang liegen, het er voor zorgen dat zijn schitterend palmares nu altijd met een korrel zout zal bekeken worden, terecht of niet terecht. Hoe was het mogelijk? Waarom? Nu nog, als ik er aan denk, kan ik het niet begrijpen.

    Ik moet toegeven, ik heb later wel het boek “Museeuw Spreekt – Van Leeuw tot Prooi” gekocht en uitgelezen. Op zoek naar de vraag waarom. Maar, tijdens het lezen van dit laatste boek was er altijd een klein stemmetje in het hoofd dat zei: “Is dit nu de waarheid of weer een leugen?”.

    Het eerste boek staat nog altijd stof te vangen in de boekenkast. Straks verhuist het naar een andere kast. Misschien dat ik het dan toch eens verder lees, alleen maar omdat Dirk Nachtergaele zo een vriendelijke man is.

    Van mijn tweede ergste ontgoocheling herinner ik mij niet zo veel meer. Ik weet gewoon dat het een zwarte dag was. Een dag vol ongeloof. Een dag waarop bepaalde zekerheden uit mijn jeugd ten onder gingen. De dag waarop dit gebeurde was 8 juli 1971. Echte wielerliefhebbers kennen deze datum wel. Elfde rit in de Tour de France van Grenoble naar Orcières-Merlette. Acht juli, een zonnige dag aan het begin van de zomervakantie. Ik was elf jaar en keek zoals elke dag naar de zwart-wit beelden van de Tour. Een Tour de France die mooi begonnen was. Eddy Merckx zou die met overwicht weer winnen. Het waren hoogdagen voor de supporters van Eddy Merckx. De Grootmeester had in het voorjaar nog maar eens Milaan-Sanremo gewonnen, de Dauphiné Libéré, Parijs-Nice, de Ronde van België, de Midi Libre en de Omloop het Volk. Alleen in Luik-Bastenaken-Luik hadden we even een schrikmoment toen Georges Pintens, hoe zou het trouwens daar nog mee zijn, een achterstand van 5 minuten goed maakte. Pintens nam Eddy dan op sleeptouw naar Luik waar Eddy het in de spurt afmaakte. Geen grootse overwinning maar kom, het was een “accident de parcours” voor de supporters.

    De Tour startte op 26 juni in Mulhouse waar Molteni direct al de proloog won. Vervolgens won Eric Leman de rit en werd Rini Wagtmans even leider. En gezien Rini voor Molteni reed was dat dus o.k. Er volgden nog ritoverwinningen van Gerben Karstens, Rini Wagtmans, Jean-Pierre Genet, Pietro Guerra, Mauro Simonetti en twee van Eric Leman. Allemaal renners waar ik het wel voor had. Ook de Grootmeester schreef er nog eentje op zijn naam. Misschien wat weinig ten opzichte van andere jaren, maar goed hij had de gele trui met 26” voorsprong op Herman Van Springel en 37” voor Roger De Vlaeminck. Niks om ons zorgen over te maken. Op 5 juli kregen we een eerste waarschuwing waar echter niemand acht op sloeg. De rit naar de Puy de Dôme werd gewonnen door Luis Ocaña en Eddy verloor 15”. Wie was echter Luis Ocaña voor een jeugdig supporter als ik. Dat was toch die Spanjaard die iedere keer zwaar viel. Die man mocht wel zijn ritje winnen. Eddy zou die in de kortste keren op grote achterstand rijden. Op 7 juli kwamen we echter in alarmfase rood. De rit naar Grenoble werd gewonnen door Bernard Thevenet, Joop Zoetemelk werd derde, Luis Ocaña werd vierde en Merckx werd slechts zevende op 1’36”. Eddy verloor zijn gele trui aan Joop Zoetemelk met Luis Ocaña op 1 seconde van het geel en Merckx als vierde op 1 minuut. Wat was er aan de hand?

    Vol hoop zat ik dus voor het TV-scherm op die fameuze achtste juli. Wat ik mij herinner van die uitzending is dat ik in het begin vol hoop en blijdschap was. Luis Ocaña op acht minuten van een groepje dat in beeld was met Eddy Merckx op kop. Eddy Merckx was dus bezig die lastige Spanjaard een lesje te leren. Tot ik besefte dat Luis Ocaña 8 minuten voorop reed. Dat kon niet waar zijn. Zo iets was onmogelijk. Ondanks de zonnige dag in juli kreeg ik het ijskoud. Eddy Merckx, mijn Eddy, was de Tour aan het verliezen. En alle renners van het achtervolgende groepje bleven gewoon in zijn wiel zitten. Niemand kwam ter hulp. Ook gele truidrager Joop Zoetemelk niet. Laf vond ik dat. Eddy Merckx zag af. De pijn en de vertwijfeling stonden te lezen op de vage zwart-witbeelden. Ik zal waarschijnlijk een aantal keer de huiskamer uitgelopen zijn want ik herinner mij niks meer van de aankomst van Eddy. Hij werd derde op 8’42” van Luis Ocaña. In het klassement kwam hij op de vijfde plaats te staan op 9’46”, vooroorlogse verschillen. Het was een complete ramp. Eddy had de Tour verloren. Dat was zeker. En ik moest het hoongelach ondergaan van de buurjongen die een fan was van Roger De Vlaeminck. Merckx was niet onklopbaar en dat was een realiteit waar ik moest leren mee leven. Hoe het verder verliep weten we allemaal. Ik zal mijn bepeinzingen ooit wel eens neerschrijven als ik het zal hebben over de topdrie van de hoop.

    En zo kom ik tot mijn grootste ontgoocheling binnen het wielrennen. Het is geen ontgoocheling in een renner of een situatie in de koers of aan de meet. Het is de ontgoocheling dat een tijdperk afgesloten werd. En ja beste lezer, ik kan er niet aan doen, het gaat weer over de Grootmeester himself. Datum van de grootste ontgoocheling aller tijden voor ondergetekende : 19 juli 1977. Plaats : Tour de France rit naar Alpe d’Huez.

    Dat de grootmeester in de laatste fase van zijn carrière zat, was geweten. Eigenlijk was de start van de laatste fase al gegeven in 1975. Eddy verloor de Tour de France door een klop in de lever, een val met een gebroken kaak tot gevolg en een cortisone Thevenet. Merckx zegt zelf dat hij die Tour nooit mocht uitgereden hebben maar dat hij het gedaan heeft voor zijn ploegmaten die anders een deel van het prijzengeld zouden verliezen. Ik denk dat alle ploegmaten van toen, met plezier dat prijzengeld hadden afgestaan indien ze hadden geweten dat Merckx met opgeven nog een paar mooie jaren zou gehad hebben. Dit terzijde, ook 1976 was een jaar met beslommeringen. De gezondheid was niet wat ze moest zijn en Molteni zat in financiële problemen. Gezien de ploegmaten van Eddy een contract hadden met hemzelf woog dit natuurlijk op Eddy. Uiteindelijk werd er na lang onderhandelen, en vrij veel toegeven van Merckx, toch een nieuwe sponsor gevonden nl. FIAT. In 1977 werd de bruine garde een blauwe garde weliswaar met een Frans tintje. Maar goed, die Fransen zouden er toch maar bij zijn voor de schone schijn.

    Het seizoen begon veelbelovend met Merckx die een paar keer won in de openingskoersen in het zuiden van Frankrijk. Maar voor de rest was het in de voorjaarsklassiekers niet veel soeps buiten een lange, maar wanhopige, vroege vlucht in de Ronde van Vlaanderen. Patrick Sercu won wel 4 ritten in de Dauphiné-Libéré en ook Kuurne-Brussel-Kuurne. Ludo Delcroix won een rit in de Ronde van Romandië en Joseph Bruyère won een rit in de Catalaanse Week. Maar goed, hoop doet leven en zolang er hoop is, is er leven. Voor elke zwakke prestatie was er wel een goede uitleg en Eddy zou wel alles recht zetten in de Tour zodat hij in schoonheid afscheid zou kunnen nemen.

    De Tour begon vrij goed met een derde plaats in de proloog op 8 seconden van het jonge geweld Didi Thurau en 4 seconden na Gerrie Knetemann. Na de zesde rit stond Eddy Merckx tweede in het klassement op 58” van Thurau. Hij had 50” verloren op Thurau in de tijdrit maar was toch nog altijd de beste van de favorieten. Rit 7a wordt gewonnen door ploegmaat Patrick Sercu en de ploegentijdrit 7b wordt door FIAT gewonnen met 28” voor het Ti-Raleigh van Thurau. Maar door het reglement wordt er enkel bonificatie toegediend en nadert Merckx slechts tot 51”. Patrick Sercu wint nog rit 12 en 13a en mijn hoop op een glansprestatie van Eddy Merckx blijft leven.

    Tijdens de klimtijdrit naar Avoriaz moet Eddy 1’16” toegeven op Thevenet en zakt hij een plaatsje in het klassement. Hij wordt derde op 25” van Thevenet. Ik kan er mee leven. Merckx wordt al wat ouder en cortisone Thevenet zal wel een slechte dag krijgen. Eddy wint gegarandeerd deze Tour. De volgende dag verliest Eddy echter 2’37” op Thurau, Thevenet en tutti quanti. Hij wordt zevende op 3’02” van Thevenet. Er begint zich een kiem van bezorgdheid meester te maken van mijn brein. Wat is er aan de hand? Toch niet weer de situatie van 1971.

    En dan komt die fameuze 17° etappe naar Alpe d’Huez. Merckx is ziek, Merckx ziet af, Merckx moet lossen, Merckx verliest één minuut, twee minuten. Het gezicht van de Grootmeester is vertrokken. Happend naar lucht, het zweet en water neerdruipend op zijn fiets. Zwoegend, pijn lijdend. Het is een afschuwelijk zicht. Ik kon het niet meer aanzien. Ik ben naar boven gelopen naar mijn kamer, terug gekeerd hopend op een mirakel, weer naar buiten gerend, opnieuw naar de TV gekeken, weer naar boven en naar buiten en finaal het toestel uitgezet. Het was het einde van een Grootmeester. Het was het einde van een era. Het was over, uit, finito, gedaan. Merckx zou de Tour nooit meer winnen dat besefte ik toen al. Merckx zou geen grootse daden meer doen. Gedaan met de blauwe garde, gedaan met de Jossen.

    Heb ik nog verder gekeken naar die Tour. Ik weet het niet meer. Ik was groggy. Heb ik geweten dat Eddy 20° werd op 13’51”? Ik weet het niet meer. Heb ik geweten dat Eddy nog derde eindigde in de volgende rit? Ik denk het niet. Hoe hij dat voor mekaar gekregen heeft om na zo een debacle opnieuw bijna drie en een halve minuut terug te pakken op het peloton is verbazingwekkend. Wat een strijdershart. En eigenlijk moest hij die rit gewonnen hebben want de eerste twee, Agostinho en Menendez werden gedeclasseerd. Ik herinner er mij niks van. Ik was gewoonweg van de wereld. Pas vele jaren later heb ik beseft dat Eddy uiteindelijk nog 6° werd in die Tour op 12’38”.

    En om te bewijzen dat de ontgoocheling nog niet verteerd is. Zonder die fameuze rit naar Alpe d’Huez waar hij 13’51” verloor had Eddy Merckx de Tour de France gewonnen met 1’13”. Voila !

    Zoals ik eerder al schreef, beste lezer, zijn dit persoonlijke gevoelens en indrukken. Ik kan op die manier ook een topdrie van hoop, verdriet, spanning, vrolijkheid en memorabele momenten opstellen. Maar dat zal voor een andere keer zijn.

     

     

    G.L.

    30-01-2011, 18:16 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    24-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwe tekst op de blog
    Beste lezers,



    Ik kreeg de vraag hoe men kon weten dat er nieuw verhaal op de blog verscheen. Iedere dag eens kijken geraakt vergeten en voor men het weet kijkt men niet meer.
    Vandaar dat ik voorstel dat iedereen die op de hoogte wenst te blijven van nieuwe verhalen/teksten/bedenkingen, gewoon een mailtje stuurt. Ik plaats je mailadres dan gewoon in een verzendingslijst en iedere keer dat er iets nieuws op de blog komt verwittig ik jou.



    G.L.

    24-01-2011, 14:25 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Pettersson broers

    Het moet een prachtig zicht geweest zijn. Vier renners op een rij, in volle inspanning, gestroomlijnd over de weg fietsend. Vier renners en ook vier broers. Allen gekleed in de mooie blauwe truien met twee horizontale gele strepen, de trui van Zweden. Gösta, Sture, Erik en Tomas Pettersson met twee t’s en twee s-en. De Zweedse hardrijders uit de jaren 60 en 70.

    Een beetje wielerkenner kent de namen nog. Zeker Gösta Pettersson kent men wel. Misschien ook nog wel Tomas, maar Sture en Erik zijn al heel wat minder bekend.

    Als in een echte ploegtijdrit hebben ze ook hun profcarrière op elkaar afgestemd. Ze werden alle vier prof in 1970 bij Ferretti. Eind 1971 haakte Erik al af, een jaar later was het de beurt aan Sture, nog eens een jaar later Tomas en Gösta hield het vol tot in 1974.

    Maar wat weten we van deze Zweden. Ja, ze kwamen uit Zweden en Gösta was geen onaardig renner en werden ze geen wereldkampioen tijdrijden? Hoe zat het trouwens met de Olympische Spelen? Werden ze ooit Olympisch kampioen?


    De wielergeschiedenis van de Petterssonbrothers begon in 1961.

    De oudste van het viertal, Gösta (°23/11/1940 Alingsås, Västra Götaland, Zweden) werd 1e in het Nordisk Mesterskab (Noords Kampioenschap, een kampioenschap tussen Noorwegen, Zweden, Denemarken en Finland), ploegentijdrit op de weg voor amateurs, samen met Sune Hansson, Herbert Dahlbom, Oswald Johansson.

    In datzelfde jaar werd hij ook tweede in de 10e rit van de eerste Tour de l’Avenir, toen nog voor amateurs. Hij maakte deel uit van een Scandinavische ploeg met 3 Denen, 3 Zweden, 1 Noor en 1 Deen. In die rit werd hij geklopt door Bruno Fantinato. In de laatste rit werd hij nog eens vierde en in de eindstand werd hij 21e op 25’55” van Guido De Rosso.

    In 1962 was hij tweede in het Nationaal Kampioenschap op de weg en eerste in het Nationaal Kampioenschap, tijdrijden op de weg. In het Nordisk Mesterskab, ploegentijdrit op de weg voor amateurs won hij opnieuw, nu samen met Owe Adamsson, Paul (Palle) Munther en Sune Hansson. Het tijdrijden zat hem duidelijk in het bloed en de genen.

    In 1963 kwamen ook Sture (°30/09/1942 Kullings, Östergötland, Zweden) en Erik (°04/04/1944 Kullings, Östergötland, Zweden) er bij.




    Had Gösta hen overhaald? Sprak hij met zoveel enthousiasme over het tijdrijden? Gezien de Zweedse traditie van stilzwijgende noorderlingen is dit eerder twijfelachtig. Waarschijnlijk zat het hem gewoon, zoals hierboven reeds aangehaald, in de genen. Waren mama en papa Pettersson misschien ook wielerfanaten? Ik heb er niks over terug gevonden, maar het kan natuurlijk.

    Gösta won in 1963 twee etappes in rittenwedstrijden, werd opnieuw Nationaal Kampioen tijdrijden op de weg en ook Nationaal Kampioen Ploegenklassement tijdrijden op de weg, met Sture en Erik Pettersson. De eerste kiem van een succesvol viertal werd gelegd.

    Voor het Nordisk Mesterskab, ploegentijdrit op de weg viel de jonge Erik Pettersson nog te licht uit. Zweden won toch met Gösta, Stig Blom, Bengt Lager en Sture Pettersson. Erik had echter wel het individuele Nordisk Mesterskab gewonnen.

    De successen werkten aanstekelijk binnen de familie. Want de vierde Pettersson, Tomas (°15/06/1947 Vårgårda, Västra Götaland, Zweden) begon er ook aan nadat hij het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden op de weg voor junioren gewonnen had met Hans Knutsson en Lennart Johansson.

     

    Gösta zelf maakte er een mooi 1964 van. Hij won de Ronde van Tunesië, veroverde brons in het Nationaal Kampioenschap op de weg, goud in het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg en goud in het Nationaal Kampioen Ploegenklassement tijdrijden op de weg met Sture en Erik Pettersson.

    Erik werd dan nog derde in het individuele Nordisk Mesterskab op de weg.

    Gösta steekt zijn neus aan het venster in het internationaal amateurpeloton door brons te veroveren op het Wereldkampioenschap op de weg in Sallanches na Eddy Merckx en Willy Planckaert, ook al een gezant van een roemruchtige wielerfamilie.

    Tijdens de Olympische Spelen in Tokyo behaalden de Zweden (Gösta, Sture, Erik en Sven Helge) brons na Nederland (Dolman, Karstens, Pieterse en Zoet) en Italië (Andreoli, Dalla Bona, Guerra en Manza). In de rit in lijn, gewonnen door de Italiaan Zanin, werd Gösta zevende, Erik elfde en Sture 52e.

    De prestaties kenden dus een stijgende curve en de aanwezigheid van Sture en Erik bleek een aanzet te zijn tot het vormen van een geoliede tijdritmachine. Het was nu enkel nog wachten tot Tomas iets ouder en sterker was om de successen te kunnen oogsten.

    In 1965 zijn er weinig opmerkelijke resultaten te vinden van Gösta. Was hij gekwetst? Was hij ziek? Moest hij recupereren? Of was er zoiets als een militaire dienst in Zweden? In 1965 zijn enkel de drie anderen terug te vinden in de tijdrituitslagen.

    Nochtans reed Gösta samen met Sture mee in de Tour de l’Avenir in een Zweeds-Deense ploeg van 4 Denen en 4 Zweden. Gösta werd zesde in de laatste etappe en eindigde als 16e op 14’46” van Mariano Diaz. Sture werd achtste in de 9e etappe en eindigde als 64e op 52’49”.

    Sture won verder nog het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg,  het Nationaal Kampioenschap Estafette op de weg met Tomas en Erik, het Nationaal Kampioenschap tijdrijden Ploegenklassement op de weg met Jan-Åke Ek en Erik. Hij werd verder ook nog 2e in Nationaal Kampioenschap op de weg.

    Tomas, nog altijd junior, won het Nationaal Kampioenschap op de weg en het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg.

    Vanaf 1966 kwam Gösta weer volop op het voorplan. Hij won het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg, het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden op de weg met Tomas en Erik, het Nationaal Kampioenschap Ploegentijdrit op de weg met Sture en Erik. En het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en Sture. Dit was de eerste grote zege van het Zweedse broederviertal.

    Tomas werd nog 2e en Gösta 3e in het Nordisk Mesterskab op de weg.

    In 1967 wordt er volop voorbereid naar het belangrijke Olympische jaar 1968. Gösta wint een etappe en de Zesdaagse rittenkoers van Zweden. Erik wint de eerste en tweede etappe. Gösta wordt tweede in de Ronde van Berlijn en wint de Ronde van Marokko, Erik wordt derde. Qua tijdrijden zijn de broers zo goed als onverslaanbaar. Gösta wordt Nationaal Kampioen tijdrijden op de weg. Hij wint het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement op de weg met Erik en Tomas, het Nationaal Kampioenschap Ploegentijdrit op de weg met Sture en Erik en het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en Sture.

    Erik wordt Nationaal Kampioen op de weg en 3e in het Nordisk Mesterskab op de weg.

    Op het Wereldkampioenschap winnen de vier broers de 100 km ploegentijdrit voor Denemarken (Blaudzun, Hansen, Mortensen en Pedersen) en Italië (Bosisio, Pigato, Marcelli, Martini). De eerste wereldtitel is binnen. Mama Pettersson mag WK-truien beginnen wassen.

    In het belangrijke jaar 1968 lopen de broers waarschijnlijk hun grootste ontgoocheling van hun carrière op.

    Nochtans zet het jaar goed in. Gösta wint etappe 1a, 1b (Tomas is tweede) en 8 van de Milk Race en het eindklassement. Sture wordt 2e in rit 9, Tomas 2e in rit 2, 3e in rit 8 en wint de 14e rit.  Gösta is tweede in het Nationaal Kampioenschap op de weg, wint het Nationaal Kampioenschap Ploegentijdrit op de weg met Sture en Erik en het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en Sture.

    Erik wint het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden op de weg, met Tomas en Jan-Åke Ek. Tomas wint het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg en het Nordisk Mesterskab op de weg.

    Op de Olympische Spelen echter lopen ze het goud mis. Ze behalen zilver op de Ploegentijdrit, na Nederland (Den Hertog, Pijnen, Zoetemelk, Krekels) en voor Italië (Bramucci, Marcelli, Simonetti, Vianelli). En Gösta wordt derde in de Olympisch rit op de weg na Pierfranco Vianelli en Leif Mortensen. Tomas wordt 7e en Erik wordt er 35e.

    De broers nemen echter wraak op de wereldkampioenschappen. Gösta, Erik en Tomas samen met Josef Ripfel worden derde in het Wereldkampioenschap Ploegenachtervolging op de baan na Italië (Chemello, Bosisio, Morbiato, Roncaglia) en Argentinië (Alvarez Seidanes, Alves Gordon, Contreras Vasquez, Merlos Toledo).

    Op de weg wordt het viertal voor de tweede keer Wereldkampioen in de  100 km ploegentijdrit. Ze verslaan Zwitserland (Hubschmid, Thalmann, Bürki, Spahn) en Italië (Marcelli, Bramucci, Pigato, Martini). Niettemin zal het verlies van de gouden Olympische medaille een wrange nasmaak gegeven hebben. Erik wordt dan nog 3e in het Wereldkampioenschap op de weg na Vittorio Marcelli en Luis Carlos Flores.

    Vanaf 1969 wordt toch zeker Gösta te sterk voor de amateurscategorie. Hij is dan ook al 29 jaar oud.

    Hij wint opnieuw de Zesdaagse rittenkoers van Zweden met ook 1 etappeoverwinning. Hij wordt Nationaal Kampioen op de weg en in het tijdrijden. Hij wint het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden met Tomas en Jan-Åke Ek, het Nationaal Kampioenschap op de weg Ploegentijdrit met Erik en Tomas en het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en Sture. Erik won ook nog het Nordisk Mesterskab op de weg.

    Ook in de rittenwedstrijden komt Gösta sterk voor de dag. De Zweedse ploeg start in de Tour de l’Avenir met de vier broers. Gösta wint de proloog en wordt met de Zweedse ploeg 4° in rit 1b zodat hij even de gele trui mag aantrekken. Die verliest hij ’s anderendaags echter alweer aan Duchemin. Gösta wordt nog vijfde in de 5e rit, vierde in de rit 6b, zevende in rit 9 en vijfde in rit 10a. Sture wordt derde in rit 5 en achtste in rit 10a. Erik wordt vijfde in rit 3 en Tomas wint rit 6a.

    Gösta wordt derde in het eindklassement op 6’40” van Zoetemelk en hij wordt derde in het bergklassement. Sture wordt 20e in het eindklassement op 15’26” en vijfde in het puntenklassement. De Pettersson-broers gaan dus met nogal wat prijzengeld naar Zweden terug.

    Op het Wereldkampioenschap is het voor de derde maal prijs in de 100 km ploegentijdrit. Ze winnen voor Denemarken (Frey, Hansen, Lund, Mortensen) en Zwitserland (Hubschmid, Thalmann, Bürki, Fuchs).

    Het was voor de Pettersson’s genoeg geweest bij de amateurs. Wat moest en kon gewonnen worden was gewonnen met uitzondering van een Olympische titel. Het Italiaanse merk Ferretti zag wel iets in hen en nam ze alle 4 in de ploeg op.

    Gösta startte direct veelbelovend met overwinningen in rit 4b en het eindklassement van de Ronde van Romandië, voor Davide Boifava en Joop Zoetemelk, en de Coppa Sabatini. Verder een 6e plaats op 9’20” van Eddy Merckx in het eindklassement van de Giro d'Italia, met drie toptien plaatsen, een 3e plaats in het eindklassement van de Tour de France op 15’54” van Eddy Merckx en na  Joop Zoetemelk. Hij behaalde verder in de Tour acht toptien uitslagen. Tomas haalde vijf toptien uitslagen en eindigde 36e op 1h13’28”.

    Gösta samen met Tomas won aan het einde van het seizoen de Trofeo Baracchi voor de duo’s Ritter-Mortensen, toch ook geen smurfen en Vanspringel-Willy In ‘tVen.

    Tussen de grote jongens waren de resultaten voor de drie andere broers toch iets minder. Tomas had wel een tweede plaats versierd in rit 20b van de Tour de France, een 8,1 km lange tijdrit, op 12” van Eddy Merckx. Gösta werd 8e op 18”. Tomas haalde ook nog 2 tweede en 2 derde plaatsen in andere wedstrijden. Sture reed één toptien plaats in de Giro en eindigde als 77e op 2h10’06”. Op het Wereldkampioenschap werd Sture 30e, Gösta 31e, Tomas 42e en Erik 62e.

    In 1971 reden ze nog alle vier bij Ferretti. Gösta kwam tot volle ontbolstering. Hij won de Giro dell'Appennino en in Vigolo Marchese. Hij werd samen met Tomas tweede in de Trofeo Baracchi na het duo Ocaña-Mortensen. Hij werd eveneens tweede in de Ronde van Sardinië, na Merckx, de Catalaanse Week, na Raymond Poulidor, Paris-Nice, na Merckx en derde in Milaan-Sanremo, na Merckx en Gimondi. Maar zijn hoogtepunt, en ook dat van zijn carrière, vierde hij in de Giro d’Italia. Gösta behaalde zes toptien plaatsen en veroverde de roze trui aan het eind van de 18e rit en behield die tot het einde. Herman Vanspringel werd nog maar eens tweede in een grote rittenwedstrijd en eindigde op 2’04” en Ugo Colombo werd derde op 2’35”. In diezelfde Giro behaalde Erik, terug boven water gekomen, drie toptien plaatsen en Sture, die 51e werd op 1h45’54”, twee toptien plaatsen.

    In de Tour de France behaalde Ferretti een tweede plaats in de proloog. Verder behaalde Gösta vier toptien plaatsen en Tomas twee toptien plaatsen. Beiden bereikten echter Parijs niet.

    Tomas behaalde een overwinning in rit 5b van de ronde van Romandië en enkele ereplaatsen in ééndagswedstrijden. Erik had enkel een uitschieter met een tweede plaats in Vigolo Marchese, na Gösta, en een derde plaats in de 10e etappe van de Giro.

    Op het Wereldkampioenschap werd Tomas 12e, Erik 28e, Gösta 23e en Sture gaf op.

    Het seizoen 1972 startte zonder Erik. Nochtans was hij na een eerste minder jaar, in 1971 weer boven water gekomen en was het eerder Sture die in 1971 ondermaats gebleven was.

    De overgebleven broers reden nog altijd voor Ferretti. Gösta haalde nog een 2e plaats in het eindklassement van de Giro di Puglia waar Tomas derde werd. Gösta won de 7e etappe in de Giro voor Eddy Merckx. Hij haalde verder nog 3 toptien plaatsen in die Giro die hij als zesde beëindigde op 13’09” van Eddy Merckx. Tomas werd in diezelfde Giro 41e op 1h03’06”. Gösta en Tomas werden derde in de Trofeo Baracchi na Merckx-Swerts en Gimondi-Boifava.

    Op zich deed Tomas het dat jaar waarschijnlijk zelfs beter dan Gösta. Hij werd derde in de Coppa Agostoni, in Cotignola en in de Giro del Lazio. Hij won tevens de 1e en 5e etappe van de Tirreno – Adriatico en werd derde in het eindklassement.

    De Tour de France werd niet gereden door Ferretti en in het Wereldkampioenschap werd Gösta 36e en gaven Sture en Tomas op.

    Er zat duidelijk verval op de prestaties van de Petterson’s. Misschien dat Tomas eigenlijk nog het best stand hield, Gösta teerde duidelijk op zijn prestaties van de eerste twee jaren. Voor Sture was het duidelijk geworden en hij ging de fiets aan de wilgen. De twee over gebleven Pettersson’s verkasten naar Scic.

    Gösta werd aan het begin van het seizoen 3e in het eindklassement van de Tirreno – Adriatico. Hij reed één toptien plaats in de Ronde van Romandië en werd 8e in het eindklassement. Hij deed voor het eerst mee in de Ronde van Zwitserland, won er de 8e etappe b en werd 7e in het eindklassement op 7’53” van Fuente. Hij reed er nog een toptien plaats en Tomas gaf er op. Hij werd 3e in het eindklassement van de Giro di Sardegna en eindigde 2e met Boifava in de Trofeo Baracchi na Gimondi-Rodriguez. In de Giro d’Italia reed hij drie toptien plaatsen en werd uiteindelijk 13e op 34’42” van Eddy Merckx. In het Wereldkampioenschap gaven zowel Gösta als Tomas op.

    Op het einde van het seizoen had Tomas het ook begrepen. De prestaties van 1972 had hij niet kunnen verder zetten, in tegendeel zelfs, hij presteerde zo goed als niks.

    Gösta bleef alleen over en veranderde nog eens van ploeg. Hij zou zijn laatste jaar rijden bij Magniflex. Gezien zijn leeftijd, 34 jaar, mag gesteld worden dat hij in schoonheid afscheid nam.

    Bij zijn tweede deelname in de Ronde van Zwitserland behaalde hij zes toptien klasseringen en werd hij 2e op 58” van Eddy Merckx. In de Giro d’Italia behaalde hij drie toptien noteringen en werd hij uiteindelijk 10e op 17’08” van Eddy Merckx. Op het Wereldkampionschap werd hij nog 17e en in de Trofeo Baracchi behaalde hij met Rodriguez een tweede plaats na Moser-Schuiten.

     

     

    Na afloop van hun carrière hebben drie van de vier broers gekozen voor een andere familienaam. De familienaam Pettersson (ook soms Petersson) werd te veel verspreid van uit Zweden over de hele wereld. Daarom konden de dragers van deze familienaam van homoniem veranderen en een andere identiteitskaart vragen in Zweden. Dit gebeurde toen de broers ruzie hadden. Wat de reden van de ruzie was kon ik niet achterhalen.

    Erik, Tomas en Sture heetten vanaf den Fåglum, naar de naam van de club waarbij ze debuteerden. Op het toppunt van hun glorie spraken de Zweden al van de " Fåglum brothers". Alleen Gösta behield zijn oorspronkelijke achternaam.

    Gösta was een regelmatig renner. Hoewel hij zelden een wedstrijd wist te winnen, zat hij altijd mee in de goede ontsnapping. Hij had echter altijd een defensieve houding die niet in de smaak viel van het grote publiek. Hij had een ietwat bescheiden persoonlijkheid, en misschien daardoor is er nooit echt uitgekomen wat hij allemaal in zich had. Tomas had misschien evenveel talent als Gösta. Maar misschien lag hij als de jongste teveel onder de plak van Gösta en de andere broers. Erik was te onregelmatig om echt door te dringen bij de beroepsrenners en Sture was de minste van de vier. Hij verliet het viertal ook als eerste voor goed want hij overleed op 26 juni 1983 ergens in Noorwegen.

    Samen wonnen de Pettersson’s 13 wedstrijden bij de profs (Gösta negen en Tomas vier). Ze werden 3 keer wereldkampioen bij de amateurs hetgeen dus 12 WK-truien betekent voor één familie.

    24-01-2011, 00:00 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (17 Stemmen)
    22-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Open brief aan ……. Hubert Hutsebaut.

    Open brief aan ……. Hubert Hutsebaut.

     

     

    Hubert wie? Ik denk dat dit de spontane reactie zal zijn van veel jongere wielerliefhebbers. De ouderen onder ons zullen de naam wel herkennen hoop ik. De echte wielerliefhebbers toch zeker.

    Hubert (voor de Nederlanders onder ons, Hubèr uitgesproken en niet Huubert of zo iets) is nochtans een waar begrip in het wielrennen. Was Hubert een groot renner? Neen natuurlijk niet zullen de meesten antwoorden. Ikzelf ga daar echter niet mee akkoord. Hubert heeft oinderdaad op het eerste zicht een zeer bescheiden palmares. Zeven overwinningen bij de profs. Dat zijn er natuurlijk nog altijd veel meer dan Jürgen Van Goolen en Jürgen Van Den Broeck. Maar als u even verder leest, beste lezer, dan zal u zien dat u het verkeerd voor hebt. Hubert Hutsebaut is een icoon in het wielrennen.

    Wat maakt Hubert dan zo speciaal? Wel met Hubert werd een beetje gelachen in het peloton. Hij was de pineut, de sukkel, degene die gepest werd. Ook de wielersupporters lachten met hem. Want jammer genoeg had Hubert zijn voorkomen niet mee. De moeders van alle wielerliefhebbers hadden hen nochtans altijd gezegd dat je niemand mag uitlachen om zijn uiterlijk. Maar ja, die moeders kwamen niet mee naar de koers en na 12 pinten, dan denkt de modale wielersupporter niet meer aan zijn moeder. En dus werd er gelachen met Hubert. Onterecht. En indien Hubert dit nu leest, dan komen er waarschijnlijk pijnlijke herinneringen naar boven. Lees echter verder Hubert. Wie laatst lacht best lacht.

    Hubert droeg een bril. En met brillendragers werd toen nog al eens gelachen. Ik kan het weten, ik droeg er vroeger ook een, vandaar misschien mijn sympathie voor Hubert. Gelukkig droeg ik niet zo een sterke glazen zoals Hubert want die waren van het formaat confituurpotbodems. Zo van die glazen die er voor zorgden dat je met grote verbaasde ogen de wereld inkeek. Nochtans er waren nog renners met een bril vroeger. Je had Jean Bobet maar die moest wel een bril dragen want die had universitaire studies gedaan en studenten die droegen nu eenmaal een bril. Je had Jan Janssen maar die had dan weer het wereldkampioenschap gewonnen, de groene trui in de Tour en net voordat Hubert prof werd de gele trui. Je had later Theo Verschueren maar die werd ook wereldkampioen. Hubert werd nooit wereldkampioen.

    Misschien droomde Hubert er vroeger wel van om wereldkampioen te worden of de Tour de France te winnen. Misschien lag kleine Hubert uit Lendelede ’s avonds in bed en overwon hij in gedachten de Tourmalet en de Aubisque en reed hij triomferend in WK-trui Parijs binnen. Misschien. Wie zal het zeggen.

    Hubert was ook een stille jongen die vlug zijn plaats kende in het peloton. Hij besefte waarschijnlijk vrij vlug dat hij niet in de wieg gelegd was om een groot renner te worden zoals Merckx, De Vlaeminck, Godefroot enz... Hij borg dan ook zijn dromen veilig op. En de stille jongen met de confituur-glazen bril werd het mikpunt van spot binnen het peloton.

    Nochtans, Hubert was niet te onderschatten. Hij werd prof op 26 augustus 1968 bij flandria-De Clerck. Hoe en waarom, daar heb ik niks kunnen over terug vinden. Misschien op voorspraak van de lokale flandria-velomaker van Lendelede, zo ging dat toen in die tijd bij flandria.

    Op 11 juli 1969, nog steeds bij flandria-De Clerck-Krüger behaalde hij zijn eerste overwinning bij de profs in Gistel voor Raf Van Bruwaene en Christian Callens. Die overwinning zal natuurlijk verloren gegaan zijn in de feestroes waarin België toen leefde door de krachttoeren van een Eddy Merckx in de Tour de France en de overwinning van Guido Reybrouck die dag. De 0 was dus vrij vlug van zijn palmares weggeveegd. Hubert kon winnen als het moest. Hij was er trouwens al eens dicht bij geweest op 28 juni in de Omloop van het Houtland waar hij in de sprint geklopt werd door Noël Van Tyghem. Iets wat Jempi Monseré in 1970 ook overkwam in het Kampioenschap van Vlaanderen. Maar toen rook men een sterke geur van verbrand rubber natuurlijk.

    Ook in 1970 reed Hubert nog voor flandria-Mars. De maand juli was blijkbaar zijn maand. Op 22 juli won hij namelijk in Dentergem voor Romain Furniere (op 10”) en Walter Planckaert (op 1’35”). Op 2 september werd hij nog tweede op 20 “ van Julien Van Lint in de Grote Stadsprijs van Geraardsbergen en op 8 september werd hij tweede, geklopt in de sprint door Etienne Sonck in Izegem. U ziet beste lezer, er zat een gestage vooruitgang in de prestaties van Hubert.

    Wat is er dan misgegaan eind 1970? Het contract van Hubert bij flandria werd niet verlengd en Hubert moest op zoek naar een nieuwe ploeg. Was men binnen flandria bang voor de mogelijkheden van Hubert? Heeft de Grootmeester Hubert over het hoofd gezien voor zijn bruine garde? Hadden noch Roger De Vlaeminck, Walter Godefroot, Frans Verbeeck e.a. het vermogen de ontluikende talenten van Hubert te ontdekken? Het zal waarschijnlijk een van de vele wielermysteries blijven. In elk geval Hubert kwam terecht bij het zeer bescheiden Goldor. Hij werd ploegmaat van Richard Bukacki, Frans Melckenbeeck, Walter en Willy Planckaert, Bernard Van de Kerckhove en Robert Van Lancker. Mogelijks werd hij ook bierhandelaar, ik weet het niet. Het was in elk geval zo dat veel renners van Goldor ook het bier moesten verdelen.

    Was Hubert in zijn wiek geschoten? Op zijn teen getrapt? In zijn eer gekrenkt? Waarschijnlijk wel. En dat kwam tot uiting in zijn uitslagen. Hubert won dat jaar niet minder dan 3 wedstrijden. Eddy Merckx won er dat jaar weliswaar 53 maar die is dan ook Grootmeester, maar drie is evenveel als Willy Van Neste, Daniel Vanryckeghem, Noël Van Tyghem, Rini Wagtmans ……

    Hubert begon er vroeg aan dat jaar. Op 3 mei won hij de 4° rit van de Ronde van Spanje. Hij reed het complete peloton op maar eventjes 9 minuten en 50” en zag zijn overwinning als een dankbetuiging ten opzichte van zijn overgebleven ploegmakkers, zijn nieuwe ploeg en als revanche ten op zichte van Brik Schotte en het flandria-team. Cyrille Guimard werd tweede. Was hij te diep gegaan in zijn krachtenarsenaal? Redeneerde hij dat er niets meer in zat in de Vuelta? In elk geval wordt hij nog vermeld in het ritverslag van de Vuelta van 12 mei. Waarschijnlijk gaf hij die avond op en keerde hij terug naar België. Maar de vorm was er want op 13 mei won hij in Assebroek. Hij versloeg er Eric Raes en William Bilsland in de sprint. Je moet het maar doen. Thuiskomen van Spanje en direct een wedstrijd winnen. Op 12 september won hij in nog een koers in lijn in Heule. Herman Vrijders en Daniel Vanryckeghem strandden op 3 seconden. Op 8 augustus was hij in een andere koers in lijn in Lede nog derde geworden na Willy Planckaert en Daniel Vanryckeghem.

    Hubert kon het jaar 1971 met een zoet smaak van wraak ten opzichte van flandria afsluiten. Het was zijn beste jaar tot nog toe geweest en, wat hij niet wist, het beste moest nog komen.

    In 1972 bleef Hubert bij Goldor dat als extra sponsor IJsboerke had aangetrokken. Had hij door de successen van 1971 extra getraind tijdens de winter? Zich extra verzorgd? Enkel Hubert zelf kan het ons zeggen. In elk geval was hij tegen de traditie in zeer vroeg in optimale vorm. Hij begon in de maand maart met een 40° plaats in de Omloop het Volk en ’s anderendaags had hij al een 10° plaats te pakken in Kuurne-Brussel-Kuurne. De benen voelden goed aan en Hubert wist het. Vervolgens kwam zijn glorieperiode. Sommige mensen dromen van ooit eens 5 minuten wereldberoemd te zijn. Wel Hubert werd 5 dagen wereldberoemd. Het begon op 25 maart en eindigde op 29 maart. Op 25 maart werd de E3-prijs te Harelbeke verreden. Het wedstrijdverhaal kan kort samengevat worden. Na de Hoppeberg kwamen de volgende renners voorop : Merckx, Godefroot, Verbeeck, Van Tyghem, Dierickx, Rosiers, De Witte en Van De Vijver. Eén duo reed er nog naar toe. Hubert Hutsebaut met in het wiel Wilfried David, de ploegmaat van Walter Godefroot.

    Op het Vossenhol demarreert Walter Godefroot weg. Misschien niet verstandig voor zo een sterke spurter maar misschien voelde Walter zich wel beresterk. Hubert ging in de achtervolging samen met Eddy Merckx. Op 5 km van de aankomst kwamen ze bij Walter Godefroot. Het drietal stevende op een sprint af. Merckx begon op kop met Godefroot in het wiel. Toen Eddy 100 m voor de aankomst naar links keek, zag hij dat Godefroot zijn krachtinspanning van op het Vossenhol had moeten bekopen en het wiel had gelost. Eddy, zeker van de overwinning zette zijn inspanning niet door en werd daardoor op 5 meter van de streep rechts voorbij gejumpt door Hubert.

    Uit het wedstrijdverslag kan worden afgeleid dat Hubert die dag gewoonweg de sterkste was en dus een verdiende winnaar.

    Vier dagen later was er dan de Elfstedenronde. In de voorbeschouwingen in de kranten stond er onder andere dat o.a. Godefroot het zich niet kon permitteren nog eens geklopt te worden door Hutsebaut of een van diens soortgenoten. Soortgenoten? Hallo! Was Hubert Hutsebaut een soort minderwaardige renner misschien? Had hij geen recht de E3-prijs te winnen? Hij was toch de sterkste en misschien wel de slimste geweest.

    De wedstrijd kan als volgt samengevat worden. Godefroot, Reybrouck, Verbeeck, David, De Muynck, Van Olmen, Marcel Omloop, Roger Jochmans, Willy Van Neste en Hubert stevenen op de aankomststreep af. Op 700 m van de streep is er een scherpe bocht naar rechts. Een agent doet de renners twijfelen en sommigen zetten voet aan grond. Enkel de twee laatste van het groepje, Willy Van Neste en Hubert zien de vergissing van de renners en kiezen het juiste parcours. Hubert plaatst een krachtige jump en wint voor Willy Van Neste en de teruggekeerde Guido Reybrouck.

    U kan zich, beste lezer, de taferelen aan de aankomst voorstellen. Geroep en getier, gevloek en gescheld. Maar …… elke renner wordt geacht het parcours van de wedstrijd te kennen. En het jaar ervoor in dezelfde Elfstedenronde, was er iets gelijkaardigs gebeurd. Toen reden er 4 renners voorop en reed er één de verkeerde kant op. U raadt het al, het was Hubert. Met recht kon hij nu verkondigen dat een ezel zich nooit tweemaal aan dezelfde steen stoot.

    Vier dagen en 2 grote overwinningen voor Hubert. Men zou denken dat zijn carrière nu wel definitief gelanceerd zou zijn. Hubert was nog maar 24 jaar oud. In de fleur van zijn leven en zijn sportloopbaan. De sportdirecteurs zouden nu toch wel zijn deur plat lopen om hem in 1973 in de ploeg te krijgen. Helaas. Wat is er gebeurd met Hubert? Hij reed nog alle voorjaarskoersen. Hij startte ook nog in de Vuelta, hij komt voor in de najaarskoersen. Maar verder is er niks terug te vinden over een ploeg voor 1973. Wat is er gebeurd Hubert? Hebben ze het je niet vergeven dat je tweemaal won. Er was toch niks af te dingen op je overwinningen.

    Was het misschien omdat je de “looks” niet had en dat je, zoals ik ergens gelezen heb, soms je benen niet schoor. En dan? Bernard Hinault heeft het in elk geval opgemerkt en heeft je gekopieerd om op die manier Paris-Roubaix te winnen. Dus als zo een grote kampioen dat mag, waarom jij niet?

    Of had je je buik vol van het wereldje. Misschien was je ondertussen wel getrouwd, ik weet het niet. Was er een kindje in aantocht en moest er voldoende brood op de plank komen. Kreeg je een andere job aangeboden. Een die minder fysieke inspanningen vergde. Alhoewel ik er zeker van ben dat jij nooit een man was die om een extra inspanning verlegen zat.

    Of was je gewoon een groot kampioen die afscheid nam op zijn hoogtepunt. Laat het ons daar bij houden Hubert. En laat mij van jou een voorbeeld maken voor de vele renners die nu aan het begin van het seizoen staan en denken dat ze de grote kampioenen of would-be kampioenen niet kunnen verslaan. Laat hen een Hutsebautje of Huberke doen. Laat ons deze nieuwe term invoeren in het wielrennen zodat de “mindere” renners iets hebben om naar uit te kijken.

    Kortom, voor mij ben jij, Hubert Hutsebaut, een kampioen. Weliswaar met een kleine k want anders zou ik mijn indeling die ik hier ergens anders op de blog gezet heb verloochenen. Maar je bent een naam in het wielrennen. Ere wie ere toekomt. Hubert Hutsebaut je hebt je plaats in de geschiedenisboeken van het wielrennen. Inwoners van Lendelede dit verdient een standbeeld.

     

     

                                                                                                                                                 G.L.

     

     

    22-01-2011, 18:13 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (51 Stemmen)
    Tags:Hubert Hutsebaut, Eddy Merckx, Walter Godefroot
    13-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van Grootmeesters, Campionissimo, Superkampioenen en Kampioenen.

    Van Grootmeesters, Campionissimi, Superkampioenen en Kampioenen.

     

     

    Beste lezer van deze blog. Ik zou het vandaag graag eens willen hebben over de terminologie die in de wielerliteratuur gebruikt wordt. Meer bepaald zou ik het willen hebben over het predicaat “kampioen” en al zijn overtreffende vormen. Volgens mijn bescheiden mening wordt deze term veel te lichtzinnig gebruikt bij journalisten voor wielrenners en sporters in het algemeen.

    Ik vind dat er een soort regel zou moeten bestaan om iemand een kampioen te noemen. Je zou er zelfs een soort gradatie kunnen in toepassen. Een “Kampioen”, een “Superkampioen”, een “Campionissimo” en een “Grootmeester”.

    De vraag die dan natuurlijk direct opkomt is hoe men deze titels zou toekennen. Of m.a.w. wat zijn de criteria opdat iemand tot een bepaalde categorie kan behoren. Om daarop te kunnen antwoorden dient men toch een beetje de historiek van het wielrennen te kennen. En dan ga ik al direct de mist in omdat ik moet toegeven dat ik de prestaties van de renners van voor WO II veel minder ken dan deze van de naoorlogse renners. Maar goed, wie zich geroepen voelt een rangschikking te maken voor de renners van de voor WO II mag er altijd aan beginnen, ikzelf zal mij houden aan die van na de oorlog.

    Persoonlijk vind ik dat een Kampioen op zijn minst één Klassieker moet gewonnen hebben. Geen semi-klassieker, geen op TV-komende midweekse koers, nee een echte Klassieker. De vraag stelt zich dan wat een echte Klassieker wel mag zijn.  Gelukkig hebben we bij de hedendaagse renners toch nog een Philippe Gilbert die zijn klassiekers kent en altijd spreekt over de “Grote Vijf “ zijnde Milaan-Sanremo, Ronde van Vlaanderen, Luik-Bastenaken-Luik, Paris-Roubaix en de Ronde van Lombardije. Voor de meeste wielerliefhebbers zijn dit de Grote koersen. Maar ….. dit moet in zijn tijdsbeeld gezien worden. Na de oorlog tot zeker eind de jaren 50 was de Waalse Pijl hoger aangeschreven dan Luik-Bastenaken-Luik. Paris-Tours heeft ook lange tijd een vrij hoog aanzien gehad. En dan was er nog bv. de Grand Prix des Nations en misschien vergeet ik er nog een paar.

    Niet eenvoudig dus maar laat het ons bij de eerder genoemde 5 Grote Klassiekers houden om de hedendaagse kampioenen te louteren. Dus elke renner die één van deze 5 wint kan zich een Kampioen noemen.

    Hoe word je dan een Superkampioen? Logischerwijs moet je dan al iets krachtiger presteren.  Je zou kunnen stellen dat als je één van de 4 Grote Ronden gewonnen hebt je jezelf een Superkampioen mag noemen. Met de 4 Grote Ronden worden dan respectievelijk de Tour, de Giro, de Vuelta en de Ronde van Zwitserland bedoeld. Ook hier weer moet er een tijdscorrectie ingebracht worden. De Vuelta is maar vrij recent een echte “Grote” Ronde geworden en de Ronde van Zwitserland heeft zeker aan belang ingeboet de laatste tijd. Heb je één van deze ronden gewonnen, dan ben je een Superkampioen.

    Als je nu echter eens terugblikt op deze classificatie, dan zal je als echte wielerliefhebber toch een beetje een wrang gevoel hebben. Lucien Aimar, Roger Walkowiak een Superkampioen?  Idem voor Carlo Clerici, Arnaldo Pambianco, Paolo Salvoldelli, Gottfried Weilenmann, Rolf Graf, Attilio Moresi, Giuseppe Fezzardi, Rolf Maurer, Ambrogio Portalupi, Edward Van Dyck, Frans De Mulder, allemaal winnaars van één van de Grote Ronden.

    Het resultaat zal analoog zijn voor de Grote Klassiekers. Ik neem enkel het voorbeeld van Milaan-Sanremo. Gomez, Maechler, Furlan, Colombo. Geen namen die we linken aan de beschrijving Kampioen.

    Na deze eerste feedback kom ik tot de conclusie dat ik strenger moet zijn bij het toewijzen van de eretitels.

    Dus doe ik een nieuwe poging voor de definitie van een Kampioen, een Superkampioen en op mijn elan ga ik verder voor een Campionissimo en een Grootmeester.

    Ik stel hierbij voor dat een Kampioen ofwel meer dan één Klassieker van de Grote Vijf gewonnen heeft (dus niet 2 x Paris-Roubaix maar wel Paris-Roubaix en bv de Ronde van Vlaanderen) ofwel meer dan één Grote Ronde van de Grote Vier gewonnen heeft ofwel één Klassieker en één Grote Ronde.

    Ik denk dat ik hiermee het grootste deel van de hierboven opgesomde renners geëlimineerd heb van de titel kampioen. En indien niet, dan heb ik die renner al altijd verkeerd ingeschat en ligt dus de fout volkomen bij mezelf.

    Een Superkampioen heeft dan ofwel verschillende Klassiekers gewonnen en minstens één Grote Ronde ofwel verschillende Grote Ronden en minstens één Klassieker. Het toont aan dat zo een renner een veelzijdigheid vertoont als atleet.

    Een Campionissimo heeft dan verschillende Klassiekers en verschillende Grote Ronden gewonnen tijdens zijn carrière. Deze renners tonen aan dat zij de veelzijdigheid gedurende verschillende jaren aan de dag gelegd hebben.

    Grootmeesters hebben dan verschillende Klassiekers en verschillende Grote Ronden in één jaar gewonnen. Deze renners hebben gewoon een staaltje van een buiten wereldlijke prestatie geleverd.

    Ik probeer even de renners vanaf 2000 te bekijken op basis van deze klassering. Met bij deze al mijn excuses als ik ergens een foutje zou gemaakt hebben.

    Grootmeesters : Geen

    Campionissimi : Geen

    Superkampioenen :  Cancellara met de Ronde van Vlaanderen, Paris-Roubaix en de Ronde van Zwitserland en Vinokourov met Luik-Bastenaken-Luik en de Vuelta en de Ronde van Zwitserland.

    Kampioenen :  Menchov, Armstrong, Ullrich, Aitor Gonzalez, Contador, Tchmil, Bettini, Tafi, Van Petegem, Boonen, Museeuw, Camenzind, Valverde, Di Luca en Cunego.

    Ik kan leven met dit lijstje ondanks de namen van Gonzalez, Di Luca, Camenzind , Valverde en eigenlijk ook Vinokourov waar toch een vrij sterke dopinglucht rond hangt en waarbij er schorsingen uitgesproken zijn maar waarbij uitslagen niet aangepast zijn. Het blijft een feit dat de prestaties vanaf 1990 tot zelfs nu met de nodige bedenkingen dienen bekeken te worden.

    Er zal misschien geargumenteerd worden dat doping vroeger ook gebruikt werd maar over het verschil tussen nu en vroeger op het gebied van doping zal ik later wel eens iets schrijven.

    Misschien dat iemand meer tijd heeft dan ik en de gehele naoorlogse periode kan uitpluizen.  Ik ben benieuwd wat het zou opleveren. Hoeveel grootmeesters zouden er zijn? In eerste instantie denk ik aan Coppi (1949 : Giro & Tour en Milaan-Sanremo en Ronde van Lombardije) en Merckx (1972 : Giro & Tour en Milaan-Sanremo, Luik-Bastenaken-Luik en Ronde van Lombardije).  Veel meer zullen het er niet zijn denk ik.

    Het aantal Campionissimo zal ook eerder beperkt zijn. Misschien een stuk of tien? Superkampioenen zullen er wel meer zijn denk ik.

    Ik besef maar al te goed dat lijstje discussies oproepen. En er zullen (hoop ik) hier reacties op komen. Misschien zitten er nog gaten in mijn redenering. Wie weet. In elk geval geldt voor mij dat de titel van Kampioen, Superkampioen, Campionissimo of Grootmeester eretitels zijn die niet zomaar mogen toegekend worden.

    Jammer voor een Philippe Gilbert (enkel de Ronde van Lombardije, weliswaar tweemaal) maar voor mij voorlopig onvoldoende om er een Kampioen van te maken. Gelukkig kent Philippe zijn klassiekers en weet hij dat hij nog één van de Grote Vijf op zijn palmares moet zetten om bij de grootsten geklasseerd te worden. Ook Stijn Devolder doet er goed aan nog Paris-Roubaix te winnen om als Kampioen bestempeld te worden. Het blijft een groot verschil tussen een goed renner en een Kampioen. De kans is echter groot dat Philippe en Stijn de titel ooit behalen. Renners echter zoals een Greg van Aevermaet, Bjorn Leukemans, ….. dienen nog veel pap te eten voordat ze als een echte Kampioen kunnen aanzien worden.

    Vandaar mijn oproep naar de heren journalisten : “Gebruik termen als Kampioen, Superkampioen, Campionissimo en Grootmeester niet lichtzinnig maar wel met de nodige eerbied voor degene die de titels ondertussen verdiend hebben.”

     

    13-01-2011, 00:00 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (7 Stemmen)
    Tags:Grootmeesters, Campionissimo, Superkampioenen, Kampioenen, Coppi, Merckx,
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Open brief aan Jos Huysmans
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Open brief aan …… Jos Huysmans.

     

     

    Beste Jos,

     

    Jij was, weliswaar na Eddy Merckx, je zal het mij wel vergeven, de renner wiens naam steeds in de uitslag opgezocht werd. Ik was dus duidelijk een supporter van jou.

    Waarom ben ik, die helemaal niet in je buurt woonde, supporter geworden van jou? Wel, de reden was een prentje. Ja, zo een onnozel fotootje van bij de kauwgum. Om een of andere reden vond ik dat prentje, met jij in je Mann-trui, het mooiste prentje van de reeks. Het was ook zo een handig prentje om mee te spelen. Je weet misschien dat de meeste van de wielerverzamelaars begonnen zijn met de prentjes die bij de kauwgum zaten te verzamelen. De kauwgum zelf was niet te vreten maar elke rechtgeaarde verzamelaar heeft heel wat over voor zijn hobby. Met die prentjes speelden wij dan koers. Elk met zijn eigen systeem, al of niet met dobbelstenen. En jouw prentje was het beste om tijdens mijn geïmproviseerde Tour de France met twee paperclips de gele trui op te spelden. Zo ben je bij mij dagen aan een stuk leider geweest in de Tour de France. Jammer voor jou moest je in de slotritten altijd de duimen leggen voor Eddy Merckx.

    Op die manier ontstond er een bijna dagelijks ritueel. De krant werd veroverd op vader, de sportpagina’s werden doorplozen en in de uitslagen van de wielerwedstrijden werd eerst gekeken hoe de Grootmeester het er van af gebracht had en dan werd Jos Huysmans opgezocht. Ja Jos, voor mij was jij één van de goden.

    Goden behandel je met respect, goden durf je niet in de ogen te kijken en al evenmin aan te spreken. Tot die ene fameuze dag. Een dag, of liever een moment om nooit te vergeten. Johny Vansevenant, je weet wel, de man van de Wetstraat en een wielervriend van mij, schreef een boek over de Mannen achter Merckx. Ik hoop dat Johny het mij niet kwalijk neemt dat ik hem wielervriend noem. Het is niet zo dat Johny een vriend is in de reële betekenis van het woord. Ik sprak hem nog maar enkele keren en het ging iedere keer over het wielrennen. Maar elke liefhebber van het wielrennen is voor mij een wielervriend.

    Op de presentatie van het boek was ik ook aanwezig. Niet als een of andere vip maar als gewoon wielerliefhebber. Toen ik daar eindelijk binnen was zag ik al die Mannen achter Merckx: Jos Spruyt, Martin Van den Bossche, Rini Wagtmans en ……  Jos Huysmans. Ik herkende je natuurlijk direct, ik had genoeg jouw foto’s en prentjes bekeken. Gezien ik ondertussen een volwassen man geworden was en toch al iets minder schroom had ten opzichte van goden heb ik je uiteindelijk aangesproken. Ik vertelde je dat ik altijd een supporter van jou was geweest. Je aanhoorde mij beleefd maar dacht waarschijnlijk dat ik weer een of ander vleier was. En toch, beste Jos, is het de waarheid.

    Ik liet een vriend die mee was, een foto nemen van jou en mij. Jos Huysmans en ikzelf samen op de foto. Wie had dat ooit gedacht. Wel beste Jos, die foto hangt hier thuis in mijn bureau aan de muur en op mijn werk hangt er ook een exemplaar. Ik kijk er nog steeds dagelijks naar. Jos Huysmans en ik samen op de foto. Niet te geloven.

    Je staat zelfs, zowel thuis als op mijn werk, op mijn laptop op de schermafbeelding van Google. Het is een mooie kleurenfoto van de complete Belgische ploeg die geselecteerd was voor het Wereldkampioenschap op de Nürburgring in 1966. De foto is genomen aan de start van het criterium in Londerzeel. Martin Van den Bossche, Herman Vanspringel, jij, Ward Sels, Willy Planckaert, Belgisch Kampioen Guido Reybrouck, Eddy Merckx en Willy Monty staan er in mooie kleuren op. Dus iedere keer dat ik wil googelen, beste Jos, heb ik een moment van nostalgie als ik naar jou kijk.

    Slechts één keer heb je mij ontgoocheld, beste Jos. Het doet nog een beetje pijn aan mijn hart als ik er aan denk. Maar wees gerust Jos, ik heb het je ondertussen al lang vergeven.

    Na de voorstelling van het prachtige boek heb ik je een brief geschreven. In mijn verzameling mis ik namelijk nog een foto van jou in FIAT-trui. Ik vroeg je in die brief heel beleefd of je er een had. Ik schreef ook dat ik die trouwe supporter was die je aangesproken had op de voorstelling van het boek. Ik stopte zelfs een paar postzegels in de brief want ik wilde je niet onnodig op kosten jagen.

    Helaas. Ik wacht na ruim vier jaar nog altijd op een antwoord. Misschien ben ik wel vergeten mijn adres onderaan de brief te zetten. Het kan natuurlijk, want schrijven naar je jeugdidool brengt toch heel wat emoties naar boven. Ik denk zelfs dat ik de ijdele hoop gekoesterd heb dat ik een trui van jou zou kunnen bemachtigen. Een trui waarin nog jouw zweet van tijdens een of andere Tourrit zou zitten.

    Voorzichtig zou ik dan die trui in handen genomen hebben. Misschien had ik hem wel ingekaderd samen met de foto van jou en mij. Misschien zat er nog wel iets in een van de rugzakken. Misschien vond ik wel een briefje van de Grootmeester hemzelf waarop staat: “Jos, kop trekken tot km 150”.

    Dat laatste zet mij nu aan het denken en doet mij de volgende vraag stellen aan jou, Jos. Hoe ging dat zo in de Molteni ploeg met al die ‘Jossen’? Je had Jos De Schoenmaecker, Jos Spruyt, Jos Bruyère,  Jos Borguet en jezelf. Hoe deed de Grootmeester dat als er een gevaarlijke concurrent wou ontsnappen? Hij kon toch niet roepen: “Jos, op ’t wiel!!!!” De concurrent zou direct 5 ‘Jossen’ dus de halve Molteni-ploeg in zijn wiel hebben. Is het daarom dat de Grootmeester altijd zelf de aanvallen van de concurrenten neutraliseerde of zelf wegsprong? Gewoon omdat hij anders teveel uitleg zouden moeten geven wie wat moest doen. Of hadden jullie een verdeling? Was er iemand Jos, Jef, Jozef, Joseph en “de kleinen”. Ik zou het er graag eens met jou over hebben, Jos.

    Ik heb dus nooit een foto van jou gekregen en ook geen trui. Zelfs geen “klakske” heb ik gekregen. Maar ik neem het je niet kwalijk, beste Jos. Jeugdidolen kunnen namelijk niks verkeerd doen voor hun aanbidders. Ik zal altijd de jeugdherinneringen blijven koesteren. Het plezier dat ik had toen je na de eerste rit van mijn geïmproviseerde Tour de France de gele, de groene en de blauwe truien (de witte met rode bollen bestond nog niet en ik had dan maar een blauwe uitgevonden) mocht opspelden tot grote spijt van Luis Ocaña die je had verslagen in de sprint van rit 1a. Ja, Luis Ocaña kon na 1971 in mijn ogen niks goeds meer doen. Dat je de leiderstrui mocht opspelden was een soort rechtvaardiging voor de proloog van de Tour in 1971. Je won samen met de Grootmeester, Julien Stevens, Rini Wagtmans, Herman Vanspringel en ouwe trouwe Vic Van Schil de proloog. Je kwam als derde over de streep en stond dus ex aequo op de eerste plaats. Jammer genoeg kon er maar één de gele trui aan trekken.

    Tot zover mijn brief aan jou, beste Jos. Ik hoop je ooit nog eens te ontmoeten en misschien, heel misschien vind je tijdens het opruimen van je zolder nog wel ergens een oude FIAT-trui. Denk dan eens aan mij, Jos. Het zou zijn alsof Sint Maarten, Sinterklaas en de Kerstman allen tesamen op mijn verjaardag zouden komen met dat ene cadeau.

     

                                                                                                                                                                 G.L.

     

    13-01-2011, 00:00 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (9 Stemmen)
    Tags:Jos Huysmans, Eddy Merckx, Fiat, Mann, Johny Vansevenant, Jos Spruyt, Martin Van den Bossche, Rini Wagtmans, Herman Vanspringel, Ward Sels, Willy Planckaert, Belgisch Kampioen, Guido Reybrouck, Willy Monty, Jos Bruyère, Jos Borguet, Jos De Schoenmaecker
    08-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ze zijn zo lief voor elkaar

    Open brief aan …….de renners

     

    Onlangs las ik in Het Nieuwsblad  een artikel over de broeders Schleck. Daarin stond, ik citeer : “Ex-toppers vinden het niet kunnen dat ik goed met Alberto Contador opschiet. Waarom zou dat niet kunnen? In de koers gaat het wel snoeihard tussen ons, dan zijn we echte vijanden.”

    Hallo? Mijn weinige haren kwamen recht te staan. Hoezo, ze zijn echte vijanden in de koers? Hoe zit dat dan met de fameuze rit met de overslaande ketting van Andy? Contador mocht toen volgens Andy niet aangevallen hebben. Alberto moest zelfs een zeemzoet filmpje op internet zetten om zich te verontschuldigen. Vijanden? Het zal wel. En tijdens de aanvangsweek van de Tour deed Cancellara wel het hele peloton wachten op de gevallen broertjes Schleck. Om bij te huilen.

    Het zou inderdaad vroeger geen waar geweest zijn. Kan, beste lezer,  u zich het volgende voorstellen: Paris-Roubaix 1975. Een tiental kilometer voor de streep zijn ontsnapt : Eddy Merckx,  Roger De Vlaeminck, André Dierickx en Marc Demeyer. De kannibaal krijgt op een van de laatste echte kasseistroken een lekke band. Hebben Demeyer, De Vlaeminck en Dierickx toen gewacht? Natuurlijk niet. Een van de grondslagen van de wielersport is om zo snel mogelijk van punt A naar punt B te rijden. En wie eerst over de eindstreep komt is de winnaar. Heb je een lekke band of materiaalbreuk, dan heb je pech. Vraag het maar aan Eugène Christophe als je hem in het hiernamaals tegen komt. Boeken kan hij schrijven over door materiaalpech verloren wedstrijden.

    Maar om terug te keren naar Paris-Roubaix. De drie overblijvers reden volop door. Eindelijk verlost van die vervelende kannibaal. Nog twee tegenstanders te kloppen. Merckx moest zich het snot uit de neus rijden om terug aansluiting te krijgen. Spannende televisie was dat toen. Komt hij er bij of niet? Zal hij nog krachten over hebben om de sprint te winnen?  En wat deed Merckx? Vol adrenaline en woede om zoveel pech kwam hij er bij en ging hij er over. Of liever, hij probeerde er over te gaan. De drie waren echter grote kampioenen en lieten hem niet gaan. Uiteindelijk won Roger De Vlaeminck. Merckx werd nog tweede in de eindspurt. Dat was nog eens echte koers.

    Neem dan de Ronde van Vlaanderen van hetzelfde jaar. Merckx rijdt van ver weg met een verdienstelijke aanhangwagen, genaamd Frans Verbeeck aan zijn wiel. Het duo rijdt de rest van het peloton in de vernieling en in de plaatselijke omloop in Meerbeke demarreert Merckx nog eens en moet Frans, dodelijk vermoeid, achter blijven. Na de aankomst kan hij nog met moeite zijn historische woorden : “Fred, hij rijdt vijf kilometer te rap voor ons” uitspreken. Heeft Eddy ’s avonds een telefoontje gehad met Frans om zich te verontschuldigen omdat hij Frans nog uit zijn wiel gedemarreerd heeft? Neen, natuurlijk niet. Frans heeft na een verkwikkende nachtrust ’s anderendaags gewoon de beslissing genomen om nog harder te trainen zodat ook hij vijf kilometer per uur rapper zou kunnen rijden.

    Of neem die Luik-Bastenaken-Luik van 1970. De streep ligt op de wielerpiste van Rocourt. Om die te bereiken dienen de renners door een smalle donkere gang te rijden. De De Vlaeminck’ s manoeuvreren zodanig dat eerst Roger en dan Eric de doorgang inrijden. Roger demarreert en Eric houdt de benen stil.  Gelukkig zijn er geen geluidsopnamen van die momenten want het gevloek zal waarschijnlijk enorm geweest zijn. Eric kreeg alle zottigheid van de wereld naar zijn kop geslingerd maar Roger was wel “de pist uit” of liever de piste op. Van pure coleire won Merckx  een paar dagen later de Waalse Pijl.

    Daarmee wil ik slechts aantonen dat er in de koers echt gestreden moet worden. Koers is koers en geen gezondheidswandeling. De Tour is geen toeristische fietstocht richting de Alpen of Pyreneeën waarbij er niks mag of kan gebeuren. Er dient strijd geleverd te worden.

    Hetzelfde in het hedendaagse veldrijden. Onlangs las ik een dubbelinterview met Niels Albert en Zdenek Stybar in HUMO. O wat waren ze lief voor elkaar. Op en top media getraind zodat er geen onvertogen woord kan vallen, want dat zou nadelig kunnen zijn voor de sponsor.

    Denkt men werkelijk dat een sponsor daar nadeel zou kunnen van hebben? Toen de eerder genoemde Frans Verbeek in 1973  op het einde van Luik-Bastenaken-Luik de sprint verloor van Eddy Merckx, had heel televisiekijkend België dit gezien. Frans daarentegen, toen al een lepe zakenman, dacht dat hij gewonnen had en contesteerde de uitslag. Minutenlang stond hij zijn gelijk te verkondigen op het interviewpodium voor de micro van Fred De Bruyne en met alle camera’s op hem gericht. Sponsor Watney wreef ongetwijfeld in de handen. Met de daaraan verbonden bonus kon Frans later de eerste steen leggen van zijn succesvolle zaak.

    En wie herinnert er zich niet Luik-Bastenaken-Luik van 1999. Dagen op voorhand had Frank Vandenbroucke al aangekondigd waar hij zou aanvallen en hoe hij zou winnen. De tweestrijd tussen VDB en bartoli op de helling van La Redoute staat in het Belgische Wielergeheugen gegrift. Bartoli zette de aanval in maar werd gecounterd door VDB. Toen die langszij kwam keek hij Bartoli eens diep in de ogen en zorgde er daarmee voor dat Bartoli psychisch ten onder ging en L-B-L verloor.

    Op de plaats waar hij het voorspeld had, op Saint Nicolas, plaatste VDB zijn ultieme demaarage en reed zo weg van Michael Boogerd en won overtuigend zijn eerste en tevens laatste, maar wie besefte dat toen al,  grote klassieker.

    Zo ging het er aan toe en zou het er aan toe moeten gaan. Niels, geef toch eens toe dat als Stybar weer eens in het begin van de wedstrijd weg demarreert je in je binnenste zit te denken van “Verdoeme, de smeerlap, hij is er weer vandoor. Ik val nog liever dood dan dat ik hem laat gaan. Verdomse Tsjech ik ga u bij uw ….. hebben”.

    Zdenek, geef ook eens toe dat je op de Koppenberg zat te denken van (vrij vertaald uit het Tsjechisch): “Miljaar Nys. Ge hebt mij hier bij mijn …….. Hoe ga ik hier recht blijven. Stomme supporters ga uit mijn weg! En volgende week Nys, dan rij ik u in de vernieling”.

    Een beetje spanning moet er wel zijn in een wedstrijd. Koers volgen is emotie en die emotie moet gevoed worden. De renners worden er beter van, de organisatoren en het publiek ook.

    Ronse 1963. Meer moet ik niet zeggen. Elke wielerliefhebber weet direct waar ik het over heb. En als er dan toch een voetballiefhebber dit blad in hadden heeft gekregen, Benoni Beheyt klopte Rik Van Looy in een tumultueuze sprint aan het eind van het Wereldkampioenschap. België stond op zijn kop en raakte verdeeld in twee kampen aan de ene kant de Beheyt mannen en aan de andere kant de Van Looy mannen.

    Wie is er beter geworden van dit alles? De sponsors, want die kwamen bijna dagelijks in beeld, Van Looy en Beheyt ook want die werden er zeker niet armer van. Benoni kon direct voor drie jaar contracten tekenen in de Franse criteriums. Ook de organisatoren van criteriums waren niet rouwig om de tweestrijd, want de massa die kwam kijken naar de twee kemphanen was niet te tellen. En in het algemeen profiteerde de wielersport er van. We zijn 47 jaar verder en echte wielerkenners kunnen nog uren discussiëren over deze eindsprint.

    Ik denk niet dat men over 47 jaar lyrisch zal doen over de Tour van 2010. En dat brengt mij weer naar mijn uitgangspunt. Andy, Fränck, Alberto, alstublieft, breng eens wat spanning in de Tour. Gun elkaar het licht in de ogen niet. Probeer elkaar te lossen, ga er eens echt voor, verzorg de show en laat de echte beste winnen.

    Deze oproep kan uitgebreid worden naar alle renners. B.v. naar Stijn Devolder toe.  Stijn, nu je voor een andere ploeg zal rijden, doe eens een gedurfde uitspraak naar Tom toe in de aanloop van de Ronde en Paris-Roubaix. Je bent namelijk de meest geschikte renner om als moderne versie van Ritten Van Lerberghe door te gaan. Doe dan ook eens als Ritten en voorspel ook eens :” ’kZal gulder allemoal doodrieën”. “Yes you can” zou Obama zeggen. Philippe Gilbert, meng je ook in de discussie. Laat ons smullen van jullie prognoses, jullie gedurfde uitspraken.

    Denk aan Frans Verbeeck. Hij durfde ook gewaagde uitspraken doen en hij legde zich nooit neer bij het meesterschap van de andere kampioenen. Negen van de tien keer reed hij figuurlijk met zijn kop tegen de muur. Maar dat heeft Frans gehard en het zal mee geholpen hebben aan het feit dat hij nu een succesvol zakenman geworden is. Is Frans door zijn uitspraken minder sympathiek bevonden? Neen, ik denk dat Frans nog steeds een populair figuur is. En indien ik hem zou ontmoeten, dan zou ik  hem van harte danken voor de vele mooie wielermomenten die ik mede dank zij hem heb mogen beleven.

    En als jullie elkaar dan toch zo sympathiek vinden, ga dan na het seizoen samen iets eten of drinken in een of ander restaurant in Monaco, al of niet in aanwezigheid van tevreden sponsors. Wij, gewone supporters zullen het niet weten want zo vaak gaan wij niet uit eten in Monaco.

    G.L.

    08-01-2011, 14:54 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (7 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Open brief aan …….. de Truienbedenkers

    Wie wielrennen zegt, zegt wielertruien. Het ene is onlosmakelijk verbonden met het andere al is het maar omwille van de symbolische waarde van een trui waarmee een leider of een kampioen direct herkenbaar wordt.

    Er wordt gevochten voor leiders- of kampioenentruien. En sommigen willen, eenmaal de leiderstrui in bezit, die dan weer niet verdedigen. Voor anderen weegt een kampioenentrui dan weer te zwaar ondanks het feit dat deze van ultralicht materiaal gemaakt is.

    De huidige truien zijn natuurlijk in niks meer te vergelijken met de allereerste exemplaren. Wollen truien in een veel te grote maat met kleurenschakeringen die gebaseerd waren op die van de jockeys in de paardensport. Oud-renners hebben mij verteld dat zij in regenweer achteraan een knoop in hun truien dienden te leggen opdat deze niet in hun wiel zou draaien. De wollen truien namen zoveel water op dat ze tot halfweg hun benen kwamen te hangen. Op dat vlak zijn de huidige truien natuurlijk veel beter.

    Wat echter door de jaren heen wel minder geworden is, is de design van de truien. Sommige hedendaagse truien zijn een kakofonie van sponsors. De ene sponsornaam naast de andere in een onoverzichtelijk patroon. Ik vraag mij soms af wat uiteindelijk nog het rendement voor zo een sponsor is. Ik begrijp het natuurlijk wel. Een wielerploeg sponsoren is een dure zaak en elke sponsor is welkom. Maar een neutrale toeschouwer moet toch toegeven dat de truien van vroeger veel mooier waren dan vele hedendaagse truien.

    Ik ga er hier enkele opsommen die mijn persoonlijke voorkeur wegdragen. Let wel, beste lezer, over kleuren en smaken valt er niet te twisten. Ik respecteer dan ook uw eigen voorkeurslijstje. Gezien mijn gezegende leeftijd zijn het natuurlijke allemaal truien uit de periode 1950-1980. Maar ik kom verderop terug op de hedendaagse truien want ook daar zitten er mooie exemplaren tussen.

    Een van de mooiste truien voor mij is de zwart-witte Peugeot-trui die een eerste keer in het peloton kwam in 1963. Gewoon schitterend in zijn eenvoud. Eenvoudigweg een witte trui met zwarte opschriften en een dambordboord. Ik heb ooit een tiental fietswinkels in Vlaanderen die Peugeot-fietsen verkochten bezocht in de hoop zo een trui op de kop te kunnen tikken. Helaas, mijn zoektocht is vruchteloos geweest. Daarnaast kan ik de Faema-trui uit de Merckx-periode ook wel pruimen. Opnieuw schitterend door zijn eenvoud en natuurlijk verbonden met de Grootmeester.

    Als derde zou ik een oude Groene-Leeuw-trui willen vernoemen. Niet de geelgroene uit de beginjaren maar de donkergroene uit de Sinalco-periode. Van ver zichtbaar met duidelijk leesbare sponsornamen. Op de vierde plaats zou ik de mooi violette Mercier-trui zetten van Raymond Poulidor. Hoewel de combinatie violet-geel normaal gezien een oerlelijke combinatie is viel dat op een rennersfiets al bij al wel mee. En tenslotte op de vijfde plaats weer de eenvoud zelf, nl. de op de truien van de voetbalploeg Juventus gebaseerde zwart-wit gestreepte Carpano-trui.

    Wil dit zeggen dat er in het moderne wielrennen geen mooie truien zijn? Neen absoluut niet. Maar persoonlijk gaat mijn voorkeur dan weer uit naar die truien met een eenvoudig design. Laat ik het hier gewoon houden bij het seizoen 2010 voor een top 5. Op de eerste plaats komt de trui van Quickstep. Het heet niet voor niks een retro-look. Het verwondert mij dat het zo lang geduurd heeft voor Patrick Lefevre die stap gezet heeft. De trui is duidelijk herkenbaar, eenvoudig van design en heeft een mooie kleurencombinatie. Ook Astana heeft een mooie en opvallende trui. Niet moeilijk aangezien er maar één echte sponsor is. Jammer dat de trui van de nationale kampioen van Kazachstan zo moeilijk te onderscheiden is van de gewone Astana-trui. De Sky-trui is ook prachtig. Zelfs de variant met groene band die gebruikt werd in de Ronde van Groot-Brittannië. Maar toch is er iets dat niet klopt eenmaal de renner op de fiets zit. Is het de combinatie met de zwarte fietsen? Ik weet het niet, maar de trui komt in actie iets minder mooi over. De Euskatel-trui heeft ook wel iets. Er is natuurlijk wel verwarring mogelijk met die van Rabobank, maar toch. Niet dat oranje nu mijn lievelingskleur is maar opnieuw, de eenvoud siert de trui. En tenslotte zou ik dan nog de BMC-trui willen vernoemen. Maar ook hier is er verwarring mogelijk met de renners van Radioshack.

    Zijn de rest allemaal lelijke truien? Neen natuurlijk niet. Maar ik denk wel met afgrijzen terug aan de periode begin de jaren tachtig toen er veel fluokleurige truien in het peloton rondreden. Dit was echt lelijk, te vergelijken met de gekleurde voetbalschoenen tegenwoordig. De voetballers van vroeger, indien ze zich al niet omdraaien in hun graf, moeten zich toch enorm ergeren bij het zien van gele, gouden, rode, blauwe en ja zelfs roze voetbalschoenen. Het is een regelrechte aanval op de goede smaak.

    Naast de gewone truien heb je ook de leiderstruien. Op zich kan ik er niet direct een opnoemen die als de mooiste naar voor komt. Wat wel eigenaardig is, is dat voor een leiderstrui, in mijn ogen, wel roze kan toegelaten worden en zelfs wit met rode bolletjes. Om de een of andere reden aanzie ik dit niet als belachelijk.

    Een keer per jaar krijgen we de nationale truien te zien tijdens het wereldkampioenschap. Ook daar zitten mooie exemplaren bij. Denk maar aan die van Noorwegen. Mooi tentoon gespreid in het overwinningsgebaar van Thor Hushovd op het laatste WK. Het mooie blauwe kruis op de rode achtergrond met daarop trots NORGE. Gewoon een foto om in te kaderen. Ik zag zelfs dat de retro-look die door België een paar jaar opnieuw werd ingevoerd door meerdere landen gevolgd werd. Die Belgische trui is op zich al wondermooi en de Fransen gaan ook weer terug naar het oorspronkelijk model. Zelfs Nederland brengt de blauw-wit-rode band terug op de trui. In combinatie met het oranje is het zelfs mooier dan vroeger met de witte achtergrond. Jammer dat de Zwitsers, de Luxemburgers en de Italianen nog steeds aan het experimenteren zijn. Over de ex-Oostbloklanden ga ik zwijgen. De meeste van hun truien lijken nergens op.

    En dan heb je de kampioenentruien. Die blijven toch altijd mooi. Natuurlijk is, zoals Tom Boonen en Sven Nys zeggen, de Belgische tricolore de mooiste nationale kampioenentrui uit het peloton. De gelijkenis tussen de Franse, Nederlandse en Luxemburgse kampioen heb ik ook altijd mooi gevonden. Het is aan de kenners om de verschillen direct te kunnen zien. Wat er echter gebeurt met de Spaanse kampioenentrui is schandalig. De trui wordt gemassacreerd door de sponsor en wordt op die manier onopvallend. En dan gaat men de fiets zo gaan beschilderen opdat men toch nog zou zien dat het om de Spaanse kampioen gaat. Foei, Spanje. Wie eveneens op de vingers dient getikt te worden is Andrei Tschmil. Katusha eert zijn kampioenen niet. Heeft u de truien gezien van Sergey Ivanov en Pipo Pozzato? LELIJK!!!! Dat doe je niet met een kampioenentrui. Vandaar dat ik blij was dat Katusha geen wereldkampioen leverde. Hoe zou die trui behandeld zijn? Andrei, heb respect voor tradities en dus voor kampioenentruien.

    En dat brengt mij bij de laatste en misschien wel mooiste trui van allemaal, nl. die van de Wereldkampioen. Maagdelijk wit met de blauw-rood-zwart-geel-groene banden. Schitterend!!! Maar we moeten waakzaam blijven. Ten tijde van Moreno Argentin was er al een aanval op de design. Het deed mijn geloof in de Italiaanse design- en modewereld wankelen. Van de WK-trui blijft men af. Het is al voldoende dat er zoveel sponsornamen op komen.

    En dan is er nog een mysterieuze blauwe SOLO-Superia-trui van Rik Van Looy (er zijn op zijn minst twee varianten). Eén variant werd gedragen tijdens het criterium van Londerzeel in 1964. Niemand, ook Rik Van Looy of zijn adjunct Edgar Sorgeloos, weet waarom deze trui gedragen werd. Was het opdat Rik goed herkenbaar door het peloton zou fietsen? Was er een andere reden? Het blijft een eeuwig mysterie. Misschien dat een van de lezers een verklaring heeft?

    Tot slot van deze open brief wil ik eindigen met een oproep naar de truienbedenkers:

    “Dames en heren Truienbedenkers, eenvoud siert de mens, maar ook de wielertruien!”

     

                                                                                                                                                                                G.L.

     

    08-01-2011, 00:00 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (69 Stemmen)
    Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 02/04-08/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/12-11/12 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs