Mijmeringen en Nostalgie over het Wielrennen van toen en nu
Inhoud blog
  • Einde van de blog en verschenen boeken
  • Het boerenpaard won Vlaanderens mooiste
  • Kermiscoureur, maar onontbeerlijk in de Vlaamse wielergeschiedenis.
  • Chronologie van een afscheid, of hoe een Grootmeester zijn einde tegemoet ging.
  • Het zoutvatje van Eddy Merckx.
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Nostalgische gedachten over het wielrennen van vroeger
    Zomaar enkele bepeinzingen.
    30-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ontgoochelingen.

     

    Beste lezer, daarnet keek ik naar het Wereldkampioenschap veldrijden. En ondanks dat Zdenek Stybar een groot kampioen is en een verdiend winnaar bleef ik met een gevoel van ontgoocheling achter. Ik heb de TV dan ook maar vlug uitgezet, ik lees de commentaren morgen wel in de krant als de ontgoocheling wat weggeëbd is.

    Na een kwartiertje stelde ik mijzelf de vraag waarom ik dan wel ontgoocheld was. Sven Nys was toch mooi tweede geworden, Kevin Pauwels behaalde het brons. Dus twee Belgen op het podium waarom zou ik ontgoocheld zijn? Elke rechtgeaarde sportman weet echter dat enkel de eerste plaats telt. En die hebben we dus niet. Ik schrijf hier wel degelijk “we” omdat er nog altijd een vorm van nationalisme hoort bij zo een Wereldkampioenschap. Je land wordt als het ware afgerekend op de prestaties zoals ook bij de Olympische Spelen of het Wereldkampioenschap voetbal, u weet wel, dat spelletje dat ze sport noemen.

    Bij de junioren hebben we niks, bij de beloften hebben we niks en bij de dames haalden we nog nooit iets. En dat na jaren pure verwennerij met bijvoorbeeld in 2004 de Wereldkampioen in alle mannencategorieën, Bart Wellens bij de profs, Kevin Pauwels bij de beloften en Niels Albert bij de juniors. Om dan nog te zwijgen van de volledige podia bij de beloften in 2000 en de profs in 2002, 2003, 2004 en 2005 en ook al in 1971. Je zou door minder verwend zijn.

    Men kan de vraag stellen of het Belgische veldrijden zichzelf niet de das om doet. Er zijn 3 klassementen tijdens het seizoen, Wereldbeker, Superprestige en Gazet van Antwerpen. Plus dan nog een paar klassiekers zoals Overijse. Ook de Fidea Cyclocross Classic legt er naar aan van een soort regelmatigheidcriterium te worden. Natuurlijk het zijn beroepsrenners en het feit dat Sven Nys in 2014 “binnen” zal zijn is zijn verdienste. Maar het neemt niet weg dat onze renners de laatste jaren toch wel slaag krijgen op de Wereldkampioenschappen. Bij de profs is het nu van 2009, Niels Albert geleden dat we de Wereldkampioen in huis hadden. Bij de beloften, met dezelfde Niels Albert, van 2008 en bij de junioren van 2007 met Joeri Adams. Als we de lijn mogen doortrekken dan zijn de magere jaren zeker nog niet voorbij. Ik vrees dan we de komende jaren verder zullen moeten teren op zilver en/of brons bij de profs.

    Ligt de oorzaak alleen bij het overvolle wintermenu van de profs? Mogelijks. Nationale coaches hebben niet veel meer te zeggen aan deze mannen. Maar hoe zit het bij de jeugd? “Men” zegt dat er minder talent is. Het zou mij verwonderen. Gezien de populariteit worden er toch veel jongeren aangetrokken door het veldrijden. Wat mogelijks nefast is, is het feit dat er voor die jongeren ook klassementen zijn die er voor zorgen dat zij ook een ganse winter volop crossen. Maar dan is er Lars van der Haar die daar het tegendeel bewijst.

    Of ligt het aan de mentaliteit van onze renners. Die typisch Vlaamse mentaliteit van underdog, gebrek aan zelfvertrouwen, niet durven, kijken naar de ander. Thuis in Vlaanderen hebben ze er geen last van. Ze winnen vele wedstrijden. Maar eens ze internationaal gaan, worden hun benen bijna letterlijk afgesneden. Ze maken domme fouten, kijken de kat uit de boom, laten zich opzij drummen enz …. Wat een verschil met enkele jaren terug toen de Belgen vol vertrouwen de Wereldkampioenschappen tegemoet gingen. Dus moeten we ons de vraag stellen wat er veranderd is ten opzichte van een tiental jaar geleden. Ik laat het antwoord in het midden. Of toch, ik heb er mijn mening over. Ik denk persoonlijk dat onze “Grootmeester der Cyclocross” er voor iets tussen zat. Met alle respect voor Rudy De Bie, ik denk niet dat hij de juiste man op de juiste plaats is. Maar goed, wie ben ik om daar over te oordelen.

    Hetgeen mij terug brengt op uitgangspunt, de ontgoocheling. Ondertussen heb ik mij al afgevraagd waar mijn grootste ontgoochelingen liggen in het wegwielrennen. Het nieuwe seizoen nadert met rasse schreden en dus mag er al eens weer over het wielrennen op de weg geschreven worden.

    Ik zal hier proberen mijn topdrie weer te geven. Gevoelens van ontgoocheling zijn natuurlijk persoonlijke gevoelens en zijn gekoppeld aan een bepaalde perceptie. Wat voor de één een ontgoocheling is kan voor de ander een moment van euforie zijn. In tegenstelling tot hetgeen er misschien verwacht wordt ligt mijn topdrie niet volledig in de jaren 60-70. Laat ik beginnen met nr. 3.

    Ik probeer zo veel mogelijk boeken te lezen over het wielrennen. Mensen met een gelijkaardige passie weten dat er de laatste jaren een overaanbod van wielerboeken geweest is. Dit maakt dat, toch bij mij, een aantal boeken onderaan de stapel te lezen boeken komt te liggen. Zo ook het boek : “Leeuw Museeuw, ook dit is Johan Museeuw” van Dirk Nachtergaele en Stefan Van Laere uitgegeven door de wielerboekenuitgeverij bij uitstek, de Eecloonaar. Het boek werd uitgegeven in april 2004 bij het beëindigen van de carrière van Johan Museeuw. Ik kocht het en legde het op de stapel van te lezen boeken. Er was toen al commotie rond Johan Museeuw betreffende de wespen en de gesneden broodjes. Maar goed er werd zoveel gezegd en iedereen is onschuldig tot het tegendeel bewezen is. Uiteindelijk begon ik het boek te lezen eind 2006, begin 2007. Ik was ongeveer halfweg het boek en las de bedenkingen van Dirk Nachtergaele over Johan, de harde trainingsmethodes, de dubbele terugkeer enz ….. En toen kwam de bekentenis van Museeuw in het zog van de Tom Boonen-affaire n° 1.

    Ik heb het boek nog één keer in handen gehad, om het weg te leggen in de kast. Ik heb het nooit meer aangeraakt, bekeken of wat dan ook. Ik was zo ontgoocheld in de mens Museeuw, het jarenlang liegen, het er voor zorgen dat zijn schitterend palmares nu altijd met een korrel zout zal bekeken worden, terecht of niet terecht. Hoe was het mogelijk? Waarom? Nu nog, als ik er aan denk, kan ik het niet begrijpen.

    Ik moet toegeven, ik heb later wel het boek “Museeuw Spreekt – Van Leeuw tot Prooi” gekocht en uitgelezen. Op zoek naar de vraag waarom. Maar, tijdens het lezen van dit laatste boek was er altijd een klein stemmetje in het hoofd dat zei: “Is dit nu de waarheid of weer een leugen?”.

    Het eerste boek staat nog altijd stof te vangen in de boekenkast. Straks verhuist het naar een andere kast. Misschien dat ik het dan toch eens verder lees, alleen maar omdat Dirk Nachtergaele zo een vriendelijke man is.

    Van mijn tweede ergste ontgoocheling herinner ik mij niet zo veel meer. Ik weet gewoon dat het een zwarte dag was. Een dag vol ongeloof. Een dag waarop bepaalde zekerheden uit mijn jeugd ten onder gingen. De dag waarop dit gebeurde was 8 juli 1971. Echte wielerliefhebbers kennen deze datum wel. Elfde rit in de Tour de France van Grenoble naar Orcières-Merlette. Acht juli, een zonnige dag aan het begin van de zomervakantie. Ik was elf jaar en keek zoals elke dag naar de zwart-wit beelden van de Tour. Een Tour de France die mooi begonnen was. Eddy Merckx zou die met overwicht weer winnen. Het waren hoogdagen voor de supporters van Eddy Merckx. De Grootmeester had in het voorjaar nog maar eens Milaan-Sanremo gewonnen, de Dauphiné Libéré, Parijs-Nice, de Ronde van België, de Midi Libre en de Omloop het Volk. Alleen in Luik-Bastenaken-Luik hadden we even een schrikmoment toen Georges Pintens, hoe zou het trouwens daar nog mee zijn, een achterstand van 5 minuten goed maakte. Pintens nam Eddy dan op sleeptouw naar Luik waar Eddy het in de spurt afmaakte. Geen grootse overwinning maar kom, het was een “accident de parcours” voor de supporters.

    De Tour startte op 26 juni in Mulhouse waar Molteni direct al de proloog won. Vervolgens won Eric Leman de rit en werd Rini Wagtmans even leider. En gezien Rini voor Molteni reed was dat dus o.k. Er volgden nog ritoverwinningen van Gerben Karstens, Rini Wagtmans, Jean-Pierre Genet, Pietro Guerra, Mauro Simonetti en twee van Eric Leman. Allemaal renners waar ik het wel voor had. Ook de Grootmeester schreef er nog eentje op zijn naam. Misschien wat weinig ten opzichte van andere jaren, maar goed hij had de gele trui met 26” voorsprong op Herman Van Springel en 37” voor Roger De Vlaeminck. Niks om ons zorgen over te maken. Op 5 juli kregen we een eerste waarschuwing waar echter niemand acht op sloeg. De rit naar de Puy de Dôme werd gewonnen door Luis Ocaña en Eddy verloor 15”. Wie was echter Luis Ocaña voor een jeugdig supporter als ik. Dat was toch die Spanjaard die iedere keer zwaar viel. Die man mocht wel zijn ritje winnen. Eddy zou die in de kortste keren op grote achterstand rijden. Op 7 juli kwamen we echter in alarmfase rood. De rit naar Grenoble werd gewonnen door Bernard Thevenet, Joop Zoetemelk werd derde, Luis Ocaña werd vierde en Merckx werd slechts zevende op 1’36”. Eddy verloor zijn gele trui aan Joop Zoetemelk met Luis Ocaña op 1 seconde van het geel en Merckx als vierde op 1 minuut. Wat was er aan de hand?

    Vol hoop zat ik dus voor het TV-scherm op die fameuze achtste juli. Wat ik mij herinner van die uitzending is dat ik in het begin vol hoop en blijdschap was. Luis Ocaña op acht minuten van een groepje dat in beeld was met Eddy Merckx op kop. Eddy Merckx was dus bezig die lastige Spanjaard een lesje te leren. Tot ik besefte dat Luis Ocaña 8 minuten voorop reed. Dat kon niet waar zijn. Zo iets was onmogelijk. Ondanks de zonnige dag in juli kreeg ik het ijskoud. Eddy Merckx, mijn Eddy, was de Tour aan het verliezen. En alle renners van het achtervolgende groepje bleven gewoon in zijn wiel zitten. Niemand kwam ter hulp. Ook gele truidrager Joop Zoetemelk niet. Laf vond ik dat. Eddy Merckx zag af. De pijn en de vertwijfeling stonden te lezen op de vage zwart-witbeelden. Ik zal waarschijnlijk een aantal keer de huiskamer uitgelopen zijn want ik herinner mij niks meer van de aankomst van Eddy. Hij werd derde op 8’42” van Luis Ocaña. In het klassement kwam hij op de vijfde plaats te staan op 9’46”, vooroorlogse verschillen. Het was een complete ramp. Eddy had de Tour verloren. Dat was zeker. En ik moest het hoongelach ondergaan van de buurjongen die een fan was van Roger De Vlaeminck. Merckx was niet onklopbaar en dat was een realiteit waar ik moest leren mee leven. Hoe het verder verliep weten we allemaal. Ik zal mijn bepeinzingen ooit wel eens neerschrijven als ik het zal hebben over de topdrie van de hoop.

    En zo kom ik tot mijn grootste ontgoocheling binnen het wielrennen. Het is geen ontgoocheling in een renner of een situatie in de koers of aan de meet. Het is de ontgoocheling dat een tijdperk afgesloten werd. En ja beste lezer, ik kan er niet aan doen, het gaat weer over de Grootmeester himself. Datum van de grootste ontgoocheling aller tijden voor ondergetekende : 19 juli 1977. Plaats : Tour de France rit naar Alpe d’Huez.

    Dat de grootmeester in de laatste fase van zijn carrière zat, was geweten. Eigenlijk was de start van de laatste fase al gegeven in 1975. Eddy verloor de Tour de France door een klop in de lever, een val met een gebroken kaak tot gevolg en een cortisone Thevenet. Merckx zegt zelf dat hij die Tour nooit mocht uitgereden hebben maar dat hij het gedaan heeft voor zijn ploegmaten die anders een deel van het prijzengeld zouden verliezen. Ik denk dat alle ploegmaten van toen, met plezier dat prijzengeld hadden afgestaan indien ze hadden geweten dat Merckx met opgeven nog een paar mooie jaren zou gehad hebben. Dit terzijde, ook 1976 was een jaar met beslommeringen. De gezondheid was niet wat ze moest zijn en Molteni zat in financiële problemen. Gezien de ploegmaten van Eddy een contract hadden met hemzelf woog dit natuurlijk op Eddy. Uiteindelijk werd er na lang onderhandelen, en vrij veel toegeven van Merckx, toch een nieuwe sponsor gevonden nl. FIAT. In 1977 werd de bruine garde een blauwe garde weliswaar met een Frans tintje. Maar goed, die Fransen zouden er toch maar bij zijn voor de schone schijn.

    Het seizoen begon veelbelovend met Merckx die een paar keer won in de openingskoersen in het zuiden van Frankrijk. Maar voor de rest was het in de voorjaarsklassiekers niet veel soeps buiten een lange, maar wanhopige, vroege vlucht in de Ronde van Vlaanderen. Patrick Sercu won wel 4 ritten in de Dauphiné-Libéré en ook Kuurne-Brussel-Kuurne. Ludo Delcroix won een rit in de Ronde van Romandië en Joseph Bruyère won een rit in de Catalaanse Week. Maar goed, hoop doet leven en zolang er hoop is, is er leven. Voor elke zwakke prestatie was er wel een goede uitleg en Eddy zou wel alles recht zetten in de Tour zodat hij in schoonheid afscheid zou kunnen nemen.

    De Tour begon vrij goed met een derde plaats in de proloog op 8 seconden van het jonge geweld Didi Thurau en 4 seconden na Gerrie Knetemann. Na de zesde rit stond Eddy Merckx tweede in het klassement op 58” van Thurau. Hij had 50” verloren op Thurau in de tijdrit maar was toch nog altijd de beste van de favorieten. Rit 7a wordt gewonnen door ploegmaat Patrick Sercu en de ploegentijdrit 7b wordt door FIAT gewonnen met 28” voor het Ti-Raleigh van Thurau. Maar door het reglement wordt er enkel bonificatie toegediend en nadert Merckx slechts tot 51”. Patrick Sercu wint nog rit 12 en 13a en mijn hoop op een glansprestatie van Eddy Merckx blijft leven.

    Tijdens de klimtijdrit naar Avoriaz moet Eddy 1’16” toegeven op Thevenet en zakt hij een plaatsje in het klassement. Hij wordt derde op 25” van Thevenet. Ik kan er mee leven. Merckx wordt al wat ouder en cortisone Thevenet zal wel een slechte dag krijgen. Eddy wint gegarandeerd deze Tour. De volgende dag verliest Eddy echter 2’37” op Thurau, Thevenet en tutti quanti. Hij wordt zevende op 3’02” van Thevenet. Er begint zich een kiem van bezorgdheid meester te maken van mijn brein. Wat is er aan de hand? Toch niet weer de situatie van 1971.

    En dan komt die fameuze 17° etappe naar Alpe d’Huez. Merckx is ziek, Merckx ziet af, Merckx moet lossen, Merckx verliest één minuut, twee minuten. Het gezicht van de Grootmeester is vertrokken. Happend naar lucht, het zweet en water neerdruipend op zijn fiets. Zwoegend, pijn lijdend. Het is een afschuwelijk zicht. Ik kon het niet meer aanzien. Ik ben naar boven gelopen naar mijn kamer, terug gekeerd hopend op een mirakel, weer naar buiten gerend, opnieuw naar de TV gekeken, weer naar boven en naar buiten en finaal het toestel uitgezet. Het was het einde van een Grootmeester. Het was het einde van een era. Het was over, uit, finito, gedaan. Merckx zou de Tour nooit meer winnen dat besefte ik toen al. Merckx zou geen grootse daden meer doen. Gedaan met de blauwe garde, gedaan met de Jossen.

    Heb ik nog verder gekeken naar die Tour. Ik weet het niet meer. Ik was groggy. Heb ik geweten dat Eddy 20° werd op 13’51”? Ik weet het niet meer. Heb ik geweten dat Eddy nog derde eindigde in de volgende rit? Ik denk het niet. Hoe hij dat voor mekaar gekregen heeft om na zo een debacle opnieuw bijna drie en een halve minuut terug te pakken op het peloton is verbazingwekkend. Wat een strijdershart. En eigenlijk moest hij die rit gewonnen hebben want de eerste twee, Agostinho en Menendez werden gedeclasseerd. Ik herinner er mij niks van. Ik was gewoonweg van de wereld. Pas vele jaren later heb ik beseft dat Eddy uiteindelijk nog 6° werd in die Tour op 12’38”.

    En om te bewijzen dat de ontgoocheling nog niet verteerd is. Zonder die fameuze rit naar Alpe d’Huez waar hij 13’51” verloor had Eddy Merckx de Tour de France gewonnen met 1’13”. Voila !

    Zoals ik eerder al schreef, beste lezer, zijn dit persoonlijke gevoelens en indrukken. Ik kan op die manier ook een topdrie van hoop, verdriet, spanning, vrolijkheid en memorabele momenten opstellen. Maar dat zal voor een andere keer zijn.

     

     

    G.L.

    30-01-2011, 18:16 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    24-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwe tekst op de blog
    Beste lezers,



    Ik kreeg de vraag hoe men kon weten dat er nieuw verhaal op de blog verscheen. Iedere dag eens kijken geraakt vergeten en voor men het weet kijkt men niet meer.
    Vandaar dat ik voorstel dat iedereen die op de hoogte wenst te blijven van nieuwe verhalen/teksten/bedenkingen, gewoon een mailtje stuurt. Ik plaats je mailadres dan gewoon in een verzendingslijst en iedere keer dat er iets nieuws op de blog komt verwittig ik jou.



    G.L.

    24-01-2011, 14:25 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Pettersson broers

    Het moet een prachtig zicht geweest zijn. Vier renners op een rij, in volle inspanning, gestroomlijnd over de weg fietsend. Vier renners en ook vier broers. Allen gekleed in de mooie blauwe truien met twee horizontale gele strepen, de trui van Zweden. Gösta, Sture, Erik en Tomas Pettersson met twee t’s en twee s-en. De Zweedse hardrijders uit de jaren 60 en 70.

    Een beetje wielerkenner kent de namen nog. Zeker Gösta Pettersson kent men wel. Misschien ook nog wel Tomas, maar Sture en Erik zijn al heel wat minder bekend.

    Als in een echte ploegtijdrit hebben ze ook hun profcarrière op elkaar afgestemd. Ze werden alle vier prof in 1970 bij Ferretti. Eind 1971 haakte Erik al af, een jaar later was het de beurt aan Sture, nog eens een jaar later Tomas en Gösta hield het vol tot in 1974.

    Maar wat weten we van deze Zweden. Ja, ze kwamen uit Zweden en Gösta was geen onaardig renner en werden ze geen wereldkampioen tijdrijden? Hoe zat het trouwens met de Olympische Spelen? Werden ze ooit Olympisch kampioen?


    De wielergeschiedenis van de Petterssonbrothers begon in 1961.

    De oudste van het viertal, Gösta (°23/11/1940 Alingsås, Västra Götaland, Zweden) werd 1e in het Nordisk Mesterskab (Noords Kampioenschap, een kampioenschap tussen Noorwegen, Zweden, Denemarken en Finland), ploegentijdrit op de weg voor amateurs, samen met Sune Hansson, Herbert Dahlbom, Oswald Johansson.

    In datzelfde jaar werd hij ook tweede in de 10e rit van de eerste Tour de l’Avenir, toen nog voor amateurs. Hij maakte deel uit van een Scandinavische ploeg met 3 Denen, 3 Zweden, 1 Noor en 1 Deen. In die rit werd hij geklopt door Bruno Fantinato. In de laatste rit werd hij nog eens vierde en in de eindstand werd hij 21e op 25’55” van Guido De Rosso.

    In 1962 was hij tweede in het Nationaal Kampioenschap op de weg en eerste in het Nationaal Kampioenschap, tijdrijden op de weg. In het Nordisk Mesterskab, ploegentijdrit op de weg voor amateurs won hij opnieuw, nu samen met Owe Adamsson, Paul (Palle) Munther en Sune Hansson. Het tijdrijden zat hem duidelijk in het bloed en de genen.

    In 1963 kwamen ook Sture (°30/09/1942 Kullings, Östergötland, Zweden) en Erik (°04/04/1944 Kullings, Östergötland, Zweden) er bij.




    Had Gösta hen overhaald? Sprak hij met zoveel enthousiasme over het tijdrijden? Gezien de Zweedse traditie van stilzwijgende noorderlingen is dit eerder twijfelachtig. Waarschijnlijk zat het hem gewoon, zoals hierboven reeds aangehaald, in de genen. Waren mama en papa Pettersson misschien ook wielerfanaten? Ik heb er niks over terug gevonden, maar het kan natuurlijk.

    Gösta won in 1963 twee etappes in rittenwedstrijden, werd opnieuw Nationaal Kampioen tijdrijden op de weg en ook Nationaal Kampioen Ploegenklassement tijdrijden op de weg, met Sture en Erik Pettersson. De eerste kiem van een succesvol viertal werd gelegd.

    Voor het Nordisk Mesterskab, ploegentijdrit op de weg viel de jonge Erik Pettersson nog te licht uit. Zweden won toch met Gösta, Stig Blom, Bengt Lager en Sture Pettersson. Erik had echter wel het individuele Nordisk Mesterskab gewonnen.

    De successen werkten aanstekelijk binnen de familie. Want de vierde Pettersson, Tomas (°15/06/1947 Vårgårda, Västra Götaland, Zweden) begon er ook aan nadat hij het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden op de weg voor junioren gewonnen had met Hans Knutsson en Lennart Johansson.

     

    Gösta zelf maakte er een mooi 1964 van. Hij won de Ronde van Tunesië, veroverde brons in het Nationaal Kampioenschap op de weg, goud in het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg en goud in het Nationaal Kampioen Ploegenklassement tijdrijden op de weg met Sture en Erik Pettersson.

    Erik werd dan nog derde in het individuele Nordisk Mesterskab op de weg.

    Gösta steekt zijn neus aan het venster in het internationaal amateurpeloton door brons te veroveren op het Wereldkampioenschap op de weg in Sallanches na Eddy Merckx en Willy Planckaert, ook al een gezant van een roemruchtige wielerfamilie.

    Tijdens de Olympische Spelen in Tokyo behaalden de Zweden (Gösta, Sture, Erik en Sven Helge) brons na Nederland (Dolman, Karstens, Pieterse en Zoet) en Italië (Andreoli, Dalla Bona, Guerra en Manza). In de rit in lijn, gewonnen door de Italiaan Zanin, werd Gösta zevende, Erik elfde en Sture 52e.

    De prestaties kenden dus een stijgende curve en de aanwezigheid van Sture en Erik bleek een aanzet te zijn tot het vormen van een geoliede tijdritmachine. Het was nu enkel nog wachten tot Tomas iets ouder en sterker was om de successen te kunnen oogsten.

    In 1965 zijn er weinig opmerkelijke resultaten te vinden van Gösta. Was hij gekwetst? Was hij ziek? Moest hij recupereren? Of was er zoiets als een militaire dienst in Zweden? In 1965 zijn enkel de drie anderen terug te vinden in de tijdrituitslagen.

    Nochtans reed Gösta samen met Sture mee in de Tour de l’Avenir in een Zweeds-Deense ploeg van 4 Denen en 4 Zweden. Gösta werd zesde in de laatste etappe en eindigde als 16e op 14’46” van Mariano Diaz. Sture werd achtste in de 9e etappe en eindigde als 64e op 52’49”.

    Sture won verder nog het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg,  het Nationaal Kampioenschap Estafette op de weg met Tomas en Erik, het Nationaal Kampioenschap tijdrijden Ploegenklassement op de weg met Jan-Åke Ek en Erik. Hij werd verder ook nog 2e in Nationaal Kampioenschap op de weg.

    Tomas, nog altijd junior, won het Nationaal Kampioenschap op de weg en het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg.

    Vanaf 1966 kwam Gösta weer volop op het voorplan. Hij won het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg, het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden op de weg met Tomas en Erik, het Nationaal Kampioenschap Ploegentijdrit op de weg met Sture en Erik. En het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en Sture. Dit was de eerste grote zege van het Zweedse broederviertal.

    Tomas werd nog 2e en Gösta 3e in het Nordisk Mesterskab op de weg.

    In 1967 wordt er volop voorbereid naar het belangrijke Olympische jaar 1968. Gösta wint een etappe en de Zesdaagse rittenkoers van Zweden. Erik wint de eerste en tweede etappe. Gösta wordt tweede in de Ronde van Berlijn en wint de Ronde van Marokko, Erik wordt derde. Qua tijdrijden zijn de broers zo goed als onverslaanbaar. Gösta wordt Nationaal Kampioen tijdrijden op de weg. Hij wint het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement op de weg met Erik en Tomas, het Nationaal Kampioenschap Ploegentijdrit op de weg met Sture en Erik en het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en Sture.

    Erik wordt Nationaal Kampioen op de weg en 3e in het Nordisk Mesterskab op de weg.

    Op het Wereldkampioenschap winnen de vier broers de 100 km ploegentijdrit voor Denemarken (Blaudzun, Hansen, Mortensen en Pedersen) en Italië (Bosisio, Pigato, Marcelli, Martini). De eerste wereldtitel is binnen. Mama Pettersson mag WK-truien beginnen wassen.

    In het belangrijke jaar 1968 lopen de broers waarschijnlijk hun grootste ontgoocheling van hun carrière op.

    Nochtans zet het jaar goed in. Gösta wint etappe 1a, 1b (Tomas is tweede) en 8 van de Milk Race en het eindklassement. Sture wordt 2e in rit 9, Tomas 2e in rit 2, 3e in rit 8 en wint de 14e rit.  Gösta is tweede in het Nationaal Kampioenschap op de weg, wint het Nationaal Kampioenschap Ploegentijdrit op de weg met Sture en Erik en het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en Sture.

    Erik wint het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden op de weg, met Tomas en Jan-Åke Ek. Tomas wint het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg en het Nordisk Mesterskab op de weg.

    Op de Olympische Spelen echter lopen ze het goud mis. Ze behalen zilver op de Ploegentijdrit, na Nederland (Den Hertog, Pijnen, Zoetemelk, Krekels) en voor Italië (Bramucci, Marcelli, Simonetti, Vianelli). En Gösta wordt derde in de Olympisch rit op de weg na Pierfranco Vianelli en Leif Mortensen. Tomas wordt 7e en Erik wordt er 35e.

    De broers nemen echter wraak op de wereldkampioenschappen. Gösta, Erik en Tomas samen met Josef Ripfel worden derde in het Wereldkampioenschap Ploegenachtervolging op de baan na Italië (Chemello, Bosisio, Morbiato, Roncaglia) en Argentinië (Alvarez Seidanes, Alves Gordon, Contreras Vasquez, Merlos Toledo).

    Op de weg wordt het viertal voor de tweede keer Wereldkampioen in de  100 km ploegentijdrit. Ze verslaan Zwitserland (Hubschmid, Thalmann, Bürki, Spahn) en Italië (Marcelli, Bramucci, Pigato, Martini). Niettemin zal het verlies van de gouden Olympische medaille een wrange nasmaak gegeven hebben. Erik wordt dan nog 3e in het Wereldkampioenschap op de weg na Vittorio Marcelli en Luis Carlos Flores.

    Vanaf 1969 wordt toch zeker Gösta te sterk voor de amateurscategorie. Hij is dan ook al 29 jaar oud.

    Hij wint opnieuw de Zesdaagse rittenkoers van Zweden met ook 1 etappeoverwinning. Hij wordt Nationaal Kampioen op de weg en in het tijdrijden. Hij wint het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden met Tomas en Jan-Åke Ek, het Nationaal Kampioenschap op de weg Ploegentijdrit met Erik en Tomas en het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en Sture. Erik won ook nog het Nordisk Mesterskab op de weg.

    Ook in de rittenwedstrijden komt Gösta sterk voor de dag. De Zweedse ploeg start in de Tour de l’Avenir met de vier broers. Gösta wint de proloog en wordt met de Zweedse ploeg 4° in rit 1b zodat hij even de gele trui mag aantrekken. Die verliest hij ’s anderendaags echter alweer aan Duchemin. Gösta wordt nog vijfde in de 5e rit, vierde in de rit 6b, zevende in rit 9 en vijfde in rit 10a. Sture wordt derde in rit 5 en achtste in rit 10a. Erik wordt vijfde in rit 3 en Tomas wint rit 6a.

    Gösta wordt derde in het eindklassement op 6’40” van Zoetemelk en hij wordt derde in het bergklassement. Sture wordt 20e in het eindklassement op 15’26” en vijfde in het puntenklassement. De Pettersson-broers gaan dus met nogal wat prijzengeld naar Zweden terug.

    Op het Wereldkampioenschap is het voor de derde maal prijs in de 100 km ploegentijdrit. Ze winnen voor Denemarken (Frey, Hansen, Lund, Mortensen) en Zwitserland (Hubschmid, Thalmann, Bürki, Fuchs).

    Het was voor de Pettersson’s genoeg geweest bij de amateurs. Wat moest en kon gewonnen worden was gewonnen met uitzondering van een Olympische titel. Het Italiaanse merk Ferretti zag wel iets in hen en nam ze alle 4 in de ploeg op.

    Gösta startte direct veelbelovend met overwinningen in rit 4b en het eindklassement van de Ronde van Romandië, voor Davide Boifava en Joop Zoetemelk, en de Coppa Sabatini. Verder een 6e plaats op 9’20” van Eddy Merckx in het eindklassement van de Giro d'Italia, met drie toptien plaatsen, een 3e plaats in het eindklassement van de Tour de France op 15’54” van Eddy Merckx en na  Joop Zoetemelk. Hij behaalde verder in de Tour acht toptien uitslagen. Tomas haalde vijf toptien uitslagen en eindigde 36e op 1h13’28”.

    Gösta samen met Tomas won aan het einde van het seizoen de Trofeo Baracchi voor de duo’s Ritter-Mortensen, toch ook geen smurfen en Vanspringel-Willy In ‘tVen.

    Tussen de grote jongens waren de resultaten voor de drie andere broers toch iets minder. Tomas had wel een tweede plaats versierd in rit 20b van de Tour de France, een 8,1 km lange tijdrit, op 12” van Eddy Merckx. Gösta werd 8e op 18”. Tomas haalde ook nog 2 tweede en 2 derde plaatsen in andere wedstrijden. Sture reed één toptien plaats in de Giro en eindigde als 77e op 2h10’06”. Op het Wereldkampioenschap werd Sture 30e, Gösta 31e, Tomas 42e en Erik 62e.

    In 1971 reden ze nog alle vier bij Ferretti. Gösta kwam tot volle ontbolstering. Hij won de Giro dell'Appennino en in Vigolo Marchese. Hij werd samen met Tomas tweede in de Trofeo Baracchi na het duo Ocaña-Mortensen. Hij werd eveneens tweede in de Ronde van Sardinië, na Merckx, de Catalaanse Week, na Raymond Poulidor, Paris-Nice, na Merckx en derde in Milaan-Sanremo, na Merckx en Gimondi. Maar zijn hoogtepunt, en ook dat van zijn carrière, vierde hij in de Giro d’Italia. Gösta behaalde zes toptien plaatsen en veroverde de roze trui aan het eind van de 18e rit en behield die tot het einde. Herman Vanspringel werd nog maar eens tweede in een grote rittenwedstrijd en eindigde op 2’04” en Ugo Colombo werd derde op 2’35”. In diezelfde Giro behaalde Erik, terug boven water gekomen, drie toptien plaatsen en Sture, die 51e werd op 1h45’54”, twee toptien plaatsen.

    In de Tour de France behaalde Ferretti een tweede plaats in de proloog. Verder behaalde Gösta vier toptien plaatsen en Tomas twee toptien plaatsen. Beiden bereikten echter Parijs niet.

    Tomas behaalde een overwinning in rit 5b van de ronde van Romandië en enkele ereplaatsen in ééndagswedstrijden. Erik had enkel een uitschieter met een tweede plaats in Vigolo Marchese, na Gösta, en een derde plaats in de 10e etappe van de Giro.

    Op het Wereldkampioenschap werd Tomas 12e, Erik 28e, Gösta 23e en Sture gaf op.

    Het seizoen 1972 startte zonder Erik. Nochtans was hij na een eerste minder jaar, in 1971 weer boven water gekomen en was het eerder Sture die in 1971 ondermaats gebleven was.

    De overgebleven broers reden nog altijd voor Ferretti. Gösta haalde nog een 2e plaats in het eindklassement van de Giro di Puglia waar Tomas derde werd. Gösta won de 7e etappe in de Giro voor Eddy Merckx. Hij haalde verder nog 3 toptien plaatsen in die Giro die hij als zesde beëindigde op 13’09” van Eddy Merckx. Tomas werd in diezelfde Giro 41e op 1h03’06”. Gösta en Tomas werden derde in de Trofeo Baracchi na Merckx-Swerts en Gimondi-Boifava.

    Op zich deed Tomas het dat jaar waarschijnlijk zelfs beter dan Gösta. Hij werd derde in de Coppa Agostoni, in Cotignola en in de Giro del Lazio. Hij won tevens de 1e en 5e etappe van de Tirreno – Adriatico en werd derde in het eindklassement.

    De Tour de France werd niet gereden door Ferretti en in het Wereldkampioenschap werd Gösta 36e en gaven Sture en Tomas op.

    Er zat duidelijk verval op de prestaties van de Petterson’s. Misschien dat Tomas eigenlijk nog het best stand hield, Gösta teerde duidelijk op zijn prestaties van de eerste twee jaren. Voor Sture was het duidelijk geworden en hij ging de fiets aan de wilgen. De twee over gebleven Pettersson’s verkasten naar Scic.

    Gösta werd aan het begin van het seizoen 3e in het eindklassement van de Tirreno – Adriatico. Hij reed één toptien plaats in de Ronde van Romandië en werd 8e in het eindklassement. Hij deed voor het eerst mee in de Ronde van Zwitserland, won er de 8e etappe b en werd 7e in het eindklassement op 7’53” van Fuente. Hij reed er nog een toptien plaats en Tomas gaf er op. Hij werd 3e in het eindklassement van de Giro di Sardegna en eindigde 2e met Boifava in de Trofeo Baracchi na Gimondi-Rodriguez. In de Giro d’Italia reed hij drie toptien plaatsen en werd uiteindelijk 13e op 34’42” van Eddy Merckx. In het Wereldkampioenschap gaven zowel Gösta als Tomas op.

    Op het einde van het seizoen had Tomas het ook begrepen. De prestaties van 1972 had hij niet kunnen verder zetten, in tegendeel zelfs, hij presteerde zo goed als niks.

    Gösta bleef alleen over en veranderde nog eens van ploeg. Hij zou zijn laatste jaar rijden bij Magniflex. Gezien zijn leeftijd, 34 jaar, mag gesteld worden dat hij in schoonheid afscheid nam.

    Bij zijn tweede deelname in de Ronde van Zwitserland behaalde hij zes toptien klasseringen en werd hij 2e op 58” van Eddy Merckx. In de Giro d’Italia behaalde hij drie toptien noteringen en werd hij uiteindelijk 10e op 17’08” van Eddy Merckx. Op het Wereldkampionschap werd hij nog 17e en in de Trofeo Baracchi behaalde hij met Rodriguez een tweede plaats na Moser-Schuiten.

     

     

    Na afloop van hun carrière hebben drie van de vier broers gekozen voor een andere familienaam. De familienaam Pettersson (ook soms Petersson) werd te veel verspreid van uit Zweden over de hele wereld. Daarom konden de dragers van deze familienaam van homoniem veranderen en een andere identiteitskaart vragen in Zweden. Dit gebeurde toen de broers ruzie hadden. Wat de reden van de ruzie was kon ik niet achterhalen.

    Erik, Tomas en Sture heetten vanaf den Fåglum, naar de naam van de club waarbij ze debuteerden. Op het toppunt van hun glorie spraken de Zweden al van de " Fåglum brothers". Alleen Gösta behield zijn oorspronkelijke achternaam.

    Gösta was een regelmatig renner. Hoewel hij zelden een wedstrijd wist te winnen, zat hij altijd mee in de goede ontsnapping. Hij had echter altijd een defensieve houding die niet in de smaak viel van het grote publiek. Hij had een ietwat bescheiden persoonlijkheid, en misschien daardoor is er nooit echt uitgekomen wat hij allemaal in zich had. Tomas had misschien evenveel talent als Gösta. Maar misschien lag hij als de jongste teveel onder de plak van Gösta en de andere broers. Erik was te onregelmatig om echt door te dringen bij de beroepsrenners en Sture was de minste van de vier. Hij verliet het viertal ook als eerste voor goed want hij overleed op 26 juni 1983 ergens in Noorwegen.

    Samen wonnen de Pettersson’s 13 wedstrijden bij de profs (Gösta negen en Tomas vier). Ze werden 3 keer wereldkampioen bij de amateurs hetgeen dus 12 WK-truien betekent voor één familie.

    24-01-2011, 00:00 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (17 Stemmen)
    22-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Open brief aan ……. Hubert Hutsebaut.

    Open brief aan ……. Hubert Hutsebaut.

     

     

    Hubert wie? Ik denk dat dit de spontane reactie zal zijn van veel jongere wielerliefhebbers. De ouderen onder ons zullen de naam wel herkennen hoop ik. De echte wielerliefhebbers toch zeker.

    Hubert (voor de Nederlanders onder ons, Hubèr uitgesproken en niet Huubert of zo iets) is nochtans een waar begrip in het wielrennen. Was Hubert een groot renner? Neen natuurlijk niet zullen de meesten antwoorden. Ikzelf ga daar echter niet mee akkoord. Hubert heeft oinderdaad op het eerste zicht een zeer bescheiden palmares. Zeven overwinningen bij de profs. Dat zijn er natuurlijk nog altijd veel meer dan Jürgen Van Goolen en Jürgen Van Den Broeck. Maar als u even verder leest, beste lezer, dan zal u zien dat u het verkeerd voor hebt. Hubert Hutsebaut is een icoon in het wielrennen.

    Wat maakt Hubert dan zo speciaal? Wel met Hubert werd een beetje gelachen in het peloton. Hij was de pineut, de sukkel, degene die gepest werd. Ook de wielersupporters lachten met hem. Want jammer genoeg had Hubert zijn voorkomen niet mee. De moeders van alle wielerliefhebbers hadden hen nochtans altijd gezegd dat je niemand mag uitlachen om zijn uiterlijk. Maar ja, die moeders kwamen niet mee naar de koers en na 12 pinten, dan denkt de modale wielersupporter niet meer aan zijn moeder. En dus werd er gelachen met Hubert. Onterecht. En indien Hubert dit nu leest, dan komen er waarschijnlijk pijnlijke herinneringen naar boven. Lees echter verder Hubert. Wie laatst lacht best lacht.

    Hubert droeg een bril. En met brillendragers werd toen nog al eens gelachen. Ik kan het weten, ik droeg er vroeger ook een, vandaar misschien mijn sympathie voor Hubert. Gelukkig droeg ik niet zo een sterke glazen zoals Hubert want die waren van het formaat confituurpotbodems. Zo van die glazen die er voor zorgden dat je met grote verbaasde ogen de wereld inkeek. Nochtans er waren nog renners met een bril vroeger. Je had Jean Bobet maar die moest wel een bril dragen want die had universitaire studies gedaan en studenten die droegen nu eenmaal een bril. Je had Jan Janssen maar die had dan weer het wereldkampioenschap gewonnen, de groene trui in de Tour en net voordat Hubert prof werd de gele trui. Je had later Theo Verschueren maar die werd ook wereldkampioen. Hubert werd nooit wereldkampioen.

    Misschien droomde Hubert er vroeger wel van om wereldkampioen te worden of de Tour de France te winnen. Misschien lag kleine Hubert uit Lendelede ’s avonds in bed en overwon hij in gedachten de Tourmalet en de Aubisque en reed hij triomferend in WK-trui Parijs binnen. Misschien. Wie zal het zeggen.

    Hubert was ook een stille jongen die vlug zijn plaats kende in het peloton. Hij besefte waarschijnlijk vrij vlug dat hij niet in de wieg gelegd was om een groot renner te worden zoals Merckx, De Vlaeminck, Godefroot enz... Hij borg dan ook zijn dromen veilig op. En de stille jongen met de confituur-glazen bril werd het mikpunt van spot binnen het peloton.

    Nochtans, Hubert was niet te onderschatten. Hij werd prof op 26 augustus 1968 bij flandria-De Clerck. Hoe en waarom, daar heb ik niks kunnen over terug vinden. Misschien op voorspraak van de lokale flandria-velomaker van Lendelede, zo ging dat toen in die tijd bij flandria.

    Op 11 juli 1969, nog steeds bij flandria-De Clerck-Krüger behaalde hij zijn eerste overwinning bij de profs in Gistel voor Raf Van Bruwaene en Christian Callens. Die overwinning zal natuurlijk verloren gegaan zijn in de feestroes waarin België toen leefde door de krachttoeren van een Eddy Merckx in de Tour de France en de overwinning van Guido Reybrouck die dag. De 0 was dus vrij vlug van zijn palmares weggeveegd. Hubert kon winnen als het moest. Hij was er trouwens al eens dicht bij geweest op 28 juni in de Omloop van het Houtland waar hij in de sprint geklopt werd door Noël Van Tyghem. Iets wat Jempi Monseré in 1970 ook overkwam in het Kampioenschap van Vlaanderen. Maar toen rook men een sterke geur van verbrand rubber natuurlijk.

    Ook in 1970 reed Hubert nog voor flandria-Mars. De maand juli was blijkbaar zijn maand. Op 22 juli won hij namelijk in Dentergem voor Romain Furniere (op 10”) en Walter Planckaert (op 1’35”). Op 2 september werd hij nog tweede op 20 “ van Julien Van Lint in de Grote Stadsprijs van Geraardsbergen en op 8 september werd hij tweede, geklopt in de sprint door Etienne Sonck in Izegem. U ziet beste lezer, er zat een gestage vooruitgang in de prestaties van Hubert.

    Wat is er dan misgegaan eind 1970? Het contract van Hubert bij flandria werd niet verlengd en Hubert moest op zoek naar een nieuwe ploeg. Was men binnen flandria bang voor de mogelijkheden van Hubert? Heeft de Grootmeester Hubert over het hoofd gezien voor zijn bruine garde? Hadden noch Roger De Vlaeminck, Walter Godefroot, Frans Verbeeck e.a. het vermogen de ontluikende talenten van Hubert te ontdekken? Het zal waarschijnlijk een van de vele wielermysteries blijven. In elk geval Hubert kwam terecht bij het zeer bescheiden Goldor. Hij werd ploegmaat van Richard Bukacki, Frans Melckenbeeck, Walter en Willy Planckaert, Bernard Van de Kerckhove en Robert Van Lancker. Mogelijks werd hij ook bierhandelaar, ik weet het niet. Het was in elk geval zo dat veel renners van Goldor ook het bier moesten verdelen.

    Was Hubert in zijn wiek geschoten? Op zijn teen getrapt? In zijn eer gekrenkt? Waarschijnlijk wel. En dat kwam tot uiting in zijn uitslagen. Hubert won dat jaar niet minder dan 3 wedstrijden. Eddy Merckx won er dat jaar weliswaar 53 maar die is dan ook Grootmeester, maar drie is evenveel als Willy Van Neste, Daniel Vanryckeghem, Noël Van Tyghem, Rini Wagtmans ……

    Hubert begon er vroeg aan dat jaar. Op 3 mei won hij de 4° rit van de Ronde van Spanje. Hij reed het complete peloton op maar eventjes 9 minuten en 50” en zag zijn overwinning als een dankbetuiging ten opzichte van zijn overgebleven ploegmakkers, zijn nieuwe ploeg en als revanche ten op zichte van Brik Schotte en het flandria-team. Cyrille Guimard werd tweede. Was hij te diep gegaan in zijn krachtenarsenaal? Redeneerde hij dat er niets meer in zat in de Vuelta? In elk geval wordt hij nog vermeld in het ritverslag van de Vuelta van 12 mei. Waarschijnlijk gaf hij die avond op en keerde hij terug naar België. Maar de vorm was er want op 13 mei won hij in Assebroek. Hij versloeg er Eric Raes en William Bilsland in de sprint. Je moet het maar doen. Thuiskomen van Spanje en direct een wedstrijd winnen. Op 12 september won hij in nog een koers in lijn in Heule. Herman Vrijders en Daniel Vanryckeghem strandden op 3 seconden. Op 8 augustus was hij in een andere koers in lijn in Lede nog derde geworden na Willy Planckaert en Daniel Vanryckeghem.

    Hubert kon het jaar 1971 met een zoet smaak van wraak ten opzichte van flandria afsluiten. Het was zijn beste jaar tot nog toe geweest en, wat hij niet wist, het beste moest nog komen.

    In 1972 bleef Hubert bij Goldor dat als extra sponsor IJsboerke had aangetrokken. Had hij door de successen van 1971 extra getraind tijdens de winter? Zich extra verzorgd? Enkel Hubert zelf kan het ons zeggen. In elk geval was hij tegen de traditie in zeer vroeg in optimale vorm. Hij begon in de maand maart met een 40° plaats in de Omloop het Volk en ’s anderendaags had hij al een 10° plaats te pakken in Kuurne-Brussel-Kuurne. De benen voelden goed aan en Hubert wist het. Vervolgens kwam zijn glorieperiode. Sommige mensen dromen van ooit eens 5 minuten wereldberoemd te zijn. Wel Hubert werd 5 dagen wereldberoemd. Het begon op 25 maart en eindigde op 29 maart. Op 25 maart werd de E3-prijs te Harelbeke verreden. Het wedstrijdverhaal kan kort samengevat worden. Na de Hoppeberg kwamen de volgende renners voorop : Merckx, Godefroot, Verbeeck, Van Tyghem, Dierickx, Rosiers, De Witte en Van De Vijver. Eén duo reed er nog naar toe. Hubert Hutsebaut met in het wiel Wilfried David, de ploegmaat van Walter Godefroot.

    Op het Vossenhol demarreert Walter Godefroot weg. Misschien niet verstandig voor zo een sterke spurter maar misschien voelde Walter zich wel beresterk. Hubert ging in de achtervolging samen met Eddy Merckx. Op 5 km van de aankomst kwamen ze bij Walter Godefroot. Het drietal stevende op een sprint af. Merckx begon op kop met Godefroot in het wiel. Toen Eddy 100 m voor de aankomst naar links keek, zag hij dat Godefroot zijn krachtinspanning van op het Vossenhol had moeten bekopen en het wiel had gelost. Eddy, zeker van de overwinning zette zijn inspanning niet door en werd daardoor op 5 meter van de streep rechts voorbij gejumpt door Hubert.

    Uit het wedstrijdverslag kan worden afgeleid dat Hubert die dag gewoonweg de sterkste was en dus een verdiende winnaar.

    Vier dagen later was er dan de Elfstedenronde. In de voorbeschouwingen in de kranten stond er onder andere dat o.a. Godefroot het zich niet kon permitteren nog eens geklopt te worden door Hutsebaut of een van diens soortgenoten. Soortgenoten? Hallo! Was Hubert Hutsebaut een soort minderwaardige renner misschien? Had hij geen recht de E3-prijs te winnen? Hij was toch de sterkste en misschien wel de slimste geweest.

    De wedstrijd kan als volgt samengevat worden. Godefroot, Reybrouck, Verbeeck, David, De Muynck, Van Olmen, Marcel Omloop, Roger Jochmans, Willy Van Neste en Hubert stevenen op de aankomststreep af. Op 700 m van de streep is er een scherpe bocht naar rechts. Een agent doet de renners twijfelen en sommigen zetten voet aan grond. Enkel de twee laatste van het groepje, Willy Van Neste en Hubert zien de vergissing van de renners en kiezen het juiste parcours. Hubert plaatst een krachtige jump en wint voor Willy Van Neste en de teruggekeerde Guido Reybrouck.

    U kan zich, beste lezer, de taferelen aan de aankomst voorstellen. Geroep en getier, gevloek en gescheld. Maar …… elke renner wordt geacht het parcours van de wedstrijd te kennen. En het jaar ervoor in dezelfde Elfstedenronde, was er iets gelijkaardigs gebeurd. Toen reden er 4 renners voorop en reed er één de verkeerde kant op. U raadt het al, het was Hubert. Met recht kon hij nu verkondigen dat een ezel zich nooit tweemaal aan dezelfde steen stoot.

    Vier dagen en 2 grote overwinningen voor Hubert. Men zou denken dat zijn carrière nu wel definitief gelanceerd zou zijn. Hubert was nog maar 24 jaar oud. In de fleur van zijn leven en zijn sportloopbaan. De sportdirecteurs zouden nu toch wel zijn deur plat lopen om hem in 1973 in de ploeg te krijgen. Helaas. Wat is er gebeurd met Hubert? Hij reed nog alle voorjaarskoersen. Hij startte ook nog in de Vuelta, hij komt voor in de najaarskoersen. Maar verder is er niks terug te vinden over een ploeg voor 1973. Wat is er gebeurd Hubert? Hebben ze het je niet vergeven dat je tweemaal won. Er was toch niks af te dingen op je overwinningen.

    Was het misschien omdat je de “looks” niet had en dat je, zoals ik ergens gelezen heb, soms je benen niet schoor. En dan? Bernard Hinault heeft het in elk geval opgemerkt en heeft je gekopieerd om op die manier Paris-Roubaix te winnen. Dus als zo een grote kampioen dat mag, waarom jij niet?

    Of had je je buik vol van het wereldje. Misschien was je ondertussen wel getrouwd, ik weet het niet. Was er een kindje in aantocht en moest er voldoende brood op de plank komen. Kreeg je een andere job aangeboden. Een die minder fysieke inspanningen vergde. Alhoewel ik er zeker van ben dat jij nooit een man was die om een extra inspanning verlegen zat.

    Of was je gewoon een groot kampioen die afscheid nam op zijn hoogtepunt. Laat het ons daar bij houden Hubert. En laat mij van jou een voorbeeld maken voor de vele renners die nu aan het begin van het seizoen staan en denken dat ze de grote kampioenen of would-be kampioenen niet kunnen verslaan. Laat hen een Hutsebautje of Huberke doen. Laat ons deze nieuwe term invoeren in het wielrennen zodat de “mindere” renners iets hebben om naar uit te kijken.

    Kortom, voor mij ben jij, Hubert Hutsebaut, een kampioen. Weliswaar met een kleine k want anders zou ik mijn indeling die ik hier ergens anders op de blog gezet heb verloochenen. Maar je bent een naam in het wielrennen. Ere wie ere toekomt. Hubert Hutsebaut je hebt je plaats in de geschiedenisboeken van het wielrennen. Inwoners van Lendelede dit verdient een standbeeld.

     

     

                                                                                                                                                 G.L.

     

     

    22-01-2011, 18:13 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (51 Stemmen)
    Tags:Hubert Hutsebaut, Eddy Merckx, Walter Godefroot
    13-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van Grootmeesters, Campionissimo, Superkampioenen en Kampioenen.

    Van Grootmeesters, Campionissimi, Superkampioenen en Kampioenen.

     

     

    Beste lezer van deze blog. Ik zou het vandaag graag eens willen hebben over de terminologie die in de wielerliteratuur gebruikt wordt. Meer bepaald zou ik het willen hebben over het predicaat “kampioen” en al zijn overtreffende vormen. Volgens mijn bescheiden mening wordt deze term veel te lichtzinnig gebruikt bij journalisten voor wielrenners en sporters in het algemeen.

    Ik vind dat er een soort regel zou moeten bestaan om iemand een kampioen te noemen. Je zou er zelfs een soort gradatie kunnen in toepassen. Een “Kampioen”, een “Superkampioen”, een “Campionissimo” en een “Grootmeester”.

    De vraag die dan natuurlijk direct opkomt is hoe men deze titels zou toekennen. Of m.a.w. wat zijn de criteria opdat iemand tot een bepaalde categorie kan behoren. Om daarop te kunnen antwoorden dient men toch een beetje de historiek van het wielrennen te kennen. En dan ga ik al direct de mist in omdat ik moet toegeven dat ik de prestaties van de renners van voor WO II veel minder ken dan deze van de naoorlogse renners. Maar goed, wie zich geroepen voelt een rangschikking te maken voor de renners van de voor WO II mag er altijd aan beginnen, ikzelf zal mij houden aan die van na de oorlog.

    Persoonlijk vind ik dat een Kampioen op zijn minst één Klassieker moet gewonnen hebben. Geen semi-klassieker, geen op TV-komende midweekse koers, nee een echte Klassieker. De vraag stelt zich dan wat een echte Klassieker wel mag zijn.  Gelukkig hebben we bij de hedendaagse renners toch nog een Philippe Gilbert die zijn klassiekers kent en altijd spreekt over de “Grote Vijf “ zijnde Milaan-Sanremo, Ronde van Vlaanderen, Luik-Bastenaken-Luik, Paris-Roubaix en de Ronde van Lombardije. Voor de meeste wielerliefhebbers zijn dit de Grote koersen. Maar ….. dit moet in zijn tijdsbeeld gezien worden. Na de oorlog tot zeker eind de jaren 50 was de Waalse Pijl hoger aangeschreven dan Luik-Bastenaken-Luik. Paris-Tours heeft ook lange tijd een vrij hoog aanzien gehad. En dan was er nog bv. de Grand Prix des Nations en misschien vergeet ik er nog een paar.

    Niet eenvoudig dus maar laat het ons bij de eerder genoemde 5 Grote Klassiekers houden om de hedendaagse kampioenen te louteren. Dus elke renner die één van deze 5 wint kan zich een Kampioen noemen.

    Hoe word je dan een Superkampioen? Logischerwijs moet je dan al iets krachtiger presteren.  Je zou kunnen stellen dat als je één van de 4 Grote Ronden gewonnen hebt je jezelf een Superkampioen mag noemen. Met de 4 Grote Ronden worden dan respectievelijk de Tour, de Giro, de Vuelta en de Ronde van Zwitserland bedoeld. Ook hier weer moet er een tijdscorrectie ingebracht worden. De Vuelta is maar vrij recent een echte “Grote” Ronde geworden en de Ronde van Zwitserland heeft zeker aan belang ingeboet de laatste tijd. Heb je één van deze ronden gewonnen, dan ben je een Superkampioen.

    Als je nu echter eens terugblikt op deze classificatie, dan zal je als echte wielerliefhebber toch een beetje een wrang gevoel hebben. Lucien Aimar, Roger Walkowiak een Superkampioen?  Idem voor Carlo Clerici, Arnaldo Pambianco, Paolo Salvoldelli, Gottfried Weilenmann, Rolf Graf, Attilio Moresi, Giuseppe Fezzardi, Rolf Maurer, Ambrogio Portalupi, Edward Van Dyck, Frans De Mulder, allemaal winnaars van één van de Grote Ronden.

    Het resultaat zal analoog zijn voor de Grote Klassiekers. Ik neem enkel het voorbeeld van Milaan-Sanremo. Gomez, Maechler, Furlan, Colombo. Geen namen die we linken aan de beschrijving Kampioen.

    Na deze eerste feedback kom ik tot de conclusie dat ik strenger moet zijn bij het toewijzen van de eretitels.

    Dus doe ik een nieuwe poging voor de definitie van een Kampioen, een Superkampioen en op mijn elan ga ik verder voor een Campionissimo en een Grootmeester.

    Ik stel hierbij voor dat een Kampioen ofwel meer dan één Klassieker van de Grote Vijf gewonnen heeft (dus niet 2 x Paris-Roubaix maar wel Paris-Roubaix en bv de Ronde van Vlaanderen) ofwel meer dan één Grote Ronde van de Grote Vier gewonnen heeft ofwel één Klassieker en één Grote Ronde.

    Ik denk dat ik hiermee het grootste deel van de hierboven opgesomde renners geëlimineerd heb van de titel kampioen. En indien niet, dan heb ik die renner al altijd verkeerd ingeschat en ligt dus de fout volkomen bij mezelf.

    Een Superkampioen heeft dan ofwel verschillende Klassiekers gewonnen en minstens één Grote Ronde ofwel verschillende Grote Ronden en minstens één Klassieker. Het toont aan dat zo een renner een veelzijdigheid vertoont als atleet.

    Een Campionissimo heeft dan verschillende Klassiekers en verschillende Grote Ronden gewonnen tijdens zijn carrière. Deze renners tonen aan dat zij de veelzijdigheid gedurende verschillende jaren aan de dag gelegd hebben.

    Grootmeesters hebben dan verschillende Klassiekers en verschillende Grote Ronden in één jaar gewonnen. Deze renners hebben gewoon een staaltje van een buiten wereldlijke prestatie geleverd.

    Ik probeer even de renners vanaf 2000 te bekijken op basis van deze klassering. Met bij deze al mijn excuses als ik ergens een foutje zou gemaakt hebben.

    Grootmeesters : Geen

    Campionissimi : Geen

    Superkampioenen :  Cancellara met de Ronde van Vlaanderen, Paris-Roubaix en de Ronde van Zwitserland en Vinokourov met Luik-Bastenaken-Luik en de Vuelta en de Ronde van Zwitserland.

    Kampioenen :  Menchov, Armstrong, Ullrich, Aitor Gonzalez, Contador, Tchmil, Bettini, Tafi, Van Petegem, Boonen, Museeuw, Camenzind, Valverde, Di Luca en Cunego.

    Ik kan leven met dit lijstje ondanks de namen van Gonzalez, Di Luca, Camenzind , Valverde en eigenlijk ook Vinokourov waar toch een vrij sterke dopinglucht rond hangt en waarbij er schorsingen uitgesproken zijn maar waarbij uitslagen niet aangepast zijn. Het blijft een feit dat de prestaties vanaf 1990 tot zelfs nu met de nodige bedenkingen dienen bekeken te worden.

    Er zal misschien geargumenteerd worden dat doping vroeger ook gebruikt werd maar over het verschil tussen nu en vroeger op het gebied van doping zal ik later wel eens iets schrijven.

    Misschien dat iemand meer tijd heeft dan ik en de gehele naoorlogse periode kan uitpluizen.  Ik ben benieuwd wat het zou opleveren. Hoeveel grootmeesters zouden er zijn? In eerste instantie denk ik aan Coppi (1949 : Giro & Tour en Milaan-Sanremo en Ronde van Lombardije) en Merckx (1972 : Giro & Tour en Milaan-Sanremo, Luik-Bastenaken-Luik en Ronde van Lombardije).  Veel meer zullen het er niet zijn denk ik.

    Het aantal Campionissimo zal ook eerder beperkt zijn. Misschien een stuk of tien? Superkampioenen zullen er wel meer zijn denk ik.

    Ik besef maar al te goed dat lijstje discussies oproepen. En er zullen (hoop ik) hier reacties op komen. Misschien zitten er nog gaten in mijn redenering. Wie weet. In elk geval geldt voor mij dat de titel van Kampioen, Superkampioen, Campionissimo of Grootmeester eretitels zijn die niet zomaar mogen toegekend worden.

    Jammer voor een Philippe Gilbert (enkel de Ronde van Lombardije, weliswaar tweemaal) maar voor mij voorlopig onvoldoende om er een Kampioen van te maken. Gelukkig kent Philippe zijn klassiekers en weet hij dat hij nog één van de Grote Vijf op zijn palmares moet zetten om bij de grootsten geklasseerd te worden. Ook Stijn Devolder doet er goed aan nog Paris-Roubaix te winnen om als Kampioen bestempeld te worden. Het blijft een groot verschil tussen een goed renner en een Kampioen. De kans is echter groot dat Philippe en Stijn de titel ooit behalen. Renners echter zoals een Greg van Aevermaet, Bjorn Leukemans, ….. dienen nog veel pap te eten voordat ze als een echte Kampioen kunnen aanzien worden.

    Vandaar mijn oproep naar de heren journalisten : “Gebruik termen als Kampioen, Superkampioen, Campionissimo en Grootmeester niet lichtzinnig maar wel met de nodige eerbied voor degene die de titels ondertussen verdiend hebben.”

     

    13-01-2011, 00:00 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (7 Stemmen)
    Tags:Grootmeesters, Campionissimo, Superkampioenen, Kampioenen, Coppi, Merckx,
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Open brief aan Jos Huysmans
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Open brief aan …… Jos Huysmans.

     

     

    Beste Jos,

     

    Jij was, weliswaar na Eddy Merckx, je zal het mij wel vergeven, de renner wiens naam steeds in de uitslag opgezocht werd. Ik was dus duidelijk een supporter van jou.

    Waarom ben ik, die helemaal niet in je buurt woonde, supporter geworden van jou? Wel, de reden was een prentje. Ja, zo een onnozel fotootje van bij de kauwgum. Om een of andere reden vond ik dat prentje, met jij in je Mann-trui, het mooiste prentje van de reeks. Het was ook zo een handig prentje om mee te spelen. Je weet misschien dat de meeste van de wielerverzamelaars begonnen zijn met de prentjes die bij de kauwgum zaten te verzamelen. De kauwgum zelf was niet te vreten maar elke rechtgeaarde verzamelaar heeft heel wat over voor zijn hobby. Met die prentjes speelden wij dan koers. Elk met zijn eigen systeem, al of niet met dobbelstenen. En jouw prentje was het beste om tijdens mijn geïmproviseerde Tour de France met twee paperclips de gele trui op te spelden. Zo ben je bij mij dagen aan een stuk leider geweest in de Tour de France. Jammer voor jou moest je in de slotritten altijd de duimen leggen voor Eddy Merckx.

    Op die manier ontstond er een bijna dagelijks ritueel. De krant werd veroverd op vader, de sportpagina’s werden doorplozen en in de uitslagen van de wielerwedstrijden werd eerst gekeken hoe de Grootmeester het er van af gebracht had en dan werd Jos Huysmans opgezocht. Ja Jos, voor mij was jij één van de goden.

    Goden behandel je met respect, goden durf je niet in de ogen te kijken en al evenmin aan te spreken. Tot die ene fameuze dag. Een dag, of liever een moment om nooit te vergeten. Johny Vansevenant, je weet wel, de man van de Wetstraat en een wielervriend van mij, schreef een boek over de Mannen achter Merckx. Ik hoop dat Johny het mij niet kwalijk neemt dat ik hem wielervriend noem. Het is niet zo dat Johny een vriend is in de reële betekenis van het woord. Ik sprak hem nog maar enkele keren en het ging iedere keer over het wielrennen. Maar elke liefhebber van het wielrennen is voor mij een wielervriend.

    Op de presentatie van het boek was ik ook aanwezig. Niet als een of andere vip maar als gewoon wielerliefhebber. Toen ik daar eindelijk binnen was zag ik al die Mannen achter Merckx: Jos Spruyt, Martin Van den Bossche, Rini Wagtmans en ……  Jos Huysmans. Ik herkende je natuurlijk direct, ik had genoeg jouw foto’s en prentjes bekeken. Gezien ik ondertussen een volwassen man geworden was en toch al iets minder schroom had ten opzichte van goden heb ik je uiteindelijk aangesproken. Ik vertelde je dat ik altijd een supporter van jou was geweest. Je aanhoorde mij beleefd maar dacht waarschijnlijk dat ik weer een of ander vleier was. En toch, beste Jos, is het de waarheid.

    Ik liet een vriend die mee was, een foto nemen van jou en mij. Jos Huysmans en ikzelf samen op de foto. Wie had dat ooit gedacht. Wel beste Jos, die foto hangt hier thuis in mijn bureau aan de muur en op mijn werk hangt er ook een exemplaar. Ik kijk er nog steeds dagelijks naar. Jos Huysmans en ik samen op de foto. Niet te geloven.

    Je staat zelfs, zowel thuis als op mijn werk, op mijn laptop op de schermafbeelding van Google. Het is een mooie kleurenfoto van de complete Belgische ploeg die geselecteerd was voor het Wereldkampioenschap op de Nürburgring in 1966. De foto is genomen aan de start van het criterium in Londerzeel. Martin Van den Bossche, Herman Vanspringel, jij, Ward Sels, Willy Planckaert, Belgisch Kampioen Guido Reybrouck, Eddy Merckx en Willy Monty staan er in mooie kleuren op. Dus iedere keer dat ik wil googelen, beste Jos, heb ik een moment van nostalgie als ik naar jou kijk.

    Slechts één keer heb je mij ontgoocheld, beste Jos. Het doet nog een beetje pijn aan mijn hart als ik er aan denk. Maar wees gerust Jos, ik heb het je ondertussen al lang vergeven.

    Na de voorstelling van het prachtige boek heb ik je een brief geschreven. In mijn verzameling mis ik namelijk nog een foto van jou in FIAT-trui. Ik vroeg je in die brief heel beleefd of je er een had. Ik schreef ook dat ik die trouwe supporter was die je aangesproken had op de voorstelling van het boek. Ik stopte zelfs een paar postzegels in de brief want ik wilde je niet onnodig op kosten jagen.

    Helaas. Ik wacht na ruim vier jaar nog altijd op een antwoord. Misschien ben ik wel vergeten mijn adres onderaan de brief te zetten. Het kan natuurlijk, want schrijven naar je jeugdidool brengt toch heel wat emoties naar boven. Ik denk zelfs dat ik de ijdele hoop gekoesterd heb dat ik een trui van jou zou kunnen bemachtigen. Een trui waarin nog jouw zweet van tijdens een of andere Tourrit zou zitten.

    Voorzichtig zou ik dan die trui in handen genomen hebben. Misschien had ik hem wel ingekaderd samen met de foto van jou en mij. Misschien zat er nog wel iets in een van de rugzakken. Misschien vond ik wel een briefje van de Grootmeester hemzelf waarop staat: “Jos, kop trekken tot km 150”.

    Dat laatste zet mij nu aan het denken en doet mij de volgende vraag stellen aan jou, Jos. Hoe ging dat zo in de Molteni ploeg met al die ‘Jossen’? Je had Jos De Schoenmaecker, Jos Spruyt, Jos Bruyère,  Jos Borguet en jezelf. Hoe deed de Grootmeester dat als er een gevaarlijke concurrent wou ontsnappen? Hij kon toch niet roepen: “Jos, op ’t wiel!!!!” De concurrent zou direct 5 ‘Jossen’ dus de halve Molteni-ploeg in zijn wiel hebben. Is het daarom dat de Grootmeester altijd zelf de aanvallen van de concurrenten neutraliseerde of zelf wegsprong? Gewoon omdat hij anders teveel uitleg zouden moeten geven wie wat moest doen. Of hadden jullie een verdeling? Was er iemand Jos, Jef, Jozef, Joseph en “de kleinen”. Ik zou het er graag eens met jou over hebben, Jos.

    Ik heb dus nooit een foto van jou gekregen en ook geen trui. Zelfs geen “klakske” heb ik gekregen. Maar ik neem het je niet kwalijk, beste Jos. Jeugdidolen kunnen namelijk niks verkeerd doen voor hun aanbidders. Ik zal altijd de jeugdherinneringen blijven koesteren. Het plezier dat ik had toen je na de eerste rit van mijn geïmproviseerde Tour de France de gele, de groene en de blauwe truien (de witte met rode bollen bestond nog niet en ik had dan maar een blauwe uitgevonden) mocht opspelden tot grote spijt van Luis Ocaña die je had verslagen in de sprint van rit 1a. Ja, Luis Ocaña kon na 1971 in mijn ogen niks goeds meer doen. Dat je de leiderstrui mocht opspelden was een soort rechtvaardiging voor de proloog van de Tour in 1971. Je won samen met de Grootmeester, Julien Stevens, Rini Wagtmans, Herman Vanspringel en ouwe trouwe Vic Van Schil de proloog. Je kwam als derde over de streep en stond dus ex aequo op de eerste plaats. Jammer genoeg kon er maar één de gele trui aan trekken.

    Tot zover mijn brief aan jou, beste Jos. Ik hoop je ooit nog eens te ontmoeten en misschien, heel misschien vind je tijdens het opruimen van je zolder nog wel ergens een oude FIAT-trui. Denk dan eens aan mij, Jos. Het zou zijn alsof Sint Maarten, Sinterklaas en de Kerstman allen tesamen op mijn verjaardag zouden komen met dat ene cadeau.

     

                                                                                                                                                                 G.L.

     

    13-01-2011, 00:00 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (9 Stemmen)
    Tags:Jos Huysmans, Eddy Merckx, Fiat, Mann, Johny Vansevenant, Jos Spruyt, Martin Van den Bossche, Rini Wagtmans, Herman Vanspringel, Ward Sels, Willy Planckaert, Belgisch Kampioen, Guido Reybrouck, Willy Monty, Jos Bruyère, Jos Borguet, Jos De Schoenmaecker
    08-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ze zijn zo lief voor elkaar

    Open brief aan …….de renners

     

    Onlangs las ik in Het Nieuwsblad  een artikel over de broeders Schleck. Daarin stond, ik citeer : “Ex-toppers vinden het niet kunnen dat ik goed met Alberto Contador opschiet. Waarom zou dat niet kunnen? In de koers gaat het wel snoeihard tussen ons, dan zijn we echte vijanden.”

    Hallo? Mijn weinige haren kwamen recht te staan. Hoezo, ze zijn echte vijanden in de koers? Hoe zit dat dan met de fameuze rit met de overslaande ketting van Andy? Contador mocht toen volgens Andy niet aangevallen hebben. Alberto moest zelfs een zeemzoet filmpje op internet zetten om zich te verontschuldigen. Vijanden? Het zal wel. En tijdens de aanvangsweek van de Tour deed Cancellara wel het hele peloton wachten op de gevallen broertjes Schleck. Om bij te huilen.

    Het zou inderdaad vroeger geen waar geweest zijn. Kan, beste lezer,  u zich het volgende voorstellen: Paris-Roubaix 1975. Een tiental kilometer voor de streep zijn ontsnapt : Eddy Merckx,  Roger De Vlaeminck, André Dierickx en Marc Demeyer. De kannibaal krijgt op een van de laatste echte kasseistroken een lekke band. Hebben Demeyer, De Vlaeminck en Dierickx toen gewacht? Natuurlijk niet. Een van de grondslagen van de wielersport is om zo snel mogelijk van punt A naar punt B te rijden. En wie eerst over de eindstreep komt is de winnaar. Heb je een lekke band of materiaalbreuk, dan heb je pech. Vraag het maar aan Eugène Christophe als je hem in het hiernamaals tegen komt. Boeken kan hij schrijven over door materiaalpech verloren wedstrijden.

    Maar om terug te keren naar Paris-Roubaix. De drie overblijvers reden volop door. Eindelijk verlost van die vervelende kannibaal. Nog twee tegenstanders te kloppen. Merckx moest zich het snot uit de neus rijden om terug aansluiting te krijgen. Spannende televisie was dat toen. Komt hij er bij of niet? Zal hij nog krachten over hebben om de sprint te winnen?  En wat deed Merckx? Vol adrenaline en woede om zoveel pech kwam hij er bij en ging hij er over. Of liever, hij probeerde er over te gaan. De drie waren echter grote kampioenen en lieten hem niet gaan. Uiteindelijk won Roger De Vlaeminck. Merckx werd nog tweede in de eindspurt. Dat was nog eens echte koers.

    Neem dan de Ronde van Vlaanderen van hetzelfde jaar. Merckx rijdt van ver weg met een verdienstelijke aanhangwagen, genaamd Frans Verbeeck aan zijn wiel. Het duo rijdt de rest van het peloton in de vernieling en in de plaatselijke omloop in Meerbeke demarreert Merckx nog eens en moet Frans, dodelijk vermoeid, achter blijven. Na de aankomst kan hij nog met moeite zijn historische woorden : “Fred, hij rijdt vijf kilometer te rap voor ons” uitspreken. Heeft Eddy ’s avonds een telefoontje gehad met Frans om zich te verontschuldigen omdat hij Frans nog uit zijn wiel gedemarreerd heeft? Neen, natuurlijk niet. Frans heeft na een verkwikkende nachtrust ’s anderendaags gewoon de beslissing genomen om nog harder te trainen zodat ook hij vijf kilometer per uur rapper zou kunnen rijden.

    Of neem die Luik-Bastenaken-Luik van 1970. De streep ligt op de wielerpiste van Rocourt. Om die te bereiken dienen de renners door een smalle donkere gang te rijden. De De Vlaeminck’ s manoeuvreren zodanig dat eerst Roger en dan Eric de doorgang inrijden. Roger demarreert en Eric houdt de benen stil.  Gelukkig zijn er geen geluidsopnamen van die momenten want het gevloek zal waarschijnlijk enorm geweest zijn. Eric kreeg alle zottigheid van de wereld naar zijn kop geslingerd maar Roger was wel “de pist uit” of liever de piste op. Van pure coleire won Merckx  een paar dagen later de Waalse Pijl.

    Daarmee wil ik slechts aantonen dat er in de koers echt gestreden moet worden. Koers is koers en geen gezondheidswandeling. De Tour is geen toeristische fietstocht richting de Alpen of Pyreneeën waarbij er niks mag of kan gebeuren. Er dient strijd geleverd te worden.

    Hetzelfde in het hedendaagse veldrijden. Onlangs las ik een dubbelinterview met Niels Albert en Zdenek Stybar in HUMO. O wat waren ze lief voor elkaar. Op en top media getraind zodat er geen onvertogen woord kan vallen, want dat zou nadelig kunnen zijn voor de sponsor.

    Denkt men werkelijk dat een sponsor daar nadeel zou kunnen van hebben? Toen de eerder genoemde Frans Verbeek in 1973  op het einde van Luik-Bastenaken-Luik de sprint verloor van Eddy Merckx, had heel televisiekijkend België dit gezien. Frans daarentegen, toen al een lepe zakenman, dacht dat hij gewonnen had en contesteerde de uitslag. Minutenlang stond hij zijn gelijk te verkondigen op het interviewpodium voor de micro van Fred De Bruyne en met alle camera’s op hem gericht. Sponsor Watney wreef ongetwijfeld in de handen. Met de daaraan verbonden bonus kon Frans later de eerste steen leggen van zijn succesvolle zaak.

    En wie herinnert er zich niet Luik-Bastenaken-Luik van 1999. Dagen op voorhand had Frank Vandenbroucke al aangekondigd waar hij zou aanvallen en hoe hij zou winnen. De tweestrijd tussen VDB en bartoli op de helling van La Redoute staat in het Belgische Wielergeheugen gegrift. Bartoli zette de aanval in maar werd gecounterd door VDB. Toen die langszij kwam keek hij Bartoli eens diep in de ogen en zorgde er daarmee voor dat Bartoli psychisch ten onder ging en L-B-L verloor.

    Op de plaats waar hij het voorspeld had, op Saint Nicolas, plaatste VDB zijn ultieme demaarage en reed zo weg van Michael Boogerd en won overtuigend zijn eerste en tevens laatste, maar wie besefte dat toen al,  grote klassieker.

    Zo ging het er aan toe en zou het er aan toe moeten gaan. Niels, geef toch eens toe dat als Stybar weer eens in het begin van de wedstrijd weg demarreert je in je binnenste zit te denken van “Verdoeme, de smeerlap, hij is er weer vandoor. Ik val nog liever dood dan dat ik hem laat gaan. Verdomse Tsjech ik ga u bij uw ….. hebben”.

    Zdenek, geef ook eens toe dat je op de Koppenberg zat te denken van (vrij vertaald uit het Tsjechisch): “Miljaar Nys. Ge hebt mij hier bij mijn …….. Hoe ga ik hier recht blijven. Stomme supporters ga uit mijn weg! En volgende week Nys, dan rij ik u in de vernieling”.

    Een beetje spanning moet er wel zijn in een wedstrijd. Koers volgen is emotie en die emotie moet gevoed worden. De renners worden er beter van, de organisatoren en het publiek ook.

    Ronse 1963. Meer moet ik niet zeggen. Elke wielerliefhebber weet direct waar ik het over heb. En als er dan toch een voetballiefhebber dit blad in hadden heeft gekregen, Benoni Beheyt klopte Rik Van Looy in een tumultueuze sprint aan het eind van het Wereldkampioenschap. België stond op zijn kop en raakte verdeeld in twee kampen aan de ene kant de Beheyt mannen en aan de andere kant de Van Looy mannen.

    Wie is er beter geworden van dit alles? De sponsors, want die kwamen bijna dagelijks in beeld, Van Looy en Beheyt ook want die werden er zeker niet armer van. Benoni kon direct voor drie jaar contracten tekenen in de Franse criteriums. Ook de organisatoren van criteriums waren niet rouwig om de tweestrijd, want de massa die kwam kijken naar de twee kemphanen was niet te tellen. En in het algemeen profiteerde de wielersport er van. We zijn 47 jaar verder en echte wielerkenners kunnen nog uren discussiëren over deze eindsprint.

    Ik denk niet dat men over 47 jaar lyrisch zal doen over de Tour van 2010. En dat brengt mij weer naar mijn uitgangspunt. Andy, Fränck, Alberto, alstublieft, breng eens wat spanning in de Tour. Gun elkaar het licht in de ogen niet. Probeer elkaar te lossen, ga er eens echt voor, verzorg de show en laat de echte beste winnen.

    Deze oproep kan uitgebreid worden naar alle renners. B.v. naar Stijn Devolder toe.  Stijn, nu je voor een andere ploeg zal rijden, doe eens een gedurfde uitspraak naar Tom toe in de aanloop van de Ronde en Paris-Roubaix. Je bent namelijk de meest geschikte renner om als moderne versie van Ritten Van Lerberghe door te gaan. Doe dan ook eens als Ritten en voorspel ook eens :” ’kZal gulder allemoal doodrieën”. “Yes you can” zou Obama zeggen. Philippe Gilbert, meng je ook in de discussie. Laat ons smullen van jullie prognoses, jullie gedurfde uitspraken.

    Denk aan Frans Verbeeck. Hij durfde ook gewaagde uitspraken doen en hij legde zich nooit neer bij het meesterschap van de andere kampioenen. Negen van de tien keer reed hij figuurlijk met zijn kop tegen de muur. Maar dat heeft Frans gehard en het zal mee geholpen hebben aan het feit dat hij nu een succesvol zakenman geworden is. Is Frans door zijn uitspraken minder sympathiek bevonden? Neen, ik denk dat Frans nog steeds een populair figuur is. En indien ik hem zou ontmoeten, dan zou ik  hem van harte danken voor de vele mooie wielermomenten die ik mede dank zij hem heb mogen beleven.

    En als jullie elkaar dan toch zo sympathiek vinden, ga dan na het seizoen samen iets eten of drinken in een of ander restaurant in Monaco, al of niet in aanwezigheid van tevreden sponsors. Wij, gewone supporters zullen het niet weten want zo vaak gaan wij niet uit eten in Monaco.

    G.L.

    08-01-2011, 14:54 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (7 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Open brief aan …….. de Truienbedenkers

    Wie wielrennen zegt, zegt wielertruien. Het ene is onlosmakelijk verbonden met het andere al is het maar omwille van de symbolische waarde van een trui waarmee een leider of een kampioen direct herkenbaar wordt.

    Er wordt gevochten voor leiders- of kampioenentruien. En sommigen willen, eenmaal de leiderstrui in bezit, die dan weer niet verdedigen. Voor anderen weegt een kampioenentrui dan weer te zwaar ondanks het feit dat deze van ultralicht materiaal gemaakt is.

    De huidige truien zijn natuurlijk in niks meer te vergelijken met de allereerste exemplaren. Wollen truien in een veel te grote maat met kleurenschakeringen die gebaseerd waren op die van de jockeys in de paardensport. Oud-renners hebben mij verteld dat zij in regenweer achteraan een knoop in hun truien dienden te leggen opdat deze niet in hun wiel zou draaien. De wollen truien namen zoveel water op dat ze tot halfweg hun benen kwamen te hangen. Op dat vlak zijn de huidige truien natuurlijk veel beter.

    Wat echter door de jaren heen wel minder geworden is, is de design van de truien. Sommige hedendaagse truien zijn een kakofonie van sponsors. De ene sponsornaam naast de andere in een onoverzichtelijk patroon. Ik vraag mij soms af wat uiteindelijk nog het rendement voor zo een sponsor is. Ik begrijp het natuurlijk wel. Een wielerploeg sponsoren is een dure zaak en elke sponsor is welkom. Maar een neutrale toeschouwer moet toch toegeven dat de truien van vroeger veel mooier waren dan vele hedendaagse truien.

    Ik ga er hier enkele opsommen die mijn persoonlijke voorkeur wegdragen. Let wel, beste lezer, over kleuren en smaken valt er niet te twisten. Ik respecteer dan ook uw eigen voorkeurslijstje. Gezien mijn gezegende leeftijd zijn het natuurlijke allemaal truien uit de periode 1950-1980. Maar ik kom verderop terug op de hedendaagse truien want ook daar zitten er mooie exemplaren tussen.

    Een van de mooiste truien voor mij is de zwart-witte Peugeot-trui die een eerste keer in het peloton kwam in 1963. Gewoon schitterend in zijn eenvoud. Eenvoudigweg een witte trui met zwarte opschriften en een dambordboord. Ik heb ooit een tiental fietswinkels in Vlaanderen die Peugeot-fietsen verkochten bezocht in de hoop zo een trui op de kop te kunnen tikken. Helaas, mijn zoektocht is vruchteloos geweest. Daarnaast kan ik de Faema-trui uit de Merckx-periode ook wel pruimen. Opnieuw schitterend door zijn eenvoud en natuurlijk verbonden met de Grootmeester.

    Als derde zou ik een oude Groene-Leeuw-trui willen vernoemen. Niet de geelgroene uit de beginjaren maar de donkergroene uit de Sinalco-periode. Van ver zichtbaar met duidelijk leesbare sponsornamen. Op de vierde plaats zou ik de mooi violette Mercier-trui zetten van Raymond Poulidor. Hoewel de combinatie violet-geel normaal gezien een oerlelijke combinatie is viel dat op een rennersfiets al bij al wel mee. En tenslotte op de vijfde plaats weer de eenvoud zelf, nl. de op de truien van de voetbalploeg Juventus gebaseerde zwart-wit gestreepte Carpano-trui.

    Wil dit zeggen dat er in het moderne wielrennen geen mooie truien zijn? Neen absoluut niet. Maar persoonlijk gaat mijn voorkeur dan weer uit naar die truien met een eenvoudig design. Laat ik het hier gewoon houden bij het seizoen 2010 voor een top 5. Op de eerste plaats komt de trui van Quickstep. Het heet niet voor niks een retro-look. Het verwondert mij dat het zo lang geduurd heeft voor Patrick Lefevre die stap gezet heeft. De trui is duidelijk herkenbaar, eenvoudig van design en heeft een mooie kleurencombinatie. Ook Astana heeft een mooie en opvallende trui. Niet moeilijk aangezien er maar één echte sponsor is. Jammer dat de trui van de nationale kampioen van Kazachstan zo moeilijk te onderscheiden is van de gewone Astana-trui. De Sky-trui is ook prachtig. Zelfs de variant met groene band die gebruikt werd in de Ronde van Groot-Brittannië. Maar toch is er iets dat niet klopt eenmaal de renner op de fiets zit. Is het de combinatie met de zwarte fietsen? Ik weet het niet, maar de trui komt in actie iets minder mooi over. De Euskatel-trui heeft ook wel iets. Er is natuurlijk wel verwarring mogelijk met die van Rabobank, maar toch. Niet dat oranje nu mijn lievelingskleur is maar opnieuw, de eenvoud siert de trui. En tenslotte zou ik dan nog de BMC-trui willen vernoemen. Maar ook hier is er verwarring mogelijk met de renners van Radioshack.

    Zijn de rest allemaal lelijke truien? Neen natuurlijk niet. Maar ik denk wel met afgrijzen terug aan de periode begin de jaren tachtig toen er veel fluokleurige truien in het peloton rondreden. Dit was echt lelijk, te vergelijken met de gekleurde voetbalschoenen tegenwoordig. De voetballers van vroeger, indien ze zich al niet omdraaien in hun graf, moeten zich toch enorm ergeren bij het zien van gele, gouden, rode, blauwe en ja zelfs roze voetbalschoenen. Het is een regelrechte aanval op de goede smaak.

    Naast de gewone truien heb je ook de leiderstruien. Op zich kan ik er niet direct een opnoemen die als de mooiste naar voor komt. Wat wel eigenaardig is, is dat voor een leiderstrui, in mijn ogen, wel roze kan toegelaten worden en zelfs wit met rode bolletjes. Om de een of andere reden aanzie ik dit niet als belachelijk.

    Een keer per jaar krijgen we de nationale truien te zien tijdens het wereldkampioenschap. Ook daar zitten mooie exemplaren bij. Denk maar aan die van Noorwegen. Mooi tentoon gespreid in het overwinningsgebaar van Thor Hushovd op het laatste WK. Het mooie blauwe kruis op de rode achtergrond met daarop trots NORGE. Gewoon een foto om in te kaderen. Ik zag zelfs dat de retro-look die door België een paar jaar opnieuw werd ingevoerd door meerdere landen gevolgd werd. Die Belgische trui is op zich al wondermooi en de Fransen gaan ook weer terug naar het oorspronkelijk model. Zelfs Nederland brengt de blauw-wit-rode band terug op de trui. In combinatie met het oranje is het zelfs mooier dan vroeger met de witte achtergrond. Jammer dat de Zwitsers, de Luxemburgers en de Italianen nog steeds aan het experimenteren zijn. Over de ex-Oostbloklanden ga ik zwijgen. De meeste van hun truien lijken nergens op.

    En dan heb je de kampioenentruien. Die blijven toch altijd mooi. Natuurlijk is, zoals Tom Boonen en Sven Nys zeggen, de Belgische tricolore de mooiste nationale kampioenentrui uit het peloton. De gelijkenis tussen de Franse, Nederlandse en Luxemburgse kampioen heb ik ook altijd mooi gevonden. Het is aan de kenners om de verschillen direct te kunnen zien. Wat er echter gebeurt met de Spaanse kampioenentrui is schandalig. De trui wordt gemassacreerd door de sponsor en wordt op die manier onopvallend. En dan gaat men de fiets zo gaan beschilderen opdat men toch nog zou zien dat het om de Spaanse kampioen gaat. Foei, Spanje. Wie eveneens op de vingers dient getikt te worden is Andrei Tschmil. Katusha eert zijn kampioenen niet. Heeft u de truien gezien van Sergey Ivanov en Pipo Pozzato? LELIJK!!!! Dat doe je niet met een kampioenentrui. Vandaar dat ik blij was dat Katusha geen wereldkampioen leverde. Hoe zou die trui behandeld zijn? Andrei, heb respect voor tradities en dus voor kampioenentruien.

    En dat brengt mij bij de laatste en misschien wel mooiste trui van allemaal, nl. die van de Wereldkampioen. Maagdelijk wit met de blauw-rood-zwart-geel-groene banden. Schitterend!!! Maar we moeten waakzaam blijven. Ten tijde van Moreno Argentin was er al een aanval op de design. Het deed mijn geloof in de Italiaanse design- en modewereld wankelen. Van de WK-trui blijft men af. Het is al voldoende dat er zoveel sponsornamen op komen.

    En dan is er nog een mysterieuze blauwe SOLO-Superia-trui van Rik Van Looy (er zijn op zijn minst twee varianten). Eén variant werd gedragen tijdens het criterium van Londerzeel in 1964. Niemand, ook Rik Van Looy of zijn adjunct Edgar Sorgeloos, weet waarom deze trui gedragen werd. Was het opdat Rik goed herkenbaar door het peloton zou fietsen? Was er een andere reden? Het blijft een eeuwig mysterie. Misschien dat een van de lezers een verklaring heeft?

    Tot slot van deze open brief wil ik eindigen met een oproep naar de truienbedenkers:

    “Dames en heren Truienbedenkers, eenvoud siert de mens, maar ook de wielertruien!”

     

                                                                                                                                                                                G.L.

     

    08-01-2011, 00:00 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (69 Stemmen)
    Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 02/04-08/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/12-11/12 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs